De betekenis van wijsheidstradities voor een laatmoderne levenskunst
Heidi Muijen
Een onderzoek naar “Het spirituele is politiek — het politieke is spiritueel!”, Civis Mundi digitaal, in 2011-03 — bewerkte versie op het Wijsheidsweb 2018-02
Met dank aan Joke Koppius voor haar waardevolle inbreng bij de totstandkoming van deze reeks!
deel 1 — deel 2 — deel 3 — deel 4 — deel 5 — deel 6 — deel 7 — deel 8 — deel 9 — deel 10 — deel 11— deel 12 — deel 13 — deel 14 — deel 15 — samenvatting
Inleiding
In Civis Mundi Digitaal participeer ik met een artikelenreeks aan het thema Filosofie van de Levenskunst. Deze reeks wordt op het Wijsheidsweb — in delen bewerkt en herzien — opnieuw gepubliceerd.
Met deze reeks wil ik bijdragen aan de ontwikkeling van een laatmoderne levenskunst die antwoord geeft op noden van deze tijd. Er is met name inflatie van morele noties en andere waarden ― hoe het betekenisvolle te bewaren in de privésfeer, in professionele praktijken en publieke domeinen?
Dit is filosofisch onder andere gediagnosticeerd als ‘malaise van de moderniteit’ (Taylor, 2009). In het huidige tijdsgewricht worden waarden in het maatschappelijk leven onder invloed van de betekeniseconomie identiek aan marktwaarden en ‘ieders eigen smaak en keuze’. Daarmee ontstaat er betekenisverlies in (de duiding van) individuele en collectieve ervaringen.
De artikelen vormen stappen op een verkenningstocht, gericht op het ontwikkelen van een ethisch-politiek bewustzijn teneinde aan het gebrekkige begrip ‘postmoderniteit’ een positieve invulling te geven.
Aan de hand van mythen, filosofen en actuele vraagstukken verken ik meanderend het verschralen van ‘geluk’, ‘authenticiteit’, ‘spiritualiteit’ en andere thema’s van (populaire) levenskunst.
Doel is die begrippen te verrijken door ze in samenhang te bezien als aspecten van levensgeluk vanuit wijsheidstradities en filosofische levenskunst.
De artikelenreeks mondt uit in de noodzaak de rijkdom van de multiculturele samenleving te benadrukken. Steeds sterker krijgt de reeks een relationele focus en de laatste zes artikelen zijn een pleidooi een interculturele invulling te geven aan een filosofische levenskunst.
Als voorstel hoe deze langs verschillende wijsheidswegen te ontwikkelen is er een ‘Rad van interculturele levenskunst’ geschetst, geïnspireerd op de symboliek van de vijf elementen. Dit ‘Rad’ dient als vrucht van en richtingaanwijzer voor verdere ontwikkeling van interculturele levenskunst door middel van levende ontmoetingen en ‘storytelling’, spel en dialoog.
In het eerste deel plaats ik een existentiële werkelijkheidsbeleving tegenover de platte manier waarop ‘de wereld’ verschijnt in het dagelijkse mediaspektakel. De eendimensionale wijze waarop betekenis wordt gegeven in de huidige context van een kenniseconomie is als een technisch-instrumentele omgang met de wereld geproblematiseerd. In de spiegel van levenskunst als wijsheidstraditie komen ethische en sociale waarden in de knel. Hoe ruimte te scheppen voor existentiële lagen? Hoe kunnen oude noties van levenskunst en levensgeluk worden verbonden met hedendaagse vormen van zinbeleving zonder dogmatisch en fundamentalistisch op een ‘nieuwe waarheid’ uit te komen? Waar de populaire levenskunst zich focust op het individuele — spirituele en/of materialistische — geluk, daar vormen volgens een antieke opvatting juist de sociale en politieke lagen het hart van levensgeluk. Zijn er in de antieke levenskunst aanknopingspunten te vinden hoe het individuele verlangen naar levensgeluk te verbinden met de politieke vraag naar het goede samenleven?
Over betekenisverlies in postmoderne tijden
Levenskunst is populair. Bieden hedendaagse opvattingen over levenskunst en levensgeluk een antwoord op ‘de malaise van de moderniteit’ (Taylor, 2009)? De malaise maakt zich kenbaar als een opeenstapeling van crises in velerlei sectoren: van milieu en economie tot politiek bestuur, waarbij ook ‘zachte zaken’ als vertrouwen, religiositeit en moraliteit in het geding zijn. De crises hebben naast een maatschappelijk-politieke ook een existentiële kant die in filosofische zin geduid kan worden als een toenemend verlies aan betekenis. Dit betekenisverlies lijkt echter overschreeuwd te worden door een booming ‘betekeniseconomie’. Met een bril koop je een imago en een kopje koffie biedt een beleving. Wat op een postmoderne upgrading van het oude ‘bakkie troost’ uit de volksmond lijkt, zou wel eens een wezenlijk andere dynamiek kunnen inluiden. Een paradoxale dynamiek: de expansie van betekenisaspecten in de economische sector resulteert in een uitholling van het betekenisvolle als een eigenstandig domein, – zoals het kunstzinnige van de kunst, het waardevolle van menselijke aspecten, het zingevende van ontmoeting en gesprek, los van economische waardebepaling.
