Levenskunst & Levensgeluk 8

0

Levenskunst in een post-humanistisch tijdperk

Heidi Muijen

Een onderzoek naar “Het spirituele is politiek — het politieke is spiritueel!”, Civis Mundi digitaal, in 2015-29 — bewerkte versie op het Wijsheidsweb 2019-01

Met dank aan Joke Koppius voor haar waardevolle inbreng bij de totstandkoming van deze reeks!

deel 1deel 2deel 3deel 4deel 5deel 6deel 7deel 8deel 9deel 10deel 11deel 12deel 13deel 14deel 15samenvatting

Inleiding

In Civis Mundi Digitaal participeer ik met een artikelenreeks aan het thema Filosofie van de Levenskunst. Deze reeks wordt op het Wijsheidsweb — in delen bewerkt en herzien — opnieuw gepubliceerd.

Afbeelding 1: Het Rad van interculturele levenskunst — de basis van de drie Quests van de QFWF

Met deze reeks wil ik bijdragen aan de ontwikkeling van een laatmoderne levenskunst die antwoord geeft op noden van deze tijd. Er is met name inflatie van morele noties en andere waarden ― hoe het betekenisvolle te bewaren in de privésfeer, in professionele praktijken en publieke domeinen?
Dit is filosofisch onder andere gediagnosticeerd als ‘malaise van de moderniteit’ (Taylor, 2009). In het huidige tijdsgewricht worden waarden in het maatschappelijk leven onder invloed van de betekeniseconomie identiek aan marktwaarden en ‘ieders eigen smaak en keuze’. Daarmee ontstaat er betekenisverlies in (de duiding van) individuele en collectieve ervaringen.

De artikelen vormen stappen op een verkenningstocht, gericht op het ontwikkelen van een ethisch-politiek bewustzijn teneinde aan het gebrekkige begrip ‘postmoderniteit’ een positieve invulling te geven.
Aan de hand van mythen, filosofen en actuele vraagstukken verken ik meanderend het verschralen van ‘geluk’, ‘authenticiteit’, ‘spiritualiteit’ en andere thema’s van (populaire) levenskunst.

Doel is die begrippen te verrijken door ze in samenhang te bezien als aspecten van levensgeluk vanuit wijsheidstradities en filosofische levenskunst.

De artikelenreeks mondt uit in de noodzaak de rijkdom van de multiculturele samenleving te benadrukken. Steeds sterker krijgt de reeks een relationele focus en de laatste zes artikelen zijn een pleidooi een interculturele invulling te geven aan een filosofische levenskunst.
Als voorstel hoe deze langs verschillende wijsheidswegen te ontwikkelen is er een ‘Rad van interculturele levenskunst’ geschetst, geïnspireerd op de symboliek van de vijf elementen. Dit ‘Rad’ dient als vrucht van en richtingaanwijzer voor verdere ontwikkeling van interculturele levenskunst door middel van levende ontmoetingen en ‘storytelling’, spel en dialoog.

Het achtste deel cirkelt rond het vraagstuk hoe humane waarden (zoals empathie, zorg) te behouden in een posthumanistisch tijdperk. Zijn maatschappelijke vraagstukken beter op te lossen door slimme apparaten, zoals robots in de zorg, dan door menselijk inzicht en handelen? Die complexe problematiek herneem ik als vraag of menselijke handen, harten en hoofden, die werken vanuit principiële onbeslisbaarheid (en dus openheid), onmisbaar zijn wanneer we de toekomst vanuit humane waarden vorm willen geven.

In zijn imposante studie stelt Harari dat de mens het heeft afgelegd tegen ‘intelligent design’ omdat intelligentie losgekoppeld is van bewustzijn:

“Zodra we het homocentrische wereldbeeld inwisselen voor een datacentrisch wereldbeeld lijken de menselijke gezondheid en ons geluk misschien wel veel minder belangrijk. Waarom zoveel moeite doen voor verouderde dataverwerkende machines als er al veel betere modellen in omloop zijn? (…) Het dataïsme dreigt dus met Homo sapiens te doen wat Homo sapiens heeft gedaan met alle andere dieren. … zodra wij mensen minder belangrijk worden voor het netwerk zullen we merken dat we helemaal niet de kroon der schepping zijn. De meetlat die wij al zo lang koesteren zal ons veroordelen tot hetzelfde lot als dat van de mammoeten en de Chinese rivierdolfijn. Achteraf bekeken zal de mensheid hoogstens een rimpeling in de kosmische dataflow geweest zijn.” (Harari, 2018b, pp. 398-407).

Afbeelding 2: schaakcomputer Deep Blue verslaat wereldkampioen[1]

De mens als ‘animal rationale’ bleek overtuigend de mindere van A.I. (‘artificial intelligence’) sinds Garri Kasparov in 1997 door de vernieuwde schaakcomputer ‘Deep Blue’ was verslagen.

Machines mogen dan slimmer zijn op deelgebieden, zoals schaak, rekenen, gezichtsherkenning e.d., impliceert dit gegeven dat de aan bewustzijn gekoppelde intelligentie een overbodige, vertragende vorm is? Zou het kunnen zijn dat de mens als hybride wezen tussen andere dieren en dataverwerkende machines, juist het verschil kan maken? Of is dat een restant humanistisch sentiment waarvan we definitief afscheid hebben te nemen?

