Heidi Muijen
Bewerkt en in delen heruitgegeven hoofdstuk
Deze tekst is een bewerkte en met afbeeldingen verrijkte versie van het hoofdstuk ‘Morele verbeeldingskracht in reflectie’ uit het boek — Zelfreflectie in het hoger onderwijs — dat onder redactie van Frans Meijers & Kariene Mittendorff in 2017 (pp. 109-145) bij uitgeverij Garant is verschenen.
deel 1 — deel 2 — deel 3 — deel 4 — deel 5
De bewerking verschijnt in 5 delen op het Wijsheidsweb.
In dit laatste deel buig ik het onderzoekende dialogische proces weer terug naar de begeleidingskundige onderzoeker en laat zien hoe de dialoog tussen binnen en buiten, tussen ik en ander de basis biedt voor congruent ethisch handelen, verbeeld met het symbool van de hand.
De voorbeelden uit de praktijk zijn ontleend aan een onderwijspraktijk op masterniveau. Voor de rijke reflecties, illustraties en citaten uit de ethiekverslagen en een mailwisseling: dank aan mijn reflectieve studenten begeleidingskunde. Sommigen wensten anoniem te blijven en heb ik alleen met een (gefingeerde) voornaam aangeduid: Paul, Gerrit, Celine, Vera, Froukje, Ron, Vanja, Monica, Dagobert Wolswijk en Robin Stemerding.
De hand: reflectie op de emancipatoire betekenis van morele gevoelens
“De druk om de master te halen komt vanuit mijn werk aan de Hogeschool. Zij hebben haast. Maar daar laat het vak ethiek zich niet door opjagen. Integendeel. Het permitteert zich de tijd en de ruimte om zichzelf te openbaren. Het eist niet je aandacht op maar het geeft je de gelegenheid om te ontdekken, te begrijpen, in een diepere betekenis. Het vereist rust, innerlijke rust om dat wat er zich openbaart te verstaan en toe te laten in eigen overdenkingen.”
Paul, 2015, p. 1
Ethische reflectie in de vorm van een onderzoekende morele dialoog helpt bij studenten een besef te laten ontstaan hoe wij zelf de culturele normerende kaders belichamen, die we tegelijkertijd buiten onszelf plaatsen door naar anderen, bijvoorbeeld ‘de organisatie’, te wijzen. Veelal onbewust laten we normen en waarden in het werk meespreken en geven we ze ook weer door aan volgende generaties. Zo blijkt uit de ethische reflectie van Vanja, hoe zij als docente aan een ROC, geraakt is door de roeping van een leerlinge om in de zorg te gaan werken maar voor een intaketest zakt. In de gedrevenheid van het meisje om zich niet bij de macht van een anoniem systeem neer te leggen en haar hart te blijven volgen, herkent deze docente zichzelf:
“Vanaf mijn jongste herinnering wil ik al werken in de zorg. Ik keek altijd al om mij heen of ik iets kon doen voor een ander. (…) Ik ben oudste in een gezin met vier dochters. Mijn jongste zusje is 10 jaar jonger. Ik kan me nog herinneren dat zij is geboren. Ik vond het geweldig en deed een deel van de zorg voor haar. Ik mocht haar in bad doen en de luier verschonen. Toen ik wat ouder was vond ik het geweldig om in het verzorgingshuis waar mijn moeder werkte mee te gaan en daar samen met de oude mensen in de huiskamer te zitten en spelletjes te doen. Ik keek ernaar uit dat ik vakantie had en mee mocht met mijn moeder. Mijn verlangen om te zorgen en de mensen een goede dag te bezorgen groeide van deze ervaringen.”
Vanja, 2015, p. 1-2
Het schuren tussen een negatieve uitslag van een digitaal intakesysteem en de bevlogenheid en het sterke ‘zorghart’ van de studente riep Vanja op tot actie te komen en deze moreel knellende situatie in het team te bespreken. Hoe vaak zullen docenten zich laten opjagen door drukte op het werk en niet de tijd nemen en moed hebben om zich sterk te maken een uitzondering te maken op de uitslag van een test via een digitaal organisatiesysteem?
De economische orde en waarden als efficiency maken aanspraak op een absoluutheid in het organiseren van het werk, vergelijkbaar met de religieuze wetten van fundamentalistisch gelovigen. De cultuurfilosofische kritiek van Nietzsche lijkt mij — zeker in huidige organisatiecontexten — nog sterker dan in zijn eigen tijd te gelden: morele en economische codes reguleren het sociale verkeer met drang en dwang.
Versterkend handelen (empowerment)
Nietzsche ontmaskerde de morele code van de christelijke naastenliefde als een slavenmoraal, die mensen tot gevangenen maakt van een absolutistisch regime over ‘goed en kwaad’.
Daarom predikte hij (o.a. bij monde van de figuur Zarathustra) een perspectivische (meervoudige) benadering voorbij goed en kwaad: “Keine grössere Macht fand Zarathustra auf Erden als Gut und Böse.” (Nietzsche, 1982, p. 51).