Vanuit een filosofisch perspectief op levenskunst kan de postmoderne relativering van ‘de’ waarheid en ‘de grote verhalen’ weliswaar als een bevrijding uit traditionele ideologische beklemmende kaders worden gezien (Nietzsche, 1984; Griffioen, 1993). Echter hiervoor in de plaats lijkt een minstens zo bedreigende economische terreur ‘het betekenisvolle’ te vermarkten dan wel af te serveren als een ‘linkse hobby’ of het meewarig weg te wimpelen als iets vaags uit de New Age hoek (Muijen, 2007). Vanuit een existentieel perspectief dreigt het domein van het betekenis- en waardevolle in naam van een economisch instrumentele, ‘onverschillige’ vrijheid uiteindelijk ‘ieders eigen subjectieve keuze’ te worden. Daarmee wordt het in termen van waarden uiteindelijk iets onbetekenends.
Zo is het in mijn ogen bijvoorbeeld niet alleen cruciaal dat maar ook hoe de waarde van ‘duurzaamheid’ wordt nagestreefd –alleen vanuit een economische drijfveer en welbegrepen eigenbelang, met het oog op innovatie, in een politiek programma als aanjager van de kenniseconomie? Ademt populaire levenskunst een vergelijkbare geest van onverschilligheid jegens een gedeelde sociale betrokkenheid op maatschappelijke kwesties? Het waarde- en betekenisvolle omvat meer dan een economische (‘negatieve’) vrijheid: existentiefilosofen hebben in dat verband verwezen naar een positieve invulling van het vrijheidsbegrip, bijvoorbeeld vrijheid als een persoonlijk individuatieproces (Fromm, 1972). Karakteristiek voor een dergelijk ontwikkelingsproces is dat individualisering zowel een proces van verinnerlijking als een beweging naar buiten toe behelst. De externe gerichtheid op de wereld kan zich transformeren in een zich verbonden weten met een groter geheel – met een culturele en natuurlijke ordening, in een kosmopolitische, morele of religieuze zin.
Populaire vormen van levenskunst
Dragen populaire vormen van levenskunst in die zin mogelijk zelfs bij aan een betekenisuithollende dynamiek, die Taylor in verband brengt met een instrumentele omgang met anderen, met de wereld en met zichzelf? Wellicht, voor zover ze voortkomen uit en eenzijdig gericht zijn op een individualistische en maatschappelijk ongeïnteresseerde, instrumentele betrokkenheid op het eigen geluk. Een dergelijke ‘wereldvreemde’ narcistische levenshouding was enigszins typerend in de vorige eeuw toen er in ‘New Age’-kringen hoopvol over het komende ‘Aquarius tijdperk’ werd gesproken. Vergelijkbaar met de kerkelijke zuilen tussen verschillende religieuze gezindten, bestond er een soort verkokering tussen spirituele en maatschappelijk geëngageerde groeperingen. De eerste streefden spirituele bevrijding na vanuit een apolitieke houding en de laatste stonden een politieke bevrijding voor en zagen in fenomenen rondom religie en spiritualiteit juist een gevaarlijke onderdrukkende macht. Een dergelijk maatschappelijk engagement leefde vooral in linkse kringen.
De vraag naar samenhang tussen het spirituele en politieke
In deze reeks bepleit ik de samenhang tussen het spirituele en politieke voor een gelaagd begrip van levensgeluk te onderzoeken. Vooral door het nadrukkelijk(er) expliciteren van een ethisch-politiek bewustzijn in filosofische vormen van levenskunst, in het spoor van Dohmen (2008), Schmidt (2001) en Hadot (2004).
Wanneer we levenskunst vanuit haar klassieke wortels herijken blijkt het cultiveren van deugden (waarden) fundamenteel te zijn, zowel in individueel-spiritueel als in sociaal-maatschappelijk-politiek opzicht! De polarisering in een naar binnen gekeerde spiritualiteit en een wereldlijke politiek zou wel eens ooit een historische verworvenheid en nu een vergissing kunnen blijken te zijn. Ligt de opgave in onze tijd van polarisering tussen culturele en religieuze groepen niet juist in een verbinding tussen beide domeinen – het politieke èn het spirituele? Tijd voor een vorm van culturele herbronning! Kunnen we ons hedendaagse ‘onverschillige’ vrijheidsgevoel laten voeden door de wortels van levenskunst als wijsheidstraditie aan te boren? Daar ligt de bron voor ons begrip van innerlijke èn politieke bevrijding. Hoe kunnen we het klassieke uitgangspunt van een fundamentele samenhang tussen ‘binnen en buiten’, ‘onder en boven’ (in de klassieke filosofie geformuleerd als de micro-macro-kosmos gedachte) in een hedendaagse vorm vertalen?
