Denken zonder gedachten

0

Wim van de Laar

Uit: Yoga Vizier, www.yoganederland.nl

Yoga chitta vritti nirodha.
‘Yoga is het stillen van de wervelingen van het denken.’

Deze voor menig yogi vertrouwde definitie van yoga vormt de tweede van de 195 aforismen van de Yoga Sutra van Patañjali.
Het is een verstrekkende omschrijving. Alleen als de beweeglijkheid van het denken beëindigd is, zo stelt Patañjali, kun je in contact komen met de werkelijkheid en de vrijheid genieten die je oorspronkelijke natuur is. Zolang je er eigen gedachten op na houdt, blijft dat grootse einddoel van yoga bij je weg.

Yoga Sutra 2.1 en 2.2, Yoga Chitta Vritti Nirodha – Patañjali[1]

Het is heel moeilijk je een voorstelling te maken van het denkvermogen zónder die wervelende, doorgaande stroom van gedachten. Als het denken daarvan geleegd is en er zogezegd niets in gebeurt. Je kunt het vergelijken met een lege ruimte, door niets ingevuld. Dus zelfs niet met een lege kamer, want die wordt nog bepaald door muren, de vloer en het plafond. Bovendien staat die ruimte via deuren en ramen in relatie tot andere ruimten.

Ook je gedachtewereld is zo’n constellatie als die kamer. Ze staat niet op zichzelf, maar stoelt op wat er in is ‘aangebracht’, hoe je opgegroeid bent of wat je zoal overkomen is. Maar het denkvermogen op zich – van alle belevenissen en gedachten ontdaan – is als de lucht die je op een heldere dag boven je ziet. En dan met de kleur blauw ‘weggedacht’. Want die kleur wekt, heel wonderlijk, de illusie dat de hemel toch nog een inhoud heeft, of dat het een soort blauw scherm is. Hoe bevat je iets wat zonder inhoud, vorm of kleur is?

Zoals een ruimte hanteerbaar wordt door wat zich daarin bevindt, wordt het denken grijpbaar door de gedachten en voorstellingen die daarin verschijnen. Je kent het denken via zijn werkzaamheid. Alleen al de poging je een voorstelling te maken van een denken zonder inhoud vraagt om zijn functioneren. De afwezigheid van denkinhoud, of dat niets (‘niet iets’), kun je niet bedenken. Je kunt het alleen ervaren. Gedurende de diepe slaap (nidra) gebeurt dat, als de ik-persoon – na het geroezemoes van dromen – is weggevallen. En in bepaalde toestanden van meditatie, als het denken niets meer ‘doet’.

Sommigen mensen zeggen dat die voortdurende gedachtestroom niet zo’n probleem is. Bij bepaalde methoden van meditatie mag die gewoon zijn gang gaan. Het is wel zaak de gedachten op afstand te houden en hun aantrekkingskracht te weerstaan. Je ziet ze gaan als voorbijdrijvende herfstblaadjes op een kalme rivier. Je hecht er niet aan, want je weet ‘ik bén dat niet’. Lang niet alle leraren denken daar zo over. Want waar komen die gedachten vandaan, als je er niet al in verwikkeld bent geraakt? Waar gedachten zijn, daar is steevast ook de ik-persoon. Die bedient zich daar juist van om te kunnen voortbestaan.

Patañjali[2]

Het is het voedsel waarmee hij zichzelf in de lucht houdt. Dus als je gedachten toelaat, dan hou je dat spel van identificatie gaande.

Patañjali huldigt die laatste opvatting: de gedachtestroom dient beteugeld te worden, gestopt, stilgelegd. Alleen als het denkvermogen leeg is, bevrijd van inhoud, ziet het de dingen zoals ze zijn en beweegt het naar vrijheid. Waar het al moeilijk is je een dergelijke toestand zonder gedachten voor te stellen, is het nog moeilijker die te verwezenlijken. Het is niet voor niets dat veel beoefenaars van yoga zich toeleggen op allerlei andere aspecten van yoga, zoals de beheersing van het lichaam of de adem, supergezonde voeding of de weldaad van ontspanning. Toch beschouwt Patañjali de stilling (nirodha) van het denken en de daaruit voortvloeiende toestand van meditatieve absorptie (samadhi) als de kern van yoga.

