Het volle leven
Heidi Muijen
Een onderzoek naar “Het spirituele is politiek — het politieke is spiritueel!”, Civis Mundi digitaal, in 2014-05 — bewerkte versie op het Wijsheidsweb 2018-07
Met dank aan Joke Koppius voor haar waardevolle inbreng bij de totstandkoming van deze reeks!
deel 1 — deel 2 — deel 3 — deel 4 — deel 5 — deel 6 — deel 7 — deel 8 — deel 9 — deel 10 — deel 11— deel 12 — deel 13 — deel 14 — deel 15 — samenvatting
Inleiding
In Civis Mundi Digitaal participeer ik met een artikelenreeks aan het thema Filosofie van de Levenskunst. Deze reeks wordt op het Wijsheidsweb — in delen bewerkt en herzien — opnieuw gepubliceerd.
Met deze reeks wil ik bijdragen aan de ontwikkeling van een laatmoderne levenskunst die antwoord geeft op noden van deze tijd. Er is met name inflatie van morele noties en andere waarden ― hoe het betekenisvolle te bewaren in de privésfeer, in professionele praktijken en publieke domeinen?
Dit is filosofisch onder andere gediagnosticeerd als ‘malaise van de moderniteit’ (Taylor, 2009). In het huidige tijdsgewricht worden waarden in het maatschappelijk leven onder invloed van de betekeniseconomie identiek aan marktwaarden en ‘ieders eigen smaak en keuze’. Daarmee ontstaat er betekenisverlies in (de duiding van) individuele en collectieve ervaringen.
De artikelen vormen stappen op een verkenningstocht, gericht op het ontwikkelen van een ethisch-politiek bewustzijn teneinde aan het gebrekkige begrip ‘postmoderniteit’ een positieve invulling te geven.
Aan de hand van mythen, filosofen en actuele vraagstukken verken ik meanderend het verschralen van ‘geluk’, ‘authenticiteit’, ‘spiritualiteit’ en andere thema’s van (populaire) levenskunst.
Doel is die begrippen te verrijken door ze in samenhang te bezien als aspecten van levensgeluk vanuit wijsheidstradities en filosofische levenskunst.
De artikelenreeks mondt uit in de noodzaak de rijkdom van de multiculturele samenleving te benadrukken. Steeds sterker krijgt de reeks een relationele focus en de laatste zes artikelen zijn een pleidooi een interculturele invulling te geven aan een filosofische levenskunst.
Als voorstel hoe deze langs verschillende wijsheidswegen te ontwikkelen is er een ‘Rad van interculturele levenskunst’ geschetst, geïnspireerd op de symboliek van de vijf elementen. Dit ‘Rad’ dient als vrucht van en richtingaanwijzer voor verdere ontwikkeling van interculturele levenskunst door middel van levende ontmoetingen en ‘storytelling’, spel en dialoog.
De vraag hoe een volle visie op levensgeluk (Schmid, 2010) het smalle economische begrip van welvaart kan verrijken is in dit vijfde deel voortgezet door te onderzoeken hoe ‘het volle leven’ zowel materiële als immateriële, morele en spirituele aspecten voor ethisch-politieke bewustwording omvat. Die vraagrichting leidt tot de schets van een ‘elementaire’ levenskunst.
Elementaire vormen van geluk
Kenmerkend voor een geluksmoment is de kortstondigheid. Veelal gaat het om een simpele beleving. Zoals het zien van zonnestralen in een donker bos, het horen van vogels in de ochtendschemering, de eeuwige deining van de zee, het samen dansend in de muziek opgaan … enz. Een moment van geluk geeft, hoe kortstondig ook, diepte, glans, flow, stilte, ruimte of rust aan het beleefde. Het geluksmoment gaat onherroepelijk voorbij zodra er een wolk voor de zon komt … Is levensgeluk de optelsom van dergelijke geluksmomenten of is er een bestendiger vorm van geluk mogelijk?
De betekenis van het woord ‘geluk’ suggereert dat de gelukservaring schuilt in het gelukt zijn van een actie, plan of onderneming. En van het leven als geheel, waar het woord levensgeluk op lijkt te wijzen. Het bereiken van een doel gaat gepaard met een kleiner of groter geluksgevoel. Toch hangen geluksmomenten niet altijd samen met het behalen van een concreet doel. Vaak gaat het juist om momenten die zich onttrekken aan directe doelgerichte acties.
Kenmerkend lijkt veeleer een eenvoud in de beleving te zijn. Het samengaan van een innerlijk gevoel van ‘zo is het goed’ met de uiterlijke kenmerken van de situatie: zoals het adembenemende uitzicht vanaf een bergtop of het gevoel van eindeloosheid bij het lopen langs het strand. De ruimte waarin men zich bevindt is een ‘innerlijke wereld’ geworden. Andersom correspondeert het innerlijk beleven met de fysieke kenmerken van de situatie of de ruimte. Ook lijkt zo’n geluksmoment tegelijkertijd een eeuwigheid te duren.