Mogelijk door principieel uit te gaan van enerzijds pluriformiteit en diversiteit èn anderzijds verbinding en samenhang. Daarmee kunnen we zowel recht doen aan verschillen die er tussen mensen en culturen (mogen) zijn, als aan gemeenschappelijkheid, complexiteit en samenhang. Er bestaat een (lot)verbondenheid van mensen als passagiers op het ruimteschip Aarde. Het blijkt mogelijk ervaringen te delen en een (interreligieuze) dialoog te houden; beelden en begrippen uit te wisselen waarmee een ongedeelde werkelijkheid wordt aangeduid. Mensen ervaren in de natuur een eenheidsgevoel, door kunst te maken en er samen van te genieten. Wat op het niveau van ideologie vaak op strijd uitloopt, kan op het menselijke niveau van uitwisseling van ervaring verbinding bewerkstelligen. Dat kan door op het intermenselijke niveau onderlinge verschillen in visie niet als bedreigend maar als verrijkend te ervaren. Is het ook op politiek niveau mogelijk verschil èn gemeenschappelijkheid te (h)erkennen in het analyseren van maatschappelijke problemen? Hoe kunnen we recht doen aan complexe samenhangen van werkelijke fenomenen in plaats van deze eendimensionaal te reduceren in economische categorieën?
Hoe kunnen we in hedendaagse praktijken van levenskunst, in de context van de huidige kennis- en betekeniseconomie, ruimte maken voor ‘het existentiële’, voor het waarde- en betekenisvolle als een eigenstandig domein? Hoe kan een individuele en spirituele oriëntatie op levensgeluk worden gekoppeld aan een ethisch-politiek bewustzijn? Hieronder zal eerst de vraagstelling worden toegelicht en in een actuele context geplaatst, die als ‘postmoderne conditie’ wordt geherdefinieerd.
Van de markt van welzijn en geluk tot het vermarkten van zingeving en levensgeluk
Uitdrukkingen zoals ‘Het zal mijn tijd wel duren’, ‘als ik maar mijn ding kan doen’, ‘zolang we nog gezond zijn…’, geven in mijn oren veelal uitdrukking aan een individualistische, apolitieke levenshouding. Ook hogere levenskunstige ambities zoals ‘als je maar een beetje gelukkig bent’ worden in de regel politiek en maatschappelijk neutraal opgevat. Voor velen onder ons gebeurt er iets met gekoesterde idealen – mensenrechten, menswaardigheid, de menselijke maat, empowerment, humanisme of leven vanuit de boeddhanatuur, christelijke en islamitische naastenliefde …- nadat we uit onze droomwereld zijn ontwaakt en bijvoorbeeld onze pet als werknemer opzetten. Daarom staat het ‘potentieel’ van levenskunst ten behoeve van het optimaliseren van ons leven mogelijk wel voor mensen individueel en in hun privéwereld op de voorgrond, echter niet of nauwelijks op veel andere plaatsen waarin wij ons dagelijks bevinden en die de kwaliteit van samenleven sterk beïnvloeden.
In de ‘postmoderne tijd’ bevindt levenskunst zich op een wereldmarkt die onderhevig is aan dezelfde sociaaleconomische wetten van globalisering, fragmentering en instrumentalisering, waarvoor ze een uitweg wil bieden. De markt van welzijn en geluk (Achterhuis, 1988) uit de vorige eeuw is economisch volwassen geworden: een booming internationale business van wellness, health en leisure, educatieve en artistieke diensten, belevenis hypes en spirituele producten. Niet alleen met zijn beruchte woorden ‘God is dood’ maar ook met de inspirerende uitspraak ‘dat de mens niet alleen kunstenaar maar zelf kunstwerk is geworden’ blijkt Nietzsche (1984, p. 25) visionair. Als maatschappelijk geslaagd levenskunstenaar ben je niet alleen als persoon een ‘kunstwerk’ geworden maar als persoonlijk kunstwerk wordt je uiteindelijk ook een instrument op de markt, in een harde economische zin. Madonna, lady Ga Ga, Mikeal Jackson en anderen vertegenwoordigen een brand, een goudmijn met marktwaarde.
Ook als we minder hoog vliegen luidt de neoliberale ideologie dat we onze eigen waarde op de economische markt vertegenwoordigen en ons ‘zelf’ moeten vermarkten! Onze waarde wordt uitgedrukt in termen van beroepsprofielen en instrumentele competentielijstjes … In de mate dat we daarin slagen, draaien we meer of minder soepel mee als radertje in een circus van bureaucratische registratieorganen en harde maatschappelijke eisen, protocollen en regels. In de nieuwe economische orde hebben we ‘baanzekerheid’ ingeruild voor mooie woorden zoals life long learning. De huls is een prachtig klinkende postmoderne variant van het klassieke Bildungsideaal – daarbinnen blijkt de kern verbrokkeld. Arbeid als neoliberale economische waarde staat op gespannen voet met haar traditionele sociale waarde die een wezenlijk aspect van ons mens-zijn omvat. Deze laatste geeft uitdrukking aan de sociale plaats en morele erkenning van een individu binnen een gemeenschap. Dat arbeid naast de economisch instrumentele een sociaal substantiële waarde vertegenwoordigt wordt wel met de mond beleden maar minder vaak met daden onderstreept, laat staan in beleid vertaald. Is de politieke uitdaging in deze tijd wellicht de arbeidsmarkt niet alleen economisch te hervormen maar vooral als een maatschappelijk weefsel te erkennen? Hoe kan dit weefsel in een sociale en morele zin worden versterkt opdat het niet worde verteerd onder druk van het globaliserende (neoliberale) economische krachtenveld?
