Het innerlijke kompas: worden wie je bent! 2

0

Levenskunst voorbij fundamentalisme èn relativisme

Heidi Muijen

Een bewerkte versie[1] van het zesde hoofdstuk uit: Roothaan, A. & Van Saane, J. (red.). (2007). Wat is wijs? Reflecties op spirituele vorming. Kampen: Uitgeverij Ten Have, pp. 99-126.
Deel 1deel 2

Nietzsches filosofische hamer

Nietzsche wordt de filosoof met de hamer genoemd ― afbeelding Filosofisch Gereedschap op mythisch-filosofisch speelbord Mens, ken je zelf!

In deel 1 is een filosofisch perspectief op spiritualiteit geschetst: niet als (dogmatische) overtuiging, maar als een levenskunst. Enerzijds is deze kunst mensen van nature eigen en anderzijds dient ieder mens zich daarin verder te bekwamen, teneinde ‘te worden wie je bent!’.

Filosofische en praktische levenskunst

Al doende, voelend, sprekend, denkend, makend, twijfelend,… geven mensen ‘vanzelf’ betekenis aan het leven. Belangrijk in het ontwikkelen van een persoonlijke levenskunst is de stap zich bewust te worden van het eigen referentiekader en hoe dat de waarneming kleurt en het handelen prefigureert.
De filosofische levenskunst reikt perspectieven aan zich van het vanzelfsprekende bewust te worden en bij de ingesleten manieren van waarnemen en handelen vragen te stellen. Die kritische reflectie vindt meestal middels taal plaat, maar kan ook door middel van andere media, zoals de beeldende kunst. Via de verbeelding ontstaat er ruimte waarin mensen mogelijkheden aangereikt krijgen, beelden en woorden vinden het eigen leven als een kunstwerk op te pakken en vorm te geven.

In dit tweede deel bespreek ik aan de hand van Nietzsche’s cultuurkritiek filosofisch gereedschap voor die vervolgstappen: hoe het leven vorm te geven als het existentiële waagstuk de vanzelfsprekend meegekregen waarden te herijken, voorbij goed en kwaad. Hoe dit filosofische perspectief te vertalen in de huidige context en als een praktijk van levenskunst bespreek ik daarna en illustreer dit met een casus.

Nietzsche geeft niet alleen een filosofische verheldering over wat levenskunst kan zijn, maar zijn woorden werken aanstekelijk en inspirerend. Hij speelt met betekenis in zijn teksten: hij geeft een eigenzinnige interpretatie aan het leven en, als een meester in de retoriek, ráákt hij de lezer. Hij appelleert met krachtige woorden en roept mensen op zich een persoonlijke verhouding tot het leven toe te eigenen. Met zijn filosofische hamer slaat hij gaten in de westerse ideeëngeschiedenis, schildert met woorden, legt andere accenten in de klassieke begrippen en speelt met traditionele verhalen.

Ambivalentie en dubbelzinnigheid

In de filosofie geldt Nietzsche als een ‘meester van de achterdocht’: hij problematiseert klassieke denkbeelden die als onwankelbaar gelden en provoceert met literaire stijlfiguren, met metaforen, gelijkenissen, parabels en aforismen.
Zo legt hij als een archeoloog oude betekenislagen open en ontrafelt hij enerzijds de gedurende eeuwen opgestapelde ideeëngeschiedenis. Anderzijds voegt hij er kritische en creatieve perspectieven aan toe. In plaats van het rijke sediment aan betekenis te reduceren tot eenduidigheid ― zoals gebruikelijk is in academische filosofie en wetenschap ― speelt hij met ambivalentie en dubbelzinnigheid.
Met het opgeroepen surplus aan betekenis genereert hij nieuwe invalshoeken en interpretatiemogelijkheden voor de lezer. Zo ‘deconstrueert’ hij bijvoorbeeld het klassieke begrip ‘oneindigheid’ en herneemt het als ‘perspectivisme’: als de duizelingwekkende mogelijkheid oneindig veel perspectieven op de wereld te creëren.

‘God is dood’

Het moeras ― afbeelding Plaatsen van Voor-& Tegenspoed op mythisch-filosofisch speelbord Mens, ken je zelf!

Het meest beruchte voorbeeld van een flinke hamerslag is zijn uitspraak “God is dood”.
Behalve dat deze uitspraak een shockerend effect heeft, bevat zij een radicaal filosofisch statement.
Nietzsche haalt daarmee het project van de Verlichting onderuit, dat draait rond de spil een onbetwijfelbaar archimedisch punt te vinden, waarop de wetenschappelijke, ethische en metafysische kennis gefundeerd kan worden.

Nietzsche is zo radicaal in zijn visie dat hij niet slechts een aspect bekritiseert of een alternatief fundament voorstelt, maar het filosofisch project als zodanig ter discussie stelt. Zijn kritiek resulteert in de teloorgang van het traditionele metafysische oriëntatiepunt, het bestaan van God, als hoeder van de westerse waarden. Dit vat hij samen met de stellingname, die veelal is misverstaan en veel stof heeft doen opwaaien: “God de dood”.

Nietzsches standpunt in het filosofisch debat is minder rationeel van toon, als wel dat hij de consequenties laat voelen en doorzien. Hij geeft de lezer het besef: wanneer het geloof in een oneindig alomtegenwoordig en goed Wezen ― dat aan het Begin en Eindpunt staat van de menselijke geschiedenis ― geen stand meer houdt, blijkt ook het fundament voor ‘de westerse cultuur’ niet krachtig genoeg.
Als de basis afbrokkelt, waarop het bouwwerk van kennis, geloof en cultuur is gefundeerd, zullen uiteindelijk ook de maatschappelijke instituties van de wetenschappelijke ivoren toren en de christelijke kerk in drijfzand komen te staan. Het onwankelbaar gedachte fundament van de culturele identiteit verliest haar grond en daarmee haar bestaansrecht.

Nihilisme en vrijheid

Nietzsche confronteert de lezer met een onaangename waarheid. Dat doet hij niet alleen abstract maar op een beeldende manier, zodat de filosofische conclusie echt doordringt en zichtbaar is.
Hij laat ‘der tolle Mensch’ met een lantaarn in de hand God zoeken en de mensen op het marktplein weten dat wij aan het dolen zijn in de oneindige ruimte van het heelal. In die duisternis valt er geen boven en beneden meer te bekennen … de zekere oriëntatie punten zijn verdampt. Alleen dampen van ontbinding van God ― het onmetelijke wezen dat wij zelf hebben gedood! ― vullen de zinledige ruimte (Nietzsche, 1984, p.400-402).

Toch schetst hij met dit schokkende beeld tevens een blijde boodschap: door de kieren van oude metafysische zekerheden heen, gloort de vrijheid! Door de bodem heen zakkend ontwaren mensen eerst een duizelingwekkende en afgrondelijke leegte van het bestaan. De uitdaging van levenskunst is het leven nochtans te omarmen, zonder een vooraf gegeven, noch in een hiernamaals te vervullen zin.

