Levenskunst & Levensgeluk 6

0

Over de samenhang van levensgeluk en haar schaduwkanten: tragiek, macht en belangen

Heidi Muijen

Een onderzoek naar “Het spirituele is politiek — het politieke is spiritueel!”, Civis Mundi digitaal, in 2014-27 — bewerkte versie op het Wijsheidsweb 2018-09

Met dank aan Joke Koppius voor haar waardevolle inbreng bij de totstandkoming van deze reeks!

deel 1deel 2deel 3deel 4deel 5deel 6deel 7deel 8deel 9deel 10deel 11deel 12deel 13deel 14deel 15samenvatting

Inleiding

In Civis Mundi Digitaal participeer ik met een artikelenreeks aan het thema Filosofie van de Levenskunst. Deze reeks wordt op het Wijsheidsweb — in delen bewerkt en herzien — opnieuw gepubliceerd.

Afbeelding 1: Het Rad van interculturele levenskunst — de basis van de drie Quests van de QFWF

Met deze reeks wil ik bijdragen aan de ontwikkeling van een laatmoderne levenskunst die antwoord geeft op noden van deze tijd. Er is met name inflatie van morele noties en andere waarden ― hoe het betekenisvolle te bewaren in de privésfeer, in professionele praktijken en publieke domeinen?
Dit is filosofisch onder andere gediagnosticeerd als ‘malaise van de moderniteit’ (Taylor, 2009). In het huidige tijdsgewricht worden waarden in het maatschappelijk leven onder invloed van de betekeniseconomie identiek aan marktwaarden en ‘ieders eigen smaak en keuze’. Daarmee ontstaat er betekenisverlies in (de duiding van) individuele en collectieve ervaringen.

De artikelen vormen stappen op een verkenningstocht, gericht op het ontwikkelen van een ethisch-politiek bewustzijn teneinde aan het gebrekkige begrip ‘postmoderniteit’ een positieve invulling te geven.
Aan de hand van mythen, filosofen en actuele vraagstukken verken ik meanderend het verschralen van ‘geluk’, ‘authenticiteit’, ‘spiritualiteit’ en andere thema’s van (populaire) levenskunst.

Doel is die begrippen te verrijken door ze in samenhang te bezien als aspecten van levensgeluk vanuit wijsheidstradities en filosofische levenskunst.

De artikelenreeks mondt uit in de noodzaak de rijkdom van de multiculturele samenleving te benadrukken. Steeds sterker krijgt de reeks een relationele focus en de laatste zes artikelen zijn een pleidooi een interculturele invulling te geven aan een filosofische levenskunst.
Als voorstel hoe deze langs verschillende wijsheidswegen te ontwikkelen is er een ‘Rad van interculturele levenskunst’ geschetst, geïnspireerd op de symboliek van de vijf elementen. Dit ‘Rad’ dient als vrucht van en richtingaanwijzer voor verdere ontwikkeling van interculturele levenskunst door middel van levende ontmoetingen en ‘storytelling’, spel en dialoog.

In dit zesde deel onderzoek ik hoe ‘het volle levensgeluk’ een betekenisveld oproept met verwante en (ogenschijnlijk) tegengestelde begrippen. Sinds de klassieke tijd, toen ‘geluk’ gold als ‘het hoogste goed’ en onvermijdelijk in relatie tot tragiek werd begrepen, is het gaandeweg ‘platter’ ingevuld en zijn er andere taalspelen ontstaan, die de samenhang of juist de tegenstellingen benadrukken tussen geluk en genot, macht, belangen, … en de aan deze begrippen gekoppelde levensdomeinen.
Ik gebruik het begrip ‘spel’, ontleend aan Huizinga’s ‘ludische’ invalshoek, om een rode draad te spinnen tussen het meedogenloze ‘power play’ en een ander organisatiespel. Parallel hieraan is er op het hogere aggregatieniveau van het politieke spel ook een derde weg te ontwikkelen tussen een realistische machtspolitiek en naïef utopisch denken. Parallel hieraan is er op het hogere aggregatieniveau van het politieke spel ook een derde weg te ontwikkelen tussen een realistische machtspolitiek en naïef utopisch denken.

Geluk en tragiek

In 2014 verschenen er vier miljoen hits in dertig seconden wanneer we op ‘geluk’ googelen; anno 2018 een bont geheel van meer dan 24 miljoen! Ondoenlijk al dat geluk tot ons te nemen. Geluk bestaat in legio vormen: als een lesmethode voor scholen, als onderzoeksprogramma van de vermaarde ‘geluksprofessor’ Ruut Veenhoven, als ‘bruto nationaal geluk’ in Bhutan, … .

Afbeelding 1: Klaver vier als gelukssymbool[1]

Geluk in de vorm van harde groeicijfers is verbonden aan succes in bedrijvigheid of met arbeidstevredenheid. Er zijn ook gelukskoekjes en cursussen in dagelijkse positieve affirmaties. Daarmee lijk je het geluk te kunnen bezweren op mythisch-magische wijze. Net zoals in archaïsche tijden door op de juiste wijze te offeren, rituelen te voltrekken en het geluk af te smeken aan Vrouwe Fortuna.

Deze klassieke geluksgodin is in onze tijd gereïncarneerd als het Rad van Fortuin in de vorm van (internet)gokken en loterijen, waarbij het steunen van goede doelen onderdeel is van het businessmodel met gigantische omzetten. Wie wil er niet ‘een gokje wagen’? Toch lijkt het ‘alles onder controle’ nog steeds de dominante levenshouding, ook voor het zeker stellen van levensgeluk. We zetten in op wetenschap en techniek, hebben gereedschapskisten vol gespreks- en gedragstechnieken, werken met evidence based protocollen, huren managementgoeroes en gelukscoaches in…
Kortom, ook geluksstrategieën zijn onderdeel van het arsenaal voor de Pursuit of Happiness!

Toch blijkt er een besef te bestaan dat er een sfeer is aan gene zijde van de menselijke ‘circle of influence’. Dat besef is nog steeds hoorbaar in woorden als ‘meevaller’ en ‘pech’, in het toeschrijven van het onverwachte en onvoorspelbare aan ‘onvoorziene omstandigheden’ en ‘externe factoren’. Menselijk is de neiging dit toch onder controle te willen krijgen. Als het niet met wetenschappelijke methoden kan dan met magische technieken of met religieuze en rituele praktijken. Dat er manieren zijn in verbinding te komen met het mystieke en mysterieuze (‘de sfeer’ die buiten rationele en technische controle om toch het leven beïnvloedt) doen veel mensen af als bijgeloof. Filosofen als Heidegger, Derrida, Buber en Levinas wijzen op de kunst dit domein niet te willen beheersen of conceptueel tot begrip te brengen, maar te laten zijn als ‘het Andere’….