Postmodernisme als nihilisme
Een platte postmoderne ideologie luidt dat ieder zijn of haar eigen waarheid heeft. Levenskunst voor de homo economicus is de ‘kunst van het vermarkten van levensgeluk’ – van filosofiecursussen tot happiness coockies. In de regel gaat het op de wereldmarkt om winstmaximalisatie ongeacht morele en waardepolitieke afwegingen. Persoonlijke begeerte, groepsbelangen en andere ‘ondeugden’ leiden volgens dominante ideologieën (utilisme, Realpolitik, opportunisme, neoliberaal pragmatisme) tot het grootste geluk voor de grootste gemene deler. Bijgevolg vertoont de sfeer van (ethische en politieke) waarden een onheilspellende Januskop: een eenzijdige externe oriëntatie op het economische (welbegrepen) eigen belang en een individualistische (spirituele en/of materialistische) naar binnen gerichtheid. Grondnoties over menselijkheid, bevrijding, levensgeluk en andere humanitaire waarden dreigen tussen beide domeinen versplinterd te worden.
Het nastreven van winst in organisaties bevordert niet vanzelfsprekend gemeenschappelijk welzijn maar ondermijnt veelal de sociale betrokkenheid, omdat er op de globale schaal van de wereldmarkt altijd goedkopere arbeid te vinden is, waardoor er met minder menselijke betrokkenheid nog meer winst gemaakt kan worden. Wanneer je als individu binnen een bedrijf of (semi-)publieke organisatie streeft naar sociale rechtvaardigheid en de menselijke maat in organisatieverband probeert te bevorderen, staat dit in de regel op gespannen voet met het realiseren van je eigen kansen op een carrière en het verhogen van je persoonlijke welzijn. Zie het lot van klokkenluiders; en wellicht het moedig moreel handelen van anonieme werknemers dat zij op eigen (gezondheids-)kosten hebben te ondernemen daar waar het niet in beleidslijnen past.
Is er in organisaties plaats voor gemeenschapsvormende, sociale waarden? De waarden zijn nog even levend, in de vorm van religieuze en maatschappelijke ‘projecten’, zoals caritas en vrijwilligerswerk: de gaarkeukens, de daklozenopvang, de voedselbanken en de sociale werkplaatsen… Ze mogen een hoge morele status hebben, echter zonder volwaardig maatschappelijk mee te tellen. Ze ontberen een ‘normale’ plaats (met daaraan gekoppelde eer, status) in de erkende en materieel welzijn verschaffende sociaaleconomische orde.
Sociale waarden in de knel
Sociale idealen en morele waarden lijken te worden gemarginaliseerd naar kerkelijke en particuliere initiatieven dan wel economisch te worden geëxploiteerd in de groeiende sector van goede en groene doelen. Maar welke plek hebben ze in het hart van een organisatie, bijvoorbeeld in de zorg en in het onderwijs? Is er ruimte voor het betekenisvolle in de manier waarop we waarden belichamen, elkaar bejegenen en in de wijze waarop we bedrijven en (semi-)publieke organisaties organiseren? Uit ‘loyaliteit’ naar ‘de zaak’ is het veelal beter ten aanzien van knelpunten in functionele eisen en protocollen over werkzaamheden moreel onverschillig te zijn en je menselijk gevoel en betrokkenheid, ‘s morgens aan de kapstok naast je jas op te hangen en als je puf hebt ‘s avonds weer mee naar huis te nemen.
Publiekelijk in het politieke bestel ‘naar buiten toe’ waren waarden altijd al een voorwerp van bolle retoriek die machtspolitiek en belangenstrijd maskeert, vanaf de geboorte van de democratie in Athene; de vraag is of ze nu uiting geven aan holle retoriek die vooral verwijst naar beoogde en onvoorziene media-effecten. De publieke ruimte is een reality soap en mediaspektakel geworden. In zekere zin zoals op ‘de Agora’ van oudsher de retorici het minder nauw namen met de waarheid dan de filosofen die in de dialoog over fundamentele waarden zelfs hun eigen leven op het spel zetten, als het er echt op aan kwam.
Zo vertelt Plato in zijn dialoog de Phaedo hoe zijn leermeester Socrates liever de gifbeker inneemt dan zijn filosofische levenskunst te verloochenen. Dit verhaal laat zien hoe Socrates een morele afweging maakt die hij boven het platte persoonlijke en materiële levensgeluk stelt! Er bestaan ook recentere verhalen uit de bloedige 20e eeuw met inspirerende voorbeelden (Hillesum, 1986) dat mensen persoonlijk gaan staan voor wat er echt toe doet, voor wat het betekent mens te zijn en te strijden voor menselijke waardigheid.