Nietzsche’s filosofie ‘voorbij goed en kwaad’ bevat een ongemakkelijke boodschap: de oproep vrij te worden van collectieve zingevingssystemen (met oordelen over ‘goed en kwaad’) betekent ook zelf als mens verantwoordelijkheid durven nemen. Vertaald naar de context van samenwerking in en tussen organisaties kan Nietzsche’s oproep helpen levenskunst in organisaties vorm te geven: door tegenspel te bieden tegen ervaren onrecht. Hierover gaat het volgende voorbeeld.
Begeleidingskundige i.o. Paul is docent aan een hogeschool en geeft een ethische reflectie op een moreel knellende werksituatie aan de hand van de spel- en dialoogoefeningen in de les. De tol gebruikt hij als metafoor voor de voelbare druk in de organisatiecontext:
“Als we het object zelf nemen, ‘de tol’, dan zie je een kunstig verschijnsel van overwinnen van de zwaartekracht. Het bij de neus nemen van de zwaartekracht door snel te draaien. Door te tollen. Tollen is juist het geniale, het kunstige dat aandacht krijgt door haar beweging. Het nodigt de toeschouwer uit, of beter, het betrekt de toeschouwer actief te worden en de beweging van de tol opnieuw in te zetten, te herhalen, zodat het wonder van tollen zich weer openbaart.
Maar tollen is tijdelijk. Het neemt door weerstand met de grond in energie af. Zo ook tollen, als metafoor van in de war zijn, van draaierig zijn. Het neemt af. Maar hoe en met welk resultaat is niet alleen afhankelijk van de snelheid van bewegen, de weerstand met de grond waar het op tolt of de grootte van het tollend lichaam, het is afhankelijk van het vermogen om te kunnen wisselen van perspectief. Het vermogen om de morele geraaktheid van de gebeurtenis te durven onderzoeken.”
Paul, 2015, p. 10
De maatschappelijke turbulentie vraagt van professionals voortdurend bereid te zijn een vertrouwd geworden levens- en werkvorm open te breken en aan te passen aan zich wijzigende omstandigheden. Dit maakt dat we eenzijdig op de buitenwereld gericht zijn, wat ons innerlijk leven verarmt en dreigt uit te hollen. Ten slotte wordt er tol betaald, waarvan de weerslag te zien is in stijgende cijfers van werkuitval door burn-out en stress-gerelateerde klachten.
Parallelle processen en patronen van morele uitholling
Een cultuur van angst en wantrouwen in organisaties grijpt ook in op de verhouding tot zichzelf, tot aan de grens dat medewerkers hun intuïties en gevoelens gaan wantrouwen en daarmee hun morele sensitiviteit ontkrachten. Zo dreigt ook het emancipatoire potentieel in de morele geraaktheid door processen van rationalisering (normalisering en disciplinering) betekenis- en krachteloos te worden gemaakt. Ethische reflectie draagt ertoe bij dat dit proces kan worden opgemerkt, geproblematiseerd en waar mogelijk gekanteld.
In die zin wordt Paul tijdens de spel- en dialoogoefeningen uitgenodigd de reflectie te richten op morele motieven achter het handelen van betrokkenen in de beladen werksituatie. Door de onderdrukte emoties en verborgen motieven te onderzoeken is het mogelijk reflectie- en daarmee handelingsruimte te vergroten. Uiteindelijk vraagt dit niet alleen een individueel maar een collectief leerproces, waarbij ook onderwijsmanagers en collega docenten en studenten als aankomende professionals betrokken zijn.
Het relationele en onderzoekende leerproces begint met het vermogen de morele dimensie in werk- en leercontexten op te merken en te benoemen. Cruciaal daartoe, zo heb ik hier willen betogen, is de verankering van het reflectieproces in een existentiële — de wortels van het eigen bestaan rakende — bodem:
“Overdenkingen die ontstaan vanuit de tollende werkelijkheid. Overdenkingen die eerder (overlevings)strategieën zijn en die vragen om tactische en kordate handelingen. Geen ruimte voor de vraag: ‘Hoe ben ik toch in deze situatie terecht gekomen?’ Alleen de prangende vraag: ‘Hoe krijg ik de situatie weer onder controle?’”
Paul, 2015, p. 1-4
De onthechte redelijkheid en het belang van een morele dialoog
Taylor (2009) biedt een filosofisch perspectief de onwenselijke effecten van processen van rationalisering in onze (werk-)levens ethisch te diagnosticeren. Hij maakt duidelijk hoe het denken en spreken over wat redelijk is langzamerhand onthecht is geraakt van morele waarden en overwegingen. Besluitvorming gaat over het behalen van doelen en het efficiënt aansturen van processen en mensen.