Geluk door beheersing of door overgave?

Evenwel, kunnen we dat wel, dingen hun beloop laten en het mysterieuze ‘er laten zijn’? Als kinderen van de Verlichting zijn we opgevoed in een maakbaarheidsideologie waarbij ook levensgeluk binnen onze invloedsfeer is getrokken. Dit idee is in de plaats gekomen van het antieke besef van ‘de wisselvalligheid der dingen’, van tragiek en amor fati, het buigen voor het levenslot. Vanuit dat besef valt geluk niet alleen buiten de macht van stervelingen, maar is het veeleer natuurlijk en sociaal van aard dan iets ‘subjectiefs’: mensen maken deel uit van een gemeenschap en zijn opgenomen in een groter geheel van vormende krachten. Tragisch is het gegeven dat juist het streven naar geluk de mens soms ongelukkiger maakt. Au fond ontsnapt het leven aan bewuste sturing …

Uitdrukkingen in de taal laten een paradigmawisseling horen in de geluksbeleving. In de sfeer van het archaïsch afsmeken van regen voor een goede oogst, het zegenen en vervloeken, hanteren we nog steeds zegswijzen en gebruiken afkomstig van mythisch-magische èn religieuze praktijken, zoals het kloppen op hout om een mogelijk dreigend onheil te voorkomen. Ze geven kleur aan een premoderne beleving of een geloofservaring, waarin de mens communiceert met goden, natuurwezens en geesten. Na de klassieke tijd van de Griekse en Romeinse cultuur werden dergelijke praktijken ‘heidens’ genoemd. 

Afbeelding 2: de kerstboom als ‘overgeschreven’ heidens ritueel[2]

De klassieke deugden, de mythische helden- en oorsprongsverhalen, met oude symbolen en rituelen, werden gedeeltelijk afgezworen. Onderdelen werden overgenomen en overgeschreven in een ander taalspel met legenden, naamdagen van heiligen, bidden, biechten en andere christelijke rituelen vanuit deugden zoals armoede en nederigheid. Zo is de verering van bomen door Germaanse volken in een gekerstende vorm doorgegeven en kennen wij dit gebruik nog steeds als het versieren van de kerstboom.

Er zijn interessante overeenkomsten èn cultuurverschillen op te merken tussen het christelijke genesisverhaal en vergelijkbare oorsprongsverhalen van Joodse en oud-Griekse origine (Becker & van Tongeren, 2009, pp. 15-23). De vier klassieke kardinale deugden – gematigdheid, moed, wijsheid en rechtvaardigheid – werden christelijk geduid met een koninklijke trits erbovenop: geloof, hoop en liefde!

In die verschuiving van een polytheïstisch, mythisch-magisch naar een monotheïstisch en rationeel wereldbeeld kunnen we zowel continuïteit als breukvlakken waarnemen.

Mythisch-magische, religieuze en rationele verhoudingen tot het geluk

Zo lijkt levensgeluk oorspronkelijk geen individuele keuze ‘iets van je leven te maken’ maar een gebeuren dat de mens toekomt in het krachtenveld van sociale en natuurlijke verbanden. Hoewel de mens voor het levensgeluk uiteindelijk afhankelijk is van kosmische en natuurkrachten (goden en geesten) kan (filosofische) levenskunst er wel toe bijdragen! Het oud-Griekse woord ‘eu-thymia’ drukt een vreugdevol en vredig gemoed uit. Dat is door inspanning te bereiken, door middel van oefeningen in levenskunst zoals de klassieke scholen van het scepticisme, hedonisme, cynisme en de stoïcijnen die onderwezen. Ook door inzicht waar en in welke mate je invloed kunt uitoefenen. De eigen denkbeelden over het leven liggen bijvoorbeeld binnen de eigen invloedsfeer. Deze dien je daarom kritisch te blijven onderzoeken samen met het ontwikkelen van een ‘ethos’: een klassieke vorm van deugdzaamheid door gastvrij te zijn, vriendschappen te onderhouden, in de juiste mate te genieten en bij het nemen van belangrijke beslissingen te luisteren naar de innerlijke stem (de ‘daimon’, zoals Socrates die noemde) of het orakel te raadplegen.

Deze klassieke visie op levensgeluk onderging interessante verschuivingen: enerzijds een ‘idealisering’ en anderzijds een ‘rationalisering’. Het woord ‘gelukzaligheid’ is daar een voorbeeld van: het is verplaatst van een aards ‘gelukt’ zijn van je leven naar een hemels geluk, iets van bovenmenselijke proporties. Dit religieuze geluk dient de mens in gods ogen waardig te zijn, door goede werken te volbrengen en, of door genade het geluk deelachtig te worden. Verplaatst naar een geestelijke wereld onder goddelijk bewind, kan de gelovige mens, vergelijkbaar met archaïsche en magische technieken, toch het geluk afsmeken door middel van gebed en christelijke rituelen, bijvoorbeeld het biechten.

Afbeelding 3: bladzijde uit Augustinus De civitate Deï[3]

De rationalisering van levensgeluk komt vervolgens vooral tot stand door de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis over het leven en technische middelen zoals automobiel, televisie, computer en mobiel, die het aardse leven verlichten en aangenamer maken.

Een ander opmerkelijk verschil is de maatvoering van levensgeluk. Deze was in de antieke levenskunst minder gericht op het zoveel mogelijk consumeren van het eigen kleine geluk. Veeleer betekende het een levenslange oproep het goede leven na te blijven streven. De kerkvader Augustinus beschreef in die zin rond 420 n.o.j. de goede samenleving als een weerspiegeling van een hemelse ordening: De civitate Deï – (‘over de goddelijke stad’). Eigenlijk in de klassieke geest van ‘zo boven, zo beneden’! Bezien vanuit dat perspectief is het individuele geluk wezenlijk verbonden met de kosmische ordening en samenhang der dingen: met het leven in gemeenschappen, met het bij elkaar horen van geluk en ongeluk, leven en dood, aardse en geestelijke waarden, persoonlijke en collectieve belangen.

Rond 1600 ontstond de maakbaarheidsideologie als deel van het moderne wereldbeeld en natuurwetenschappelijk denken, hand in hand met industriële revoluties. Deze ideologie bestaat uit het menselijk streven het leven zoveel mogelijk technisch-rationeel te beheersen. In plaats van een mysterie of een geschenk gods is het leven een project van de mens als een autonoom subject. Daarmee correspondeert een opvatting dat de mens het geluk in eigen hand heeft!