Deze vragen onderzoek ik in deze en de volgende bijdrage, uitgaande van het maken van (morele) afwegingen als bewuste intelligentievorm. Neem het (cliché) voorbeeld van een dreigend ongeval en het ethische dilemma tussen het doden van een voetganger en een frontale botsing met een tegenligger waarin meerdere personen zitten. Waar bij zelfrijdende auto’s de morele dilemma’s ingeprogrammeerd dienen te worden ― op basis van een geprefereerd ethisch standpunt zoals het utilitarisme, wat zonder twijfel tot het overrijden van de voetganger leidt ― daar ligt het bij levende bestuurders complexer. Mensen handelen vanuit verschillende perspectieven en morele intuïties, in het licht van contextinformatie en verbeeldingskracht, wat tot onvoorspelbare handelingsopties leidt.

Dit voorbeeld maakt voorstelbaar hoe de menselijke vorm van intelligentie juist van belang zou kunnen zijn. De bestuurder kunnen we zien als metafoor voor (on)bewust handelen en de noodzaak als (moreel) persoon te kunnen schakelen tussen meerdere ethische principes: behalve op utilitaristische wijze kan een situatie deugdethisch, plichtethisch, zorgethisch en vanuit de verantwoordelijkheidsethiek worden beschouwd.

Kunnen complexe keuzes over leven en dood in een ‘posthumanistisch tijdperk’ wel aan ‘intelligent design’ worden overgelaten? Immers is het bij vrijwel alle (bio)technologische innovaties en huidige trends, zoals robotisering, stamceltechnologie, klonen, enz., niet duidelijk welke ethische standpunten relevant zijn en dus ingeprogrammeerd dienen te worden. Dit lijkt mij cruciaal, zeker bij taaie problemen (Vermaak, 2009).

In hoeverre is het toevertrouwen van (menselijk) handelen en (medische) beslissingen aan apparaten zoals patiëntbewaking systemen, sociale robots tegen eenzaamheid, slim speelgoed tot allerhande vernuftige apps in smartphones, verantwoord? Dergelijke toepassingen zullen, zonder dat het precies te voorspellen is hoe, grote impact hebben op de kwaliteit van leven alsook op maatschappelijke verhoudingen. In zekere zin betekent het de dood van de ethiek, gezien dat morele keuzes eigen verantwoordelijkheid en ruimte voor (anders, niet) handelen impliceert.

Afbeelding 3: de robotisering van het leven[2]

Niettemin lijkt het inrichten van hybride vormen van intelligentie een aantrekkelijke optie, bijvoorbeeld voor dialogen tussen mensen uit diverse culturen. Zou een ‘intercultureel systeem’ miscommunicatie en vermoeidheid of het verliezen van hoop en het mislukken van een internationale ‘top’ kunnen helpen voorkomen? Zouden slimme apparaten daadwerkelijk gevoerde dialogen kunnen screenen en een plaats rond de tafel verdienen samen met tolken? Is er een ‘algoritme voor interculturele levenskunst’ te bouwen dat gericht is op het ontmantelen van culturele heilige huisjes en taboes? Zou dit de deelnemers aan een levende dialoog kunnen waarschuwen bij culturele irritaties of blinde vlekken en helpen transculturele taal en symbolen te vinden?

Gezien de averechtse effecten wanneer op zich goed bedoelde systemen op grote schaal worden uitgerold, kunnen we onze hoop niet uitsluitend vestigen op ‘slimme oplossingen’. Als tegengif tegen het schieten in reflexen van het eigen culturele gelijk blijft er wellicht de noodzaak van een levende interculturele levenskunst.

De plaats van de mens in een posthumanistische wereld

Met Harari kunnen we concluderen dat de mens er niet op gebouwd is om 21e-eeuwse dataflows te kunnen verwerken. Daarom lijkt het mij juist van belang tegenover de snelheid en efficiëntie van dataverwerking, patroonherkenning e.d. van intelligente machines, de waarde van een typisch menselijke vorm van intelligentie, hier wijsheid genoemd, nader te onderzoeken. Een onderscheidend criterium van wijsheid is het vermogen (morele) afwegingen te maken over de waarde van data, niet alleen als grondstof voor informatie en economie, maar in het licht van verschillende waarden(systemen) die de kwaliteit van leven bepalen.

Voor Harari’s vraag is het uiterst belangrijk meer inzicht te krijgen in de, niet alleen analyserende maar ook synthetiserende en creatieve vormen van intelligentie. In het licht van diens messcherpe analyses lijkt het mij noodzakelijk te onderzoeken welke aspecten van aan bewustzijn gekoppelde, niet-programmeerbare intelligentie we in een posthumanistische wereld niet willen missen? Blijft het wenselijk ‘humane waarden’, zoals presentie, inclusie en compassie, maatschappelijk in te bedden, belichaamd door en tussen mensen in sociale praktijken, omdat die vorm toch anders is dan wanneer een in uiterlijk gedrag vertaalde expressie van waardevol handelen in apparaten wordt ingebouwd?

Waar Harari overtuigend bewijs levert dat de mens het, als biologisch algoritme, aflegt tegen kunstmatige intelligentie, herneem ik zijn prikkelende vraag vanuit het gezichtspunt van de mens als ‘tussen wezen’, bewust schakelend tussen diverse (technologische en biologische) algoritmen en wezens in.