Wat Plato’s klassieke voorbeeld ons ook laat zien, is een paradox: dat we ‘het betekenisvolle’ alleen met ons persoonlijke handelen, in en door ons eigen leven die glans en waardigheid kunnen geven. Van zichzelf is het betekenis- en waardevolle weerloos en wordt onherroepelijk vermorzeld in het politiek-economisch slagveld. Of het wordt als ‘privé keuze in de persoonlijke levenssfeer’ krachteloos gemaakt – als een ingeklapte long van onze samenleving. De vraag is daarom: Hoe is het mogelijk het domein van ‘weerloze waarden’ tegen het schijnbaar onvermijdelijke te beschermen? Kan de filosofie van de levenskunst niet alleen motiveren maar ook daadwerkelijk ondersteunen een menswaardige samenleving in te richten?
levenskunst als ethisch-politieke (on-)verschillige keuze
Levenskunst is een perspectief dat bij uitstek betekenis verleent aan onze menselijke leefwereld en een grens vermag te stellen aan de onstilbare gulzigheid van het economisch instrumentele handelen dat in sociale en maatschappelijke verbanden om zich heen grijpt. Levenskunstige praktijken, zoals een creatieve vakantie en het waken over de quality time in je gezin, gaan veelal gepaard met een behoudende maatschappelijke instelling. Deze zijn erop gericht de druk vanuit de maatschappij aan te blijven kunnen. Indien je af en toe kunt ontsnappen aan de economische pressure cooker, slechts kortstondig bij momenten dichterbij een persoonlijke geluksdroom kunt komen. In de visionaire woorden van Nietzsche lijken we in onze postmoderne tijd tenslotte ‘het geluk te hebben uitgevonden’: plat en banaal en, zoals alles in het leven, te koop en maakbaar!
Mijn voorlopige conclusie is dan ook dat populaire vormen van levenskunst op de neoliberale wereldmarkt voortkomen uit een postmoderne onverschillige verhouding tot morele waarden en politieke ideologieën en veelal losgezongen zijn van een maatschappelijke betrokkenheid. Hoe zou een politiek geëngageerde levenskunst eruit kunnen zien? Dat vooronderstelt in eerste instantie een bewustwording van de historische ‘gewordenheid’ en maatschappelijke ‘normaliteit’, die aan de wortel staan van een uithollende fragmentering van het leven in sectoren, niches en domeinen.
Fragmentering van sociale verbanden
De fragmentering lijkt mij een essentieel kenmerk van de neoliberale postmoderne context waarin de hedendaagse mens het eigen geluk nastreeft. Deze context krijgt paradoxaal genoeg juist een ‘onmaatschappelijk’ karakter, in de zin dat waarden in verband met levensgeluk exclusief betrekking lijken te hebben op het persoonlijke, het gedeelde in ‘subgroepen’ en ‘subculturen’. In de context waarin we ‘gemedialiseerd’ (Oosterling, 2002) met elkaar communiceren – door netwerken, multimedia, twitteren, door exposure, het opblazen van ego’s (Kunneman, 2009) en het oppoetsen van imago’s – is het de vraag in hoeverre er sprake is van ‘echte’ communicatie en authentieke maatschappelijke betrokkenheid.
Een vraagstuk dat de Franse filosoof Baudrillard (Griffoen, 1993) al in de vorige eeuw van een pregnante visionaire betekenis voorzag en als ‘hyperrealiteit’ benoemde. Wat nu ‘normaliteit’ is geworden had, toen ik dit begrip voor het eerst las, veeleer een sciencefictionachtige betekenis: het zodanig en op zulk een doordringende manier door elkaar lopen van verschillende ‘realiteiten’ (fysieke ruimte en cyberspace, fictie en feit, echt en schijn, soap – reality soap – de hyper werkelijkheid…) dat ‘de werkelijkheid’ uiteindelijk achter de vele ‘interfaces’ verdwijnt en we elk ijkpunt voor echtheid ontberen…
Sociale betrokkenheid en andere waarden beginnen pas in maatschappelijke zin mee te tellen voor zover ze meedingen op de neoliberale globale markt. Neo-‘liberaal’ houdt ook in dat de wereldmarkt niet echt ‘vrij’ is maar beheerst wordt door wereldspelers in een mondiaal spel monopolie. Door de kredietcrisis hebben we een glimp kunnen opvangen hoe grote marktpartijen en machtige belangengroepen geo-economisch de regie in handen weten te houden en de politiek de crisis-kans op fundamentele sociaaleconomische hervorming (nog) niet heeft gegrepen. Politici zijn in een reflex geschoten en hebben, zoals onze toenmalige ‘arbeiders’ vice premier Bos, de oude economische machtsstructuren die aan de basis van de economische crisis stonden, in stand gehouden. Met behulp van ‘links’ is het ‘rechtse’ geloof in de neoliberale utopie, die ‘het heil’ voor het menselijke samenleven in de markt projecteert, weer in het zadel geholpen.
De morele afkalving van het politieke domein
Het politieke is van oudsher juist het domein waarin men op basis van sociale, religieuze en ethische waarden een eigenstandige afweging behoort te maken hoe aan de markt paal en perk te stellen (Ahrendt, 1994). Onder invloed van de turbulente geo-economische dynamiek en door ondermijnende corrumperende krachten van binnenuit, is het gezag van ‘het politieke’ aan het afbrokkelen tot het niveau van een nationale soap. Daarom hoeven we ons in een postmoderne tijd geen illusies meer te maken! Zodra het ijs van de Noordpool voldoende gesmolten is, zal ook deze economische koek met bodemschatten tussen mondiale marktpartijen worden verdeeld. En daarna zal de globale begrenzing van het economische speelveld verder worden opgetrokken tot buiten de aarde: niet alleen in de vorm van extravagante vakantie-ruimtereizen maar ook als strijd om de zeggenschap over manen en planeten en hun exploitatiemogelijkheden.