Het moderne autonome subject wil zelf de richting in het leven bepalen, tot voorbij de grens van hoop en vrees over het leven (niet meer) te kunnen beschikken. Nu nog wilsbekwaam dienen mensen te besluiten of ze het lichaam ter beschikking stellen aan de medische recycling van organen. Bij uitstek modern is deze levenshouding die de burger aanspoort bij voorbaat voor euthanasie toestemming te geven indien ondraaglijk lijden of een ‘te’ lage kwaliteit van leven haar of zijn lot is. Dit staat diametraal tegenover premoderne leefwijzen met een levenshouding van overgave teneinde het levenslot te aanvaarden of het geluk af te smeken door offers en gezang, rituelen en gebeden.

Een kanteling naar een nieuw paradigma

Het moderne wereldbeeld lijkt aan het kantelen naar een ander paradigma. Er is in het maatschappelijk en filosofisch debat sprake van een overgang naar postmoderne, laatmoderne en vloeibare tijden. Deze termen verwijzen naar een andere ordening der dingen, waarin het moderne geloof in maakbaarheid en een opgaande, lineaire ontwikkeling plaats maakt voor een besef van wederkerigheid in relaties en de noodzaak aan te sluiten bij circulaire processen in de natuur.

Afbeelding 4: Circulaire en cyclische processen

Voor het vormgeven van passende praktijken en leefwijzen is ook een ander discours nodig. We leven en spreken deels nog in oude taalspelen, die ontleend zijn aan het moderne referentiekader met uitdrukkingen zoals ‘baas in eigen buik’, ‘alle neuzen dezelfde kant op’ en ‘alles onder controle!’. Het bewerkstelligen van een duurzame economie en sustaine leefwijzen is niet alleen een kwestie van technische middelen. Er is een bijpassende mentaliteit en taalspelen voor nodig.

Hebben we vloeibaarder te leren denken en spreken? Er lijken mij ook andere vormen van geluksbeleving bij te horen, passend bij een op wederkerigheid gebaseerde werkelijkheidservaring, met een hernieuwd besef van tragiek en schaduwkanten van geluk! Misschien kunnen we lessen leren uit het verleden, uit een antiek besef van menselijke afhankelijkheid, dat doorklinkt in archaïsche begrippen zoals: het zij zo (amen), in Gods naam, Deo volente, In Sha Allah (إن شاء الل, zo God het wil), welgemoed leven (euthymia), gelukzalig zijn, genade…

Levensgeluk als rode draad en hoogste goed

Zou er, ten behoeve van het ontwikkelen van circulaire levensprocessen, een kern in de verhouding tot levensgeluk te ont-dekken zijn, in de zin van een gedeeld besef en opgave tot levenskunst? Zou een levenskunstig perspectief op levensgeluk het mogelijk maken door de breukvlakken in de geschiedenis heen een rode draad te onwar(r)en?

Er is steeds (zij het op andere wijze) een onderscheid gemaakt in twee tegengestelde levenssferen: enerzijds een sfeer die gedomineerd wordt door belangen en machtsstrijd, anderzijds een vrije ruimte waarin er plaats is voor het filosoferen, het afwegen van en (onder)handelen over gedeelde belangen ten behoeve van menselijke waardigheid en levensgeluk. Deze vrije ruimte is verschillend aangeduid; van de Griekse Agora, het ‘sociale contract’ die de politieke staatsmacht legitimeert tot Habermas’ filosofie van machtsvrije communicatie. Het doel waarop het inrichten van een sociaal-politieke ordening is georiënteerd gaat ondanks verschillen in terminologie over het veilig stellen van de sfeer van menselijke waarden en een rechtvaardig bestuur.

Zouden er waarden bestaan, rechtvaardigheid, wederkerigheid of levensgeluk, die zo basaal zijn dat ze voornoemde tegenstelling in levenssferen kunnen overbruggen? In de klassieke zin van het ‘hoogste goed’ is levensgeluk een zaak van levensbelang, die zowel economische bedrijvigheid als psychische ontwikkeling, politieke kwesties en spirituele zaken omvat. Het verwijst naar het filosofische èn het praktische domein, heeft zowel betrekking op deugdzaamheid als nuttigheid, op functioneel als moreel handelen, op het geestelijke èn materiële welbevinden, op welvaart en zieleheil. Zou het daarom als zaak van ‘het hoogste belang’ die rode draad kunnen vormen tussen (pre-)moderne en (laat)moderne levensvormen? In de geest van de klassieke opvatting van levensgeluk als het verbindende midden tussen verschillende domeinen zou dit mogelijk een weg kunnen wijzen voor het ontwikkelen van een laatmoderne levenskunst.

Groot is het verschil met het populaire geluksconcept. Dat is geproblematiseerd (Schmid, 2007; De Wachter, 2016a; 2016b) en als tijdsverschijnsel in context geplaatst. Het geluk is ‘klein’ en ‘ikkig’ geworden, heeft als ‘genot’ een plat, nihilistisch (‘postmodern’) gezicht gekregen als het egocentrisch binnenhalen van steeds meer en grotere ‘kicks’ tot the sky is the limit! In de context van een maakbare samenleving kan iedereen met enige inspanning gelukkig worden. Daardoor wekt misère en ongeluk in iemands leven de schijn van onwil en verwijtbaar onvermogen. Achter deze schijn van beheersbaar geluk speelt een machtsfactor mee die verborgen blijft in vloeibare tijden (Bauman, 2011) waar grenzen vervagen en levensgebieden in elkaar overlopen.

Vloeibare tijden en dualistische schema’s

Afbeelding 5: ‘vloeibare’ tijdsverschijnselen[4]

Waar voorheen een duidelijke scheidslijn leek te bestaan tussen het publieke, politieke domein van belangen- en machtsstrijd èn de privé sfeer met het persoonlijke domein van levensgeluk en innerlijke beleving, daar vervagen die ogenschijnlijk heldere grenzen en blijken onderscheidingen meerduidig te zijn. Eenduidig leek het onderscheid tussen macht, als bepalende factor voor het inrichten van individuele en collectieve levens in de buitenwereld, en geluk als beleving en subjectief gegeven van de binnenwereld. Een laatmoderne levenskunst grijpt in op het gegeven dat deze en andere traditionele scheidslijnen verschuiven. De bankencrisis toont, hoe eertijds duidelijke en harde economische wetten en waarden boterzacht zijn. Ook andere grenzen blijken relatief en laten domeinen in elkaar over lopen: harde en zachte wetenschappen, profit en non-profit sectoren, het publieke en private domein, mannelijk en vrouwelijk. Niet zwart-wit maar vloeibaar zijn grenzen blijkens verschijnselen als travestie, transseksualiteit, gender bending (als deel van het imago van popidolen zoals Prince, Madonna en Michael Jackson).