Bijvoorbeeld tijdens vergaderingen en informele gesprekken wordt er gesproken in een objectiverende taal, die losgezongen is van morele en sociale verbanden. Andersom worden mensen door het a-morele discours bevestigd in instrumentele verhoudingen en gedragingen. De socioloog Bauman geeft een interessante aanvulling op Taylors visie met een beschrijving van verschuivende verantwoordelijkheden in vloeibare tijden (Bauman, 2011): een gegeven dat vertaald is in de ‘koninklijke oproep’ tot een participatie-samenleving. Bauman spreekt van een ‘moreel vacuüm’ in organisaties en daaraan verbindt Wolbink (2013, p. 119, 158-159) in zijn proefschrift de noodzaak in coaching aandacht te schenken aan ethische reflectie.
Een dominante notie van professionaliteit als een afstandelijke, instrumentele verhouding tot de ander reflecteert een dergelijk moreel vacuüm. Dit lijkt mee te spelen in Pauls morele geraaktheid, over een werksituatie die hij met de metafoor van het tollen schetste:
“Elk jaar in september is er een contractgesprek met mijn teamleider. Dan worden afspraken gemaakt over waar in het komende jaar mijn verantwoordelijkheden liggen en welke resultaten er gehaald moeten worden. Ik was net binnen en nog niet geland in het gesprek toen mijn teamleider de onvergetelijke woorden sprak: ‘Paul, kunnen we afspreken dat jij hier volgend jaar niet meer werkt!’” Mijn eerste verbaasde reactie was: “Nee … en dat heb ik ook niet verdiend”. Deze gebeurtenis markeerde het moment waarin een andere intentie ontstond in onze werkrelatie dan tot nu toe het geval was. Ik was geraakt, ik was moreel geraakt.”
Paul, 2015, p. 3-4
De morele dialoog met de leergroep had Paul geholpen zijn geraaktheid stem te geven: zo kon hij de ervaring van ‘het tollen’ als meer dan van subjectieve betekenis alleen gaan zien.
Door het te onderzoeken vanuit het perspectief van gedeelde waarden lichtte de morele dimensie achter ‘feiten’ en ‘meningen’ op. Dat collega’s het ontslag wel ‘rottig’ vinden maar als fait accompli accepteren, voelt in een morele zin als verraad! De teamleider lijkt een marionettenrol te spelen, wat begrijpelijk wordt door zijn gedrag te bezien vanuit een parallel proces: de regeldrift uit Den Haag en de maatschappelijke druk op onderwijsorganisaties zetten bestuurders en managers onder druk.
Deconstructie van taalspelen
Wanneer men ‘de menselijke maat’ terug wil brengen in de door stapeling van reorganisatie op reorganisatie onbestuurbaar geworden opgeschaalde organisaties, zijn morele dialogen onontbeerlijk. De deconstructie van het dominante discours kan leiden tot het besef dat een instrumenteel taalspel morele gesprekken de mond snoert. Het ontwikkelen van een moreel sensitieve taal schept voorwaarden een menselijk antwoord te vinden op de losgeslagen, onthechte redelijkheid (Taylor, 2006, p. 495 e.v.).
Een belangrijke uitkomst uit de morele dialoog op Pauls situatie was dat het zich voegen naar de ‘vanzelfsprekende’ druk op mensen in werkcontexten impliciet ook een morele beslissing is! Het ogenschijnlijk onvermijdelijke besluit over ontslag gaat gepaard met een marginalisering van de dimensie van collectieve verantwoordelijkheid en gedeelde waarden.
In een rationaliserend organisatiediscours worden menselijke beslissingen verpakt in ethisch neutraal ogende concepten zoals boventalligheid. Op verhullende wijze duidt dit concept op de morele ‘beslissing’ anderen als instrument te zien. De morele lading is voelbaar als een zwaard van Damocles boven de hoofden van werknemers. Als door een magische bezwering mystificeert het a-morele economische discours het gegeven dat ontslag een menselijke beslissing is. Het vallen van het zwaard lijkt door het gekozen taalspel het gevolg te zijn van een (natuur-)noodzakelijkheid. Voor zover men in dit organisatiespel meegaat worden bedrijfsbelangen zeker gesteld.
Loyaliteit versus trouw
In veel organisaties overheerst een loyaliteit aan de bedrijfscultuur ten koste van professionele en maatschappelijke waarden, zoals de trouw aan zichzelf en de zorg voor elkaar. Gegeven die constellatie vraagt de ontwikkeling naar normatieve professionalisering de mogelijkheid om werkroutines te vertragen en collectieve leerprocessen en moreel beraad te faciliteren. Er is ethische reflectie nodig voor het onderzoeken van de morele effecten van het installeren van ‘resultaatverantwoordelijke teams’, ‘het nieuwe werken’, ‘talentmanagement’ en andere management hypes in publieke organisaties.
Waar management en bestuur de zachte taal van de welzijnssector zijn gaan spreken en het belang inzien dat werknemers ‘soft skills’ aanleren, zijn zorgprofessionals en docenten met managementjargon besmet en spreken zonder blikken of blozen van ‘patiëntenload’ en ‘onderwijsproducten’. In die zin vervloeien eertijds duidelijk getrokken grenzen (tussen harde en zachte sector, tussen politiek links en rechts) en vraagt deze tijd ook andere analyses en oplossingsrichtingen.
