Horkheimers zelfbespiegelingen 1

0

Een mimetische analyse van zijn biografische gesprekken

Heidi Muijen

Een bewerking van een artikel, oorspronkelijk verschenen in Filosofie (jrg. 7), nr. 6 december 1997– januari 1998, pp. 14-23.
Deel 1 – deel 2 ― deel 3

Een veranderde maatschappelijke context

Bezetting door studenten van het Maagdenhuis te Amsterdam in 2015 ging er rustiger aan toe dan in 1969[1]

De tijd van maatschappijkritische studenten met ludiek protest tegen ‘de gevestigde orde’ ligt alweer een generatie achter ons. In het huidige academische bestel is de student op papier nog mondig maar in de praktijk veelal monddood. Door de democratisering van het onderwijs is het aantal studenten in de laatste jaren enorm toegenomen, hetgeen er mede toe heeft geleid dat de universiteit een log en bureaucratisch apparaat werd en de kwaliteit van het onderwijs daalde.

Evenmin is de ‘no-nonsense’-wind van de jaren ‘80 aan de academische wereld voorbij gegaan. De toegenomen efficiëntie van het hoger onderwijs lijkt ― als een dialectische wetmatigheid ― gepaard te gaan met vermindering van het democratisch klimaat en het vrijmoedige spreken, de klassieke academische deugd ‘parrhèsia’ waarmee studenten hun stem kunnen laten horen.

Maatschappelijke betekenis van Horkheimer

De studentenbeweging uit de jaren ‘60 beriep zich op het neomarxistische en freudiaanse gedachtegoed van het Frankfurtse Instituut voor Maatschappijonderzoek. Deze Frankfurter Schule ― met namen als Marcuse, Adorno en Horkheimer ― is evenwel niet geheel onder het stof geraakt door de versnellende maatschappelijke dynamiek en de vermarkting van traditionele academische waarden.

Hoewel haar betekenis door filosofische erfgenamen ― zoals de poststructuralisten en de postmodernen ― gerelativeerd en overschreeuwd werd, kreeg de sociale geest van bevrijding uit maatschappelijke ketenen nieuwe vormen van praxis. Vooral door Habermas’ communicatietheorie over de sociale werkelijkheid en zijn maatschappijkritische adagium van de kolonisering van de leefwereld door de systeemwereld. In het spoor van publicaties van Kunneman zetten de Universiteit voor Humanistiek ― ontstaan uit de in 1962 door het Humanistisch Verbond gestarte opleiding voor geestelijk raadslieden ― en de masteropleiding Begeleidingskunde (Human and Organizational Behaviour) deze emancipatoire traditie voort.
Sinds 2006 ben ik betrokken bij deze opleiding die gericht is op de humanisering van het georganiseerde leven voor mensen werkzaam in de zorg, in het onderwijs en andere dienstverlenende beroepen; waarvoor ik het programma ethiek en levenskunst heb ontwikkeld en studenten begeleid in hun afstudeeronderzoek.

Horkheimer (links), Adorno (rechts) en Habermas (rechtsachter)[2]

Het is zeer de vraag of Habermas’ leermeester Max Horkheimer (1895-1973) met deze academische erkenning blij was geweest. Duidelijk is dat hij tijdens zijn leven zijn assistent in diens universitaire loopbaan niet gesteund heeft. Hij is altijd zeer kritisch geweest ten aanzien van een ieder die bij zijn gedachtegoed aansluiting zocht. Behalve Habermas gold dit zijn betrokkenheid bij de vroegtijdig ― ten tijde van de nazistische onderdrukking door zelfdoding ― omgekomen Walter Benjamin; en de uit de Frankfurter Schule ‘verstoten leerling’ Erich Fromm, die in Horkheimers ogen zijn gedachtegoed teveel getherapeutiseerd zou hebben. Ook van de studentenbeweging, die zijn ideeën in hun maatschappelijke strijd betrokken, distantieerde Horkheimer zich nadrukkelijk.