Niettegenstaande dergelijke verschuivingen houdt men in het ‘normale spraakgebruik’ hardnekkig en krampachtig vast aan oude concepten en ogenschijnlijk duidelijke onderscheidingen wat betreft goed en fout, raciale en etnische verschillen (zoals in de uitdrukking zwarte en witte scholen), en maatschappelijke klassen en tegenstellingen. Verschillen tussen rijk en arm, ‘hoger’ en ‘lager’ geschoold werk, witte en blauwe boorden met verschillen in beloning en aanzien tussen boardroom jobs, management en uitvoerend (professioneel) werk, vuile en zware fysieke arbeid. De dualistische schema’s lijken mij symptomatisch voor de reflex de werkelijkheid te reduceren. Zij brengen makkelijk hanteerbare waarden en normen voort, die zich breed laten uitmeten als universeel keurmerk. Zoals de 3% begrotingsnorm, een arbitraire waarde van een bepaalde eenzijdig economische politieke opvatting, die goed van slecht beleid zou markeren. De evidence based norm, voortkomend uit een analytische benadering van de werkelijkheid, die andere kwaliteitscriteria voor medicijnen, therapieën en professioneel handelen monopoliseert.

Wellicht is er juist onder invloed van de versnelling van het leven en de toenemende maatschappelijke onzekerheid meer behoefte aan duidelijke grenzen en waarden. Er wordt geroepen om een harde aanpak van wetsovertreders, zero tolerance beleid. Roze schittert volop in het winkelassortiment als kleur voor meisjes speelgoed en kleding, en blauw voor jongens. Overdreven duidelijkheid, behoefte aan zekerheid en angst voor het vreemde slaan door naar het optrekken van muren tussen mensen en groepen, naar politiek extremisme en intolerantie. De zwart-wit schema’s en keurmerken voeden vormen van illusie, vervreemding en innerlijke leegte.

Levensgeluk en macht: het spel en de knikkers

“We moeten, zo zal ik betogen, alles onderzoeken en koesteren wat ons helpt om het ongelijke en vaak onaantrekkelijke lot van mensen in de wereld veeleer met humor, tederheid en vreugde te bezien dan met een absolutistische manie voor een onmogelijk soort perfectie.”

Nussbaum, 2014, p. 25
Afbeelding 6: Een ludisch perspectief belicht de samenhang tussen geluk en macht

Filosofische levenskunst biedt een perspectief de samenhang van domeinen en aspecten van het leven te onderzoeken, zoals die tussen levensgeluk en macht. De problematisering van het ‘platte’ geluksbegrip in het licht van een filosofische visie op levensgeluk als het hoogste goed en aangrijpingspunt voor een laatmoderne levenskunst heb ik in mijn filosofische praktijk (Muijen, 2009, 2010, 2011) uitgewerkt tot een ludisch perspectief (Huizinga, 2008).

Het spel en culturele ‘vormen’ van (samen)spelen worden in deze klassieker als uitingsvormen van ‘de homo ludens’ beschreven, waarvan kansspellen, het gokken en andere ‘spelletjes’ in het leven die geluk kunnen geven, slechts een afgeleide zijn. Maar ook andere culturele vormen (zoals oorlogsvoering, rechtspraak) die niet letterlijk als ‘spel’ worden opgevat, beschrijft de filosoof en historicus Huizinga als voortkomend uit ‘het ludische’, ofwel de cultuurstichtende sfeer. Het spel (het spelen) als culturele (oer)levensvorm geeft een perspectief de gevraagde samenhang tussen domeinen te begrijpen. Zou het spelen, het spel en de knikkers, het verbindende midden kunnen vertegenwoordigen, waarin zowel een machtsstreven als (morele) wederkerigheid hun oorsprong vinden? Zou het juist de spanning tussen deze polen kunnen zijn die culturele ontwikkeling mogelijk maakt?

Macht versus (?) waarden – het belang van wederkerigheid

Zoals het spelen het spel en de knikkers met elkaar verbindt, zo zou het menselijk streven naar levensgeluk zowel machts- als morele motieven kunnen omvatten, in de zin van een dialectiek en wederkerigheid in relaties. Tussen beide motieven heerst een vergelijkbare dynamische spanning als tussen het spel en de knikkers. Vooral Nietzsche’s filosofie geeft aangrijpingspunten het ‘dynamische midden’ te begrijpen als levenskracht: als een morele levenswil ‘voorbij goed en kwaad’. Die paradoxale verbinding van een machtswil met een ‘ethos’, die zich niet laat inperken door de toevallige sociale mores, lijkt mij de gezochte dynamiek te geven tussen de sfeer van belangen en machtsrelaties en die van morele motieven ten behoeve van persoonlijke, culturele en sociale ontwikkeling. Na een verkenning van de grensgebieden tussen beide sferen (zoals ict- en organisatiesystemen), onderzoek ik de relatie tussen macht en levensgeluk vervolgens in dialoog met een mediale (Rizzuto, 2014 a) en een politieke (Nussbaum, 2014) levenskunst.

Een gebrek aan wederkerigheid in (machts)relaties lijkt mij verband te houden met politieke en sociale praktijken van in- en uitsluiting. Die tendens wordt versterkt door middel van de ogenschijnlijk neutrale opmars der techniek in alle levensgebieden. Deze zorgt voor een omkering van middel en doel. Door een neurotische fixatie op steeds nieuwere, snellere, vernuftigere technische middelen is innovatie een doel op zich geworden. Maar waartoe? Dat is de vraag die niet meer wordt gesteld! Bovendien resulteert de huidige overdaad aan ict-middelen vooral in non-communicatie (letterlijk en figuurlijk), zoals reeds beschreven in de analyse over het verraad van de techniek van de Franse filosoof Ellul (2014).

Geweld in communicatie en morele afstomping

De toename van technische mogelijkheden in communicatie en interactie resulteert paradoxaal genoeg in het bekneld raken van communiceren, vooral van morele gevoeligheid en wederkerigheid in relaties. Symptomen hiervan zien we in allerlei tijdverschijnselen van morele afstomping, verruwing van spreken en verplatting in beleving. Zo is er in de regel in organisaties een gebrekkige aandacht voor wat er moreel gezien door de wijze van (re-)organiseren op het spel staat. In het wetenschappelijke bedrijf en het managementdenken overheerst een eendimensionale benadering van sociale en organisatievraagstukken.

Afbeelding 7: het overwoekeren van blauwdrukdenken[5]

Als onkruid schieten de ontwerpen en implementatieplannen van reorganisatie op reorganisatie wortel, blauwdrukken die de wenselijke innovatie als een traject van ‘ist’ naar ‘soll’ zouden bewerkstelligen. In de praktijk gaat het om een afwisselen van management hypes (‘lean & mean’ organiseren, zelfsturende teams, coachend leiderschap, …enz.). Het creëren van ontwikkelingsgerichte benaderingen en visionair denken leiden een stiefmoederlijk bestaan. De dominantie van de ‘blauwe’ aanpak lijkt mij symptomatisch voor het onder druk staan van wederkerigheid, gemaskeerd achter een overproductie van schijnbeelden (‘simulacra’, Baudrillard, 1983), van statistieken en modellen. Diepere gevoelslagen en de vraag ‘waartoe’ worden in het ict- en mediageweld overschreeuwd.