Het samenvallen van Chronos en Kairos
Hoe verhoudt zich zo’n gelukkige zijnswijze tot de gewone toestand in het leven van alledag? Is het slechts schijn, dat men eventjes buiten de kloktijd verwijlt? Is het opgaan in de muziek, samen met de ander een illusie of is er sprake van een werkelijk samenvallen tussen binnen en buiten? Dat overstijgen van de begrensde tijd lijkt op een variant van ‘synchroniciteit’ (het in de tijd samenvallen van schijnbaar onafhankelijke gebeurtenissen). In een geluksmoment is binnen en buiten samengebald in het goede moment van Kairos! Meestal bevinden wij ons in de orde van Chronos, en spreken iets af op een afgekaderd moment van de kloktijd, gericht op het behalen van een doel of resultaat. Hoe zou een samenspel van Chronos en Kairos eruit kunnen zien? Zouden ze ons in een ritme kunnen brengen, waarbij er een losser verband met de opeenvolgende momenten zich samenballen in een spanningsboog waar de tijd lijkt stil te staan en we opgaan in wat er zich in de tijdsruimte afspeelt.
De zinnebeelden van Kairos en Chronos uit de Griekse mythologie kunnen ons hierover misschien meer leren. Vadertje tijd zou, volgens de mythe van Chronos, zijn eigen kinderen opeten! Het volgens de kloktijd opgejaagde leven vraagt van mensen veelal hetzelfde! Zowel op het werk als thuis lijkt een opgejaagde zijnsmodus zich af te wisselen met een routineuze en instrumentele instelling jegens elkaar en ten opzichte van wat er te doen staat in de situatie. Zo verhoudt men zich dan ook tot de tijd bij het haastig kijken op de klok wanneer men zich door de dag heen haast. Er is een prijs te betalen voor het behalen van de doelen op de ‘to do list’: de open staat van een kinderlijk, authentiek, spontaan en vrij levensgevoel. Een vrije en open staat van zijn sluit zich wanneer men zich monomaan en eendimensionaal richt op het bereiken van resultaat.
Dat geldt niet alleen voor het werkleven, in toenemende mate ook voor het managen van een gezin. En zelfs voor een vakantie: waar die voor sommige mensen bestaat uit het kunnen afvinken van de highlights van de bezochte stad of streek, daar luieren anderen liever, rondom huis of zonnend aan een strand. In beide gevallen vormt (het tijdelijk opschorten van) een resultaatgerichte en instrumentele levensinstelling de achtergrond voor het inrichten van de vakantie! In onze jachtige tijden overheerst de chronologische tijdsbeleving een kairotisch levensgevoel. Hermsen (2014) heeft in haar studie de jeugdige karakteristieken van Kairos, het werken met verbeelding, enthousiasme en bevlogenheid, aanstekelijk geschetst; alsmede het belang van het herstellen van de balans tussen beide goden.
Doelgerichte versus open levenshouding
Mensen stellen zich doelen en voelen zich meestal ‘leeg’ en ‘nutteloos’ bij het ontbreken daarvan. De gerichtheid op het plannen van leven en loopbaan, op het organiseren van vakanties en op het volgen van de agenda die het dagelijkse leven bepaalt, typeert de huidige wat overspannen vormgeving van de menselijke intentionele levensinstelling.
En hoewel mensen zich meestal gelukkig zeggen te voelen met het behalen van een gesteld doel, vraag ik mij af of een vollere vorm van geluk niet veeleer te maken heeft met een open en vrije staat van zijn. Met het moment van vervulling tussen projecten in, wanneer er even niets hoeft te worden nagestreefd. De vervulling is een ogenblik waarin de last van het bestaan is ‘opgelost’ als een wolk voor de zon. Opeens is er de open blauwe lucht zonder dreigende wolken en (in)spanning: daar kan men puur verwijlen, opgaan in het moment en in de situatie.
Meestal duurt die toestand niet lang en volgt er een impasse, een onbestemd gevoel of leegte die benauwd. Zoals het spreekwoordelijke zwarte gat na getrooste inspanning, na het schilderen van een huis, het behalen van een studie of een ‘project’. De leegte is gemakkelijk weer in te vullen met wat men gewoon is te doen, routineus, of door zich een nieuw doel te stellen. Daarna volgt eenzelfde opeenvolging van zetten.
Zo’n interpunctie lijkt mij karakteristiek te zijn voor de doelgerichte, resultaten behalende ‘normale’ modus van het bestaan. Als een interruptie van de spanningsboog doen zich spontaan of intentioneel, per toeval of lang verwacht, gelukkige en ongelukkige gebeurtenissen voor. Het geluk kan men ‘met de dag plukken’ en er voor kortere of langere tijd van genieten.
Vanuit een perspectief van levenskunst kan men zich afvragen “Is dit nu alles?” of bestaat er een bestendiger vorm van levensgeluk? Betekent een duurzame vorm van levensvervulling alleen de optelsom van gerealiseerde doelen? Of zou er een kwalitatief ander, ultiem geluk mogelijk zijn? Wanneer men alles heeft bereikt en men niets meer te wensen over heeft? Of bestaat er een subliem elementair geluk, wanneer het gelukt het doelgericht geluksverlangen als levenshouding los te laten?