Hoe zag Horkheimer zelf de relatie tussen zijn filosofische ideeën en de sociale realiteit, een dynamiek die voortdurend om aanpassing van handelen en ontwikkeling van ideeën vraagt? Hoe stonden zijn denkbeelden over praxis in relatie tot de praktijk van zijn eigen handelen? De wetenschappers en filosofen van de Frankfurter Schule, de door Horkheimers ideeën geïnspireerde studenten en natuurlijk zijn vrienden- en familiekring zijn immers de sociale leefwereld waarin hij zijn ideeën kon realiseren. Hoe verhouden leven en werk zich tot elkaar en hoe zou Horkheimer hierover ― terugblikkend op zijn eigen leven ― hebben gedacht?

Over deze vragen gaat deze bijdrage in drie delen. Het eerste deel concretiseert deze vragen met betrekking tot een onvoltooid gebleven project, het schrijven van een (auto) biografie op basis van de door Beckers geïnterviewde Horkheimer. Het tweede deel beschrijft de opzet en de analyse van de biografische gesprekken rond vier belangrijke thema’s: Horkheimers engagement; zijn (non)conformisme ten aanzien van normen en waarden; ambivalentie in diens kritische verhouding tot een hiërarchische (patriarchale) sociale structuur; en het thema (on)voorwaardelijke liefde en trouw. Het derde deel tenslotte focust op de vraag naar (a)symmetrische verhoudingen in de Frankfurter Schule.

Horkheimers biografische gesprekken

Het eerste deel leidt in tot de boeiende vraag hoe het filosofische werk en het leven van een filosoof zich tot elkaar verhouden; in het bijzonder Horkheimers leven en de Kritische Theorie.

Op grond van de beschikbare filosofische en biografische literatuur over Horkheimer zou dit een academische vraag blijven. Een eerdere publicatie (Muijen & Van Engeldorp, 1995) heeft zelfbespiegelingen van Horkheimer over zijn leven en over zijn ideeënontwikkeling ontsloten op basis van een analyse (Muijen & Van Engeldorp, 1995) van ongepubliceerd biografisch materiaal over Horkheimers leven en persoon en over de ontwikkeling van zijn ideeën. Het betreft op band opgenomen (technisch te wensen overlatende) gesprekken tussen Matthias Becker, professor in de filosofie aan de universiteit van Bremen, en Max Horkheimer.

Doel van de tussen 1968 en 1970 (?) gevoerde gesprekken was dat ze zouden leiden tot een geautoriseerde biografie over Horkheimer. Dat de samenwerking niet in een publicatie resulteerde, heeft als evidente en aanwijsbare reden de verrassende en voortijdige dood van Becker in 1972. Toch is het aannemelijk dat er ook andere redenen die de geboorte van dit (auto)biografisch geesteskind compliceerden. Deze hebben te maken met feitelijke machtsverhoudingen, niettegenstaande Horkheimers democratische ideeën.

Een mimetische analyse

Mimesis betekent letterlijk spiegeling[3] ― foto Marie-Claire Marx

De verhouding tussen Horkheimers sociale filosofie en de realiteit van zijn sociale leefwereld toont zich niet als een zuivere ‘dialectische weerspiegeling’. Veeleer lijkt ze mij als een mimetische spiegeling (Van Beek, 1988) te kunnen worden gereconstrueerd. Bekende ideeën van en over Horkheimers filosofie spiegel ik in de inhoud en de vorm (de metacommunicatie) van de opgenomen biografische gesprekken, met aandacht voor de interactie tussen de gesprekspartners. Mimesis is een Grieks woord (IJsseling, 1990) met een rijke betekenis, waaronder ‘nabootsing’, ‘spiegeling’, ‘verdubbeling’. Door het materiaal ‘mimetisch’ te analyseren ligt de focus zowel op inhoudsniveau als op betekenislagen eronder, die de mens Horkheimer in relatie tot zijn denkwereld en tot belangrijke anderen (zoals Pollock, Adorno en zijn vrouw) en tot zijn gesprekspartner Becker in perspectief brengt.