Het getuigt van (levens)kunst in organisaties wanneer er een bedding is en ruimte voor het voeren van gesprekken waarin mensen stem kunnen geven aan morele gevoelens. Zo komt er speling in de disciplineringsmachinerie van organisatiesystemen, waardoor professionals met aandacht en zorg kunnen werken.
Enthousiasme en verbeeldingskracht zijn volgens Joke Hermsen ingrediënten voor een cultuur van bevlogenheid (Hermsen, 2014), die deze filosofe metaforisch duidt als Kairotisch; naar Kairos, de god uit de Griekse mythologie voor het goede moment — de tegenhanger van Chronos, onder wiens bewind de dwingende kloktijd valt. Levenskunstige kwaliteiten van Kairos brengen mensen in een andere verhouding tot de tijd en tot elkaar, maken gevoelig voor timing:
“Dankzij onze verbeelding zijn we namelijk in staat om voorbij datgene wat reeds voorhanden is — de status quo — in de richting van een ou-topos oftewel van datgene wat ‘nog niet’ verwoord is te denken”.
Hermsen, 2014, p. 43
De verbeeldingskracht opent een ruimte zich het goede in maatschappelijke zin voor te stellen, als een utopische vorm van denken.
Een maatschappijkritische ethiek en levenskunst
Om de waarde van de verbeeldingskracht voor reflectie goed te benutten is er een hermeneutiek van de achterdocht, van ontmaskeraars zoals Nietzsche nodig, van differrentiedenkers zoals Derrida en dialogische filosofen zoals Levinas en Buber. De betoverende kracht van de verbeelding dient te worden verbonden met kritische reflectie. Bijvoorbeeld door in het reflectieproces aandacht te schenken aan wat niet gezegd is, aan de betekenis van ‘de vreemde ander’, aan menselijke aspecten die in werkcontexten op het spel staan. Relationeel gezien herbergt het andere het kwetsbare van de mens dat ‘vanzelfzwijgend’ een moreel appèl op ons doet. In die zin hekelt Levinas Heideggers neutraliteit tijdens de nazitijd: dat er
“Duitsers van een bijzondere postuur en bijzondere allure geweest zijn die hadden moeten weten, die de situatie hadden moeten kunnen doorzien en die ertegen stelling zouden hebben moeten nemen.”
Baanders, 2007, p. 57
Genoemde filosofische perspectieven werken verruimend ten opzichte van het dominante discours in zorgorganisaties en op hogescholen, dat werknemers, cliënten en studenten disciplineert en normaliseert via standaards, protocollen en formats.
Nietzsche’s perspectivisme houdt een kunst in meervoudig naar complexe situaties te kijken en hij wijst ons op een culturele blinde vlek: naast inhoudelijke discussies gaat het om de effecten van dominante perspectieven en collectieve zingevingssystemen. Waar mensen nu zinbeleving veeleer aan het werk ontlenen, was dat in de context van zijn tijd voor velen de kerk.
Aan de zingevende rol van de kerk onderkende Nietzsche echter de onderdrukkende kant van het inpeperen van een gehoorzaamheidsmoraal, die gelovigen klein en stemloos houdt. Diens ‘hermeneutiek van de achterdocht’ geldt daarom ook ten aanzien van huidige handelwijzen in organisaties: werknemers laten zich tot marionetten maken in de mate dat zij vanzelfsprekend naar ‘kaders’ vragen en deze dwingend laten zijn voor het professionele handelen.
Ten slotte: Reflectiemodellen versus spelend leren
“… door studenten hapklare brokken voor te schotelen, creëer je luie studenten. (…) Kennis van het verleden geeft je een bepaald relativeringsvermogen om op een andere manier naar het heden en de rest van de wereld te kijken.”
Muijen, Appel, Cock Buning, de. (red). 2004, p. 108, 111
Reflectiemodellen in onderwijscontexten hebben een twijfelachtige reputatie. Terugblikkend op mijn betrokkenheid bij het ‘waardenproject’ aan de Vrije Universiteit door middel van het zogenaamde ‘Dilemma Georiënteerd Onderwijs-model’ dunkt mij een bevinding van studenten relevant. Zij noemden vooral het enthousiasme en de betrokkenheid van docenten op de vakinhoud en naar hen persoonlijk als werkzame ingrediënten voor reflectie! (Muijen e. a (red). 2004, p. 31, 107-113).
Congruent aan de competenties die studenten geacht worden te leren, dienen docenten en begeleiders van aankomend professionals zelf in een persoonlijk vormend leerproces te blijven, traditioneel verstaan als Bildung. Het belang hiervan is door de faculteit Educatie van de Hogeschool Utrecht onderstreept met een bundel voor (opleiders van toekomstige) leraren. Zij vatten Bildung op als een “proces van persoonlijke vorming op basis van een brede kennismaking en beschouwing van culturele en maatschappelijke verworvenheden en uitingen” (Van Stralen & Gude, 2012, p. 9).