Dit radicale standpunt wordt wel Nietzsches nihilisme genoemd. Juist door zijn beeldspraak die confronteert en de stank van ontbinding laat ruiken, maakt hij voelbaar hoe ― tussen de dampende puinhopen door ― een onmetelijke ruimte opdoemt, de existentiële vrijheid. Nietzsches cultuurkritiek en filosofische afbraak genereren mest en vonkjes van hoop: in plaats van een ideologie een praxis: het leven te leven volgens werkzame filosofische perspectieven.

Creatieve vermogens

Terwijl de vorm van Nietzsches “God is dood” negatief klinkt bevat zij aldus een positieve betekenis. Het is geen ‘conclusie’ veeleer een ‘conjunctief’, een oproep tot levenskunst! Een aansporing de sprong over de afgrond te nemen van het metafysische niets, door zelf als mens zin te geven aan het bestaan.
Door zich over te geven aan het ‘menselijke al te menselijke’ leven op aarde, zonder hiernamaals en een genadige of straffende God. De performatieve betekenis van “God is dood” is dat de mens in zichzelf goddelijke kwaliteiten en creatieve vermogens zal moeten aanboren teneinde het leven zin en betekenis te geven!

Nietzsche heeft dit ‘existentiële waagstuk’ nog met een ander aansprekend beeld omschreven: als een balanceerkunst over een koord boven een afgrond.
Dit beeld bevat een term die later ideologisch is misbruikt: de mens is een wezen dat ‘overwonnen’ moet worden en zich dient te ontwikkelen tot een ‘Übermensch’[2]. Dat vraagt de levenskunst het leven zonder voorbehoud en bijgedachten lief te kunnen hebben, te nemen voor wat het is.

De liefde voor het lot

De draak doemt op boven het moeras ― afbeelding Plaatsen van Ontmoeting op mythisch-filosofisch speelbord Mens, ken je zelf!

Nietzsche benoemt die kunst zoals de klassieke filosofen haar noemden: amor fati, de liefde voor het levenslot. Hij herneemt hiermee een stoïcijnse levenskunst: veeleer dan een deterministische overtuiging duidt die term op een krachtige omarming van al wat zich op het levenspad aandient.

Het ogenschijnlijke fatalisme is eigenlijk een bevrijdend inzicht. Door niet tegen de onafwendbare loop der dingen te strijden doch mee te gaan met het leven dat volgens de natuurwetten plaatsvinden. Met die beweging zich de eigen vrijheid te realiseren zelf betekenis te geven aan de dingen, ook aan het onvermijdelijke.

Dit uitgangspunt vormt zijn diepste en afgrondlelijkste gedachte, die bekend staat als het zwaarste gewicht ofwel de gedachte van de eeuwige wederkeer. Hij beschrijft deze als een beklemmende horrorscène, wanneer een demon je in nachtelijke eenzaamheid bezoekt en je influistert:

‘Dit leven, zoals je het nu leeft en zoals je het geleefd hebt, zul je nog een keer en nog ontelbare malen moeten leven; en er zal niets nieuws aan zijn, maar elke pijn en elk genot en elke gedachte en zucht en al het onzegbare kleine en grote van je leven moet bij je terugkeren, en alles in dezelfde orde en opeenvolging — en zo ook deze spin en dit maanlicht tussen de bomen, en zo ook dit ogenblik en ikzelf. De eeuwige zandloper van het bestaan wordt telkens weer omgedraaid — en jij met hem, stofje van stof!’

Nietzsche in: Willemsen, 1997, p. 183

Word wie je bent

Nietzsches woorden werken, omdat ze je meeslepen naar wat ze voorspiegelen. Zo keert zich het afschrikwekkende van dit inzicht om in een aanlokkelijk perspectief van een totale levensaanvaarding! Die omarming van de wil tot leven versterkt de persoonlijke levenskunst authentiek te leven, zonder spijt, schaamte en andere negatieve morele emoties.

In het geciteerde beeld van de ‘nachtelijke huiveringwekkende influistering’ schetst hij als kantelpunt de uiterste consequentie van deze levenshouding van affirmatie: dat je ditzelfde leven nog een oneindig aantal malen zal leven! Het beeld ontlokt huiver èn de innerlijke noodzaak die om te vormen tot levenskracht.

Die wending schildert Nietzsche eveneens poëtisch: lééf zoals als een kunstenaar schept. Sta in het leven vanuit een onvooringenomen aanvaarding van wat het leven brengt; en geef daar zelf vorm aan: word wie je bént! Deze levenskunstige zinsnede refereert aan een spreuk die teruggaat tot de Bijbel, waar in het Oude Testament wordt verteld hoe God zich aan Mozes met de woorden openbaart:

‘Ik ben die ik ben’.

Dionysos

De herberg ― afbeelding Plaatsen van Voor-& Tegenspoed op mythisch-filosofisch speelbord Mens, ken je zelf!

De bijbelse wijsheidsspreuk vormt een archeologische betekenislaag onder Nietzsches oproep aan de lezer ‘te worden wie je bent’.
Die spil heeft hij geactualiseerd: daarin ligt ieders eigenheid en potentie tot zijn.

Deze levenswil vormt dan ook de sleutel tot authenticiteit, de kunst écht te leven. De kiem van de toekomst herbergt het hier en nu, dit beloftevolle moment, het eeuwige heden.

Met nog een ander klassiek beeld licht Nietzsche de affirmatieve levenskunst toe: hij verwijst naar een Dionysische levenshouding4[3] en de kunst in verbondenheid met de aarde te leven. Zo bekent hij een volgeling van Dionysos te zijn:

‘Wees de aarde trouw’!

Met die lijfspreuk waarschuwt hij de mens zich niet door een geloof in een schimmig hiernamaals te laten afhouden nù een vervullend leven te leven.

Nietzsche doet eigenlijk een appèl op ‘eenieder die het hore’[4] wil levenskunst in praktijk te brengen en te leven vanuit de diepste levenswil. Geen ‘wereld na deze wereld’ als focus te kiezen, maar het eigen zijn hier en nu, op aarde. Krachtig Dionysisch roept hij mensen op te leven vanuit een zelfverkozen en levensbekrachtigend perspectief!

Het leven als een muziekstuk

Verankerd als cultuurkritiek is Nietzsches collectieve pleidooi voor een ‘Umwertung aller Werte’[5] juist ook te verstaan als een persoonlijk ethos. De morele moed op te brengen te leven vanuit zelfverkozen waarden en persoonlijke verantwoordelijkheid. Zijn cultuurkritiek gold de van christelijke dogmatiek doordesemde cultuur van zijn tijd. Tegelijkertijd biedt zijn perspectief een actueel ethisch en politiek ijkpunt voorbij de bestaande sociale codes en mores een nieuwe culturele ordening te creëren.

Nietzsche onderstreept zijn ‘filosofische boodschap’ met de levensworsteling die zijn eigen biografie laat zien. Juist doordat hij zijn levenskunst van amor fati tot expressie brengt in woord én daad, klinken zijn teksten geloofwaardig. Hij predikte niet ‘over’, maar schildert authentiek met woorden: hij toont het ‘hoe’ met zijn eigen levenswijze en de moeite die hij daarin ondervond: een levende waarheid als existentieel waagstuk.
Nietzsches existentiële filosofie werkt daarom als een klaroenstoot, die mensen ertoe aanzet zichzelf op het spel te zetten. Het leven als een muziekstuk ten gehore te brengen. Te gaan staan voor zichzelf als instrument en de eigen melodie in te zetten.