Afbeelding 4: de mens als ‘tussen wezen’[3]

Zelfs wanneer er steeds slimmere algoritmen worden ingebouwd op meer deelgebieden van het leven, wordt de vraag alleen maar relevanter of en wanneer het nemen van niet-algoritmische beslissingen juist van belang is. Zijn er beslissingen op levensgebieden en vormen van menselijk handelen voorstelbaar waarbij het cruciaal is de verschillende opties bij het nemen van beslissingen niet als een algoritme in software in te programmeren, maar juist open te houden, als polen in een krachtenveld? Aldus zou de menselijke opdracht in een post-humanistische wereld kunnen luiden, waarin humane waarden zoals vieren, troosten, aandacht geven, enz. niet langer vanzelf spreken en de mens niet meer het onbetwiste middelpunt vormt.

Eigen aan humane vormen van intelligentie is het vermogen zich te kunnen verplaatsen, in de ander, in relaties en spanningsvelden, wij en zij, tussen machts- en morele motieven, ethiek en politiek, in verschillende contexten, rekening houdend met anderen in een krachtenveld. Menselijk is het vermogen verschillende waarden (morele, economische, technische, sociale, ecologische, …) met elkaar in verbinding te brengen en tegen elkaar af te wegen. Dit vraagt de kunst meerdere (emotionele, sociale, technologische, …) intelligenties samen te brengen in een medium en ertussen te kunnen schakelen. Niet alleen op basis van geldende criteria op deelgebieden (genezingskans, kosten van verschillende middelen, aantal jaren nog te leven etc.) maar op basis van waarden zoals empathie, zorg, waarheid, rechtvaardigheid e.d. Bovendien vragen menselijke besluiten de geldigheid van gekozen criteria opnieuw te bezien! Dit samenbrengen, afwegen, ijken van waarden en schakelen tussen verschillende soorten van data (emoties, levensverhalen, feitelijke informatie, waardensystemen, …) zou wel eens de typische (menselijke) bewuste vorm van intelligentie kunnen zijn, die wezenlijk anders is dan het algoritmisch analyseren van (big) data op basis van patronen en beslisbomen.

De menselijke vorm van intelligentie kunnen we aldus zien als een samenspel van diverse vormen van intelligentie (moreel, emotioneel, rationeel, pragmatisch, creatief, …) die op verschillende levensgebieden wisselend van belang zijn. Juist die contextualiteit vraagt een intelligent samenspel, een open staan naar verschillende kanten en partijen, soms het open houden van beslissingen. De dynamiek van intelligenties als een (ont)koppelen in een medium van (on)beslisbaarheid, is wellicht wat we ‘bewustzijn’ noemen. Al verwijst deze term ook naar een ‘entiteit’ die vaak als ‘spiritueel’ of ‘metafysisch’ wordt afgeserveerd, is de hypothese van zo’n geest in de fles niet nodig in mijn betoog. De verschillende vormen van intelligentie zijn weliswaar afzonderlijk als algoritme in te programmeren maar als divers, al naar gelang de context singulier, dynamisch en uniek samenspel niet.

In die zin kunnen we ‘wijsheid’ karakteriseren als een relationeel sensitieve, emergerende vorm van samenspel tussen meerdere intelligenties. Als we naar voorbeelden van (sociaal en muzikaal) samenspel kijken als vormen van expressie, komen we een belangrijk aspect op het spoor. Bijvoorbeeld het vermogen al naar gelang de context en wat er op het spel staat wisselende gewichtjes van belang aan zaken toe te kennen. Iemand, op weg naar een sollicitatiegesprek voor diens droombaan, maakt in een seconde het besluit in het water te springen om een verdrinkend kind te redden en daarmee te laat op de sollicitatie te verschijnen. Dat dit een wijs besluit is blijkt achteraf en lijkt mij niet van te voren in te programmeren.

Afbeelding 5: wijsheid blijkt pas achteraf[4]

Zou dit kunnen schakelen tussen belangeloos handelen èn zich voor specifieke belangen en groepen inzetten het typisch menselijke aspect van bewustzijn kunnen zijn? Het zich van eigen belangen bewust zijn en zich tevens afwegend te verhouden tot sociale, economische en ecologische waarden. Een intelligentie die niet alleen binair en analytisch opereert maar opties open houdt vanuit een dynamische levensgrondhouding die noch ‘stuurloos’ noch (te) ‘sturend’ en (op een in te stellen tijd) ‘beslissend’ is?

Deze praktische en ethische vorm van wijsheid boogt op een lange traditie van filosofische levenskunst. Anders dan kennis laat inzicht in een complex krachtenveld je soms direct tot actie overgaan terwijl het soms wijzer is dit uit te stellen en opties open te houden. De kunst het samenspel van (inter)persoonlijke, maatschappelijke en natuurlijke krachten mee te spelen zonder speelbal te worden van eigen-, groeps- en gemeenschapsbelangen kunnen we zien als een ludische (Huizinga, 2008) levenskunst. Vanuit dat perspectief luidt de vraag: Hoe als ‘homo ludens’ vrij te kunnen schakelen in een krachtenspel? Hoe speling te creëren als ‘tussen wezen’ tussen het najagen van winst, gezondheid, geluk e.d., ‘het leven te willen beheersen’ èn ‘het stuur algeheel uit handen geven’, zich aan impulsen of for that matter aan algoritmen over te geven?