Levenskunst en het bestendigen van geluk in het leven
Faust sloot, volgens het grootse epos over deze figuur dat Goethe schreef, een pact met de duivel: hij zou de metafysische kennis en macht van de duivel verkrijgen voor het realiseren van alle mogelijke wensen, in ruil voor zijn ziel. Echter, alleen dan wanneer Faust niets meer te wensen over zou hebben! Een win-loose strategie voor Faust, die eigenlijk de mens verzinnebeeld. Is het immers niet hoogst waarschijnlijk dat Faust zich steeds weer iets nieuws wenst, waardoor de duivel zijn ziel nimmer kan krijgen, en Faust een schier goddelijk leven op aarde zal leiden?! Toch sloeg het noodlot op onvoorziene wijze toe. Dat gebeurde toen Faust in de ban raakte van de schone Helena: haar te bezitten was het enige dat hij zich nog kon wensen … Met de realisering van die vurige wens, kwam de duivel hem halen!
Voor veel mensen klinkt de vraag ‘of je wel echt gelukkig bent’ ongemakkelijk, vaag of confronterend. De concrete resultaatgerichte vraag naar een betere baan, het ideaalgewicht, de vakantie of het droomhuis …, zorgt voor een soepeler gesprek.
Wensen in het leven of doelen in de loopbaan kan men, soms door middel van counselling, coaching of supervisie, trachten dichterbij brengen. In een instrumentele setting van begeleiding of behandeling wordt de wens vertaald in een smart-doel (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden).
Een existentiële benadering kan de focus in het gesprek verleggen. Bijvoorbeeld van ‘hoe kun jij die baan vinden die beter bij je past?’ naar de vraag wat levensgeluk nog meer, anders, ‘echt’ voor jou zou kunnen betekenen.
Kanteling van perspectief: van hebben naar zijn …
In plaats van direct en instrumenteel stappen te zetten naar een concreet doel, zorgt reflectie op het handelen vanuit een filosofische invalshoek van levenskunst voor een ‘schurende’ focus. De blik wordt van buiten naar binnen gericht. Het doel verschijnt als een vergezicht op een innerlijke reis: het gebied is langs verschillende wegen te verkennen en het kan zowel als doorgangsroute of bestemming worden gezien. Zo is veeleer de levenshouding van het reizen dan het doel van de reis cruciaal. Vanuit een reizende levenshouding is het mogelijk langs meerdere wegen en op diverse plekken levensvervulling te vinden, ongeacht of het reisdoel wordt behaald.
Afhankelijk van de affiniteit van de behandelaar of de begeleider is er in vormen van coaching, supervisie, counselling en therapie ruimte voor vragen naar zingeving. Echter: de filosofie van de levenskunst zet die invalshoek op systematische en radicale wijze in. Zit er niet in elke concrete hulpvraag ook een vraag naar levensvervulling? De focus op ‘smart’-doelen kantelt naar het bevragen en problematiseren van de zin van gestelde doelen: hoe staan de concrete levens- en loopbaanvragen in verbinding met iemands levensroeping? Hoe zijn meetbare doelen verbonden met incommensurabele waarden?
De cursieve woorden klinken ouderwets en daardoor lijkt de vraag naar het onmeetbare van levensvervulling vooral te duiden op iets ‘religieus’ en ‘transcendents’. Het antwoord op die vraag lijkt dan te moeten worden verplaatst naar een hiernamaals: de hemel, het nirvana, de eeuwige jachtvelden, … In die zin is het de vraag of “het bewerken van zingevingvragen” wel thuis hoort in professionele begeleiding of alleen door een specialist in geestelijke zielzorg mag worden opgepakt.
Vanuit de kanteling naar een perspectief van levenskunst is het echter juist andersom: de filosofische vraag naar de zin van gestelde doelen en levensgeluk in begeleiding mag niet ontbreken! Evenwel is levensvervulling niet in een transcendente en fundamentalistische maar in een immanente en relationele zin te verstaan. De vraag wordt dan: Hoe kan men een focus op een volle vorm van geluk in het leven van alledag bestendigen? Zou dit ook in de context van werk mogelijk zijn, waarin een instrumentele optiek en de systeemdruk door economische waarden overheersend zijn?
Congruentie in levensgeluk: “zo binnen zo buiten, zo boven zo beneden”
Tijdens workshops aan de hand van Mens, ken je Zelf! — een filosofisch-mythisch bordspel voor het onderzoeken van levensgeluk — is het bijzonder te ervaren dat de allerindividueelste geluksmomenten van deelnemers ook universeel menselijke aspecten lijken te bevatten. Dat is vooral herkenbaar wanneer de gelukservaring door middel van spel en dialoog in de taal van de natuurelementen aarde, water, lucht en vuur, wordt verwoord. Het taalspel van de elementen kan zowel letterlijk als figuurlijk een geluksbeleving aanduiden: zoals het gebulder van de schuimende zee, het schouwspel van wind en wolken, of de geurende rode aarde en glooiende heuvels in mediterraan landschap. Het spel der elementen betekent immers zowel een beleving in de natuur buiten ons als een elementair gevoel van binnenuit: als een stromend of vurig gevoel, als een luchtige instelling, als een geaarde levenshouding of een aardse beleving. Deze karakteristiek van elementair geluk, de congruentie tussen binnen en buiten, tussen de aardse situatie ‘beneden’ en een daaruit ‘opgetild’ voelen te zijn — herinnert aan de archaïsche spreuk van levenskunst “zo boven zo beneden”….