Instrumentele rationaliteit en de maakbaarheid van geluk

De nietzscheaanse visie op levenskunst toont de mogelijkheid waarden te ‘léven’, juist door definitieve antwoorden of een universele claim op waarheid op te geven.

Culturele opties

Een van de acht denkramen met geluksprincipes ― op mythisch-filosofisch speelbord Mens, ken je zelf!

De westerse waarden, zoals solidariteit, maakbaarheid, de christelijke naastenliefde, individuele vrijheid en de idee een ‘kind Gods’ te zijn, hebben religieuze wortels.

In een globale context kunnen maatschappelijke waarden niet meer die absolute geldigheid claimen, die ze vanuit de religie hadden. Wanneer ze ont-worteld raken als geloofsartikelen vertegenwoordigen ze veeleer culturele mogelijkheden en staan ze steeds weer op het spel.
Vooral in de multiculturele samenleving ontberen ze de universele en metafysische geldingskracht van eertijds. Als optie staat het mensen vrij de belangrijkste waarden — zoals de gelijkwaardigheid van man en vrouw, autonomie en integriteit, de bescherming van de persoonlijke levenssfeer — weer wortel laten schieten, bijvoorbeeld door ze te verankeren in de grondwet. Dit vraagt evenwel steeds opnieuw maatschappelijk debat en politieke strijd.

Gebrek aan een substantiële rationele maatstaf

Het waarden relativisme betekent enerzijds een op het dogmatische geloof gewonnen maatschappelijke vrijheid.
Hier kleeft echter ook een keerzijde aan. Zonder een algemeen geldende meetlat verliezen culturele waarden aan kracht, ze gelden alleen neutraal als gelijkwaardige en inwisselbare opties.
Zie hier het paradoxale resultaat van de Verlichting met haar vooruitgangsgeloof: zonder ijkpunt om culturele waarden en maatschappelijke ontwikkelingen aan af te meten, is er alleen een instrumentele afweging te maken welke middelen de (politiek, economisch) gekozen doelen het beste dienen; en geen ‘waarden gedreven’ beoordeling.

Filosofisch wordt dit manco het ontbreken van een substantiële rationele maatstaf genoemd. Dit maakt elke culturele en waardevolle doelstelling, zoals welzijn en levensgeluk, relatief. Weliswaar staan de opties vrij het levensgeluk naar eigen inzicht in te vullen en de middelen daartoe op rationele wijze te kiezen. Zo kan levensgeluk verbonden worden met de vraag of het uiteindelijk meer geld en tijd bespaart om het schoonmaakwerk in huis uit te besteden of om dit zelf te doen.

Betekenisverlies en uitholling van het ethisch-politieke discours

Een van de acht denkramen met geluksprincipes ― op mythisch-filosofisch speelbord Mens, ken je zelf!

Hoe triviaal dit voorbeeld ook klinkt: op een grotere schaal gaat het om wezenlijke sociale keuzes.
Bijvoorbeeld de kwestie werknemers in dienst te houden of te ontslaan en hun werk te ‘outsourcen’ als dat geld bespaart. Exemplarisch is hoe het uurloon van schoonmaakwerk en voor werkers in de zorg in een ‘race to the bottom’ zijn beland. Het economische argument is doorslaggevend geworden met een verbluffende vanzelfsprekendheid.

Nietzsche schetst met zijn sprekende beelden de ongekende consequenties van de gestelde filosofisch-culturele diagnose: dat er geen gemeenschappelijk fundament meer bestaat op grond waarvan er persoonlijke en collectieve keuzes gemaakt (zouden ‘moeten’) worden.
Inmiddels is het onmiskenbaar dat het ethisch-politieke debat bij gevolg is versmald tot een ‘strijd’ om culturele waarden en efficiëntie als graadmeter voor de in te zetten middelen.

Zowel collectief als persoonlijk staan wij bij de vraag welke waarden mensen in intrinsieke zin gelukkig maken ‘sprakeloos’. De filosofie verwoordt dit gegeven als dat het discours is uitgehold tot een instrumentele rationaliteit (Weber, 1976).

Er treedt betekenisverlies op: inflatie van de zeggingskracht van sociale, culturele en morele argumenten waarmee het gestelde doel zelf goed of nastrevenswaardig genoemd kan worden. Er weerklinkt een gebrekkig politiek en ‘managereaal’ discours op de platforms en in de bestuurskamers, waar de beslissingen genomen worden; passender morele uitdrukkingen verliezen betekenis en klinken hol of oubollig, zoals ‘arbeidsvreugde’, ‘integer’, ‘weemoed’.

De paradox van de Verlichting

Het rationaliseringsproces dat door de Verlichting op alle maatschappelijke terreinen is ingezet ontaardt paradoxaal genoeg in irrationaliteit: er heerst een schrijnend gebrek aan gemeenschappelijke normatieve categorieën met onwenselijke bestuurlijke willekeur en sociale wanorde tot gevolg. De gewonnen individuele en economische vrijheid gaat samen met een gebrekkig collectief ontwikkelingsperspectief en uitholling van sociale waarden: de gemeenschappelijke bodem is tenslotte erg plat geworden: technologische en economische vooruitgang is wat telt.

De idee van de maakbaarheid van het individuele geluk en het gemeenschappelijk welzijn vervliegt doordat het publieke debat zodanig versmalt, dat de woordvoerders de waarde-volheid van die droom nauwelijks kunnen verwoorden en als sociaal kapitaal met elkaar delen.
Maatschappelijk ontbreekt het ook letterlijk aan een taal de culturele, ethische, sociale en spirituele waarden, waaruit de Verlichtingsdroom is voortgekomen, te actualiseren en bespreekbaar te maken. Hoe anders dan door dialoog kan er een gemeenschappelijke geluksdroom van een politieke basis worden voorzien?

Wat overblijft zijn persoonlijke dromen en de markt van welzijn en geluk:

‘Niettemin liggen in deze eeuw de trainingen, cursussen en adviezen over geluk en levenskunst voor het oprapen, op maat gemaakt zodat elke mogelijke levensstijl tot in de finesses van individuele keuzen kan worden gerealiseerd door de eigen persoonlijkheid uit te drukken in gekozen kleding, tandpasta, wc-papier, interieur, zonnecrème, brillen, esthetische chirurgie en artistieke smaak. Wat ons ondanks dit super geïndividualiseerde leven bindt lijkt de gemeenschappelijke wens om gelukkig te zijn — wellicht het eindstation van ons rationalistische vooruitgangsgeloof in de vorm van ieders allerindividueelste droom van geluk.’