Deze mimetische analyse creëert als het ware een laboratoriumsituatie, een model, voor de problematische verhouding tussen theorie en praktijk. In eerste instantie betreft dit de verhouding tussen leven en denken zoals de filosoof Horkheimer hierover reflecteert. Op een fundamenteler niveau vertegenwoordigt de biografische dialoog de verhouding tussen het leven zoals het geleefd en bereflecteerd wordt. Deze problematiek raakt het hart van het filosoferen zelf, dat zich beweegt tussen enerzijds zuivere reflectie en anderzijds een uitgesproken denkactiviteit. Het uitspreken van gedachten creëert een discontinuïteit met de oorspronkelijke denkact, die materialiteit aan het denken toevoegt. De taal ontsluit een meerduidig betekenisveld, die de denker meerdere mogelijkheden van expressie met diverse connotaties aanreikt.

Het vraagstuk raakt daarmee aan de problematische verhouding tussen theorie en praktijk, die de Westerse filosofie sinds haar geboorte heeft beziggehouden. Als een expliciet politiek probleem komt het in Plato’s dialogen naar voren. Zijn uiteenzetting over de vraag naar ‘de goede maatschappij’, met het ideaal van de koning-filosoof, luidde een nieuwe traditie in de politieke filosofie en in de literatuur in: het utopische genre. Sinds de vorige eeuw is dit vraagstuk een precaire kwestie geworden. Niet alleen heeft het individuele filosofen in verlegenheid gebracht, getuige discussies over het communisme van Sartre en over het nazisme van Heidegger. Ook de filosofie in het algemeen is erdoor getroffen. Deze context speelt mee in de vraag naar Horkheimers politieke, religieuze en filosofische engagement.

Bespiegeling en engagement

Het onderscheid tussen filosofische bespiegeling, meditatie en contemplatie enerzijds en anderzijds het leven in de wereld dat maatschappelijk bewustzijn en soms engagement vraagt, staat traditioneel bekend als een tegenstelling tussen ‘la vita contemplativa’ en ‘la vita activa’. De in de jaren 1950-1970 sterk opgekomen zogenoemde postmoderne filosofie heeft het vraagstuk van het politieke engagement van de filosofie en van filosofen opnieuw geactualiseerd.

Het contemplatieve leven[4] — foto Joke Koppius

Daarbij speelt een subtiel onderscheid mee. De vraag naar het politieke engagement van filosofen kan enerzijds het onderwerp van een verhandeling zijn: het waarover van een filosofische tekst.
Bijvoorbeeld verhandelingen van Foucault over de geschiedenis van de het gevangeniswezen, van de psychiatrie en van de seksualiteit.

Anderzijds kan het de opbouw, stijl en toonzetting, kortom de innerlijke vorm van een ‘filosofisch verhaal’ betreffen. Deze is het vanwaaruit van een tekst, haar zeggingskracht en de vraag in hoeverre de inhoudelijke boodschap met haar vorm congruent is.
Zo zou je kunnen spreken van een politieke toonzetting in de verhandelingen van Derrida (IJsseling,1986).

Dit onderscheid roept een klassiek filosofisch thema op: de verhouding tussen het zijn en het bewust– (bereflecteerde, uitgesproken) zijn. Het keert in een gemetamorfoseerde gedaante terug in actuele filosofische debatten.

Met deze mimetische analyse beoog ik primair Horkheimers biografische tekst vanuit dit cruciale onderscheid te analyseren. Daarnaast kan de analyse een kritisch licht op de kritische theorie laten schijnen en een betekenislaag toevoegen aan dit klassieke thema.

Mimetische betekenislagen in het biografische materiaal

De biografische teksten kunnen natuurlijk in de eerste plaats op inhoudsniveau worden gelezen om de historische en filosofische betekenis van de figuur Horkheimer in het Duitsland in de periode rondom de tweede wereldoorlog te onderstrepen. Tevens zijn ze een getuigenverslag over een levens- en denkgeschiedenis van een belangrijk filosoof en hoe beide niveaus met elkaar samenhangen.

De ontwikkeling van de vraag

Het mimetische uitgangspunt van een gelaagdheid in betekenis leidt zo tot de vraagstelling:

Hoe is de wisselwerking tussen leven en denken weerspiegeld in het onderwerp en in de spreekwijze van de filosoof Horkheimer?