Speling als menselijke, vrij schakelende, levensvorm

Het onderzoek naar de typisch humane intelligentie hebben we herkaderd als ludische levensvorm, als het creëren van speling tussen levensgebieden en deelintelligenties. Dat betekent sensitief, bewust (kunnen) zijn van medespelers in een diffuus betekenisveld met diverse lagen en meespelende waarden(systemen). Voor welke zaken is dit onmisbaar? Wellicht voor ecologische, maatschappelijke en andere relationele vraagstukken. Daarbij is het cruciaal oog te hebben voor het meerduidig gericht zijn op ‘het goede leven’: zowel vanuit persoonlijke (aardse, spirituele, …), ecologische èn maatschappelijk-politieke motieven. Het vraagt van mensen zich te engageren als wezen tussen andere wezens, zich bewust te worden van krachtenvelden waarin men zich bevindt, zonder ‘vanzelfsprekend’ een bepaalde (persoonlijke, ecologische of politieke) agenda te willen realiseren.

Als relationeel wezen is het de kunst de verschillende en vaak tegenstrijdige drijfveren in samenhang te zien, als polen waartoe men zich voortdurend heeft te verhouden. Deze levenskunst kunnen we zien als een muzikaal afgestemd zijn, als een meerstemmig en gelaagd samenspelen in relatie tot andere wezens en tot (de verschillende stemmen in) zichzelf. Het leven in kleine en ruimere kringen van betrokkenheid, van sociale groepen tot de globale samenleving, ingebed in een omvattende ecologische en kosmische ordening. De prangende vraag die hierbij aan de orde is luidt vanuit die muzikale metafoor: is er een filosofische levenskunst (menselijke intelligentie) wenselijk die, zoals een dirigent het muzikale samenspel dirigeert, niet algoritmisch in te programmeren is en juist afhankelijk is van het luisteren naar elkaar en het mooie samenspel dat kan ontstaan? Intelligentie als speling, vrij schakelende kwaliteit, als emergentie in en tussen wezens.

Afbeelding 6: wijsheid als samenspel[5]

Het vermogen als een dirigent een vrije luisterende middenpositie te ontwikkelen vooronderstelt een medium, het ‘be-wust-zijn’, tussen diverse waardensystemen. Dit medium zou enerzijds recht kunnen doen aan de diversiteit en werkt anderzijds juist verbindend ten aanzien van de verschillen, zoals een dirigent soms het soleren van een stem of groep instrumenten en dan weer het koor meer op de voorgrond laat treden.

Mensen uiten zich in diverse media en zijn meervoudig (vertellend, muzikaal, beeldend, bewegend, …) betrokken op de wereld. Zoals een dirigent de verschillende instrumenten in relatie tot het orkest als geheel laat klinken, vraagt onze betrokkenheid op de wereld een ‘integriteit’. Dit betrekken van verschillende waarden(systemen) bij een kwestie lijkt op muzikale kwaliteiten van afstemmen en moduleren. Het vereist, zoals het beluisteren van het muziekstuk als geheel, een verbindende ‘taal van de ziel’. Die integrerende en ruimte scheppende kwaliteit lijkt mij de (morele) verbeeldingskracht te zijn (Muijen, 2017). Zou die scheppende kwaliteit intelligentie menselijk maken, als ‘tussenwezen’ die werelden en wezens verbindt, zoals het woord ‘in-dividu’ etymologisch verwijst naar ‘on-gedeeld’ zijn?

De oproep tot levenskunst luidt ‘waarlijk mens te zijn’! Dat vereist, als individu levend in een krachtenveld met vaak tegenstrijdige belangen, te streven naar integriteit. In open systemen met een principiële onvoorspelbaarheid is het nodig ruimte te geven aan (nog) niet vastgestelde waarde(n) ofwel aan een bewuste (niet-algoritmische) intelligentie. Dat is evenwel geen vanzelfsprekendheid. Het vraagt van mensen voorbij de strijd om het gelijk en over de schaduw van groepseigen, culturele codes heen te stappen. Het vereist in het sociaaleconomische krachtenveld met processen van in- en uitsluiting een andere, includerende dynamiek, te ontwikkelen.

Wat er voor de gevraagde vorm van wijsheid en dialogische dynamiek nodig is onderzoek ik in de volgende paragraaf aan de hand van de invalshoeken van ‘het mediale’ (Rizutto, 2014a) en ‘het elementaire’. In de negende bijdrage belicht ik de verbeeldingskracht voor een interculturele levenskunst, het intelligent kunnen schakelen ‘tussen’ systemen en culturele codes in en het creëren van verbindende verhalen, symboliek en rituelen.

Mediale levenskunst als deconstructieve praktijk

Voorwaardelijk voor het stimuleren van includerende sociale praktijken lijkt mij een ‘deconstructieve’ intelligentie. Deze voor tekstanalyse door de Franse filosoof Derrida gemunte term is te verdiepen tot de praktische wijsheid zich te bevrijden van (sociale, persoonlijke, culturele vormen van) vooringenomenheid. Idealen zoals wereldburgerschap en leven in natuurlijke harmonie vragen, deconstructief gezien, een stapje terug te doen, het vanzelfsprekende van een sociale of ecologische utopie te ontmantelen.