In de dialogen rond het speelbord herkennen mensen het elementaire karakter in de overigens zeer diverse geluksbelevingen. Steeds lijkt het evenwel te gaan om het samenvallen van iets dat zich van buiten af aandient (muziek, zonnestralen, vogelgezang, …) met een parallelle beleving van binnenuit. Die beleving richt zich naar iets dat groter is dan een voorbij vliedend nu-moment — als een verrassing, verwachting, herinnering, gewaarwording, …
De innerlijke bewogenheid lijkt mee te bewegen met de uiterlijk waarneembare situatie. Juist in het samenspel van buiten en binnen wordt de ervaring als rust of ruimte, bevrijding of vervulling beleefd.
De gelukservaring dient zich aan als een bijzondere vorm van congruentie in de concreetheid van de ervaringswerkelijkheid en tegelijkertijd ontstaat er ruimte in het ‘platte’ alledaagse. Een congruentie tussen bijvoorbeeld de objectieve rust die in het bos heerst en de subjectief ervaren zielenrust.
De congruentie tussen twee domeinen (zoals die tussen boven en onder, binnen- en buitenwereld) heb ik eerder als een vorm van metaforiek onderzocht. De transformatieve kracht van metaforische taal heb ik in mijn proefschrift beschreven als een bijzondere vorm van communicatie en interactie in veranderingsprocessen (Muijen, 2001). Vanuit een objectiverende benadering worden daarbij de grenzen van het empirisch en conceptueel vaststelbare overschreden. Er vindt transgressie, metaforische verdichting en/of verplaatsing, plaats.
De kracht van metaforische taalspelen
In de workshops aan de hand van het spel Mens, ken je zelf! (Muijen, 2010) laat ik mensen hun persoonlijke geluksmoment verbeelden en herkaderen als een ervaring van elementair levensgeluk. Dat wil zeggen dat het taalspel van de elementen (aarde, water, lucht, vuur en ether) dienst doet als betekenisgevend kader ten behoeve van een fenomenologische beschrijving van de ervaring. Daarna laat ik mensen zich de vraag stellen hoe deze geluksbeleving kan dienen als een ankerpunt voor de levensreis. Hoe kunnen mensen aan de momentane en persoonlijke ervaring een ijkpunt ontlenen voor het goede in leven en loopbaan? Inzichten uit de filosofie van de levenskunst (de antieke scholen van het scepticisme, het hedonisme, het cynisme, de Stoïcijnen en uit de modernere existentiële filosofie van Kierkegaard, Nietzsche, Sartre, Schmid, Fromm, Arendt, Nussbaum, …) geven voor mensen aanvullende en versterkende, soms confronterende perspectieven voor de vraag: hoe levensgeluk in mijn leven en werk te bestendigen?
In een verdiepende dialoog waarin deelnemers persoonlijke gelukservaringen onderzoeken in het licht van filosofische perspectieven, vinden veel mensen levensgeluk een groot woord en verzuchten: ‘Tja wat is nu geluk … ?’ Maar ze kennen wel gelukkige momenten. Mogelijk ligt er in een gecondenseerde vorm in zo’n persoonlijk geluksmoment een duurzamer betekenis van levensgeluk besloten? Bijvoorbeeld in de wijze waarop men ook in zo’n kortstondig en individueel moment op ‘het goede’ is afgestemd en in die zin steeds ‘het innerlijke kompas’ ijkt? Bij de start van mijn lessen ethiek en levenskunst in de masteropleiding Begeleidingskunde werken studenten in beeldende en verhalende vorm het thema van het goede leven uit tot een persoonlijk en professioneel ankerpunt.
Door elkaar en zichzelf op waarderende en problematiserende wijze te bevragen oefenen deelnemers zich in de kunst ijkpunten voor het goede leven te vinden en te verwoorden. Ook het onderzoeken van het tegendeel van levensgeluk en ‘het goede’ draagt daartoe bij. Daarom vormt de innerlijke geraaktheid over een moreel knellende werksituatie de ingang voor het ontwikkelen van levenskunst in organiseren. Langs deze weg kunnen de van buitenaf aangereikte referentiekaders (zoals de deugdethiek, plichtethiek, gevolgenethiek en verantwoordelijkheidsethiek) verbonden worden met kennis van binnenuit.
Het innerlijk kompas
Door middel van verbeelding en het voeren van een morele dialoog wordt het innerlijk kompas van mensen aangesproken. Deze metafoor uit de klassieke levenskunst doet een appèl op de verbeelding en het intuïtieve weten van deelnemers, als oefening hoe kennis van buiten te verbinden met het eigen (ge)weten. Vervolgens is het de kunst schurende aspecten van het handelen (bijvoorbeeld de verschillende petten die iemand in een werksituatie op heeft) als vraag naar het goede met elkaar in verbinding te brengen. Zowel persoonlijke als professionele waarden, functionele, team-, organisatorische en maatschappelijke verantwoordelijkheden krijgen in de morele dialoog een stem. Deze spelen mee in het ontwikkelen van een meerstemmig en gelaagd perspectief op ‘het goede leven’ in de praktijk van alledag.
Bij het ethisch onderzoeken van een werksituatie blijken steeds menselijke waarden zoals vrijheid, mededogen, liefde en verbondenheid mee te spelen. Deze ijkpunten zijn kennelijk niet alleen cruciaal voor het goede leven in de privé sfeer maar evenzeer in werksituaties. Ze duiden op een herkenbare, collectieve laag in overigens zeer verschillende inhouden en contexten van ervaring. Het taalspel van het elementaire geluk geeft zo een ingang voor het beschrijven van het waardevolle in diverse domeinen!
