Morele verbeeldingskracht in reflectie 2

0

Heidi Muijen

Bewerkt en in delen heruitgegeven hoofdstuk
Deze tekst is een bewerkte en met afbeeldingen verrijkte versie van het hoofdstuk ‘Morele verbeeldingskracht in reflectie’ uit het boek — Zelfreflectie in het hoger onderwijs — dat onder redactie van Frans Meijers & Kariene Mittendorff in 2017 (pp. 109-145) bij uitgeverij Garant is verschenen.
deel 1deel 2deel 3deel 4 — deel 5
lemniscaat

De bewerking verschijnt in 5 delen op het Wijsheidsweb.
Deel 2 beschrijft het reflecteren als een onderzoekende intelligentie in een cyclisch leerproces, vergelijkbaar met de empirische cyclus en de leercirkel van Kolb, verbeeld met het symbool van de lemniscaat.

De voorbeelden uit de praktijk zijn ontleend aan een onderwijspraktijk op masterniveau. Voor de rijke reflecties, illustraties en citaten uit de ethiekverslagen en een mailwisseling: dank aan mijn reflectieve studenten begeleidingskunde. Sommigen wensten anoniem te blijven en heb ik alleen met een (gefingeerde) voornaam aangeduid: Paul, Gerrit, Celine, Vera, Froukje, Ron, Vanja, Monica, Dagobert Wolswijk en Robin Stemerding.

De verbeelding aan het woord

De verbeeldingskracht blijkt een rijke bron voor betekenisgeving en kan waardevol werk doen in leercontexten door een creatieve dialogische ruimte te scheppen voor een cyclisch leerproces. Juist langs die weg kan men aandacht geven aan complexe werksituaties door het stellen van existentiële en ethische vragen.
In de waan van de dag worden deze vragen ofwel niet gehoord of dreigen ze in dominante taalspelen gereduceerd te worden tot dilemma’s die door functionele afwegingen van belangen en risicomanagement opgelost kunnen worden.

Metaforiek ofwel het spel der verbeelding aan de hand van metaforen en andere beeldspraak, genereert een ruimte voor onderzoekende vragen. Bijvoorbeeld de metafoor van onderstromen (Van Es, 2009, pp. 77-99) maakt reflectie op gevoeligheden, oud zeer en taboes in organisaties mogelijk. Deze metafoor verwijst naar emotionele, morele lagen, die niet in het formele organisatiespel passen en in het verborgene blijven voortleven.

Boven- en onder-, mee- en tegenstromen — foto Joke Koppius

De metaforiek van onder- en bovenstromen blijkt tot de verbeelding te spreken en bij de ervaring van veel studenten aan te sluiten! Als een moreel appèl nodigt ze uit eigen beladen beelden uit de diepte van de ziel op te laten komen en te onderzoeken als resonantie in en tussen mensen.

In de speelruimte van een creatieve dialoog is het mogelijk bij dergelijke beelden, die zwanger zijn van betekenis, stil te staan en het verhaal erachter te beluisteren. Zo kunnen we oog krijgen voor het vanzelfzwijgende gebied van belichaamde kennis (Kwee, 1966). Daaruit kunnen we putten voor het verkennen van handelingsruimte voorbij primaire reacties en vanzelfsprekendheden.

Waar objectieve kennis ‘waardenvrij’ claimt te zijn, bevat de verankerde wijsheid in ons lijf ook morele kennis in een taciete (vanzelfzwijgende) vorm. In de beeldtaal van kunstzinnige expressie, van metaforiek, van spreekwoorden en zegswijzen beluistert de goede verstaander een overgeleverde schat aan ethische reflectie.

In die zin benader ik reflectie vooral als een onderzoekende, mediale èn relationele kwaliteit die om speelruimte (Ronde, M. de, 2015) vraagt, waarin morele sensitiviteit stem kan krijgen.
Voor zover je ethiek kunt zien als een systematische reflectie op de betekenis van een moreel geladen ervaring, verdient de verbeelding aan het woord te komen in een dialogisch-hermeneutisch proces. Het onderzoekend verrijken van bevindingen met verhalen, beeldtaal en andere vruchten van doorleving en verbeeldingskracht, vraagt om passende criteria van betrouwbaarheid: sensitief zijn voor de diepte van ervaring; de fenomenen getrouw passende beelden en woorden kiezen; wederkerig en relationeel afstemmen over het verbeelde en verwoorde.
Deze kwaliteiten licht ik hieronder toe met voorbeelden van studenten van de masteropleiding Begeleidingskunde. Deze studenten zijn veelal docenten van hogescholen en ROC’s, zorgprofessionals en professionals uit andere sectoren die zich op het begeleiden van mens en organisatie toeleggen.

De lemniscaat: oneindig spel van betekenisgeving

 … de mens speelt alleen indien hij in de volle betekenis van het woord mens is en hij is alleen dan geheel mens, indien hij speelt.