Afbeelding 7: Narcissus werd verliefd op zijn spiegelbeeld[6]

Een deconstructieve praktijk betekent ‘het goede leven’ (nog) niet invullen of in te programmeren met preferente opties vanuit een (persoonlijk, sociaal, cultureel) perspectief. Valt ‘het (goede) willen’ zelf te deconstrueren? De impuls zich op de wereld om zich heen te richten lijkt een onvermijdelijk ‘nulpunt’. Is het mogelijk, zonder ‘ja maars’ en ‘moetens’, bij die impuls tot verbinding stil te staan? Is het ‘zelf’ te zien als het nog niet door waardensystemen ingekleurde verlangen dat aan idealen ten grondslag ligt? Een amorf verlangen het leven goed te leven.

Dit stilstaan vraagt de (fenomenologische) oefening alles om zich heen tussen haakjes te zetten. Het vanzelfsprekende in onze betrokkenheid op de wereld als een reflex te kunnen zien die, zoals het knipperen met de ogen, alleen tijdelijk te stoppen is. Als levensinstinct stopt dit oerverlangen alleen met het leven zelf. Filosofische levenskunst houdt in zich bewust te worden van het ‘vanzelfsprekend’ uiting geven aan reflexen, deze indien wenselijk te herzien. Het (zich) bewust worden is te zien als een mediaal proces in een sfeer ‘tussen’ ik en ander (of het andere). Daar, in het ‘ertussen’ of ‘mediale’, wordt het ‘zich betrekken op’ transparant, als een blikseminslag. Het zien van de eigen betrokkenheid is de plotse herkenning van zich zelf in het spiegelbeeld, in gladde of golvende kleuren en vormen van het wateroppervlak.

Volgens de mythe bleef Narcissus in dat beeld gevangen en werd hij verliefd op zichzelf. Levenskunst vraagt de kleine wereld van het ego open te breken op een weg van deconstructie. Waar een algoritme berust op het tellen van vinkjes die mij als consument of als patiënt of als … definiëren, daar betekent het bewuste zien van patronen in het zelf(beeld) het opmerken hoe daarin zelf en ander samenkomen. Wie ben ik zelf en wie of wat is de ander (het andere) in het spiegelende water? Het gaat er in die deconstructieve, fenomenologische praktijk om zich primair bewust te zijn dàt men zich steeds in een tussensfeer of medium bevindt. Op die ervaringsbasis verdwijnen vanzelfsprekendheden in de spiegelende beelden die op het water van bewustzijn golven.

Ook de evidentie van een (authentiek) ‘zelf’ en (vreemde) ‘ander’ vervluchtigt en blijkt een construct van (persoonlijke, sociale, culturele) waardensystemen die we voor lief nemen. Toeschrijvingen aan ik en ander, wij en zij, verschijnen als rimpelingen op het spiegelende wateroppervlak. Pellen we de constructen af van wat er in de ervaring gegeven is, is er alleen samenspel van vormen en kleuren. We leven in tussensferen, zoals een vis in het water. Als we in ons element zijn merken we het vanzelfsprekende van onze aannamen en oordelen over de fenomeen meestal niet op. Het toeschrijven van namen nemen we voor lief, zoals een vis het water.

Het vraagt een beweging tegen natuurlijke reflexen in zich te betrappen op (impliciete) oordelen die in waarnemingen verstopt zitten. Bewustwording ontstaat als het ons vertrouwde referentiekader wordt tegengesproken. Dat gebeurt in een multiculturele samenleving, de verruiming van de blik van de vis. Op het spel staat dan: ziet de vis de confrontatie als aanval of als verrijking dat er meer is dan het vanzelfsprekende zwemmende leven in het water? Dat er nog ander leven is: boven is er vliegend leven van vogels in de lucht en onder de zeebodem is er vulkanisch leven van magma en lava.

De elementaire bestaanswijze: zoals een vis in het water…

Afbeelding 8: als een vis in het water — foto Miny Verberne, game Quest for wisdom

In de metafoor van de natuurelementen zouden we het mediale proces van bewustwording kunnen schetsen als een proces in drie fasen: gelukkig zijn als een vis in het water; zich vervreemd voelen tussen andere wezens en elementen; zich met andere natuurwezens gelukkig voelen in de elementen aarde, water, lucht, vuur en ether. Bewustwording is de kunst zich zowel te onderscheiden als zich ongedeeld en één te ervaren. Dat dubbele in dit proces betekent dat we het ‘zelf’ kunnen zien als ‘verhouding die zich tot zichzelf verhoudt’, zoals Kierkegaard de menselijke bestaanswijze omschreef. Het zich van het bestaan zelf bewust zijn wordt in diens denkspoor een existentiële ervaring genoemd, die zich aandient bij geboorte, dood en andere ‘grenservaringen’ (Jaspers, 1983).