Wat ik in grove pennenstreken als postmoderne conditie schets komt mogelijk als een cultuurpessimisme over. In elk geval is het een beeld dat om uitwerking en antwoorden vraagt. En meer dan ‘alleen’ een nieuw politiek antwoord van ‘links’; het schreeuwt om een gedegen filosofische sociaal-politieke analyse die grenzen stelt aan ‘de moloch van de moderniteit’ (Brohm & Muijen, 2010). Ook een antwoord dat in die zin bij de postmoderne conditie past van ‘de dood van de Grote Verhalen’. Een universeel antwoord is niet meer geloofwaardig; of dit nu is in naam van een wereldgodsdienst, een politieke wereldmacht of een geseculariseerd technologisch vooruitgangsgeloof. Misschien hebben we kleine, situationele antwoorden te vinden, in naam van globale humanitaire en kosmopolitische interculturele waarden in een gedeelde existentiële ruimte?
Wat is er nodig om het betekenis- en waardevolle in ons bestaan eigenstandigheid te laten behouden? Tijd om te herbronnen! Voor levenskunst betekent dit een heroriëntatie op haar klassieke filosofische bronnen: kan haar oorspronkelijke, ethisch en kosmopolitisch elan tegenwicht bieden tegen de maatschappelijke stroom van efficiëntie, manipuleerbaarheid en innovatiedwang in? Hoe kan levenskunst niet alleen als een platte individualistische en materialistische apolitieke hobby worden opgepakt maar als een filosofisch project dat een ethisch-politieke keuze impliceert? Hieronder volgt bij wijze van voorbeeld een schets van het levenskunstspel Mens, ken je Zelf! als dialogische context hoe kleine antwoorden te vinden en dit filosofische project situationeel en contextueel vorm te geven.
Beelden van levensgeluk en levenskunst als spel
Doel van het levenskunstspel Mens, ken je Zelf!, dat ik in het kader van mijn filosofische praktijk heb ontwikkeld, is het vormgeven van een morele existentiële dimensie in individuele begeleiding en van een speelruimte om levenskunst in organisaties te bevorderen. (Muijen, 2009)
Het doel in het spel is het creëren van een dialogische en symbolische context waarin mensen hun ervaring en gestelde (persoonlijke, team, organisatie) doelen kunnen duiden tegen de achtergrond van mythische verhalen en de persoonlijke doelen kunnen verdiepen met een gemeenschappelijke oriëntatie op levensgeluk. Het spel biedt letterlijk en figuurlijk een speelveld om levenskunst in de praktijk te beoefenen.
De deelnemer wordt gevraagd een eigen focus op levensgeluk concreet en persoonlijk te maken door middel van verbeelding, reflectie en dialoog. Men start onder een zelf geconstrueerde identiteit als levenskunstenaar: door het visualiseren van een droomwens of door zich te spiegelen in een heldenverhaal. Bijzonder is hoe voor iedere deelnemer de focus heel verschillend kan zijn en tegelijkertijd dat het dialogisch delen van de aller individueelste ervaring meerwaarde creëert. Men kan op verschillende levensgebieden insteken; bijvoorbeeld praktisch – hoe maak ik een goede keuze voor een volgende stap in mijn loopbaan? – of psychologisch – hoe speelt de manier waarop ik in het leven sta en anderen tegemoet treedt mee of werkt ze mij tegen in mijn leven? – of op het gebied van zingeving en waarden – hoe kan ik de periode na mijn werkzame bestaan zinvol inrichten? Tegelijkertijd treft men elkaar als gelijken en ‘lotgenoten’, als levenskunstenaar in een landschap van levensgeluk.
Tijdens het spel worden er filosofische en mythische invalshoeken op levensthema’s geïntroduceerd. Hierbij gaat het om thema’s zoals natuurlijke eigenheid, authenticiteit en culturele vorming, voor- en tegenspoed, beproevingen in het leven, ontmoeting met reisgezellen op de levensreis, het vinden van je bestemming. Het spelen van het spel bevordert dat mensen zich bewuster worden van eigen grondovertuigingen en zich uitgenodigd voelen andere perspectieven op levensgeluk te onderzoeken. Ben je een vurig persoon die idealen belangrijker vindt dan aards geluk of ben je juist heel praktisch en aards ingesteld? Is je visie voor jou een ‘heilig huisje’? Laat je de dingen graag open of verschiet je opportunistisch van kleur in verschillende situaties? Hoe oriënteer je je in het leven? Zou een totaal ander perspectief je in het vervolg iets kunnen bieden? Spelers rollen door de dobbelsteen in een bepaalde situatie en steeds staan zij voor de vraag welke betekenis ze aan die plaats geven, hoe zij zich daarin bevinden en wat dit voor de verdere levensreis betekent. De filosofische spelvorm nodigt spelers uit het leven te verstaan als een reis en zich daarbij vragen te stellen: hoe kan ik trouw aan mijn eigen weg in het leven blijven? Wat betekent ‘het goede leven’ voor mij in deze situatie? Hoe biedt zelfkennis mij een sleutel de eigen bestemming te vinden?
Gnoti seauton: ken uzelve!