Je kunt het denken stillen door het bij één ding te houden, steeds opnieuw. Als je je daar een poos toegewijd in oefent, zo belooft Patañjali, raak je in een heldere toestand waarin de gedachtestroom helemaal is teruggedrongen. Je komt dan oog in oog met het object. Dat object kan van alles zijn, een kaarsvlam, je lichaam, een sensatie, het pure gevoel van aanwezigheid (het feit dat ‘je’ er bent, asmita).
Aanvankelijk is die toestand onzuiver. Een koe in de wei is niet zomaar een koe. Je kent haar namelijk op grond van herinnering, omdat je haar de naam ‘koe’ geeft en omdat je je er een voorstelling bij maakt. Die dingen hinderen de directe waarneming als zodanig. In de zuivere toestand valt dat allemaal weg. Het denken heet dan ‘leeg van zichzelf’. Dan licht het object puur vanuit zichzelf op. Je ziet die ene, unieke koe, daar op dát moment, in díe wei onder díe hemel, los van alle eerdere koeien, weilanden en luchten die je ooit gezien hebt.

Bergkristal[3]

Patañjali vergelijkt het denken in die toestand met een helder kristal. Die neemt de kleur aan van iets in zijn nabijheid, een rode roos bijvoorbeeld. In die transparantie straalt de oorspronkelijk kwaliteit van het denkvermogen: het neemt waar, maar blijft wezenlijk onveranderd. Patañjali noemt die toestand ‘waarheid dragend’. Je ziet de dingen zoals ze werkelijk zijn.

In de hoogste toestand van samadhi is ook het object weggevallen. Het denken is dan werkelijk inhoudsloos. Tegelijkertijd kan het alles bevatten. Je bent helemaal doorgedrongen in de objectieve werkelijkheid, in de aard der dingen, ook in die van het denkvermogen zelf. Je kent het bestaan in al zijn facetten.

Maar daarmee ken je nog niet alles. Het grote mysterie ontvouwt zich in de weidsheid die nu ontstaan is, in de samadhi die de ‘Wolk van Totale Opheldering’ (dharma megha) wordt genoemd. Nu het denken roerloos, leeg en open is, wordt ze als een vlekkeloze spiegel van stof ontdaan. De ‘ik’ waar je steeds van uitgaat en die je almaar bent, blijkt niet te huizen in het denkvermogen (en al helemaal niet als een creatie daarvan).
Dan zie je het, weerkaatst in hem: het ware Zelf, dat louter Bewustzijn is. Het denken beseft de grotere werkelijkheid van dat Zelf, waarin het zelf geborgen is, een werkelijkheid die men onveranderlijk, eeuwig, ongeboren en alomvattend noemt, en die vanwege haar ‘niet-iets-zijn’ steeds ongrijpbaar blijft.

Noten

[1] Bron: Yoga Sutra 2.1 en 2.2, Yoga Chitta Vritti Nirodha (18e eeuw, Sanskriet, Devanagari script) – Patañjali, foto Ms Sarah Welch, Universiteit van Pennsylvania
[2] Bron: A statue of Patañjali, the author of the core text Yoga Sutras of Patanjali, meditating in Padmasana — foto Alokprasad 
[3] Bron: Bergkristal uit Tibet — foto JJ Harrison

Avatar foto

geeft les in yoga en meditatie. Niet alleen de ervaring van openheid en levendigheid die uit de beoefening van yoga verkregen wordt, maar ook de immense rijkdom van de yoga-filosofie — met bovenal het gegeven van vrijheid als het wezen van de eigen natuurlijke staat — is voor hem een dagelijkse bron van inspiratie. Daarin zijn hem de klassieke bronteksten (en de vertaling daarvan) zeer dierbaar: De Upanishads zijn door hem vertaald en toegelicht en hij werkt aan een nieuwe vertaling en toelichting van de Yoga Sutra’s van Patañjali.