De kritische stemmen van studenten en filosofen wijzen m.i. ook op de wenselijkheid reflectie te verbinden met de levenskunst te durven spelen in een ‘labyrintische’ leersituatie. Het vraagt moed van docenten en studenten om spelenderwijs samen te mogen ont-dekken:
“Ik heb mij met moeite los kunnen maken van ‘het eerst willen begrijpen’. Ik heb moeten accepteren dat dit schrijven een eerste stap mag zijn. Niet een proeve van bekwaamheid zoals ik zelf voor ogen had. In de ethiek is het de vraag of ik daar ooit aan toe kom maar vooral, of dat eigenlijk wel de bedoeling is.”
Paul, 2015, p. 10-11
In de bedding van spel en dialoog werkt morele verbeeldingskracht als spil voor reflectie. Cruciaal daarbij is dat spelvormen ludisch in plaats van alleen ludiek als ‘spelletje’ worden vormgegeven. Basaal voor ‘het ludische’ is volgens Huizinga (2008, p. 37) dat:
“Het spel ‘speelt zich af’. Zoolang het gaande is, is er beweging, heen en weer gaan, afwisseling, beurt, knooping en ontknooping”.
De orde van het symbolische
Dat het spel zich herhaalt op een levensritme zorgt ervoor dat leerprocessen zich voltrekken in een organische, tijdruimtelijke afbakening van samenspel. Met het beurtwisselen, het (zich laten) verrassen, spiegelen, herhalen en hernemen van beweging, houding en posities, weven spelers aan een relationeel patroon. In samenspel ontstaat lijfelijke betrokkenheid op elkaar, een afgestemd zijn door de wijze waarop spelers spelen, dansers dansen, zangers zingen … Volgens de filosoof van de hermeneutiek, Hans-Georg Gadamer, brengen we zo ‘het symbolische’ tot ervaring:
“de ervaring van het symbolische, betekent dat het individuele, het bijzondere zich als zijnsscherf presenteert, die de belofte in zich draagt het erop gelijkende tot een geheel te completeren…”
Gadamer, 2010, p. 48.
De orde van het symbolische brengt ons in een bijzondere relatie tot de tijd: het spelen nodigt uit te verwijlen in de tijd in plaats van dat de (klok)tijd dicteert hoe mensen zich bevinden in een situatie.
Er heerst in een speelruimte een spanningsvolle verhouding tussen spelers omdat er iets wezenlijks op het spel staat. Hoe kan het menswaardige maatgevend worden voor spelregels in het organisatiespel? Naast regelmaat draagt erkenning van het onvoorspelbare van het spelverloop bij aan het open houden van de speelruimte, als een methodische èn een morele voorwaarde! Verbeeldingskracht in spel en dialoog ervaren veel studenten als verrassend, een krachtig leermiddel voor reflectie:
“Voor mij is het gebruik van spel en verbeelding een verrijking van reflectie. Reflectie heeft de neiging in de ratio te blijven. Door spel en verbeelding te gebruiken wordt er een andere laag aangesproken, de laag van gevoel waarin verschillende emoties ruimte krijgen om te spreken. Door zo te reflecteren kan er ruimte zijn waar geraaktheid kan ontstaan.”
Vanja, 2015, mailwisseling
Met dit vierluik heb ik tegenover de huidige dwang in organisaties de filosofisch bevrijdende waarde van de morele verbeeldingskracht willen stellen. Waar systeemdwang leidt tot regelzucht en rechtlijnigheid daar beproeft creatieve reflectie een weldadige meerduidigheid: achter elke poging een begrip eenduidig te definiëren doemen uitzonderingen, vernieuwingen en variaties in toepassing op. De verbeeldingskracht voedt dit surplus van betekenisgeving zoals moeder natuur haar zaadjes overvloedig verspreidt en zelfs door asfalt heen laat groeien.
In de woorden van begeleidingskundige i.o. Dagobert Wolswijk (2015, mailwisseling):
“Ik ontdek iedere keer wel weer iets nieuws in de tekst, die er bij mij toe leidt om:
onderwerpen van meerdere kanten te bekijken en die veelzijdigheid te laten bestaan,
patronen los te laten die er bij mij toe leiden voortdurend naar oplossingen te zoeken
creatief te worden op een manier die bij mij past.”
- Abma, T.A. (2010) Herinneringen en dromen van zeggenschap. Cliëntenparticipatie in de ouderenzorg. Den Haag: Boom/ Lemma uitgevers
- Andreus, H. (1979). Dat licht van mij. Haarlem: Uitgeversmaatschappij Holland.
- Argyris, C., & Schon, D. (1978) Organisational learning: A theory of action perspective. Reading, Mass: Addison Wesley
- Aristoteles, (2008). Ethica Nicomachea. (2e druk, vert. Hupperts, Ch.& Poortman, B) Budel: Damon.