Machanon, 2005

Geen collectief ontwikkelingsperspectief

Wanneer de publieke diensten vermarkt zijn en ook de politiek een bedrijf is geworden, die vooral de boekhouding op orde moet hebben, lijkt de BV Nederland het gesprek over de inherente wenselijkheid van de politieke doelstellingen te kunnen missen als kiespijn.
Het ontbreekt aan tijd en taal om de vraag aan de orde te stellen: ‘Welke culturele, economische en sociale ordening wensen wij, op basis van welke waarden?’

De debatten over grote maatschappelijke vraagstukken, zoals klimaat en milieu, gezondheidszorg en onderwijs, werkgelegenheid en armoedebeleid gaan vooral over de juridische en economische instrumenten de in regeerakkoorden vastgelegde doelstellingen te behalen. Vooral binnen de lijntjes en wettelijke regels blijven kleuren.

Naar een communicatieve rationaliteit

Speelfiguren ― van het mythisch-filosofisch bordspel Mens, ken je zelf!

Zoals Nietzsche de mens als individu wakker schudt en oproept vanuit de diepe levenswil persoonlijke waarden te realiseren, zo staat de globaliserende samenleving voor de opgave intercultureel nieuwe vormen te vinden.
Het gaat er nu om daadwerkelijke manieren van sociale gemeenschapsvorming te vinden, die helpen de maatschappij vanuit gedeelde grondwaarden gericht op sociaal en algemeen welzijn te definiëren. Het spreken over de wenselijkheid van een civil society en terugkeer naar een ‘fatsoenlijke’ of ‘zorgzame’ samenleving en het belang van normen en waarden, is niet genoeg.

Gebrek aan middelen en een teveel aan taken

De slogans zijn op hun best goedbedoelde pogingen om richtinggevende waarden in het politieke discours terug te brengen. De retoriek blijft krachteloos wanneer het de maatschappelijke instituties en organisaties, die hiervoor een specifieke taak krijgen toebedeeld, zoals gezondheidszorg en scholen, aan middelen ontbreekt wezenlijk te kunnen bijdragen aan wat een ‘participatie samenleving’ is gaan heten.
Wanneer de burger/consument/professional/ mantelzorger dient te participeren in de 24 uurseconomie en (te) overladen is met werk-, gezins- en zorgtaken, verwordt levenskunst tot een over-levenskunst het hoofd maatschappelijk boven water te houden.

Herstel van waarden en normen

Een reactionaire strategie ― met de roep tot herstel van oude waarden en het dogmatisch blijven vasthouden aan confessioneel gedachtegoed ― zou in een multiculturele samenleving veelkleurig als de regenboog dienen te zijn. Als we, waar Nietzsche op hamert, een ijkpunt ontberen de diverse culturele waarden aan af te meten, dan heeft geen enkele culturele groep het gelijk aan zijn kant. Het is het aan iedereen persoonlijk waarden af te wegen in het leven. De onbedoelde uitkomst van die reactionaire richting is nihilisme en relativisme.

Maatschappelijk gezien dienen in beginsel alle kleuren even welkom te zijn: ook de streng christelijke overtuiging dat vrouwen geen actieve politieke rol mogen vervullen, het islamitisch fundamentalistische voorschrift voor vrouwen in het publieke domein gesluierd te gaan, tot ‘het recht op beledigen’ waar Ayaan Hirsi Ali voor pleitte.

Derhalve lijkt deze strategie uit te lopen op polarisering, zoals blijkt uit de actuele casus rond de gewraakte racistische figuur van ‘zwarte Piet’ en op internationale schaal uiteindelijk op een ‘clash of civilisations’ (Huntington, 1996).

Wenselijker lijkt het derhalve een dialogische route te bewandelen, die de valkuilen vermijdt van enerzijds het fundamentalisme ― het dogmatisch vasthouden aan (religieuze, culturele) waarden en daaruit voortvloeiende strijd tussen de diverse collectieven ― en anderzijds van het waarden relativisme en de willekeur.
Hoopvol klinkt in dit opzicht in het politieke debat de maatschappelijke noodzaak van culturele diversiteit en inclusie. Hoe nu ten tijde van de nijpende sociale en existentiële nood een ‘waardevol perspectief’ voor een collectieve ontwikkeling te ontwerpen?

Interculturele dialoog en transculturele wegen

Voorbij het onverschillige multiculturalisme is er een positie mogelijk die ik hier typeer als trans- of intercultureel: relativerend maar niet relativistisch. Vanuit zo’n positie is het mogelijk om met elkaar in gesprek te gaan over wenselijke sociale en culturele waarden. In een dialoog de relatieve waarde af te wegen van de verschillende culturele invalshoeken op spirituele en morele ontwikkeling en op sociale gemeenschapsvorming.

De grootste uitdaging voor de globale samenleving ligt niet op het gebied van economische en technologische innovaties, maar vooral wat betreft een socialer samenspel. Hoe verbindende morele en spirituele waarden te vinden? De kunst hierbij is vooral het krampachtig vastzetten van ‘een stip op te horizon’ en een efficiënte marsroute daar naartoe los te laten. De collectieve levensles is te kunnen verduren dat er nog geen antwoorden zijn; alleen een beloftevol perspectief: een richting ter verkenning langs trans- en interculturele wegen.

Kernvraag hierbij is: hoe het samen-leven en samen-werken zo te organiseren dat de economische waarden niet gaan werken als een dwangbuis van succes en hegemonisch wereldleiderschap. Immers: dan zullen minderheden en sociaaleconomisch zwakkere groepen structureel het onderspit gaan delven in de maatschappelijke race naar de top!

Het enige alternatief voor oorlog en een hard economische spel, is een coöperatief samenspel op basis van een communicatieve rationaliteit. Daartoe is het nodig een interculturele ruimte open te houden als basis voor een open samenleving met gedeelde én verschillende sociale, culturele, morele en spirituele perspectieven.

Hoe die derde dialogische weg van levenskunst te bewandelen als een middenweg tussen fundamentalisme én waarden relativisme? Wat vraagt dit van mensen als individu en als collectief?

De praktijk van levenskunst: het innerlijke kompas

De filosofische Lantaarn ― afbeelding Filosofisch Gereedschap op mythisch-filosofisch speelbord Mens, ken je zelf!

In mijn filosofische praktijk voor levenskunst en creatieve ontwikkeling vertellen mensen hun levensverhaal, waarin de noodzaak en wanhoop doorklinkt hoe te overleven in deze maatschappij.
Het gaat om mensen die wel willen meedraaien in de economische carrousel, maar eruit geslingerd zijn. Door de hoge draaisnelheid waarmee bedrijven en organisaties winsten maximaliseren. De bedrijfsvoering hoe zij met een reorganisatie of door een fusie de draaisnelheid verder weten op te voeren, levert grote sociale en persoonlijke verliezen op, die niet in de boekhouding worden meegenomen.

Is levenskunst een luxe voor de happy few? Hoe deze kunst te beoefenen wanneer je in een overleefstand bent geraakt?