Het mediale is als het water van de vissen zowel eigen aan als verschillend van het vis-zijn. Zo heeft het bewustzijn van de menselijke bestaanswijze zowel een concreet medium nodig, zoals de taal, muziek of beelden, waarin het tot expressie wordt gebracht, terwijl het er tegelijkertijd (als existentiële verhouding) ook los van staat en in diverse media tot uiting kan komen. Giovanni Rizzuto omschrijft dit mysterieuze aspect van het bestaan in zijn boek over Mediale levenskunst in relatie tot Wittgensteins begrip ‘taalspelen’:

“Daarom plaatsen wij het onzegbare in het medium of dat wat zich ‘tussen’ de taalspelen bevindt.” (2014, p. 32).

Mediale levenskunst vraagt tenminste de bereidheid de mentale, sociale en emotionele inspanningen te getroosten zich te bevrijden uit allerhande vormen van (mentale en psychische) gevangenschap in het leven van alledag. Eigenlijk een vergelijkbare salto mortale zoals vissen die het water willen leren kennen. Dat lukt soms alleen wanneer het er niet meer is. Misschien begrijpen we pas als een vis op het droge wat water betekent.

Met een andere metafoor uit de sfeer van de natuurelementen kunnen we de typische menselijke bestaanswijze begrijpen als het ervaren van het geworteld zijn. Zoals een boom in de grond, zijn mensen geworteld in ‘het mediale’, dat wil zeggen dat men zich ‘existentieel’ steeds verhoudt tot de wereld, tot anderen en tot zichzelf, zoals een boom in de grond via wortels communiceert met andere aardewezens en via de takken in de lucht met de wind en het zonlicht. Het beeld van de boom als verbindend wezen dat zich van diep onder de bodem tot in de hemel uitstrekt, is een in nagenoeg alle culturen voorkomend symbool dat uiting geeft aan het mysterie van het bestaan.

Wijsheidstradities in Oost en West, Noord en Zuid

Het mysterie van het elementaire bestaan, van het geworteld zijn (waar komen wij vandaan?) en het groeien naar de hemel (waartoe zijn wij op aarde?), is bespiegeld door wijsheidstradities in Oost en West, Noord en Zuid; in de vorm van mythen, beelden, meditaties en poëtische teksten. Deze vruchten van verbeeldingskracht zijn via mondelinge overlevering en geschriften eeuwenlang beoefend en doorgegeven.

Afbeelding 9: geworteld zijn — foto Miny Verberne, game Quest for wisdom

De gezangen, ritmes en rituelen uit sjamanistische praktijken, de symbolen uit heidense mythen, de hindoeïstische, boeddhistische en mystieke spreuken en verhalen zijn veelal gericht op een harmonieus samenleven met een groter geheel. Zowel in de vorm van het creëren van verbinding tussen verschillende werelden ― de wereld van de goden, van de mensen en de onderwereld ― als door het bewandelen van een individuele weg naar een liefdevolle, open, onbevangen, vrije staat van zijn.

Hoe verschillend de verhalen ook mogen klinken, ze vertellen over de wenselijkheid los te komen van ‘de gewone wereld’ en zich hernieuwd te verbinden met onze oorsprong. Die ontwikkeling impliceert zowel een deconstructieve stap terug als stap op weg naar vervulling. Teneinde die bestemming te bereiken heeft men ‘de normaliteit’ te ontmantelen, ‘onthechting’ genoemd in het kader van wijsheidstradities. De instructies en voorstellingen hoe zich los te maken en wat de hernieuwde verbinding met onze ware oorsprong behelst, zijn vanuit cultureel-religieuze waardensystemen ingekleurd: soms meer ingevuld als een kosmische oorsprong, soms meer aards (een paradijselijke tuin, een kosmisch ei, Moeder Aarde, de oerschildpad die het hemelgewelf draagt, …).

Wanneer we de verschillende zienswijzen trachten te begrijpen als route naar een oorspronkelijke zijnswijze komen ze in zekere zin overeen: de weg leidt naar het echte leven, naar een liefdevol, open, onbevangen en vrij zijn als bestemming. Dat vraagt van mensen zich van routineuze reflexen, fysieke, psychische en mentale preoccupaties los(ser) te maken. Wat tevens betekent dat men zich minder met ‘het kleine ego’ en steeds meer met een groter geheel (samen levend op de planeet aarde, het heelal, de macrokosmos) gaat identificeren. Hieraan zijn verschillende namen gegeven, zoals ‘nirvana’, moksha’, ‘het koninkrijk der hemelen’, ‘de eeuwige jachtvelden’.

Aan het gaan van een religieuze of spirituele weg kleeft evenwel een levensgrote valkuil. Dat men de namen letterlijk gaat nemen en de stappen op de weg niet meer in perspectief ziet. Dan wordt vasten van een oefening in onthechting tot absolute waarde verklaard; het afzien van lichamelijk genot van middel tot doel verheven en het versterven als heiligheid in zichzelf gezien. Wanneer men de beelden en stappen op weg naar bevrijding vanuit de wederkerige afhankelijkheid van middel en doel blijft zien, hoeft men niet dualistisch in opposities te denken, zoals lichaam versus geest, en andere dogma’s.

Hoe voorbij dogmatisme en fundamentalisme te komen?