Een ander gewelddadig aspect dat morele afwegingen helpt overtroeven is de snelheid waarmee veranderingen en maatschappelijke debatten worden gevoerd. Die versnelling leidt tot onrust (Devisch, 2016) en het elkaar aftroeven resulteert in morele doofheid en spraakverwarring, bijvoorbeeld het vermengen van ‘feiten’, ‘cijfers’, ‘waarden’ en ‘meningen’ (category mistake, Ryle, 1990). Men slaat elkaar om de oren met cijfers en percentages terwijl de verbinding met de ervaringswerkelijkheid verdwijnt achter een mist van retorische kunstjes en communicatietrucs.

Levenskunst vraagt veeleer om vertraging in het gesprek en inzicht in verschillen tussen taalspelen (zoals het beschrijvende, verklarende, morele, statistische, …). Bovenal inzicht in het gegeven dat er conceptueel scherp onderscheid gemaakt kan worden tussen zaken, terwijl scheidslijnen in de realiteit nooit eenduidig en absoluut te trekken zijn. Liever vertellen dan tellen: dat geeft ruimte ethisch- politieke aspecten van maatschappelijke vraagstukken te onderkennen, die in de waan van de dag verloren dreigen te gaan.

Oog ontwikkelen voor verschillende taalspelen en drogredenen

Zo kan het ontwarren van statistiek en werkelijkheid al een belangrijke bijdrage aan verheldering en nuancering in een gesprek geven. Bijvoorbeeld kan het voorkomen dat iemand in een t.v.-debat of radioprogramma over de effecten van het gevoerde beleid (of juist gebrek daaraan) dicht bij de werkelijkheid blijft en vertelt over een concrete misstand (zoals armoede of massaontslag) uit eigen ervaring of in de vriendenkring. Daarop kan iemand anders tegenwerpen dat dit slechts één geval is en dat uit de cijfers blijkt dat het allemaal best meevalt. De eerste spreker wil echter de ervaren pijn en het onrecht van concrete personen, de morele verplichting daar iets aan te doen, voor het voetlicht brengen. Het verkennen van ethische en sociale aspecten van een concrete casus vraagt een totaal andere invalshoek, benadering en taalspel dan het zwaaien met cijfers (wat in dit geval neerkomt op het wegrationaliseren van de concrete ervaring).

Afbeelding 8: statistiek als negatie van de concrete ervaring[6]

Verbluffend hoe in het gemiddelde praatprogramma in voorkomende gevallen de opponent rustig weg komt met een aantal drogredenen.
Bijvoorbeeld door a) naar statistische gemiddelden te verwijzen waarmee de concreetheid en het unieke van het geval worden genegeerd; of b) de misstand te vergoelijken door te wijzen naar het buitenland waar het nog erger is; of c) de morele pijn die in het concrete geval om aandacht schreeuwt af te doen (en daarmee als pijn en moreel issue te miskennen) met dat is uw mening.
Het lijkt erop dat men liever gelijk wil krijgen dan gemeenschappelijk geluk wil helpen bevorderen door de ervaren pijn van getroffenen te erkennen en compassie te tonen. Nog stuitender is dat ook de interviewer hier veelal blind voor lijkt te zijn. Deze zou in ieder geval de spraakverwarring kunnen adresseren en de verschillende taalspelen helpen verhelderen die hier door elkaar lopen en zo mogelijk deze helpen ontrafelen. De snelheid waarmee een debat of interview gehouden moet worden werkt in zo’n geval evenwel als mediageweld de miscommunicatie en morele blindheid in de hand.

De logische drogredenen getuigen in die zin ook van morele afstomping: daadwerkelijk gevoelde pijn ten gevolge van misstanden, en dat mensen hierdoor moreel geraakt kunnen zijn, lijkt tot een verschuivende categorie van vage noties te gaan behoren, namelijk ieders privé opvatting over het leven. De Franse filosoof Baudrillard (1983) ontwikkelde in de vorige eeuw reeds het begrip hyperrealiteit (Van Gils, 1993, pp. 64-74). Daarmee gaf hij aan hoe in onze beeldcultuur ‘de realiteit’ verdwijnt achter een onophoudelijke stapeling van beelden. Uiteindelijk is alles beeldvorming. Met hedendaagse ‘fenomenen’ als ‘nepnieuws’ en ‘alternative facts’ lijkt het vervaarlijk zover te zijn!

Technocratie, spiritueel purisme en onderbuikpolitiek als ‘drogredenen’

Het tragische besef dat we sociale en morele vraagstukken niet instrumenteel kunnen oplossen past niet in een moderne levensopvatting. Het botst met het geloof in de maakbaarheid van het leven door (sociale) technieken. De verleiding is groot in gemakkelijke oplossingen voor het vluchtelingenvraagstuk door politiek gelegitimeerde haat met slogans als ‘vol is vol’. Een andere categorie van drogredenen is ‘spirituele’ ontkenning door een misstand misplaatst als ‘karma’ te bestempelen en meedogenloos weg te kijken van de pijn, zogezegd om ‘negatieve energie’ uit het eigen leven buiten te sluiten. Nog een andere valkuil is het geloof morele en sociale vraagstukken technisch te kunnen regelen, zoals de toegankelijkheid van zorg en medicijnen door een bureaucratisch (zorg)systeem die morele knelpunten en onrecht veeleer toedekt en verplaatst dan oplost.

Hoe verfrissend andere stemmen in het publieke debat te horen, stemmen van hoop en utopisch denken, zoals het maatschappelijk debat over het basisinkomen dat weer op de agenda is gezet (Bregman, 2014a; 2014b)!

Hoe sociale kwesties anders te benaderen dan ze ‘aan te vliegen’ door regels toe te voegen aan de bureaucratie? Tegen regelreflexen in zouden we kunnen stilstaan bij de kwestie tot we scheel zien van complexiteit, om mijn dierbare collega Marianne Banning te citeren. Relationele effecten van (systeem)macht zijn voor de goede verstaander hoorbaar in de kleine, gebroken verhalen van mensen (Banning & Banning-Mul, 2010, p.44). Door in het beluisteren van het vertelde verhaal oog en oor te krijgen voor de complexe verwevenheid van persoonlijke verhalen en concreet levensgeluk met de ontmenselijkende dwang van (anonieme) macht(systemen) ontstaat er aandacht voor de levende mens en menswaardigheid bij het organiseren van goede zorg en vormend onderwijs.