Bijvoorbeeld kan in een natuurbeleving die iemand een gevoel van rust en ruimte geeft, een ethische betekenis meeklinken: dit gevoel van rust staat in verbinding met het ‘vrije zelf’ of een ‘innerlijke kern’, die in het sociale verkeer onder druk is komen te staan. De oefening leert dat men vrijheid en andere waarden, niet alleen in een beperkte zin ‘moreel’ hoeft te verstaan, als uiting van geldende groepscodes (team- en organisatiewaarden), maar ook als betekenisvol voor het realiseren van het eigen levensontwerp.
De ‘normale’ ervaringsmodus versus een piekervaring, grenservaring, BDE
Een bijzonder intense variant van de gelukservaring is in die zin door humanistisch psychologen een piekervaring (Maslow, 1964) genoemd. De piekervaring tilt je uit gewoonten en routines op, dwars op de dagelijkse gang en routines van het leven. In het beeld van die metafoor zou je het ook een grondervaring kunnen noemen. Een ervaring die je laat beseffen wat het meest basaal is in je leven! Bijvoorbeeld een besef meer tijd te willen nemen voor vrienden en dierbaren, of de wens meer zorg aan zichzelf en tijd aan zinvolle zaken te willen besteden door minder te gaan werken. Het verlies van een dierbaar persoon door de dood of het beleven van de geboorte van een kind is met nog een andere metafoor als grenservaring (Jaspers, 1919) beschreven.
Een filosofische analyse van het brede spectrum van menselijke ervaringen geeft zicht op de beperktheid van de ‘normale’ ervaringsmodus (Duintjer, 1988).
Het ervaren van een grens kan mensen de zicht in het leven naar twee kanten toe helpen te verruimen; enerzijds naar de ervaring van eindigheid en anderzijds naar de mogelijkheid van transgressie, voorbij de begrensdheid van het bestaan.
Wat we in het dagelijks leven als onbetwijfelbaar ijkpunt voor ‘de werkelijkheid’ hanteren, blijkt in een piek- of grenservaring relatief te zijn. Uitzonderlijke gevallen van bewustzijnsverruimende ervaring zijn als een zogenaamde bijna dood ervaring, BDE, (Van Lommel, 2009) onderzocht in een longitudinaal onderzoek en verbonden met de vraag hoe deze uitzonderlijke ervaring doorwerkt in het verdere leven.
Wellicht minder intens dan in deze bijzondere existentiële ervaringen zijn er in de alledaagse beleving van mensen momenten, waarin de ‘duisternis’ rond de normale gang door het leven even oplicht. Alsof men wordt opgetild en er een ruimer zicht ontstaat op de samenhang van doel en weg op de zoektocht in het labyrint. In de beeldspraak van dit klassieke symbool voor de levensreis lijkt de geluksbeleving de glans van het leven hoe dit ten diepste kan worden ervaren. Het bijzondere van de eerder genoemde piek-, grens-, BDE-ervaringen lijkt mij te zijn dat ze als existentiële ervaringen de diepten en hoogten van het menselijk bestaan aanduiden. Mogelijk is de concrete inhoud van de ervaring minder relevant dan de ruimere dimensie waarin deze is ervaren. Het ‘hoe’ en de bewustzijnsruimte waarin de gebeurtenis plaatsvindt, dient zich als werkelijker aan dan het dagelijkse gebeuren in de ‘normale’ bewustzijnsmodus.
Een intense gelukservaring heeft een vergelijkbare verruimende werking. Of het nu schijn of zijn is, illusie of werkelijkheid, het gelukkig zijn vertoont aspecten van een bewustzijnsverruimende werkelijkheidservaring, van een eenheidservaring, waarin binnen en buiten samenvallen, grenzen tussen ik en ander wegvallen, zoals in liefdes- en in mystieke ervaringen.
De weg en het doel in het labyrint van het leven
Terug naar de vraag hoe het levensgeluk in de vorm van een ‘volle’, ‘verlichte’ bestaansmodus te bestendigen. Ten opzichte van het ondubbelzinnige elementaire geluksgevoel toont het motief van Faust een fascinerende dubbelzinnigheid! Enerzijds lijkt Faust’s verlangen naar kennis en macht erop gericht diens levensgeluk hier en nu te bestendigen. Anderzijds wijst het duivelspact dat hij daartoe sloot op een grens: een vingerwijzing dat een ultieme staat van geluk en vervulling niet op aarde te realiseren is? Het leven is gebroken en valt uiteen in gelukkige en ongelukkige momenten. De zorg om het bestaan strijdt met de hoop op betere tijden om de voorrang! We hebben te leven met een paradox: dat mensen verlangen ‘echt’ gelukkig te zijn, gaat samen met het groeiende besef dat het onmogelijk is dit blijvend in het leven te realiseren …
In donkere fasen op de levensreis kan men verlangend uitreiken naar voorbije gelukkige momenten en verzuchten dat het leven eigenlijk zo licht en liefdevol behoort te zijn! Zoals Gabriëlla haar geluksverlangen met ziel en zaligheid uitzingt in de prachtige film uit 2004 As it is in heaven … Daarin bezingt ze het als een geboorterecht gelukkig te mogen zijn en te leven zoals zij zelf wil!