De kunst van ‘het goede leven’ speelt zich voor cliënten, die zich bij mij en andere coaches via het UWV met een IRO-regeling[6] melden, in de economische marge af. Zij moeten in de hun vergunde time-out met een zo kort mogelijk overstaptijd, een zodanige versnelling zien te krijgen dat het hen lukt weer op de eerstvolgende sneltrein ― lees tijdelijke job tot de volgende reorganisatie ― in te stappen.
Op een geheel ander niveau blijkt zich de levenskunst van de tegen elkaar opbiedende topbestuurders af te spelen: tegenover ‘de overleefkunst’ lijkt het daarbij veeleer om een spannend gezelschapspel te gaan, een globaal potje Monopoly.

Monopoly spelen als collectief versus individuele levenskunst

De geschetste tegenstelling roept de vraag op welke (noodlottige) rol de sociale en culturele context speelt in ieders mogelijkheid tot het beoefenen van levenskunst, zowel als individu als participant in een collectief.

In mijn filosofische praktijk bied ik cliënten een existentieel-fenomenologisch perspectief aan als tegenwicht tegen de vanzelfsprekende economische invalshoek. Tegenover de dwang van de arbeidsmarkt met het gladde discours van succes, talentontwikkeling en competenties als ‘flexibel’, ‘stressbestendig’ zijn, open ik een onderzoeksruimte aan de hand van de metafoor van het innerlijke kompas. Deze invalshoek werkt versterkend: terwijl zij mensen ook vrij laat, wijst ze toch richting voor een persoonlijke zoektocht naar eigen kwaliteiten.

Bewustwording en betekenisgeving van ‘het existentieel waardevolle’

Leven in spanningsvelden: Ringen van Voor en Tegenspoed ― van het mythisch-filosofisch bordspel Mens, ken je zelf!

In begeleiding is het zaak de filosofische levenskunst naar de praktijk te vertalen: als een kunst belangrijke waarden te benoemen of te verbeelden.
Dat vraagt paradoxaal genoeg juist eerst los van de resultaatgerichte vraag te komen, hoe zo snel mogelijk weer werk te krijgen. Wat werkt is de ‘omweg’ zich te bezinnen op wat voor betrokkenen betekenisvol in hun professionele en persoonlijke leven. Door zich hobby’s, voor te stellen, waardevolle herinneringen op te halen die voor hen kleur en betekenis geven aan het leven.

Daarbij gaat het dus niet om de inhoudelijke kleur van de levensovertuigingen van cliënten, maar veeleer om het effect van hun grondovertuigingen (remmend of bevorderlijk) op de persoonlijke en professionele ontwikkeling. In die richting wijst Nietzsches ‘perspectivisme’: hoe zich te bevrijden van dogma’s en grondovertuigingen die het leven inperken?

Van verbeelding naar visie

De metafoor van het innerlijke kompas draagt bij aan een proces van bewustwording en een (her)schikking van waarden, persoonlijke mogelijkheden en ambities. Dit vormt een eerste fase voordat er een volgende stap gezet kan worden. Een betekenisvol perspectief op nieuwe arbeidskansen vraagt een onderzoekend proces van heroriëntatie in leven en loopbaan. Daarbij werken ook andere metaforen, zoals het labyrint, een beeld voor de levensloop als een persoonlijke zoektocht, en de symboliek van de vijf elementen, als spiegel voor bewustwording van de persoonlijke en professionele elementaire kwaliteiten.

Van drijfveer naar veerkracht

De verbeelding is een grote kracht, waarmee emotionele en zingevende bronnen aangeboord kunnen worden, waarmee mensen hun waarden op het spoor komen. Het in beeld brengen van persoonlijke en professionele drijfveren blijkt de beste voorbereiding ook daadwerkelijk praktische stappen te gaan zetten.
De verbeelding werkt veerkrachtig en opent mogelijkheden. Door met de beelden te spelen en te spreken door middel van een dialogisch en creatieve werkwijze (Muijen, 2001) kunnen mensen het geschetste toekomstperspectief ook echt doorvoelen.

Het meereizen op deze verkenningstocht ervaar ik als een ware begeleidingskunst. Hoe mensen in de relatief korte tijd die beschikbaar is in een traject van loopbaanheroriëntatie mee te nemen en een waardevol perspectief te helpen ontvouwen? Daar is geen routekaart voor, slechts mythische wegwijzers! Via de aangereikte metaforen laat ik mensen de eigen waarden benoemen, zodanig dat zij die als een authentieke bron in henzelf gaan voelen en leren aan te spreken. Dat vraagt vooral de moed te verzamelen zich dit te mogen gunnen en daarna praktische stappen in de voorgestelde richting te gaan zetten.

Op zoek naar de verborgen schat in jezelf

Begeleidingskunst is daarom een waagstuk mensen uit te nodigen ook stamelend en strompelend, naar eigen kunnen en daarmee authentiek vanuit het ‘innerlijk kompas’ een richting te vinden. Aldus van binnenuit een toekomstperspectief te vormen, zie ik als een praktische en existentiële vertaling van de Nietzscheaanse levenskunst.

Authenticiteit heeft in dit proces geen statische betekenis, als zou het om een vaststaand en ergens te vinden ‘Zelf’ gaan. Het vormt, in tegendeel, veeleer een dynamische kernwaarde, die ontstaat door zich te wagen voorbij voorgegeven waardebepalingen. De levenskunst te worden wie je bent maakt weliswaar gebruik van ingrediënten van overgeleverde waarden, doch deze gelden voor de persoon in kwestie niet als fundamentalistisch of relativistisch ijkpunt. Het subtiele verschil is gelegen in het ‘hoe’ de waarde inkleuring krijgt: als een van buitenaf opgelegd ‘moeten’ of als een van binnenuit doorvoeld oriëntatiepunt.

De verborgen schat en de queeste in het labyrint ― afbeelding Plaatsen van Voor-& Tegenspoed op mythisch-filosofisch speelbord Mens, ken je zelf!

Dit beeld helpt ― in combinatie met andere aangereikte metaforen ― de hulpvraag te vertalen als een persoonlijke zoektocht in het labyrint naar de schat in zichzelf. Het proces van verbeelden van deze schat opent de poort haar daadwerkelijk te vinden. Deze is door het leven gebutst of diep verborgen geraakt, ligt onder het stof en afgedekt met ‘geboden’ en ‘verboden’.

Openheid versus afgeslotenheid

De weerbarstigheid van het leven en de pijn door opgelopen butsen kunnen mensen ertoe verleiden zich in te graven in een ideologisch antwoord. Zo rollen er allerlei varianten van fatalisme, cynisme en dogmatisme over de tafel.

Het existentiële effect van het vasthouden aan een ‘isme’ of een persoonlijk vaststaand antwoord is dat men zich afsluit voor onverwachte mogelijkheden die het leven in een klein hoekje in petto heeft. Levenskunst is daarom vooral het vermogen de onzekerheid aan te durven en open in het leven te staan. Het leven als experiment aan te gaan.

Een gedeelde bron van wijsheid

Er is een punt waar de oprechte zoektocht van de hulpvrager de begeleidingskunst van het gidsend samen onderzoeken raakt: daar in een gedeeld ont-dekken vindt echte ontmoeting plaats. In mijn ervaring ligt hier, meer dan in enige techniek of methodiek, een krachtige bron voor heling. Dit punt is voorbij de vermeende zekerheden ― van de persoonlijke of de professionele identiteit ― te leren vertrouwen en af te stemmen op de eigen wijsheid.