De crux voor het vermijden van dogmatisme en fundamentalisme lijkt mij het inzicht te zijn dat wegen van onthechting en vervulling vooral ethisch gedreven zijn en eigenlijk twee kanten van dezelfde medaille. Dat het ‘ontmantelen van de normaliteit’ tevens ‘vervulling van de leegte’ inhoudt op een weg van ont-wikkeling: een liefdevolle weg van menswording en gemeenschapsvorming. Dat het minder gaat om het bereiken van eigen zielenheil in een andere wereld als veeleer om hier op aarde liefdevol te zìjn, open te staan naar anderen, het zorgen voor levende wezens en de natuurlijke leefomgeving, het praktiseren van medemenselijkheid in het leven van alledag.

Afbeelding 10: de barmhartige Samaritaan staat symbool voor de christelijke naastenliefde[7]

Het inzicht dat de zorg voor zichzelf èn voor anderen wortelt in dezelfde vruchtbare grond van onbaatzuchtige liefde is te zien als oproep tot filosofische levenskunst. Deze is als ‘compassie’ door het boeddhisme benadrukt, confucianistisch voorgesteld als ‘innerlijk adeldom’, als de Ubuntu-wijsheid ‘ik ben omdat wij zijn’ en als ‘eudaimonia’ ofwel een vreedzame gemoedstoestand en gelukzalig zìjn in de westerse deugdethiek en levenskunst. Hebben de eeuwenoude verhalen ons nog iets te vertellen in de huidige multiculturele context en posthumanistische tijd? Hoe zouden de klassieke middelen op weg naar ‘het goede (samen)leven’ mensen kunnen afhelpen van de angst voor de vreemde ander, de muur van onverschilligheid ten aanzien van de multiculturele samenleving helpen afbreken? Hoe krijgen mensen oprechte interesse voor anderen?

In theorie zou bijvoorbeeld de christelijke leer van de naastenliefde zo moeten werken; in de praktijk lijkt de ‘joods-christelijk-humanistische’ cultuur steeds minder ‘tolerant’ en zich meer in de richting van xenofobie te ontwikkelen. Hoe niet alleen op papier maar ook werkelijk bereid te zijn over eigen muren heen te kijken, oog te krijgen voor wat we als verschillende mensen onderling delen? Zou het wezenlijke verschil tussen theorie en praktijk gelegen kunnen zijn in een subtiele samenhang tussen zienswijze en zijnswijze? Dat hoe vuriger een zienswijze over (christelijke) naastenliefde wordt beleden, dit juist aanleiding geeft tot onderlinge twist en tegenstrijdige interpretaties; bijvoorbeeld of de liefde ook geldt voor anders- en ongelovigen. Terwijl een liefdevolle zijnswijze zich uitstrekt naar alle mensen; en wanneer diep genoeg opgevat naar alle levende wezens.

Wellicht is het alleen door een ‘bril van verbinding’ daadwerkelijk mogelijk transculturele aspecten te gaan zien: dat de oppervlakkig bezien ‘bizarre’ mythen en rituelen van anderen een ‘andere’ verbeelding en verwoording zijn, in wezen niet anders dan de ‘eigen’ religieuze mythen, symbolen en gebruiken.
Transcultureel gezien zijn het even ‘ware’ expressies van wat het betekent mens te zijn. Door de oppervlakte van de inhoud heen kijkend kunnen we de diepte zien waar verhalen, symboliek en rituelen een antwoord op geven. Op kwesties die verder reiken dan het menselijk verstand: questies waar we vandaan komen en hoe het leven goed te leven. Wanneer woorden gebrekkig blijven, geven verhalen, rituelen en symbolen van liefde, hoop en troost een beter antwoord. Een transculturele ‘bril van verbinding’ vooronderstelt èn draagt bij tot het bouwen van interculturele bruggen, ook dankzij de verschillen die er tussen culturen bestaan.

Afbeelding 11: rituelen voor culturele diversiteit[8]

Rizzuto houdt in zijn boek een pleidooi voor een interculturele polyloog, wat meer betekent dan ‘tolerantie’. Aanzetten daartoe kunnen we op allerlei manieren ondanks polarisering toch zien gebeuren. Niet alleen pratend maar via diverse media, zoals culinaire (wereldkeuken) en muzikale ontmoetingen (wereldmuziek), in beeldende kunst enz.. Deze verrijkende transculturele bevruchtingen over en weer hebben ook een ‘mediaal’ effect: als ontmoeting tussen culturen kan het mensen bewuster maken van de eigen culturele vooringenomenheid en ertoe bijdragen dat men de groepseigen normen en gebruiken minder absoluut neemt en de waarde van andere culturele vormen (in)ziet. Met het om zich heen grijpende collectieve en ideologische geweld op wereldschaal is diens oproep tot mediale levenskunst alleen maar relevanter geworden.

Het bewandelen van een wijze middenweg

Misschien is het bewandelen van een ‘mediale’ interculturele middenweg het wijze antwoord, juist in tijden van polarisering. Door zich niet tot simplistische dogma’s te verleiden, zoals ‘wij waren hier eerst en hebben recht op …’, en extreme posities in het maatschappelijke debat te vermijden. In plaats van zich te verschansen achter het eigen gelijk, of dat van de eigen cultuur, groep of clan, is in een globaliserende wereld het enige alternatief voor voortdurende strijd ― ‘achter de voordeur’, in ‘achterstandswijken’ tot op het geopolitieke niveau ― een laatmoderne levenskunst die bijdraagt aan een open, inclusieve samenleving. Dat vraagt een lange weg vanuit de principiële bereidheid de dialoog steeds opnieuw aan te gaan en eigen (culturele) waarden die vanzelfsprekend lijken opnieuw te ijken.