En toch: is het niet juist menselijk dat wij ons voortdurend hebben in te spannen het leven te laten ‘gelukken’ door ons steeds kleine, haalbare doelen voor ogen te stellen? Counselling, coaching, supervisie, hulpverlening, therapie, en onderwijs — het zijn vormen van ontmoeting en interactie, waarin ‘gezonde ontwikkeling’ van mensen wordt ondersteund. Deze zijn er doorgaans op gericht, dat men leert zich doelen te stellen die haalbaar en realistisch zijn. Evenwel, levenskunst en ethiek in begeleiding breken dat benauwende kader open. De problematiserende vraag dient te worden gesteld: zijn de gestelde doelen ook goed en moreel wenselijk?
Ambivalentie tussen het zoeken en het vinden van geluk
Een staat van zijn waarin mensen zo gelukkig zijn dat er niets meer te wensen over is, zodat men zich daarom geen doelen meer stelt, roept ook ambivalente gevoelens op. Een leven zonder doelen lijkt zinloos. Het wordt door veel mensen niet alleen als onmogelijk maar ook als onwenselijk gezien, of als ‘slecht’, ledig en lui. De vraag lijkt daarom te zijn: Al ware het mogelijk, is het ook wenselijk het momentane geluk te bestendigen?
Vanuit een christelijk perspectief klinkt het oordeel van zondigheid: in het zweet uws aanschijns zult gij uw dagelijks brood verdienen!
Als visionair filosoof sprak Nietzsche zijn wantrouwen uit jegens Hinterweltler die een leven ‘achter’ of ‘na’ het aardse leven beloven!
Hij staat bekend als filosoof met de hamer, die tegen alle heilige huisjes van de kerk en de cultuur van zijn tijd aanschopte. De christelijke leer van de naastenliefde noemde hij een slavenmoraal! Nietzsche sloeg niet stuk om het stukslaan. Zijn pijlen richten zich op zelfbedrog en hypocrisie.
Nietzsche maakt ruimte vrij voor een nieuw besef van levensgeluk dat de mens zelf, zonder de bemiddeling van priesters en andere hoeders van de waarheid, individueel en op aarde kan realiseren. Hij heeft het over twee kwaliteiten die nodig zijn om de ‘afgrond’ van een leven, ontdaan van alle metafysische opsmuk, onder ogen te durven zien: mededogen en moed!
‘Doch mededogen is de diepste afgrond: zo diep als de mens in het leven ziet, zo diep ziet hij ook in het lijden. Moed echter is de beste doodslager, moed die aanvalt: die slaat zelfs de dood nog dood, want hij spreekt: ‘Was dit het leven? Welaan! Nog eens!’
(Willemsen, 1997).
In het spoor van Nietzsche kies ik voor een levenskunst waarin levensgeluk los gemaakt is van dogmatische claims, zowel religieuze, spirituele, morele en wetenschappelijke pretenties. Deze passen niet in een eigentijdse benadering waarin de grote verhalen over het ware geluk ongeloofwaardig zijn geworden. Tegelijkertijd zijn zowel Nietzsche’s filosofie als de populaire levenskunst sterk individualistisch gericht, zonder nadrukkelijke aandacht voor ethische en politieke kwesties. Juist de verbinding tussen de spirituele — en de politieke dimensie vraagt aandacht in een laatmoderne levenskunst.
Politieke macht en kwetsbare kracht
De politiek lijkt om het verwerven en bestendigen van macht in de buitenwereld te gaan, terwijl spiritualiteit menselijke kwetsbaarheid centraal stelt en handreikingen doet hoe innerlijke kracht te ontwikkelen. In een vergelijkbare zin lijkt mij levensgeluk als tijdverschijnsel ambivalent te zijn. In emo-tv en -radio lijkt het om een geluks-prestatiedwang te gaan. Het kwetsbare van levensgeluk wordt daarin overschreeuwd door de vele ons ter beschikking staande ICT-middelen: mobiel, skype, facebook, facetime, enz. Zo kunnen we de pijnlijke afstand tot dierbaren in tijd en ruimte verdoezelen. Het gemis van het elkaar fysiek nabij zijn, onthult tegelijkertijd de kracht van een liefdesband. Door het contact al skypend met elkaar te ‘onderhouden’ wordt alleen de objectieve afstand in tijd in ruimte overbrugd, doch de diepte van het samenzijn miskend. Het onophefbare verschil tussen real time ICT-contact en levende presentie en samen zijn in stilte is als een diepe kloof tussen twee bergtoppen.
Zo mijmer ik wat het betekent mijn (klein)kinderen te moeten missen aan de andere kant van de wereld, terwijl ik hen tegelijkertijd hun levensgeluk daar gun! Meer dan romantiek of nostalgie gaat het mij om een poging de gelaagdheid van levensgeluk te onderzoeken. Er doemt onmiskenbaar een melancholische laag op onder het grootmoederlijke kleine geluk. Is die gelaagdheid en ambivalentie niet juist kenmerkend voor levensgeluk als existentiële realiteit? In het spoor van Schmids inspirerende boekje Geluk en waarom het niet het belangrijkste is in het leven (2008), onderzoek ik de verbinding die hij legt tussen geluk en de ‘andere kant’ van tegenslag. In plaats van ongeluk te zien als geluk uitsluitend, als haar tegendeel, en melancholie als iets pathologisch, legt hij een verbinding tussen beide polen en komt zo tot een begrip van het volle geluk. In de volheid van het leven is er het ‘toevallige geluk’, ‘het geluk van het goede gevoel’, ‘het geluk van het ongelukkig zijn’ en het kairotische geluk van het goede moment.