- Baanders, B. (2007) Overgeleverd aan de toekomst. Emanuel Levinas en de Talmoed. Budel: Damon.
- Banning, H. & Banning-Mul, M. (2010) Narratieve begeleidingskunde. Hoe het gebroken verhaal professioneel te waarderen. Amsterdam: uitgeverij Nelissen/ Boom.
- Bauman, Z. (2011) Vloeibare tijden, Leven in een eeuw van onzekerheid. Zoetermeer: Uitgeverij Klement.
- Bohm, D. (1980), Wholeness and the Implicate Order. London: Routledge.
- Brohm, R. & Muijen, H. (2010) Leven in organisaties: een kunst! –
Een kritiek op de zelfgenoegzame redelijkheid in organisaties. Filosofie 20 (1) 45-50;
Participatie en nabijheid als kwaliteiten van afstemming en samenwerking. Filosofie 20 (2) 50-55;
Zelfwording tussen de bedrijven door: levenskunst in organisaties als medley. Filosofie 20 (3), 49-54. - Buber, M. (2003) Ik en jij. Utrecht: Bijleveld.
- Bulhof, I. (1989) Deugden in onze tijd. Over de mogelijkheid van een eigentijds deugdenethiek. Amsterdam: Ambo.
- (2015). Organisatie-Ethiek (opdracht Organisatie-Ethiek). Masteropleiding Begeleidingskunde, Hogeschool Rotterdam, Rotterdam
- Coenen, B. (2009) Schuren, knutselen en schooieren. Barneveld: uitgeverij Nelissen.
- Coenen, B. (2013). Coaching de oorlog verklaard! Een driedimensionale benadering van denken en handelen bij begeleiding en verandering. Rotterdam: 2010 Uitgevers
- Declerq, A. (1998) geraadpleegd op 11 november 2015 van Interferentiegebied tussen systeem en leefwereld.pdf
- Derrida, J. (1972) Marges de la Philosophie. Paris: Du Seuil.
- Draaisma, D. (2008) Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt. De geheimen van het geheugen. Amsterdam: Rainbow Paperbacks.
- Draaisma, D. (2010) Vergeetboek. Groningen: Historische Uitgeverij.
- Draaisma, D. (2013). De dromenwever. Groningen: Historische uitgeverij.
- Ende, T. van den (2011). Waarden aan het werk. Amsterdam: Uitgeverij SWP.
- Es, R. van (2009) De onderstroom van organiseren. Deventer: Kluwer.
- Ewijk, H. van (2014). Omgaan met sociale complexiteit. Professionals in het sociale domein. Amsterdam: Uitgeverij SWP.
- Ewijk, H. van., & Kunneman, H. (2013). Praktijken van normatieve professionalisering. Amsterdam: SWP
- Foucault, M. (1986) De geboorte van de kliniek. Een archeologie van de medische blik. Nijmegen: SUN.
- (2015). De T-shaped professional. Belicht vanuit verschillende ethische perspectieven. (Verslag Organisatie-Ethiek). Masteropleiding Begeleidingskunde, Hogeschool Rotterdam, Rotterdam.
- Gadamer, H-G. (2010). De actualiteit van het schone — Kunst als spel, symbool en feest. Amsterdam: Boom Kleine Klassieken.
- Gadamer, H-G (vertaling Mark Wildschut, 2014). Waarheid en methode. Hoofdlijnen van een filosofische hermeneutiek. Nijmegen: Vantilt.
- (2015). Organisatie-Ethiek (Verslag Organisatie-Ethiek). Masteropleiding Begeleidingskunde, Hogeschool Arnhem en Nijmegen, Nijmegen.
- Grant, D. & Oswick, C., (ed.) (1996). Metaphor and Organizations. London/ Thousand Oaks/ New Delhi: Sage.
- Haak, N. van den (1999). Metafoor en filosofie. Studie naar de metaforische werking in de filosofie aan de hand van Julia Kristeva en Paul Ricoeur. Leende: Damon.
- Hanfling, O. (1981) Logical Positivism. Oxford: Basil Blackwell.
- Hart, W. (2012). Verdraaide organisaties. Terug naar de bedoeling. Deventer: Kluwer.
- Heidegger, M. (1984) Sein und Zeit. Tubingen: Max Niemeyer Verlag.
- Heidegger, M. (1986) Unterwegs zur Sprache. Pfullingen: Gunther Neske Verlag.
- Hermsen J.J. (2014) Een nieuwe bevlogenheid. Utrecht/ Amsterdam / Antwerpen: Uitgeverij De Arbeiderspers.
- Holitzka, M.& Remmert, E. (2004). Systemische organisatieopstellingen. Conflicten oplossen in en op het werk. Katwijk: Panta rhei.
- Huizinga, J. (2008) Homo ludens. Proeve eener bepaling van het spel-element der cultuur. Amsterdam: Amsterdam University Press/ Athenaeum Boekhandel Canon.