Behalve naar de inhoud waarover wordt gesproken, verwijst deze vraagformulering vooral naar het betrekkingsniveau tussen de gesprekspartners. Gespiegeld in de inhoud is de tekst te lezen als een verslag van een bereflecteerde (denk-)geschiedenis. Horkheimers woorden zijn in die zin een dubbele getuigenis op twee lagen: van en over een leven, van en over de reflectie over het leven. Die ambivalentie leidt tot de vraag:

Welke consequenties heeft het gegeven dat subject en object van het gesprek samenvallen in de persoon Horkheimer?

Sprekend van en over het gespreksonderwerp ― zijn leven en denken ― hebben Horkheimers woorden principieel een dubbelzinnige betekenis omdat ze niet naadloos samen kunnen vallen. In welke zin horen het ‘van’ en ‘over’ bijeen, in hoeverre gaan ze uiteen? Hoe wordt de distantie tussen subject en object van het gespreksonderwerp in de aangesneden gespreksthema’s ingesteld èn overbrugd? Hoe worden de grenzen tussen subject en object bewaakt?

Het stemgeluid van èn over zichzelf, weerklonk in samenspraak met de interviewer Becker. Als zodanig vormt de tekst geen eenheid, maar veeleer een ‘twee-eenheid’. De tekst zal worden gelezen aan de hand van een vraag, die een ‘deconstructieve ruimte’ opent:

Kan de onbekende academicus Becker, in zijn hoedanigheid van interviewer, voldoende distantie en autonomie bewaren ten opzichte van de gevierde filosoof Horkheimer?

Een dialogisch en polyfoon samenspel[5]

De stemmen van Horkheimer en Becker vormen een polyfone melodie, die tot een ‘een- tweeheid’ geforceerd wordt, teneinde het leven van de kritische filosoof tijdens een kritieke periode van de westerse wereldgeschiedenis te bezingen. De geforceerde eenstemmigheid leidt tot een volgende vraag:

Hoe speelt de sociaalpsychologische verhouding tussen de interviewer en de geïnterviewde door in opbouw en inhoud van het gesprokene?

Uit de teksten spreekt een schitterende afwezigheid van een serieuze vorm van zelfkritiek van deze belangrijke grondlegger van ‘de kritische theorie’.

Een asymmetrische verhouding tussen de gesprekspartners

Met deze analyse aan de hand van het cluster van vragen wil ik aannemelijk maken dat de asymmetrische verhouding tussen Horkheimer en Becker van invloed is geweest op de mate van de gebezigde zelfreflectie en zelfkritiek van Horkheimer.

Op welke wijze en met welk oogmerk wil Horkheimer de kennis over zijn leven aan het nageslacht bemiddelen? Welk belang kleeft aan deze kennis en hoe wordt dit versterkt door de zich onderschikkende rol van Becker in de dialoog?

Zo valt de censuur op die de autobiograaf ten aanzien van de biograaf pleegt. Hoe spreekt de opgelegde stilte, wat betekenen de lege plekken in het interview, als Becker de bandrecorder op verzoek van Horkheimer uitzet? In die stiltes treedt een sociaalpsychologisch krachtenveld op de voorgrond, als ware er een ‘double bind’ tussen uitvoerend biograaf Becker en autobiograaf-filosoof Horkheimer. Dit gebeurt ook op andere plekken wanneer de tekst van een spanning in de dialoog en tussen de gesprekspartners getuigt.

Om welke thema’s gaat het wanneer het gesprek kennelijk niet voor het publieke oor is bestemd?

Censuur en polyfonie

Dat deze polyfonie niet tot een zuivere eenstemmigheid kon worden gebracht dient zich aan als andere reden voor het feit dat de schriftuur van deze melodie nooit gepubliceerd is. Zo lijkt dit niet alleen op het conto van het externe en toevallige gebeuren van de voortijdige dood van Becker te kunnen worden geschoven, maar ligt het er wellicht reeds vóór, in de constellatie van het sociaalpsychologische krachtenveld van de gevoerde gesprekken.