In plaats van een ondeugd van ongehoorzaamheid zie ik eigenzinnigheid als wijsheid, als een soort bron die stroomt ‘tussen’ begeleider en begeleide. Deze bron geeft heling veeleer dan ‘de vruchten’ van verworven cognitieve kennis. Ze overstijgt de zelfbeelden als consulent, consument, werknemer, ambtenaar, burger, cliënt, slachtoffer, redder, enzovoort.

Zo werk ik, voorbij een wetenschappelijk neutrale positie èn voorbij een persoonlijke relatie, van mens tot mens betrokken èn gedistantieerd, met aansprekende metaforen, die mensen zelf hun creatieve potenties laat onderzoeken in de diepte en door aanraking van de ontmoeting.
Dit is een uitgangspunt en geen ‘evidence based’ protocol. Geen ‘smart’ resultaat wel een vooraf gegeven vertrouwen als voorschot op een werkbare en gewenste waardevolle uitkomst.

In de volgende casus illustreer ik deze dialogisch-metaforische werkwijze.

Een casus: heroriëntatie in leven en loopbaan

‘Het innerlijk kompas’ met Elementaire kwaliteiten

Peter K. is een dertiger, goed opgeleid, creatief en intelligent. Hij heeft een sterk ontwikkelde analytische en technische kant. Tegelijkertijd een scherp oog voor de mensen om hem heen, vooral zijn vrouw en dochtertje.

Gezien zijn dreigend ontslag wil hij zo snel mogelijk met behulp van een IRO-traject een andere baan vinden.
Het totale begeleidingstraject nam drie maanden in beslag, waarvan de fase van heroriëntatie zes weken duurde met vijf sessies.

In dat kader verbeeldde hij zijn  ‘elementaire’ kwaliteiten zoals op de afbeelding ‘Het innerlijk kompas’ met Elementaire kwaliteiten.

Van verbeelding naar verwoording

Vloeibare werkelijkheid: kijkend met andere ogen naar zijn werksituatie

Door zijn omstandigheden was hij vaak droefgeestig gestemd. Dan kwam hij in een neerwaartse spiraal van negatieve gedachten terecht en liep vast.
Aan de hand van de aangereikte metafoor van het innerlijk kompas ging hij zijn ‘competenties’ als elementaire kwaliteiten in kaart brengen.
Daarmee had hij een mogelijkheid gecreëerd om met andere ogen naar zijn situatie te kijken.

Essentieel hierbij bleek het dialogisch doorvragen naar de betekenis van zijn kwaliteiten.
Door de beelden in het gesprek te betrekken kwam de beleving van de oude werkplek in een ander licht te staan: de negatieve ervaringen kon hij gaan herformuleren tot wensen voor een volgende stap in zijn loopbaan.

Ontwerp ‘ideale werkplek’ op basis van zijn ‘elementaire’ kwaliteiten

Het proces van verbeelding naar verwoording gaf een herschikking in de rangorde van zijn kwaliteiten.
Hij ontdekte een parallel met het cultuurmodel van Schein (1992) en kwam tot het inzicht dat er voor hem een hiërarchie gold tussen de kwaliteiten die hij met de elementen ether, vuur en aarde had verbonden:

Bij wijze van uitleg verwees hij naar Scheins stelling

“Hoe beter een organisatie (en elk individu) zich bewust is van zijn waarden, des te meer inzicht en begrip ontstaan er voor de gestelde normen en daaruit voortvloeiende gedragingen en uitingen”

en vertaalde dit inzicht in een herschikking van het eerder geschetste vijf elementenmodel. In de blauwe cirkel gaf hij met een witte kern aan hoe voor hem de ether- en vuurkwaliteiten het belangrijkste zijn.

Het gewonnen inzicht

Aan deze metaforische analyse aan de hand van de door hem in beeld gebrachte waarden, normen en artefacten, ontleende Peter het inzicht dat hij op zoek wilde gaan naar een werkomgeving en positie die op zijn ontwerp, verbeelde kwaliteiten, aansluiten; in plaats van andersom, dat hij tekorten voor de hogere eisen van de arbeidsmarkt zou moeten aanvullen.

De metafoor van de vijf elementen bood hem een creatieve invalshoek om zijn werkervaring te herkaderen. Waar hij de werkprocessen en activiteiten op zijn oude werkplek eerst als vaststaande zaken had opgevat, die tot de negatieve uitkomst van zijn ontslag leidden, zag hij ze nu als relatieve, vloeibare en stuurbare samenstellingen van lucht-, water- en aarde-aspecten.

Ontwerp van een ideale werkplek

Als belangrijkste conclusie uit de verbeelding van het vijf elementenmodel kwam naar voren dat de wijze waarop hij zelf naar de werkprocessen en activiteiten keek, van cruciaal belang is. Voelbaar bleek uit de bevlogen wijze waarop hij deze als ether en vuur verbeelde aspecten besprak, tevens de transformatieve kracht van het gewonnen inzicht.
In vervolg op het metaforisch herkaderen van zijn kernkwaliteiten, reflecterend op zijn oude werkplek, had hij rond de blauwe cirkel met de witte kern een oranje cirkel geplaatst. Deze oranje cirkel vertegenwoordigde het ontwerp voor een bij zijn kernkwaliteiten en grondwaarden aansluitende ideale werkplek.

Het vloeibaar maken van de status quo

Spiraal symboliseert de reis naar binnen en naar buiten ― afbeelding op het mythisch-filosofisch speelbord Mens, ken je zelf!

Zo had het vijf elementenmodel als metafoor geholpen een negatief gelabelde situatie vloeibaar te maken, waarmee hij schijnbaar vaststaande waarden kon gaan herijken. Belangrijk daarbij bleken de vragen:

Wat wil ik nu eigenlijk zelf? Wat zijn inspiratiebronnen in mijn werk?

In dit proces van heroriëntatie ontdekte hij drie aandachtsgebieden. Deze zag hij niet langer als tekort maar als bronnen voor zijn persoonlijke-professionele ontwikkeling.

Samen met Peter het proces evaluerend voelde ik zijn vertrouwen: dat het verbeelde samenspel van de vijf elementen ― als levende metafoor voor de bronnen in hemzelf ― hem de weg naar zijn toekomstige werkplek zou gaan wijzen.

In de volgende fase, die na de oriëntatie aanbrak, hielp hem de metaforische werkwijze ook andersom, de vloeibare verbeelding in daadwerkelijk handelen om te zetten.

De beelden werkten als drie wegwijzers. Als eerste zich vooral op de proceskant van communicatie te richten; met aandacht voor menselijke aspecten van het werk, die onlosmakelijk met de technisch-inhoudelijke kanten verbonden zijn. Voorts wees een wegwijzer naar het bewaken van de grenzen van de eigen verantwoordelijkheid en ten derde wilde hij werken aan de versterking van zijn intuïtieve, creatieve en improviserende vermogens.