- Kessels, J., Boers, E. & Mostert, P., 2002. Vrije ruimte. Filosoferen in organisaties. Amsterdam: boom.
- Kopland, R. (1999) Geluk is gevaarlijk. Amsterdam: uitgeverij Muntinga Pockets i.s.m. G.A. van Oorschot, Rainbow Pockets.
- Klever, W.N.A. (1986) Verhandeling over de verbetering van het verstand. Amsterdam: Ambo-wijsgerig.
- Kroesen, O. (2008) Leven in organisaties. Ethiek, communicatie, inspiratie. Vught: Skandalon.
- Kunneman, H. (1996), Van theemutscultuur naar walkman-ego. Meppel: Boom.
- Kunneman, H. (1998), Post-moderne moraliteit. Amsterdam: Boom.
- Kunneman, H. (2005). Voorbij het dikke ik. Bouwstenen voor een kritisch humanisme. Amsterdam: SWP.
- Lengelle, R., Meijers, F., Poell, R., Post, M. Career writing: Creative, expressive and reflective approaches to narrative identity formation in students in higher education.
a Faculty of Humanities and Social Sciences, Athabasca University, Canada
b School of Education, The Hague University of Applied Sciences, The Netherlands
c Department of Human Resource Studies, Tilburg University, , The Netherlands Journal of Vocational Behavior, Volume 85, Issue 1, August 2014, Pages 75–84. - Kuijpers, M. & Meijer, G. (red, 2008) Loopbaanleren. Onderzoek en praktijk in het onderwijs. Antwerpen-Apeldoorn: Garant
- Kwee Swan-Liat (1966) Denken met de rechterhand. Een poging tot metasystematische explicatie. Amsterdam: Meulenhoff
- Lakoff, G. &Johnson, M.(1980). Metaphors we live by. Chicago/ London: University of Chicago Press.
- Maso, I. & Smaling, A. (1998) Kwalitatief onderzoek: praktijk en theorie. Amsterdam: Boom.
- Meijers, F. (red., 2012) Wiens verhaal telt? Naar een narratieve en dialogische loopbaanbegeleiding. Antwerpen/ Apeldoorn: Garant.
- Meijers, F., Kuijpers, M., Mittendorff, K. & Wijers, G. (2014). Het onzekere voor het zekere. Antwerpen/ Apeldoorn: Garant
- Meijers, F. & Mittendorff, K. (red.) (2017). Zelfreflectie in het hoger onderwijs. Apeldoorn/ Antwerpen: Garant.
- (2015). De organisatie als (tijd)machine? (Verslag Organisatie-Ethiek). Masteropleiding Begeleidingskunde, Hogeschool Rotterdam, Rotterdam.
- Morgan, G. (1986). Images of Organisations. Thousand Oaks: Sage.
- Muijen, H.S.C.A. (2001). Metafoor tussen magie en methode. Narratief leren in organisaties en therapie. Kampen: Kok Agora.
- Muijen, H., Appel, G., Cock Buning, T.de (red) 2004. Hoe word je wijzer als je ruim denkt? Amsterdam: VU uitgeverij.
- Muijen, H.S.C.A., (2010). Mens, ken je Zelf! [spel]Weesp: Thymia.
- Muijen, H.S.C.A. & Van Marissing, L. (2011). ‘iets’maken. Beeldend werken nader bekeken. Antwerpen/ Apeldoorn: Garant.
- Muijen, H.S.C.A., (2012). Wat is de kwestie? — Wat is de questie! [spel]. Weesp: Thymia.
- Muijen, H.S.C.A. (2014). “De narrige levenskunstenaar als begeleidingskundige” in: Tijdschrift voor Begeleidingskunde 3 (2) 28-37.
- Muijen, H.S.C.A. (2016) game Quest for wisdom, een Intercultureel Rad voor levenskunst. [spel]Weesp: Thymia.
- Moor, M. (2012). Tussen de regels. Een esthetische beschouwing over geweld van organisaties. Utrecht: Uitgeverij IJzer.
- Nietzsche, F (1982). Also spracht Zarathustra. Ein Buch für Alle und Keinen. Stuttgart: Reclam.
- Nietzsche, F. (1984a) “Die fröhliche Wissenschaft” Werke II; Ulm: Ullstein Materialien.
- Nietzsche, F. (1984b) “Jenseits von Gut und Böse” Werke III; Ulm: Ullstein Materialien.
- Nussbaum, M. (2001) De breekbaarheid van het goede. Geluk en ethiek in de Griekse filosofie en literatuur. Amsterdam: Ambo.
- NVAO (2015) geraadpleegd op 22-09-2015 van Begeleidingskunde
- Obama, B. (2015) Speech for the African Union geraadpleegd op 18 augustus 2015, van remarks-president-obama-people-africa
- (2015). Een innerlijke verwerking van ethische perspectieven in een tollende werkelijkheid. (Verslag Organisatie-Ethiek). Masteropleiding Begeleidingskunde, Hogeschool Arnhem en Nijmegen, Nijmegen.