Symbool van het Jodendom: Davidster (van de voorpagina van de Leningrad Codex)[6]

Mogelijk valt hierover nog een andere rekening op te maken. Deze heeft betrekking op het thema van het Jood-zijn van Horkheimer (en van andere belangrijke figuren van de Frankfurter Schule) in relatie tot het dialectische denken. Dit thema wordt in de gesprekken op zodanige wijze aan de orde gesteld, dat een positieve relatie tussen beide ― het Jood zijn en het dialectische denken ― zowel bevestigd als ontkend wordt! Hebben we hier te maken met een paradoxale communicatie tussen Becker en Horkheimer, die als ware een mimetische spiegeling op filosofisch niveau oproept?

Met deze vragen en suggesties tracht ik het maatschappijkritische engagement van de Frankfurter Schule serieus te nemen. De vragen helpen te voorkomen dat de filosofische reflecties en zelfbespiegelingen van Horkheimer in een idealistisch vacuüm worden besproken. Immers: ook ten aanzien van de (auto)biografie geldt het primaat van de praxis! In dit geval is dat de feitelijk gevoerde dialoog, of zoals postmoderne filosofen die context benoemen: de materialiteit van het gesprek, de tekstualiteit.

Betekenis en identiteit als geconstrueerde eenheid

In het licht van het primaat van de praxis geeft de mimetische analyse rekenschap van tekstuele elementen die verwijzen naar het niet-eenzijn van de tekst, naar interne spanningen in en tussen tekstfragmenten en tussen de gesprekspartners, naar verbrokkeling van de gevoerde dialoog.

De nooit tot stand gekomen (auto)biografische publicatie is als tekst een geconstrueerde eenheid, die haar ‘waarheid’ of autorisatie zegt te ontlenen aan een innerlijke eenheid. Deze innerlijke eenheid zou gefundeerd zijn in de claim dat leven en denken van de persoon Horkheimer één zijn. Maar is het niet juist het niet-eenzijn ― ofwel het niet-oorspronkelijke van ‘de identiteit’ respectievelijk de sociaalpsychologisch geconstrueerde eenheid van de persoon ― waar de ontmaskeraars van het psychoanalytische perspectief en de Kritische Theorie’ op wijzen?

In deel twee van dit drieluik ga ik deze vragen bespreken aan de hand van vier thema’s uit de biografische gesprekken.

  • Adorno, T. & Horkheimer, M. (1969). Dialektik der Aufklä Frankfurt am Main: Fischer Verlag.
  • Gumnior, H. & Ringguth, (1973). Horkheimer. RoRoRo-Bildmonographie. Reinbek bei Hamburg: Rowohlt.
  • IJsseling, S. (1990). Over schijn en zijn. Baarn: Ambo.
  • IJsseling, S. (red.). (1986). Jacques Derrida: Een inleiding in zijn denken. Baarn: Ambo.
  • Jay, M. (1972). Dialectical Imagination. A History of the Frankfurt School. New York: Wiley.
  • Muijen, H.S.C.A. & Van Engeldorp Gastelaars, Ph. (1995). Max Horkheimer, “De verloren zoon”. Management Report Series no 237, dec. 1995. Faculteit der Bedrijfskunde. Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam.
  • Van Beek, W. (red). (1988). Mimese en geweld. Beschouwingen over het werk van René Girard. Kampen: Kok Agora.
Noten

[1] Bron: Bezetting van het Maagdenhuis ― foto Guido van Nispen
[2] Bron: Horkheimer, Adorno en Habermas ― foto J.J. Shapiro
[3] Bron: Angkor Wat Wijsheidsweb: Ankor tempels door Marie-Claire Marx
[4] Boeddha Maitreya (17 m) van Bingling Si
[5] Bron: Frits Philips Muziekcentrum in Eindhoven
[6] Bron: De Leningrad Codex is het oudste volledige manuscript van de Hebreeuwse Bijbel in het Hebreeuws (circa 1010)

Avatar foto

van Thymia, filosofische praktijk voor levenskunst en creatieve ontwikkeling te Weesp heeft in 2016 de Stichting Quest for wisdom foundation opgericht. Het eerste project van de stichting is de digitale spelvorm game Quest for wisdom. Als tweede project wordt het Wijsheidsweb ontwikkeld. Heidi Muijen is ontwerper van het filosofisch-mythische bordspel Mens, ken je zelf en van de ont-dekkende dialoogvormen Wat is de kwestie?-Wat is de questie!.