Het een of het ander

0

VyāsaWim van de Laar

Uit: Yoga Vizier, www.yoganederland.nl

Ik vraag me weleens af wat een buitenaards wezen van ons bestaan zou vinden, mocht het hier neerdalen. Hoe het zou kijken naar hoe wij het hier doen? Verwonderd, verbijsterd? We dichten aliens doorgaans nieuwsgierigheid en mededogen toe, maar misschien barst deze in tranen uit of maakt hij van schrik gelijk rechtsomkeert. Oops, wrong planet!

Als deze vreemdeling iets langer zou blijven, gunt hij zichzelf misschien een blik op wat zich, behalve op onze planeet, in onze hoofden afspeelt. En ziet hij paralellen. Wie weet tovert onze hoofdelijke malligheid bij hem een glimlach tevoorschijn, terwijl daar ― als ik spreek voor mezelf ― toch voortdurend belangrijke zaken voorbijtrekken. Want al raak ik er vaak geen wijs uit, mijn gedachten doen ertoe. Denk ik.

Die gedachtestroom van mij lijkt een sluitend systeem te zijn. Niet per se altijd herkenbaar als logisch, maar wel als iets dat in zichzelf lijkt te kloppen. Iedere gewaarwording, prikkel of notie valt in een complex netwerk van allerlei eerdere, al bestaande ervaringen en vindt daar zijn plek, in het geheel dat ‘ik’ ben.
Oké, het zij gezegd, ook iemand die volgens de norm geldt als ‘waanzinnig’ neemt zijn eigen gedachten, hoe pijnlijk en verwarrend ook, voor waar of als ‘rechtsgeldig’. Net als ik. Onze spinsels hebben zo hun aantrekkingskracht.

Yoga Sūtra ― Patañjali, manuscript[1]

vyaVyāsa

De gedachtestroom, zo vertelt de Yoga Sūtra van Patañjali ons, wordt tevoorschijn gebracht vanuit vijf wervelingen: juiste kennis, onjuiste kennis, verbeelding, diepe slaap en herinnering. Juiste kennis heeft overigens alleen betrekking op de fenomenale wereld, de dingen in en om je heen dus, niet op de uiteindelijke werkelijkheid die daaraan voorbij ligt. In zijn commentaar op de Yoga Sūtra verbindt Vyāsa onjuiste kennis aan de vijf kwellingen (of ‘verduisteringen’): onwetendheid, ik-gevoel, begeerte, afkeer en zelfbehoud.
Op de keeper beschouwd zijn alle wervelingen doordrenkt met de kwellingen. Zo is de gedachtestroom de mix en uitdrukking van al die wervelingen en kwellingen. Die dan ook nog getekend wordt door de condities waarin de denker verkeert. Hij is afwisselend loom, geagiteerd, opgewekt, afgeleid, geconcentreerd, …

Zo creëren we ― samen met bijna acht miljard lotgenoten ― een zelf, individueel en collectief, en een daarin verschijnende wereld.

Aan de basis van de gedachtestroom ligt onwetendheid. Een cursus in wonderen zegt daarom dat wat ik denk ― even bot gesteld ― totale onzin is, begoocheling, illusie. Als het gaat over de ‘op zichzelf betrokken’ denkgeest, waar die getroebleerde gedachtestroom zich alsmaar herhalend ‘afspeelt’, lees ik hierin dingen als

‘ik zie alleen het verleden’, ‘ik zie niets zoals het nu is’, ‘mijn gedachten betekenen niets’, ‘het zijn beelden die ik heb gemaakt’, ‘de wereld die ik zie is zonder betekenis’… [2]

Nisargadatta Maharaj, een van de grote leraren van advaita vedānta uit de 20e eeuw, zegt iets soortgelijks.

‘Jouw wereld is een product van je geest, in stukjes verdeeld, tijdelijk en persoonlijk, en ze hangt aan de zijden draad van het geheugen. (…) Ik leef in een wereld van realiteit, terwijl de jouwe aan elkaar hangt van voorstellingen.’[3]

De werkelijkheid speelt geen verstoppertje, het is niet dat ze er niet steeds is. Je bent er alleen onwetend van. In zijn commentaar op de Yoga Sūtra stelt Vyāsa dat onwetendheid ― het niet-kennen van de werkelijkheid ― dient te worden begrepen als een echt bestaand iets. Begrijp je onwetendheid niet, dan kom je er niet van af. En dan ontbeer je echte vrijheid, geluk, vervulling en waarachtigheid, vrij van hun tegendelen.