Noodzaak van een ludische en sociale laatmoderne levenskunst

Afbeelding 9: hybride vormen van digitaal en analoog spel[7]

Aandacht voor sociale en morele aspecten van maatschappelijke vraagstukken vraagt naast betrokkenheid ook distantie. Die dubbele houding is nodig teneinde aan het referentiekader (het dominante discours) te kunnen ontsnappen dat tot de problemen heeft geleid!

Het valt als loyaal medewerker niet mee zich los te maken van de sociale druk voor ‘aangepast gedrag’ dat leidt tot het verzwijgen van onrechtvaardigheid! Er is moed voor nodig zich los te maken van loyaliteitsclaims. Het vraagt ondanks werkstress een open mind te houden en een andere richting in te slaan teneinde kwesties out of the box te benaderen! Hoe een eenzijdige technische werkwijze los te laten ten bate van sociale oplossingen en ontwikkeling? In plaats van het ongemak toe te dekken of in een regelreflex te schieten vraagt dit de kunst van het vertragen en bevragen, ter verkenning van morele aspecten en levensvragen (de questie) bij de kwestie (Muijen, 2012).

Actuele vormen van academisch filosofische en populaire levenskunst lijken onvoldoende toegesneden op deze complexiteit van in elkaar grijpende levenssferen in vloeibare tijden. Digitalisering heeft onze levens en (werk)relaties ingrijpend veranderd. Zouden we een ludische laatmoderne levenskunst kunnen ontwikkelen dat als een hybride relationeel spel de sociale èn technische spelregels van de huidige complexe werklevens op elkaar afstemt? Kennen we hiervan voorbeelden?

Reeds op kleine schaal heeft het parallel schaken op meerdere schaakborden tegelijkertijd, en tegen een computer, het schaken als een bordspel tussen twee personen tot een complexer strategisch spel gemaakt! We hebben in vergelijkbare zin een levenskunst nodig die ons leert kritisch èn spelend de verwevenheid van systemen te onderzoeken en indien wenselijk te ontwarren en te veranderen.

Organiseren als machtspel en samenspel

Wanneer we organiseren als een spel zien in plaats van ‘de organisatie’ als een moloch, kunnen we gaan spelen met de spelregels van technische en sociale praktijken. Dan verliezen ict- en organisatiesystemen hun absoluutheid. Hoe kan een ‘speelse’ (of veeleer ‘spelende’ in de zin van ‘ludische’) benadering helpen voorkomen dat morele en sociale aspecten in de knel komen in de dominante regel- en machtssystemen? Wellicht door vertrouwen als basis van het relationele weefsel in plaats van wantrouwen en ‘technische logica’ in een meedogenloos ‘power play’ naar voren te schuiven. Openstaan voor het relationele betekent zich te laten raken door wat concreet voelbaar is in en tussen betrokkenen: vreugde en pijn, wrijving en plezier van samenwerking, aandacht voor ieders persoonlijke levensverhaal met geluk en tragiek!

Wat mij wrang treft in de huidige eenzijdig technische manier van benaderen van sociale vraagstukken, is dat professionals niet meer geacht worden morele afwegingen te maken over de (morele!) vraag of een regel passend is in een situatie (Van den Ende, 2011, p. 24 e.v.). In de mate dat zij hierin meegaan en zich laten ‘afrekenen’ op het technisch goed uitvoeren van taken met behulp van regels, protocollen, ict- en bekostigingssystemen, zijn zij een verlengstuk van ‘het systeem’, een ‘cyborg’ (Haraway, 1991), geworden.

Afbeelding 10: de levenskunst speling in systemen te creëren[8]

Een technische berekenende professionaliteit staat diametraal tegenover het ontwikkelen van sociale levenskunst in organisaties (Brohm & Muijen, 2010). Juist door zich te laten raken, is het mogelijk een moreel professionele afweging te maken: hoe in deze situatie goed te handelen? Hebben de regels het laatste woord of is er oog voor wat de toepassing betekent voor betrokkenen? Hoe de beschikbare regelingen en systemen dienstbaar te laten zijn aan het goede dat betrokkenen nastreven in het geven van zorg en onderwijs? Mogen professionals bevlogen (Hermsen, 2014) vanuit fascinatie en betrokken het werk doen of geldt een dergelijke beroepshouding als niet-professioneel? En wat zegt zo’n dominante opvatting van professionaliteit over de dwang van heersende (sociale en digitale) codes?

Speling in organisatiegeweld

Een sociale en ludische laat-moderne levenskunst problematiseert dominante routines en opvattingen; grijpt ze aan als mogelijkheid voor het vinden van speelruimte. Die beweging creëert speling in het organisatiegeweld, helpt los te komen van de dwang die bestaande systemen uitoefenen op zowel professionals als cliënten en studenten. Dat is evenwel gemakkelijker gezegd dan gedaan, het vraagt veel moed en doorzetting! Anders dan een ‘game’ met vaste of geprogrammeerde regels vormen in een ‘spel’ de spelers zelf de spelregels in en door het samenspel met elkaar en gegeven de mogelijkheid van het speelveld. Dit ‘vrije spelen’ biedt een metafoor voor het vinden van discretionaire ruimte in professioneel handelen. Door dit aan te grijpen kan men een uitzondering op de regel maken, voorrang geven aan relationele boven technische aspecten en oplossingen.

Welke relationele kwaliteiten zijn er nodig om speling te creëren in systemen, in plaats van zaken dicht te timmeren met techniek en regelingen? Primair lijkt mij door oog te krijgen voor werkelijke gedragingen en effecten van regelingen en gedrag, in plaats van wenselijke of waarschijnlijke en statistisch berekende effecten. Het vraagt tegen een gehoorzaamheidsmoraal in te gaan, opmerkzaam en kritisch te zijn. Gevoelens als dragers van betekenis te onderkennen, effecten van handelen in de diepte te onderzoeken. Ook goed bedoelde maatregelen kunnen polarisering in de verhoudingen tussen managers en medewerkers en verschraling van kwaliteit van geleverde diensten tot gevolg hebben.

Een laatmoderne levenskunst kiest in plaats van technische oplossingen gericht op zo snel mogelijk resultaat, een ‘omweg’ in relationele richting. Dit vraagt de kunst het principe van wederkerigheid te vertalen op alle lagen en tussen lagen, ook tussen mensen en systemen. Tweerichtingsverkeer inbrengen in ict- en organisatiesystemen door ze dialogisch in te bedden en mensen om wie het gaat het laatste woord te geven. Wanneer betrokkenen zich moreel laten aanspreken en zich aangesproken en verantwoordelijk voelen, schept men een speelveld met zodanige voorwaarden dat de systemen dienstbaar aan menselijke waarden worden gemaakt, in plaats van andersom zoals vaak gebeurt.