- Perjorie, M. (2015) geraadpleegd op 2016-02-21 van buffalo.edu/authors/perloff/witt_intro.html
- Reid, L. (1998) “Wittgenstein’s Ladder: the Tractatus and Nonsense.” Philosophical Investigations 21 (2). Oxford: Blackwell Publishers.
- Ricoeur, P. (1975) La métaphore vive. Paris: Du Seuil.
- Rizzuto, G. (2014). Mediale levenskunst. Een interculturele polyloog. Brussel: ASP.
- Ronde, de M.A. (2005) geraadpleegd op 11 november 2015 van Trage-vragen-in-een-snelle-wereld
- Ronde, M.A. de (2015). Speelruimte voor ervaring en reflectie. Een praktijkgericht onderzoek naar het gebruik van spel in begeleidingssituaties. Delft: Eburon.
- Ronde, M.A. de & Gronouwe, J. (2013). Stilte in het handelingsrepertoire van de begeleidingskundige. Tijdschrift voor Begeleidingskunde, 2 (3) 2-14.
- Schiller, F. (2009). Brieven over de esthetische opvoeding van de mens. Amsterdam: Octavo publicaties.
- Schmid, W. (2008) En waarom het niet het belangrijkste in het leven is. Amsterdam: Ambo.
- Schön, D. (1991) The Reflective Practitioner. How professionals think in action. Aldershot, Brookfield USA, Singapore, Sydney: Ashgate Arena.
- Stemerding, R. (2015). Presentie of ‘waar de schildpad wel komt’ (Verslag Organisatie-Ethiek). Masteropleiding Begeleidingskunde, Hogeschool Rotterdam, Rotterdam.
- Stralen, G. van & Gude, R., (red) (2012). En denken! Bildung voor leraren. Leusden: ISVW Uitgevers.
- Tongeren, P. van. (2014). Leven is een kunst. Over morele ervaring, deugdethiek en levenskunst. Zoetermeer: Uitgeverij Klement.
- Taylor, Ch. (2006, 8e druk). Sources of the Self. The Making of Modern Identity. Cambridge University Press.
- Taylor, Ch. (2009) De Malaise van de Moderniteit. Kampen: Ten Have.
- Turkenburg, T. (2015). ‘Wegen’ vanuit verschillende ethische perspectieven (Verslag Organisatie-Ethiek). Masteropleiding Begeleidingskunde, Hogeschool Arnhem en Nijmegen, Nijmegen.
- Uden, R. van & Pieper, J. (red.) (2012) Ritualiteit tussen heil en heling. Tilburg: KSGV.
- (2015). Vooruitgang van inzicht. (Verslag Organisatie-Ethiek). Masteropleiding Begeleidingskunde, Hogeschool Arnhem en Nijmegen, Nijmegen.
- (2015). Organisatie-Ethiek (Verslag Organisatie-Ethiek). Masteropleiding Begeleidingskunde, Hogeschool Arnhem en Nijmegen, Nijmegen.
- Vermaak, H. (2009) Plezier beleven aan taaie vraagstukken; werkingsmechanismen van vernieuwing en weerbarstigheid. Deventer: Kluwer.
- Vermeulen, B. (1983) De betekenis en ontwikkeling van het woord parresia. Opgevraagd 29 augustus 2015, van www.hypothesis.nl/Aristoteles/parresia.doc
- Vroon, P. & D.Draaisma (1985). De mens als metafoor. Baarn: Ambo.
- Wierdsma, A.F.M & Swieringa J. (2011). Lerend organiseren en veranderen. Groningen: Noordhoff Uitgevers.
- Weick, K.E. (1995) Sensemaking in Organisations. Thousand Oaks: Sage.
- Wittgenstein, Ludwig (1977) Philosophische Untersuchungen. Frankfurt am Main: Suhrkamp Tasschenbuch Wissenschaft.
- Wittgenstein, L. (Vertaald door W.F. Hermans, 1998) Tractatus logico-philosophicus Amsterdam: Atheneum-Polak & van Gennep.
- Wolbink, R. (2013) Het coachvak binnenste buiten. Een filosofisch perspectief. Amsterdam: Uitgeverij Boom/ Nelissen.
- Wolswijk, D. (2015). Achter alle regels is een oneindige en niet vastgestelde verantwoordelijkheid. (Verslag Organisatie-Ethiek). Masteropleiding Begeleidingskunde, Hogeschool Rotterdam, Rotterdam.
Noten
[1] Bron: Smeedijzeren slavenhalsboei — auteur onbekend, Tropenmuseum Amsterdam
[2] Bron: Taormina Pupi — foto Clemensfranz
[3] Bron: Kairos relief van Lysippos, kopie in Trogir — foto Agnostizi
[4] Bron: RK kerk Sint Petrus’ Stoel te Antiochië — Rijksmonument, Uden
[5] Bron: Ostracon bearing the name of Pericles (444–443 BCE) — foto Marsyas, Ancient Agora Museum (Athene).