Conclusie: Het omarmen van het leven als reis

Reflecterend op ervaringen uit mijn filosofische praktijk en op mijn eigen leven, hoeft aandacht voor de rol van spiritualiteit geen navelstaarderij te zijn. Integendeel: de ervaring leert dat bewustwording van die zogenaamde softe aspecten juist een stevig fundament biedt om vanuit de laag van kernkwaliteiten en persoonlijke drijfveren een volgende stap in leven en loopbaan te verbeelden en van binnenuit te voelen. Daarmee ontstaat gronding voor het maken van een belangrijke levenskeuze.

Aandacht voor de persoonlijke spirituele ontwikkeling ondersteunt mensen zich minder aan de grillen van de arbeidsmarkt overgeleverd te voelen. Door waarden authentiek te ‘omarmen’ en er eigen vormen in de praktijk voor te vinden, ontstaat er een werkzaam existentieel perspectief zich in de steeds complexer wordende wereld te kunnen oriënteren. In dit proces stimuleert de invalshoek van levenskunst mensen zich bewust(er) te worden van het belang op eigen wijze het waardevolle in het leven te visualiseren.

De aangereikte metaforen ― zoals de vijf elementen en het innerlijk kompas ― worden ‘levend’ door ze persoonlijk en professioneel te concretiseren. Deze beelden krijgen in de context van filosofische counseling en (dialogische) gespreksvoering een doorvoelde en daarmee werkbare betekenis.
Als resultaat ontstaat er her-oriëntatie vanuit een existentiële basis ― een innerlijk kompas met transformatieve kracht ― teneinde geen speelbal te worden van de versnellende dynamiek in de maatschappij en haar dwingende eis zichzelf te ‘vermarkten’.

Ontmoeting en dialoog ontsluiten existentiële betekenis

De ander echt zien ― afbeelding op het mythisch-filosofisch speelbord Mens, ken je zelf!

In het verlengde van Nietzsches woorden “God is dood” wees ik op een culturele verlieszijde van de teloorgang van een bindend gemeenschappelijk perspectief. Dat verlegde de aandacht naar de wenselijkheid van nieuwe wegen tot gemeenschapsvorming vanuit een trans- of intercultureel gezichtspunt. Die richting geeft ruimte voor een nieuwe balans, ook in collectieve zin, voor het nietzscheaanse project de oude culturele waarden te herijken.
Voor het verzilveren van die winst is het evenwel noodzakelijk een dialogische weg te bewandelen op basis van een communicatieve in plaats van een instrumentele rationaliteit (Kunneman, 2005).

Door met elkaar te dialogeren krijgen waarden een existentiële betekenis. De dialoog vooronderstelt de ander zeer wezenlijk. Zowel letterlijk als een ander persoon, als door resonantie in ‘de tussenruimte’, waarin mensen zich in hun zijn weerspiegeld weten. De dialoog als resonantieruimte waarin zelf en ander, vertrouweling en vreemdeling een samenklank vormen.

Het dialogeren meandert tussen vertrouwdheid en vervreemding, de ander zien/ gezien worden en wegkijken, confrontatie en bevestiging, authentieke expressie en luisterend aanwezig zijn. De grondtoon in de resonantieruimte wordt gevormd door de stille getuige, die oordeelloos registreert hoe ‘ik en ander’ samen bewegen. Om de stille (zelf)waarneming heen draperen mensen constant evaluaties over het waargenomene:

‘dat kan een volgende keer toch beter’ of ‘heb ik dat niet veel te fel gezegd?’, ― ‘nu heb ik hem eens goed op zijn nummer gezet’ enz. enz.

Die voortdurende innerlijke dialoog is het kleed van woorden en beelden dat mensen ter bescherming om zich heen weven. Wanneer dit kleed te dik en dicht is geweven, maskeren mensen zowel naar binnen als naar buiten dat zij zichzelf ten diepste zowel vertrouwd als vreemd zijn. Dan ontstaat er een spel van vervreemdende maskers en dikke ego’s.

Een ruimte achter het maskerade spel

Lemniscaat symboliseert ontmoeting en dialoog ― rond het speelbord van het mythisch-filosofisch spel Mens, ken je zelf!

Dialogisch ontmoeten is pas mogelijk wanneer mensen zich de mores en codes van het sociale verkeer realiseren en deze los(ser) kunnen laten, ermee kunnen gaan spelen. Dialogeren verbindt mensen met elkaar en heft afgescheidenheid in zichzelf op.

Achter het dikke ik, waar mensen zich als een masker naar buiten toe kunnen achterverschuilen, praat het alter ego als een papegaai die op de schouder meeluistert en toefluistert wat wel en niet te doen of te zeggen. Wanneer de papegaai even zwijgt ontstaat er ruimte en kunnen mensen zich realiseren dat er nog andere, een palet aan posities mogelijk zijn.

De ruimte die mensen voor zichzelf ont-dekken geldt ook voor de ander: hoe de eigen blik de ander vastzet in een positie, soms tegenover en soms naast zichzelf; als een vertrouweling of als vreemdeling, als vriend of als vijand. De ruimte die mensen zichzelf gunnen, schenken zij tevens aan de ander. De dialoog vergt en schept wederkerigheid en creëert een ruimte waarin deelnemers vrijelijk kunnen participeren, de ander zien en gezien mogen worden.

Op die diepe laag[7] ‘is’ er geen zelf als een ding of substantie, er is dialoog en ont-moeting. Daar, in en door vrijmoedig te spreken, maken mensen zich ten diepste vrij en laten in diezelfde act de ander ontsnappen aan de beelden die zij over en weer van elkaar maken. Als stille getuige bevrijdt de mens zichzelf en anderen van opgelegde identiteiten en rollen in het maskeradespel van het (werk)leven. De ruimte creëert zowel vrijheid als verbinding!

Het zelf als resonantie van ik én ander, als vertrouwde die ver weg schijnt en dichtbij is als vreemdeling tegelijkertijd. Ik en Ander zijn dialogisch bezien naakt en wezenlijk één.

De open levenshouding

Dialogeren is tevens deconstrueren: achter het spel van de woorden en de dingen de ruimte van niet-zijn en niet-weten ervaren. Deze ‘negatieve’ termen beduiden in positieve zin de openheid die ontstaat met het openbreken van definiërende categorieën die mensen op zichzelf en anderen plakken.

Die open houding te ervaren is wel het meest waardevolle wat ik uit mijn filosofische studie heb geleerd. Van de filosofie als boekenkast naar filosoferen. Meer dan academische kennis vertegenwoordigt filosoferen de bereidheid levenslessen te laten weerklinken in de ruimte van het niet-weten. Als mogelijkheid zichzelf en anderen achter het zekere weten en allerhande ‘moetens’ te ont-moeten. Het creëert vrijheid en vertrouwen de vonkjes van fascinatie te volgen als basis voor echt dialogisch onderzoek.

Filosoferen als een kunst van de dialoog en tevens een oefening in een open levenshouding breekt ook de academische en filosofische verhalen open: er ontstaat ruimte voor verwondering en het vrij ontmoeten van hetgeen gezocht wordt èn wat spontaan gevonden kan worden; en al samen onderzoekend ook elkaar van mens tot mens.

