Wim van de Laar
Uit: Tijdschrift voor yoga van de Vereniging Yogadocenten Nederland (VYN), juni 2021, www.yoganederland.nl
Toen ik als jonge jongen met yoga kennismaakte, wist ik niet waar ik het had. Ik voelde bij de eerste sessies sensaties in mijn lichaam die totaal nieuw voor me waren: tintelingen, ‘vormvervaging’ (zo noemde ik dat), warmtestromen, en vooral die overweldigende volheid van aanwezigheid. Verkocht was ik, en dat gold al snel ook voor de filosofie van yoga. Ik hoorde over vrijheid op een manier zoals ik er zelf nooit eerder over gedacht of gelezen had. En ik had toch al aardig wat boeken verslonden, van Sartre, Nietzsche en dat soort lieden, want ik had grote vragen. Vrijheid leek voor hen (en voor mij) ver weg, onmogelijk zelfs, maar in de yogafilosofie werd erover gesproken als ‘de natuurlijke staat’, het spontane, eigenlijke zelf-zijn.
Het was een openbaring, een herkenning ook, al lag de verwezenlijking ervan nog in een ver verwijderd dromenland. Moksha, het Sanskrietwoord voor vrijheid of verlossing, rolde ochtend, middag en avond over mijn tong, als was het een lekkernij. ‘Ik bén vrijheid’, Bewustzijn, Vreugde, Oneindigheid. Ik hoefde haar niet bereiken, het was mijn ‘Zelf’, dat wat ik ten diepste was. Het was iets dat er als vanzelf was en er ook niet anders dan zo kon zijn. Verliefd was ik in die dagen, gelukzalig.
Natuurlijk werd ik snel daarna ingehaald door wat men ‘de werkelijkheid’ noemt.
In de Indiase filosofie is moksha, vrijheid, de laatste van de vier levensdoelen (purushatra’s), volgend op genot (kama), voorspoed (artha) en ‘heilige’ plicht (dharma). Ze zijn gekoppeld aan de vier levensfasen (ashrama’s).
Het leven van een mens ligt zogezegd als een loper voor hem uitgespreid. Hij begint met een tijd van lering, gevolgd door een tijd waarin hij ‘in de wereld is’ en daarin zorgend en zinvol bijdraagt. Dan komt de tijd van terugtrekking uit het tumult, tot hij in de laatste, vierde fase een sanyassin wordt, een ‘wegwerper’, iemand die alle binding met de wereld heeft losgelaten en een zwervend bestaan leidt ‘met alleen de maan als onderdak’. Hij beleeft zijn laatste levensdagen als een pelgrimage naar zijn oorsprong. De terugkeer naar die innerlijke bron, het Zelf, valt samen met vrijheid.
Vrijheid, vind ik, klinkt zo eerder als een verlossing van de wereld, niet als een vanzelfsprekend jezelf zijn. Ik heb me ook vaak afgevraagd waarom het zo lang moet duren, waarom je eerst oud en grijs moet zijn voor je vrijheid deelachtig kan zijn. Als vrijheid de natuurlijke staat is, waarom kan ze dan niet nu zijn, terwijl ik aan de wereld deelneem?
Nu is onze cultuur er een die vol in de wereld duikt. In het Westen is het idee van vrijheid verbonden met jezelf als persoon, en met recht of aanspraak hebben op. Wij hebben er zelfs een verklaring over opgesteld: de rechten van de mens. Ze hebben van doen met de vrijheid om te bewegen, te spreken, te zijn zoals je wilt zijn. Het gaat dan om je individuele innerlijke ontplooiing en het idee van een onbegrensde ruimte en allerlei middelen waar je gebruik van mag maken. Het is onze vorm van verlichting.
In de huidige tijd gaat het wellicht om de diepere ontmoeting van Oost en West, en van hun beider verlichtingsidealen.
Er is nog een andere term voor vrijheid: kaivalya. Hier heeft vrijheid meer de betekenis van onafhankelijkheid, een op zichzelf staan, van ‘isolatie’. Het verwijst naar de kern van jezelf, de innerlijke essentie die louter Bewustzijn is, het Zelf dat volkomen losstaat van de wereld én van jezelf als persoon. Het idee erachter, ook in de yogafilosofie van Patañjali, is dat vrijheid betekent dat je het Zelf helemaal dient los te koppelen van de wereld, want het is juist hun verstrikking die onvrijheid geeft. De wereld maakt dat je je met de verkeerde dingen inlaat. Vrijheid is dus scheiden. De wereld verdwijnt.
Ook deze gedachte heeft mij door de jaren heen verbaasd, tenminste als een definitief standpunt. Waarom zou ‘in de wereld zijn’ uiteindelijk conflicteren met ‘vrij zijn’? Waarom is de wereld er in al haar overweldigende schoonheid, haar wonder en gruwel? Om je van haar af te wenden, omdat ze puur een illusie zou zijn? Wat is vrijheid als je ergens (voor) weg moet blijven?
Yoga als bevrijdingsweg is niet makkelijk, waar het gaat om waar ik denk dat het om gaat in yoga, namelijk verbinding. De wereld en het Zelf spelen een wonderlijk, magisch spel, een ondraaglijke lichtheid van bestaan. Misschien ― of zeker ― moet je die twee scheiden, want hun verstrikking brengt geen geluk.
Maar weet je wat wat is en wie jij zelf bent, dan breng je alles samen. Dan is er volheid en geen verschil of dualiteit. En is er vervulling, waar je, hoe je het ook probeert, onmogelijk de vinger op kunt leggen, behalve dat je weet dat ze er is, als vanzelf.
[1] Bron: A statue of Patañjali, the author of the core text Yoga Sutras of Patanjali, meditating in Padmasana – foto Alokprasad