Het toevalsgeluk is een oppervlakkige vorm van geluk, zoals de kleine golfjes op een rivier die nu eens één kant en dan weer de andere kant op gaan. Ongeacht dierimpeling beweegt de rivier zich vanuit de stroming in de diepte.
Volgens het antieke wereldbeeld ligt het toevalsgeluk — evenals de tegenhanger van pech en rampspoed — in handen van de godin Tyche, dochter van Zeus — of van Oceanos volgens andere bronnen (Fry, 2018). Interessant is het gegeven dat ze bekend stond als Aletheia — het woord voor waarheid in Oudgrieks — voordat haar onsterfelijkheid werd verleend. Ook werd zij geassocieerd met Athena, godin van de wijsheid. De Latijnse variant van deze godin als vrouwe Fortuna heeft meer bekendheid gekregen. Het Rad van Fortuin spreekt nog steeds aan als symbool, zelfs in de platheid van een naar haar vernoemd tv-spel.
De gelaagdheid van levensgeluk
Wanneer we de mythologische wortels serieus nemen ligt er in het vinden van levensgeluk een innerlijke verwantschap met ‘de breekbaarheid’ van het bestaan: we zijn als mens overgeleverd aan toevallige krachten die ons geluk in de schoot werpen dan wel het in een klap wegvagen. De Lethe is in de mythologie de rivier der vergetelheid en de filosoof Heidegger wees op de etymologie van ‘a-letheia’ welke ons leert dat de waarheid die we hebben gevonden alleen eventjes is onttrokken en ook weer zal verzinken in de donkere diepte van het vergeten, gesymboliseerd door de Lethe, rivier der vergetelheid …
In Oudgrieks heet het doel van levenskunst eudaimonia ofwel het hoogste levensgeluk. Letterlijk onthult dit Oudgriekse woord een ‘welgemoed’ meestromen in de levensstroom. De ‘daimon’ van de klassieke levenskunst vertelt van de innerlijke verbondenheid van schaduw- en lichtkanten van het leven. Schmid vertaalt haar met ‘sereniteit’ als een “geestelijke houding die vreugde net zo belangrijk vindt als droefheid. Gelatenheid maakt het mogelijk het afgrondelijke en het tegenstrijdige vrij baan te geven, …” (Schmid, 2008, p.35). Het gaat over een volle vorm van geluk die binnen met buiten verbindt, die substantiëler is dan de fluctuerende stroom van gevoelsimpulsen op het ritme van voor- en tegenspoed. Elk moment kan een gelukkige periode omslaan in haar tegendeel en andersom. De diepte van een vredig gevoel van levensgeluk voorkomt het heen en weer geslingerd te worden door tegenslag en momenten van geluk. Wisselende winden, golfslag en stromingen op zee, maken dat het bepalen van de juiste koers naar de plaats van bestemming een complexe stuurmanskunst vergt, de kunst van het leven.
Amor fati
Filosofische levenskunst vertaalt het mythische beeld in inzichten en leefregels hoe met de wisselvalligheid van het levenslot goed om te gaan. Zo wijzen Hadot (2004) en Schmid (2008) op de kunst de gelaagdheid in levensgeluk te beseffen en daarmee het momentane geluk ook weer los te kunnen laten. Die kunst is een aspect van phronèsis, de praktische wijsheid voor het aanboren van veerkracht, ook als het leven zich van een andere kant laat zien. Levenskunst is de opgave dit noodlottige gegeven te omarmen: Amor Fati, zo noemden de oude filosofen die liefde voor het levenslot! Openheid voor de duistere diepte en het onbestemde van het leven staat als levenshouding tegenover het vermeende zeker stellen van het geluk en de illusie dit in eigen hand te hebben. De antieke en hedendaagse levenskunst doorziet en voorziet hoe broos het geluk in het leven eigenlijk is en geeft handreikingen hoe contact maken met de stille (af)grond van het bestaan.
Zowel de duistere als de lichte kant horen bij de zoektocht door het labyrint van het leven. Juist die complexe gelaagdheid hoort bij het volle leven en vraagt het volgen van een meanderende weg veeleer dan het koersen op eenduidige richting. Levensgeluk onttrekt zich aan elke poging het te willen vastleggen. Die illusie is de schaduw die het vooruitgangsstreven en de naar buiten gerichte levensstijl, met overdaad en wellness, op de voet volgt. Het jachtig voortgedreven zijn door de prestatiedrang naar een maatschappelijk ‘gelukt’ bestaan en het toe-eigenen van het geluk volgens geldende standaards, of dit nu spiritueel of materialistisch wordt ingekleurd, getuigt van een krampachtige levenshouding. Juist door schaduwkanten van het leven en rafelranden van geluk te omarmen kom ik op een belangrijk spoor van levenskunst dat mij fascineert.
Aandachtig denken en zijnsvergetelheid
Heidegger duidt de onpeilbare diepte van het bestaan aan als vraag naar het zijn zelf. Hij noemde het de opgave van de filosofie het zijn te gedenken, door het ontwikkelen van een aandachtig denken. Dit in tegenstelling tot het berekenende, wetenschappelijke denken dat gericht is op het bepalen van het zijn, het categoriseren van zijnden. Heideggers zijnsperspectief laat ons beseffen dat levensgeluk zich wezenlijk onttrekt aan elke duiding van geluk en hoe het te bestendigen in ons leven.