De realiteit is dat we op veel terreinen de dynamiek van in- en uitsluiting zien. Eigenlijk maakt de inhoud waarover gesteggeld en gestreden wordt minder uit dan de onderliggende dynamiek, of het nu gaat om rigide gender ideeën, kleding- en voedselvoorschriften. Het gaat om de ‘mores’ ofwel wat ‘normaal’ is, de codes voor de juiste lifestyle, enz.. De onderliggende dynamiek, het voortgedreven worden door volgzaamheid, agressie, angst, begeerte, haat en nijd speelt ook in organisatiecontexten. De wildgroei aan scorelijstjes voor excellerende personen, groepen en organisaties heeft als effect dat de drang zich te verbeteren verwordt tot rattengedrag en een collectieve dwang tot beter, meer en groter, ‘winstmaximalisatie’ geheten. Het optuigen van eenvormigheid en braafheid bewerkstelligende kwaliteitssystemen ondermijnt levende kwaliteit van handelen.

Afbeelding 12: Mores en culturele sterotypering[9]

Waar het bewandelen van een wijze middenweg als individu reeds veel geduld, volharding en levenslang leren vraagt, daar lijkt een interculturele dialoog op collectief niveau een brug te ver. De moed kan daarbij gemakkelijk in de schoenen zinken en plaats maken voor dodelijk cynisme. Is de conclusie dat ‘culturele diversiteit’ als competentie alleen op kleine aggregatieniveaus ontwikkeld kan worden? Dat is de weg die Hoffman & Verdooren (2018) voorstellen door ‘issues’ niet te culturaliseren, maar ze ‘te normaliseren’ als een persoonlijk en bespreekbaar onderwerp van communicatie. Elders (Muijen, 2018) heb ik, ondanks de waarde van die benadering, gewezen op de noodzaak ook het collectieve niveau te adresseren. In die zin pleit ik voor een omgekeerde weg, in plaats van het culturele te normaliseren juist de (cultureel geladen) normaliteit te ‘vervreemden’, aangezien de normaliteit steeds ook vanuit culturele codes is gedefinieerd.

Gezien de interdependentie tussen verschillende niveaus blijft het noodzakelijk dat zowel de leidende figuren uit diverse culturele en sociale gemeenschappen interculturele wijsheid nastreven, als dat grotere massa zo’n weg gaan. Die weg neemt steeds een voorschot op het resultaat, bijvoorbeeld een cultuur van gastvrijheid of historisch besef en de bereidheid de eigen cultuur niet als een statisch en absoluut gegeven te zien. Wat eens waardevol was hoeft niet tot in de eeuwigheid als een vanzelfsprekende culturele identiteit te worden opgeworpen. De ‘zwarte pieten-discussie’ laat het halsstarrige en onverkwikkelijke van culturele reflexen van beide kanten onversneden zien: hoe op zich zinvolle rituelen of symbolen kunnen verworden tot muren tussen (sub)culturen.

Ondanks culturele oververhitting is het niet wijs voor (over)gevoelige kwesties in tijden van polarisering een algoritmische ‘oplossing’ te bedenken. Maatschappelijke, complexe vraagstukken en ethische kwesties vragen een sensitief samenspel van verschillende intelligenties, desnoods ondersteund door ‘sociale’ apparaten en intelligent design.
In deze bijdrage heb ik laten zien dat het cultiveren van kringen van bekommernis op een grotere schaal een relationele filosofische levenskunst ofwel niet-programmeerbare wijsheid vraagt, die inzicht geeft in een parallelle dynamiek tussen individu en collectief op basis van wederkerigheid in relaties.
Daartoe heeft de mens zich niet langer te zien als spil van het geheel maar als een levensvorm in relatie tot andere wezens, tot dieren, planten, bergen, zeeën, wouden, zon, maan en sterren.
In het licht van Harari’s questie en visionaire beeld van de mens als een ‘achterhaald algoritme’ misschien wel de enig mogelijke optie in laatmoderne tijden. Een pleidooi voor menselijke vormen van intelligentie, zoals een interculturele schakeling tussen ethiek en politiek, zal in deel negen worden voortgezet.

De complete literatuurlijst van deze serie is via levenskunst-en-levensgeluk-literatuur te vinden.

Noten

[1] Bron: Deep Blue
[2] Bron: Toy robots collection 2009
[3] Bron: Atlas frontview
[4] Bron: Wither Emblem Wisdom
[5] Bron: Eindhoven
[6] Bron: Michelangelo Caravaggio
[7] Bron: De barmhartige Samaritaan, Rembrandt
[8] Bron: Harmony Day
[9] Bron: sterotypering

Avatar foto

van Thymia, filosofische praktijk voor levenskunst en creatieve ontwikkeling te Weesp heeft in 2016 de Stichting Quest for wisdom foundation opgericht. Het eerste project van de stichting is de digitale spelvorm game Quest for wisdom. Als tweede project wordt het Wijsheidsweb ontwikkeld. Heidi Muijen is ontwerper van het filosofisch-mythische bordspel Mens, ken je zelf en van de ont-dekkende dialoogvormen Wat is de kwestie?-Wat is de questie!.