Afbeelding 11: De vos geldt vanouds als voorbeeld voor de slimme bestuurder[9]

Zowel professionals als managers, bestuurders en klanten kunnen kwesties relationeler benaderen door zichzelf niet buiten schot te houden maar als deel te zien van het geheel en op de eigen rol aanspreekbaar te zijn. Door organiseren als een ‘spel’ en niet als ‘game’ te zien kan ook het samenspel van mensen en systemen anders worden georganiseerd.

Crux is de (morele) wil met elkaar een werkgemeenschap te vormen. Niet alleen op gedragsniveau maar ook op diepere, existentiële lagen, kan men zich bewust worden van de subtiele manieren waarop macht en belangen, waarden en verantwoordelijkheden in werk en levenssferen meespelen. Op het macroniveau van de politieke arena, in het maatschappelijke weefsel en in de micropolitiek van organisaties. Een eerste cruciale stap is het zich bewust worden van verschillen in benaderingen en taalspelen in het continuüm tussen relationele en technische wijzen van samenspel en organiseren.

Goed en kwaad, in de menselijke natuur en in het politiek spel

“Men moet dus in het oog houden dat er twee wijzen van strijden bestaan: die van het recht en die van het geweld. De eerste manier van strijden behoort bij mensen, de tweede bij de beesten. (….) De vorst zal daarom zowel het beest als de mens op de juiste wijze moeten kunnen bespelen. (…) Daar de vorst dus met het beest in de mens vertrouwd moet zijn, moet hij zich vos en leeuw ten voorbeeld stellen. (…) Men moet dus vos worden om de vallen te leren kennen en leeuw om de wolven schrik aan te jagen.”

Machiavelli, 1983, pp. 155-156

Bestuur en management van organisaties zijn in het algemeen samengesteld uit mensen die het geluk hadden dat hun wieg in de juiste straat stond. Vooral wanneer deze organisaties diensten voor het algemeen belang verzorgen, zoals zorg en onderwijs, veiligheid en rechtspraak, luidt de prangende vraag: Hoe in- en uitsluiting, machtsmisbruik en sociale willekeur te voorkomen en ervoor te zorgen dat een rechtvaardig bestuur niet van het geluk of toeval afhangt noch van de eventuele goede inborst van de individuele bestuurders alléén?

Afbeelding 12: de markt als speelveld voor publieke diensten?[10]

Bestuurders hebben formele machtsmiddelen gekregen over de kwaliteit van eigen èn andermans levens te mogen beslissen. Daarnaast, er ‘achter’ en ‘onder’, ligt een groot veld van minder duidelijke zichtbare macht: natuurlijk gezag, traditionele macht, sociale hiërarchie en relationele dynamiek tussen personen. Het zou wel eens net zo kunnen zijn als met een ijsberg, dat dit onzichtbare en ondergrondse deel van (over-) machtsrelaties in het relationele veld uiteindelijk meer van invloed is dan de formele macht van ‘structuren’, ‘kaders’ en ‘regels’.

Het ontwikkelen van goede zorg, goed onderwijs en een veilige leefomgeving vragen een geschikt speelveld, passende spelregels en eerlijke, bekwame spelers. Dat wil zeggen presente, kundige en betrokken professionals, wijze bestuurders èn een rechtvaardige inrichting van organiseren van (publieke) diensten. Meer dan formele macht en efficiënte systemen is er wederkerigheid en prudent handelen als speelveld nodig.

Naar een ander organisatiespel?

Een in de loop der tijden dominant geworden organisatiespel: bestuur en management bedenken en nemen maatregelen, medewerkers voeren deze uit. Ogenschijnlijk even simpel als doeltreffend! In dit type organisatiespel is stroperigheid ontstaan en het is de vraag of verse olie om de radertjes van systemen te smeren, wel de juiste oplossing geeft. De technische oplossingsrichting zorgt ervoor dat nieuwe regelingen op de vele reeds bestaande regels worden gestapeld en uitgerold in organisaties. Ondanks in de media breed uitgemeten misstanden in zorg en onderwijs blijft men binnen ditzelfde speltype oplossingen zoeken.

Als kinderen van de Verlichting blijven managers, organisatieadviseurs en bestuurders opereren binnen het vanzelfsprekende ‘geloof’ in regelsystemen; eerst binnen het speelveld van de bureaucratie en later van de markt. Om niet alleen nieuwe regeltjes te bedenken maar het organisatiespel zelf ter discussie te stellen is er een ander speelveld èn mind set nodig. Een gevoeligheid voor het wederkerige karakter van organiseren als spel. Dat vraagt andere (ver)houdingen van betrokkenen tot elkaar en tot het waardevolle van het werk, in plaats van de vanzelfsprekende machtsverdeling annex functiescheiding tussen denkers en doeners in een anonieme ‘regel is regel’-cultuur!

De herinrichting van de dienstensector, van zorg en onderwijs, op basis van commerciële bedrijfsvoering heeft weliswaar de organisatiespelregels veranderd maar het geloof in eendimensionale technische oplossingen versterkt. De vermarkting resulteert in een efficiëntiekramp en concurrentieverhoudingen ook binnen teams en tussen mensen. Het leidt tot de kramp dat je voortdurend moet excelleren, ook ten koste van de ander en zelfs van je gezondheid; dat je je nauwgezet hebt te verantwoorden en dat er voortdurende groei van de groei van de winst moet zijn. Dat werkt als olie op het vuur van menselijke begeerte, haat, nijd en onderlinge strijd; van een berekenende, wantrouwende omgang met elkaar, veeleer dan dat er sociale en morele waarden worden gecultiveerd.

Negatieve en positieve mensbeelden

Afbeelding 13: de verwevenheid van religieuze en economisch-politieke opvattingen

Er ontstaat een elkaar bestrijdende en aftroevende dynamiek in het relationele veld in en tussen organisaties door deze neoliberale inrichting van de samenleving. Versterkt door diepgewortelde religieuze opvattingen over de slechte inborst van de mens en het moeten werken voor het dagelijks brood in het zweet uws aanschijns. Religieuze legitimatie van winstbejag is gevonden in de ‘gebrekkige menselijke natuur’, zoals de opvatting dat de mens geneigd is tot alle kwaad en niet in staat is tot enig goed. Weber schetste in die zin reeds in 1904 een elkaar versterkend verband tussen protestantische Ethik und der Geist des Kapitalismus. Deze ideologie, gebaseerd op het negatieve mensbeeld, plaveit de weg voor een speelveld van machtspolitiek en gehoorzaamheidsmoraal.

Fascinerend dat Nussbaum een tegenovergestelde analyse geeft! Voor het verankeren en bestendigen van politieke instituties in een liberale samenleving zijn er volgens haar juist gevoelens van compassie nodig (Nussbaum, 2014). Liefde onderzoekt zij niet als romantisch noch als religieus begrip maar als een politieke emotie die processen van empowerment en democratisering mogelijk maakt.