Zo biedt het spel een platvorm om ieders uiterst persoonlijke gerichtheid op geluk te verstaan als een algemeen herkenbare situatie, als een gedeelde condition humaine. Het is een ware dialogische kunst ieders inbreng recht te doen; elkaar in het spel waarlijk te ontmoeten als reizigers in het labyrint van het leven. De uitdaging is vanuit eigenheid te antwoorden in plaats vanuit beleefdheid of conventies. Voor spelers blijkt het meerwaarde te hebben de gegeven respons op het speelbord te herkennen als ieders persoonlijke antwoord op vragen die het leven ons daadwerkelijk in concrete situaties stelt.
Gelukt het om de spelsituatie in die zin symbolisch te ervaren en de eigen beleving en duiding in het spel op authentieke wijze te verwoorden en in te brengen? Bij elk levensthema is er opnieuw de uitdaging het persoonlijke zo getrouw mogelijk te verwoorden – met respect voor het anders-zijn van anderen. Pas in de luisterende en verstilde sfeer van een dialoog is het mogelijk een antwoord als weerspiegeling van het eigen ‘zijn’ te horen, in het licht van ieders menswording.
Dan ontstaat er een speelruimte waarin spelers zowel ‘echt’ als ‘net alsof’ levensgeluk realiseren. In die dubbelheid wordt men zich bewust hoe ieder in het spel een eigen vorm van levenskunst en inkleuring van geluk laat zien. Geloof je dat je pas iemand bent en meetelt als je een baan hebt? Heb je de spiritueel-magische overtuiging dat je het leven naar eigen hand en wensen kunt omvormen, als je maar positief genoeg denkt? Ben je zo overtuigd van je eigen idealen, dat je daarmee andersgezinden diep van binnen veroordeelt en van je afstoot? Is het wel zo eenvoudig ‘gewoon je zelf te zijn’? Wat is een authentieke wens en wat een aangeprate geluksdroom? Bij het onderzoeken van existentiële vragen is het de vraag of de dialogische ruimte tijdens het spelen veilig en uitnodigend genoeg is om diepe overtuigingen te verwoorden en bespreekbaar te maken. Of er een onderzoekende speelruimte met elkaar ontstaat om vooronderstellingen, waar ze eenzijdig zijn en levensvervulling in de weg staan, aan te vullen met andere perspectieven.
Tijdens het vinden van de eigen levensweg over het speelbord ontmoet men reisgezellen en voelt men zich geplaatst in het spanningsveld tussen de vrijheid het leven zelf vorm te geven en de dwang van het levenslot (de dobbelsteen). Wat aldus eigenlijk op het spel staat is de vraag hoe je het leven als spel kunt verstaan, met de lichtheid en ernst van het spelende kind: “Onschuld is het kind en vergeten, een nieuw beginnen, een spel, een uit zichzelf wentelend rad, een eerste beweging, een heilig ja-zeggen…” (Nietzsche in de vertaling van Willemsen, 2007) Wie ben je ten diepste en hoe realiseer je die eigenheid buiten in de wereld, in de weerbarstigheid van het bestaan?
De verbindende en onderzoekende kracht van de dialoog
Een ont-dekkende, vitale dialoog creëert ruimte om ook impopulaire, immateriële waarden en vergeten kinderdromen in het spel te brengen. Hoe houd ik vast aan inspirerende dromen en idealen in de ruis van het jachtige leven en de waan van de dag? Onderlinge uitwisseling, zichzelf laten zien en gezien worden in de spiegel van de ander helpen spelers zicht te krijgen op wat authenticiteit betekent door verschillende levensfasen en situaties heen op weg naar de eigen bestemming. In de mate dat het lukt elkaar ‘naakt’ als levenskunstenaar te ontmoeten, wordt tijdens het spel de focus op levensgeluk verlegd: van een abstracte filosofische vraag, of een oppervlakkige van het maatschappelijke leven losgezongen geluksdroom, naar een levenskunstige opgave in het leven van alledag.
Ieders individuele zoektocht laat momenten van geluk en ontroering zien. Pas in de bedding van een betrouwbare relatie durven we kwetsbaarheid en broosheid met elkaar te delen. Hoe kunnen we nabijheid en vertrouwen in een context van gemeenschappelijkheid creëren? Als een verticale dimensie, dwars op ieders persoonlijke zoektocht in het leven… In die zin biedt het spel Mens, ken je Zelf! een gedeelde ruimte, door dialoog ontsloten. In die ruimte ontstaat een collectieve vorm van onderzoek ‘het existentiële’ onderling te bevragen. Er blijkt ook herkenning te zijn van wat levensgeluk op ieders eigen weg betekent: de individuele queeste naar geluk geeft tevens uiting aan een gemeenschappelijk verlangen.
De zoektocht naar geluk als een gemeenschappelijke queeste
Behalve levensgeluk is er ook de kant van malheur in de vorm van persoonlijke pijn en morele verontwaardiging. Zo wordt voelbaar en zichtbaar in het klein wat op macroniveau ‘de malaise van de moderniteit’ is genoemd. Wat in de maatschappelijke discussie over beroeps)z)eer en het onbehagen in de (graai-)cultuur in het groot wordt aangekaart, speelt zich dagelijks af in de omgang met elkaar op de werkvloer, in de gesprekjes bij het koffiezetapparaat en in het (on)gezegde in de vergaderruimte. De omgang met elkaar laat zich gelden als een typische omgang met de tijd door de dag heen; samen lunchen of alleen even vlug tussendoor of doorwerkend achter de pc.