Om te begrijpen wat het verschil is tussen kennis en onwetendheid, gebruikt Vyāsa het woord jungle, in het Sanskriet agoshpada. Dat kun je naast ‘jungle’ letterlijk vertalen als ‘een woud zonder koeiensporen’ of ‘daar waar geen pootafdruk van een koe is’ (agoshpada). ‘Jungle’ (kennis) is dus iets waarin iets anders afwezig is, namelijk het verblijf van een koe (onwetendheid). Nu is een jungle natuurlijk iets anders dan de koe die eraan ontbreekt. Hij bestaat uit lianen, oeroude bomen, dicht struikgewas en wat al niet meer. Op vergelijkbare wijze is kennis de afwezigheid van onwetendheid, maar ook meer dan dat. Vyāsa sluit af met:

‘Onwetendheid is een andersoortige kennis, die het tegenovergestelde is van juiste kennis.’

Eenzelfde soort redenering past hij toe in het eerste deel van de Yoga Sūtra, bij de toelichting van de werveling ‘verbeelding’. Verbeelding kan fungeren als een brug bij het kennen van de werkelijkheid van het Zelf. Zolang die niet je belevenis is, kun je er door middel van verbeelding een voorstelling van maken en er ‘dichterbij komen’. Dat doe je middels een ontkenning, door te zeggen wat het niet is.
Vyāsa:

‘Wanneer men zegt: “Het Zelf heeft als kenmerk dat het niet tot wording komt” [en dus ongeschapen of ongeboren is], benoemt men de afwezigheid van een eigenschap: de “wording” van het Zelf. Daarmee duidt men een bepaald kenmerk van het Zelf aan, dat wél aanwezig is ― zoals onvergankelijkheid of objectloosheid. Dit kenmerk wordt als zodanig verbeeld of geïmpliceerd. Zo is de praktische toepassing hiervan.’

In zijn commentaar op de opmerking van Vyāsa voegt Vāchaspati Mishra het volgende toe:

‘Het Zelf kan niet worden begrepen enkel via de weg van ontkenning, zoals dat bij gewone dingen het geval is. Als je zegt “het boek is niet blauw”, neem je meteen aan dat het boek niet géén, maar een andere kleur heeft. Dit gaat niet op voor het Zelf.’

Een begaafd voetballer zei eens:

‘Je begrijpt het pas als je het ziet.’

Vyāsa geeft nog een tweede illustratie over onwetendheid en kennis met het woord amitra. Dat betekent zowel ‘vijand’ als ‘afwezigheid van een vriend’ (amitra). Ze lijken eenzelfde lading te dekken, maar toch zijn ze duidelijk niet hetzelfde. Een vijand is geen afwezige vriend, een vriend niet een afwezige vijand. Als je in de jungle bent, ben je niet in een wei met koeien. Of andersom. Waar licht is, is geen duisternis. Je droomt óf je bent ontwaakt. Je weet van niets óf je kent de werkelijkheid. Het is het een of het ander.

Noten

[1] Bron: Yoga Sūtra ― Patañjali, manuscript uit de collectie van de National Library India, Rare Books Divisie, nummer TH 217
[2] Foundation for Inner Peace (1999) Een cursus in wonderen. Utrecht: Uitgeverij AnkhHermes.
[3] Shri Nisargadatta Maharaj (2000). Ik Ben ― Zijn. Integrale vertaling van ‘I am that’. Haarlem: Altamira-Becht

Avatar foto

geeft les in yoga en meditatie. Niet alleen de ervaring van openheid en levendigheid die uit de beoefening van yoga verkregen wordt, maar ook de immense rijkdom van de yoga-filosofie — met bovenal het gegeven van vrijheid als het wezen van de eigen natuurlijke staat — is voor hem een dagelijkse bron van inspiratie. Daarin zijn hem de klassieke bronteksten (en de vertaling daarvan) zeer dierbaar: De Upanishads zijn door hem vertaald en toegelicht en hij werkt aan een nieuwe vertaling en toelichting van de Yoga Sutra’s van Patañjali.