Haar visie is vernieuwend tegen de achtergrond van dominante politieke theorievorming. Immers, er is eeuwenlang discussie gevoerd over de vraag of de menselijke natuur goed of slecht is. Die filosofische vraag was van belang voor het probleem hoe de rechtstaat in de menselijke (slechte of goede) natuur en een daarmee samenhangende natuurtoestand te funderen. In het algemeen stelden politiek filosofen de natuurlijke staat van een gemeenschap gelijk aan een toestand van overleven onder condities van strijd en concurrentie.

Interessant is dat Spinoza (1631-1677) in zijn politieke visie de begrippen ‘deugd’ en ‘zonde’ niet met de natuur van de mens verbindt maar met onze oordelen over goed en kwaad in de context van een gemeenschap! In de natuurtoestand heeft de mens alleen het overlevingsinstinkt te gehoorzamen en het eigen belang te dienen.

“Zonde is dus niets anders dan ongehoorzaamheid, die alleen door het recht van de staat wordt gestraft, omdat hij daardoor waardig wordt geacht de voordelen van de staat te genieten.”

Spinoza, 1979, p. 238-239.

Spinoza was zijn tijd vooruit met deze opvatting dat goed en kwaad conventies zijn – sociale constructies – die de basis leggen voor een sociaal contract dat een gemeenschap sluit in het algemeen belang en voor het vestigen van een staat.

Real politik versus sociale politiek en utopisch denken

Afbeelding 14: het sociale contract als basis voor politiek[11]

Spinoza en andere denkers van het sociale contract gaan uit van een ‘realistische’ visie op de menselijke natuur, gebaseerd op machtsmotieven en eigen belang. Dit realisme heeft Hobbes (1588-1679) pregnant uitgewerkt in zijn beruchte uitspraak “De mens is de mens een wolf.” (Hobbes, 1983, p.24). Een reus, zoals de Leviathan, is nodig de wolvennatuur van de mens te beheersen aldus Hobbes, onder verwijzing naar een bijbels beeld. In dit spoor ontwikkelde zich de zogenaamde Real politik, een visie die ervan uit gaat dat een egoïstisch streven naar macht en eigen belang, als sterkste drijfveer van de mens, ook de grondslag voor een goede politieke inrichting van de staat, c.q. organiseren, vormt. Is er voor het goede leven in gemeenschappen en sociale groepen inderdaad repressie en een gehoorzaamheidsmoraal, de sterke arm der wet en een machtspolitiek nodig?

Een hieraan tegengestelde route wordt veelal met de metafoor van de edele wilde aangeduid. Deze is verbonden met een Romantische, aan Rousseau (1712-1778) opgehangen visie. In Du Contrat Social (1762) beschrijft deze politiek denker dat de mens van nature goed is: vrij geboren bevindt de mens zich overal in ketenen! De vraag naar de goede samenleving komt zo in een ander licht te staan. Wordt de van nature goede inborst van de mens niet juist onder druk gezet en vervormd door het beschavingsoffensief … ? Een verfrissend maatschappijkritisch gezichtspunt, vergelijkbaar met het tegendraadse van de klassieke cynici, met hun wantrouwen ten opzichte van niet-natuurlijke, door de maatschappij opgedrongen behoeften.

Naar een derde weg van compassie?

Hebben we te kiezen tussen een realistische en een utopische visie hoe het goede leven gemeenschappelijk te organiseren? Bestaat er een derde weg voorbij een Romantische en mogelijk naïeve idealistische route en een Rationalistisch realisme het beest in de mens te temmen? Is er een route mogelijk, die vrijer en minder dwangmatig is dan de weg door middel van politieke – en organisatieregels, een gehoorzaamheidsmoraal en (technische) machtsmiddelen?

Nussbaum schetst een mogelijke derde weg in de vorm van het cultiveren van gevoelens van compassie ten behoeve van het relationeel verankeren van liberale en democratische waarden in politieke instituties. Juist rekening houdend met ‘kwalijke neigingen’ van de mens (door groepsprocessen versterkte gevoelens van haat en nijd, agressie en afgunst, schuld en schaamte) beschrijft ze een ontwikkelingsweg van het bestendigen van morele impulsen, sociale waarden en politieke idealen. Zij vindt een politieke filosofie (hoe zorgvuldig ook uitgewerkt, zoals Rawls in 1971 met zijn Theory of Justice) die zich uitsluitend rationeel toelegt op het onderbouwen van democratische en liberale principes eenzijdig en ontoereikend (Nussbaum, 2014, p. 164).

Juist om niet naïef te geloven in de morele vooruitgang der mensheid onderbouwt zij haar visie met een studie naar democratiseringsprocessen, ontleend aan specifieke politiek historische contexten en gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek naar de emotioneel-fysieke grondslag van de moraal. Hiermee verbindt zij een realistische beschrijving van de menselijke natuur met ethische ambities van emancipatiebewegingen. Zij geeft daarmee inzicht in belangrijke ingrediënten voor een laatmoderne levenskunst.

In een volgend artikel onderzoek ik aan de hand van Nussbaum, Nietzsche en de mediale levenskunst van Rizzuto ingrediënten voor een laatmoderne levenskunst. Levenskunst als een levenslange opgave persoonlijke en publieke, morele en politieke aspecten in het streven naar levensgeluk met elkaar te verbinden. In die zin helpt Huizinga’s ‘ludische invalshoek’ de oproep ken jezelf ook te betrekken op ‘de werkelijkheid’ als een vloeibaar samenspel van politieke, sociale, religieuze en emotionele krachten. En op zichzelf als relationeel wezen op het wereldtoneel, omgeven door een ruimere, kosmische ordening. Een levensvorm in relatie tot sterren, tot dieren, tot planten en tot andere mensen!

De complete literatuurlijst van deze serie is via levenskunst-en-levensgeluk-literatuur te vinden.

Noten

[1] Bron: Four-leaf clover
[2] Bron: Christmas tree
[3] Bron: City_of_God_Manuscript
[4] Bron: Willy Fokke kunstwerk thema gender blender
[5] Bron: Blauwdruk-Ronhaar
[6] Bron: The Normal Distribution
[7] Bron: Olimpiada Bled Slovenija deska
[8] Bron: Speling
[9] Bron: Vulpes vulpes with prey
[10] Bron: Shi Lin
[11] Bron: Social contract Rousseau

Avatar foto

van Thymia, filosofische praktijk voor levenskunst en creatieve ontwikkeling te Weesp heeft in 2016 de Stichting Quest for wisdom foundation opgericht. Het eerste project van de stichting is de digitale spelvorm game Quest for wisdom. Als tweede project wordt het Wijsheidsweb ontwikkeld. Heidi Muijen is ontwerper van het filosofisch-mythische bordspel Mens, ken je zelf en van de ont-dekkende dialoogvormen Wat is de kwestie?-Wat is de questie!.