De tijd-ruimtelijke inrichting van ons werk schept tegelijkertijd een sociale ordening: de kale tafels in personeelskantines en design-meubels in directieruimtes; een plots aangekondigde technisch-organisatorisch verbeterplan dat een interne verhuizing noodzakelijk maakt; de flexplekken en kantoortuinen; de schaarste aan parkeerplaatsen en de gereserveerde plekken voor directie bij de ingang; het gebrek aan rust en mogelijkheden geconcentreerd te kunnen werken en het arbeidsethos om ‘op’ je werk te zijn. De scheiding tussen privé en werk, de conventies van wat als ‘normaal’ geldt in beide sferen; wat je wel en niet deelt met elkaar over ‘de andere sfeer’; het dagelijkse disciplineren en normaliseren…
Dit alles en nog veel meer vormt uiteindelijk ook een typische omgang en verhouding tot je zelf. Hoe neem je je zelf mee door de verschillende sferen heen? Ben je gedurende de reis door de dag in de verschillende rollen die je speelt wel dezelfde of verschiet je als een kameleon van kleur? Welke rol spelen je eigen kinderdromen en idealen in de no-nonsense sfeer en hectiek in het leven van alledag? Hoe speelt het jachtige leven door in je droomwereld en in de verhalen over levensgeluk die je aan je (klein)kinderen doorvertelt? Misschien is het juist de kunst om niet ‘hetzelfde’ te willen zijn en steeds overtuigend een andere rol te kunnen spelen, zoals in een ‘medley’ verschillende melodieën aaneen zijn geschakeld? (Brohm & Muijen, 2010) Evenwel: hoe bewaar je zo verschuivend en verkleurend (morele) integriteit in de postmoderne conditie en fragmentatie van het bestaan? Vertaal je de verschillende genres naar eenzelfde maat? Gaat het om de kunst uiteenlopende melodieën op een zelfde grondtoon te zingen?
Het antwoord dat je op deze vragen geeft heeft een uitwerking naar verschillende domeinen in het leven. Ze hebben niet alleen een functionele maar ook een vitaliserende of ziekmakende betekenis. Bijvoorbeeld de kwestie of je het werk (letterlijk en figuurlijk) mee naar huis moet nemen teneinde voldoende te kunnen presteren volgens de ‘takenlijstjes’ en ‘functioneringsgesprekken’; de vraag hoe je met de geldende productiviteitseisen ook duurzaam ‘inzetbaar’ kunt blijven. Elk antwoord dat je op deze vragen geeft heeft ook morele betekenis. Wat zegt mijn functionele optreden als uitdrukking van mens-zijn? Wat betekent mijn opstelling in een werksituatie voor mijn verhouding tot collega’s van mens tot mens? Welke humanitaire waarden bevestig of ontken ik juist met mijn handelen?
De noodzaak tot kantelen….
Hoe kan levenskunst een rol spelen om op gestelde vragen passende antwoorden te geven? Hoe maak je een verantwoorde keuze in de overvloed aan realiteiten en mogelijkheden, schijnbare noodzakelijkheden en overvloed aan schijnbeelden? Hoe het goede samen-leven te bevorderen in de overkill aan informatie die ons omringt? Een levenskunstige mogelijkheid zou kunnen zijn ‘de wereld’ eerst fenomenologisch tussen haakjes te plaatsen. In plaats van zo goed en zo kwaad mogelijk een persoonlijke strategie in te zetten om maar ‘een beetje gelukkig te zijn’. In de ruimte en stilte die zo ontstaan, is het mogelijk niet reflexmatig actief, resultaat- en extern op het ‘hebben’ van geluk gericht te zijn: in de leegte die ontstaat kun je levensgeluk als vraag gaan horen. Als een mogelijke zijnswijze, als oproep te worden wie je bent in een gemeenschappelijke queeste het goede (samen)leven vorm te geven!
Met de kanteling van plat geluk naar levenskunst als wijze van zijn, verschuift het accent van een individualistisch genieten naar het vinden van gemeenschappelijke vormen voor het goede samenleven. Zo hebben we de boog gespannen van de huidige nood van zinverlies naar klassieke wortels van levenskunst. De filosofische traditie van levenskunst beidt met het ‘Mens ken u zelve’ een sleutel de samenhang te ontdekken tussen een persoonlijke en collectieve ontdekkingsreis naar levensgeluk. Dit werk ik verder uit in het tweede deel van de reeks.
De complete literatuurlijst van deze serie is via levenskunst-en-levensgeluk-literatuur te vinden.
Noten
[1] Bron: Kopje koffie – foto Weetjesman
[2] Bron: Flower-Power bus – Johannes Aubele by de:Benutzer:Joooo
[3] Bron: Sophia Hedwig van Brunswijk-Wolfenbüttel met kinderen – Paulus Moreelse, Paleis Het Loo
[4] Bron: Roman Agora (believed to be) – foto Heretiq, Al Mina, Libanon
[5] Bron: Droste cacaoblikje – Jan Misset, foto Alf van Beem
[6] Bron: Sunday textile market – foto Steve Evans, on the sidewalks of Karachi, Pakistan