In mijn oren gaat het hierbij ook over het nastreven van een open onderzoekende houding door zich te realiseren dat ‘men’ zich veelal oordelend ten opzichte van anderen en het leven opstelt. Het menselijk bestaan betekent de opgave zich ten opzichte van anderen en de wereld te verhouden. Dat wij ons meestal niet bewust zijn van de meervoudigheid en meerzinnigheid van het bestaan noemt Heidegger zijnsvergetelheid. De schaduw van het volle leven dient zich in de diepte van de ziel aan als existentiële angst en verveling (Prins, 2007).
Angst, verveling en gelatenheid
De angst dreigt ons binnen de normaliteit gevangen te houden en door verveling kunnen we ons verleiden tot steeds weer andere ‘kicks’. Daarmee verhullen we de signaalfunctie van angst en verveling om ons uit de zijnsvergetelheid wakker te schudden. In die zin zijn het fenomenen waar het ‘rationeel-empirische bewustzijn’ (Duintjer, 1988) voor terugschrikt. In zijn latere werk schrijft Heidegger over de mogelijkheid een andere grondhouding tot het zijn te ontwikkelen, een open staan voor en laten zijn van het andere, Gelassenheit. Hij gaat in dialoog met dichters en andere kunstenaars (Heidegger, 1986) en probeert zo een toon en taal te vinden voor het aanraken van het zijn zelf.
De gebruikelijke beheersende en instrumentele omgang met de wereld gaat samen met een gedachteloosheid, een vergeten van het mysterie van zijn. We gebruiken taal als instrument naast andere middelen — zoals tijd, geld, materie en kennis – om projecten en doelen te realiseren.
Waar het normale gepraat een poging is weg te kijken van het mysterie tracht het wetenschappelijke denken de wereld tot ‘be-grip’ (waarin de metafoor van het ‘grijpen’ doorklinkt) te brengen en in de greep te krijgen. Het ‘laten zijn’ roept op tot dichten en verbeelden, stamelen en zwijgen.
Heidegger, Hadot en Schmid en andere existentiële filosofen reiken een taalspel aan om gevoel voor het volle en gelaagde levensgeluk te krijgen. Zoals het inzicht dat geluk vervluchtigt in de poging het krampachtig zeker te willen stellen. Door het te laten zijn worden we ontvankelijk voor hoe het leven zich toont. Die houding van gelatenheid kan gemakkelijk worden misverstaan. Als een onverschilligheid of als een permanente staat van ‘verlichting’, verheven boven aardse beslommeringen. Veeleer lijkt het mij te gaan om de toegewijde poging open te staan voor de duistere diepte van het bestaan als niet weten.
Schakelen tussen polen en lagen in het volle leven
Het onderzoek naar de verbinding tussen spirituele en politieke dimensie van levenskunst heeft geleid tot een beschrijving van de gelaagdheid van het volle leven. Ten diepste is het verbonden met de aard van mens-zijn als kwetsbaar wezen. Daarin schuilt een kracht zich te durven laten raken door het levenslot en in de relatie tot anderen. Sensitief en ontvankelijk en geleid door de wil gelukkig te zijn en het omarmen van de paradox het ook niet te willen, het te laten zijn. Levenskunst als gelatenheid, de kunst het geluk niet vast te hoeven houden of toe te eigenen. Is het menselijkerwijs mogelijk zo onthecht te leven? Elke zekerheid los te laten? Levensgeluk als vraag en spanningsvolle gelaagdheid door de vragen die het elementair gelukkig zijn compliceren.
In de omarming van het volle leven kan de verkramping van ‘geluk’ als prestatiedwang worden losgelaten. Zou het als een ‘interface’ kunnen fungeren tussen het privé en het publieke domein, tussen de belevingswereld en individuele zinbeleving en de collectieve systeemdruk onder invloed van economie en maatschappelijke eisen? De levenskunstige opgave te worden wie je bent behelst in die zin de kunst de gelaagdheid en polen in het leven met elkaar te verbinden. De spanning in zichzelf en tussen mensen te voelen als oproep tot levensgeluk.
In deel 6 verbind ik de gelaagdheid van levensgeluk met het begrip ‘spel’, ontleend aan Huizinga’s ‘ludische’ invalshoek, teneinde ruimte (speling) te vinden rond de gebruikelijke zero-sum-games en andere vormen van ‘power play’ in het organisatiespel. Parallel hieraan is er op het hogere aggregatieniveau van het politieke spel een derde weg te ontwikkelen tussen een realistische machtspolitiek en naïef utopisch denken. Zou een nieuwe pursuit of happiness kunnen bestaan uit de poging aan de veelkleurigheid van spelvormen recht te doen? Hoe een samenleving in te richten waarin mensen zowel individueel als in gemeenschappen het goede leven vinden in relatie tot anderen, tot zichzelf en tot een grotere ordening?
De complete literatuurlijst van deze serie is via levenskunst-en-levensgeluk-literatuur te vinden.
Noten
[1] Bron: Bron: Fortuna
[2] Bron: Wilhelm_Wandschneider Lethe