Die uitnodiging hoor ik bijvoorbeeld in de platoons-socratische wijsheid dat filosoferen een voorbereiding op de dood zou zijn. Dood als niet-zijn is, meer dan de letterlijke dood, ook het relatieve van alle zelf- en wereldbeelden te ervaren en zich daarvan te bevrijden.

Persoonlijke spirituele zoektocht en betekenisvolle ontmoetingen

Het mysterie van de Quintessence ― op het mythisch-filosofisch speelbord Mens, ken je zelf!

Zo heb ik ook mijn eigen spirituele zoektocht langs een aantal religieuze stromingen en levensovertuigingen als bevrijdend en verrijkend ervaren. Ten diepste als ontmoeting met betekenisvolle anderen hand in hand met de kennismaking met hun waardevolle antwoorden op levensvragen op de queeste in het labyrint. En doorheen de levenslessen klonk vooral een besef dat zijn ten slotte mysterie blijft.

Openheid voor het mysterie beluisterde ik in de door een ‘indigenous’ antropoloog verwoorde en belichaamde levensvisie. Diens natuurbeleving en mystieke visie op de natuur (Forbes, 1981) vormde de achtergrond voor zijn kritiek op de westerse samenleving.

Daarna betekenden de filosofie en meditatiepraktijk uit een centrum voor Tibetaans boeddhisme (De Wit, 1998), en de door een gnostiekkenner uitgedragen oorspronkelijke en authentieke vorm van christendom (Moerland, 1992) voor mij belangrijke oriëntatiepunten.

De middenweg

Toch hoorde ik nooit een definitief antwoord in de verhalen van deze betekenisvolle inspiratoren, veeleer door hen uitgedragen levenslessen uit wijsheidstradities. Steeds meer realiseer ik mij dat ik mij vanuit een besef van vrij en ultiem niet-weten niet heb willen aansluiten bij een levensbeschouwelijke groepering.

Liever bewandel ik een weg van het midden waardoor ik diverse metgezellen tegenkom; en vooral mensen die zich thuis voelen in verschillende culturele en spirituele tradities.

Hoe inspirerend is het om in een ontmoeting zijnskwaliteit te proeven die iemand belichaamt vanuit de eigen levensreis. Veel meer nog dan de bijzondere waarde van kennis uit de verschillende wijsheidstradities ervaar ik daarin dialogische wijsheid en een spiritueel ijkpunt: de zoektocht zelf ― de quest for wisdom ― beproeft de metafoor van het innerlijke kompas!

Wanneer mensen elkaar diep raken krijgen zij glans en hun samenzijn kwaliteit door ontmoeting. Door de betekenisvolle ontmoetingen met anderen heb ik mijn eigen kompas geijkt. Ook door poëzie en waardevolle boeken.

Schoonheid in pluriformiteit

Een werkelijke ontmoeting tussen mensen en het ‘elementaire zijn’ in de natuur laat het mysterie voelen. Hoe mensen daadwerkelijk leven en met bezieling zìjn, herbergt het spiritueel waardevolle. Op het spel staat niet de leer, wel hoe mensen de levensweg bewandelen. Wanneer de leer het leven niet verduistert, kan de levenswandel van ‘leermeesters’ anderen inspireren in de ruimte van ontmoeting― tussen mensen en tussen de woorden en verhalen.

Voor mij ligt er diepe waarheid en ontroerende schoonheid in die vloeibare verhalen en pluriforme wegen en de eigenzinnige wijze hoe mensen die begaan. Ik ruik en zie de geuren- en kleurenpracht van het ‘bloeien van de duizend bloemen’!

  • Forbes, Jack (1981). Die Wétiko-Seuche. Eine indianische Philosophic von Aggression und Gewalt. Wuppertal: Hammer.
  • Hadot, Pierre (2003). Filosofie als een manier van leven. Amsterdam: Ambo.
  • Huntington, Samuel (1996). The Clash of Civilizations and the Remaking of World Order. New York: Simon & Schuster.
  • Kunneman, H. (2005). Voorbij het dikke ik. Bouwstenen voor een kritisch
  • humanisme. Amsterdam: Uitgeverij SWP.
  • Machanon, Darrin (2005). Geluk, een geschiedenis. Amsterdam: De Bezige Bij.
  • Moerland, Bram (1992). Gnosis, gnostiek en de katharen. Den Haag: Mirananda.
  • Muijen, Heidi C.A. (2001). Metafoor tussen Magie en Methode. Kampen: Kok Agora.
  • Onfray, Michel (2004). Het lichaam, het leven en het lijden. Rotterdam: Lemniscaat.
  • Nietzsche, F. (1984). Die fröhliche Wissenschaft. In: Werke II; Ulm: Ullstein Materialien
  • Schein, E.H. (1992). Organizational Culture and Leadership. San Francisco: Jossey-Boss Ine.
  • Schmidt, Wilhelm (2004). Handboek voor de levenskunst. Amsterdam: Ambo.
  • Weber, Max (1976). Wirtschaft und Gesellschaft: Grundriss der verstekenden Tubingen: Mohr.
  • Willemsen, Mariette (1997). Kluizenaar zonder Amsterdam: Boom.
  • Wit, Han de (1998). De lotus en de roos. Boeddhisme in dialoog met psychologie, godsdienst en ethiek. Kampen: Kok
Noten

[1] Met dank aan Gea Smit, redacteur van het Wijsheidsweb
[2] Nietzsche’s nieuwe begrip impliceert weliswaar een ontwikkeling; maar heeft niets met de evolutiegedachte te maken en met de wijze waarop de nazi-ideologie daarna dit woord in eugenetische zin misbruikte.
[3] Nietzsche voert de twee Griekse mythische godenfiguren Dionysos en Apollo als ‘cultuurscheppende’ principes ten tonele in ‘Die Geburt der Tragodie aus dem Geiste der Musik’ (1872).
[4] Ondertitel van Nietzsches ‘Also sprach Zarathustra: Ein Buch für alle und keinen.’ (1883-1885).
[5] Titel van een boek in wording uit Nietzsches aantekeningen
[6] IRO staat voor Individuele Reïntegratie Overeenkomst.
[7] Het beschreven perspectief mag sommige lezers ‘new age’-achtig ‘vaag’ in de oren klinken. Het is veeleer een filosofisch- spiritueel uitgangspunt van radicale openheid ― zoals in de dialogische filosofie van Martin Buber en het differentiedenken van bijvoorbeeld Derrida ― het besef, dat de werkelijkheid in een heel fundamentele zin aan denkcategorieën ontsnapt. Zie verder het eerste deel over de hier gehanteerde betekenis van ‘spiritualiteit’.

Avatar foto

van Thymia, filosofische praktijk voor levenskunst en creatieve ontwikkeling te Weesp heeft in 2016 de Stichting Quest for wisdom foundation opgericht. Het eerste project van de stichting is de digitale spelvorm game Quest for wisdom. Als tweede project wordt het Wijsheidsweb ontwikkeld. Heidi Muijen is ontwerper van het filosofisch-mythische bordspel Mens, ken je zelf en van de ont-dekkende dialoogvormen Wat is de kwestie?-Wat is de questie!.