Schiller, 2009, p. 58
Speelfiguren en speelbord van Mens, ken je zelf

De cultuurfilosoof Johan Huizinga beschreef de mens als een spelend — ludisch — wezen en het spel als ‘ouder dan cultuur’, als een levensvorm die zingevend is: “In het spel ‘speelt’ iets mee, wat buiten de onmiddellijke zucht tot levensbehoud uitgaat, en in de handeling een zin legt.” (Huizinga, 2008, p. 28)

In de geest van Huizinga’s homo ludens en Schillers vijftiende brief over de esthetische opvoeding van de mens (Schiller, 2009) zie ik mensen als spelers die in samenspel afgestemd zijn op elkaar en op wat er tussen hen op het spel staat. Het organisatiespel staat in dienst van een maatschappelijk spel van waardecreatie, dat in relatie staat tot een omvattender ordening met ecologische en kosmische spelregels. Spelers begeven zich, meer dan actoren die volgens de regels van een afgesproken script handelen, in een tussenruimte waar menselijk samenspel kwetsbaar en zinvindend geboren wordt.

Voor het vormgeven van mijn lessen en workshops heb ik een filosofisch en mythisch bordspel Mens, ken je zelf (Muijen, 2010) ontwikkeld, dat een ‘ludisch en dialogisch kader’ biedt voor betekenisvolle ontmoetingen en zinvolle gesprekken. In de spiegel van symboliek van spelattributen, speelveld en speelkaarten worden spelers uitgenodigd betekenis aan vragen en levensthema’s te geven.
Zo vertegenwoordigt de zandloper het precaire samenspel tussen Kairos (het goede moment) en Chronos (de kloktijd), de tijdsruimte die ons gegeven is. De dobbelsteen verwijst als symbool zowel naar ‘het levenslot’, naar het ‘toevalsgeluk’, als naar de ‘gegeven situatie’ die de speler met het gooien van de dobbelsteen toevalt.

Als spel- en dialoogbegeleider stel ik uitnodigende en onderzoekende vragen zodat spelers de omschrijving van het symbool op een speelkaart niet als een ‘vast’ gegeven zien.

Spel en dialoog ontsluiten een creatieve ruimte waarin mensen zichzelf als betekenisgever kunnen ervaren:

“Het Existentiespel is net als dansen op een feestje. Je hebt altijd even een zetje nodig, van binnen of van buiten, maar als je danst zie je en voel je het leven vanuit een ander perspectief. Voor mij het meest essentiële perspectief van het relativerende hier en nu! Hier nestelt ethiek zich van nature.”

Paul, 2015, pp. 10-11.

In een speelruimte krijgen juist non-verbale aspecten van communicatie en artefacten ruimte in de dialoog mee te spreken en als voorwerp van onderzoek gelaagdheid bij de thematisering aan te brengen. Betekenisgeving door middel van reflectie via een kunstvoorwerp of artefact genereert een dialoog met een derde stem (Muijen & Van Marissing 2011, pp. 67-90).

Dialogisch onderzoek in een creatieve ruimte van verbeelding

Beeldende reflectie met een schilderij van Miriam Vleugels[2]

Celine, een begeleidingskundige i.o. onderzoekt veranderingen in een therapeutische opleiding van een hogeschool, waarbij (langdurig) ziekteverzuim en gebrekkige communicatie meespelen:

“Waar ik bij de eerste schildering ‘Mannelijke engel’ het ontbreken van een basis/ identiteit zag, zie ik hier basis, gelaagdheid, gevulde bewegingen en beginnende verbindingen, een collage van de boven- en onderstroom. Hierin zie ik de uitdaging van het team; het vinden van een vernieuwde gedeelde basis om vanuit te gaan werken.
Misschien was de reorganisatie een impuls van een engel, misschien het lot als gevolg van de economische crisis. In ieder geval zie ik het als een kans om er beter en gelukkiger van te worden. Want het is de kunst om zo te leven dat het kwaliteit heeft, de moeite waard is, ‘mooi’ als een kunstwerk, zoals Paul van Tongeren beschrijft.”[verplaatst en iets aangevuld]

Zij reflecteert via het schilderij “Ziel van een engel” van Fons Heijnsbroek[2] op de wijze waarop collega’s en leidinggevenden omgaan met elkaar en ze tast — samen met betrokkenen — af wat kleuren, vormen en materiaal oproepen:

“Fons Heijnsbroek vertelt dat hij een ‘abstract portret’ heeft geschilderd van een kracht die zich slechts terloops aandient en wat ongezien blijft.
Wat de gevolgen van deze terloopse kracht zijn weet je op voorhand niet. Het is een impuls, zoals in het leven meerdere gebeurtenissen zich aandienen.
Wellicht is een dergelijke ‘terloopse’ kracht ook voorbij gekomen in mijn werk in de hogeschool en deze heeft voor heel wat dynamiek gezorgd.”

Celine, begeleidingskundige i.o., 2015, p. 11

Een vrije ruimte van dialoog (Kessels, Boers & Mostert, 2002) nodigt uit betekenislagen nader te onderzoeken. In een gedicht of kunstwerk kunnen we eigen gevoelens herkennen en via die beeldende ‘omweg’ reflecteren op morele vragen achter vraagstukken die ons raken in samenwerking.

Door met mensen en vanuit gecreëerde beelden en niet over mensen en hun beelden te spreken wordt dynamiek voelbaar die door dichotoom denken met discursieve concepten tegenover elkaar blijven staan. In die zin verwoordt Celine haar ervaring:

“In de schildering zie ik chaos en een zekere ordening, beweging, diversiteit, nabijheid en vervreemding, tussenruimtes ontstaan, mensgestaltes die nieuwe posities (kunnen) aannemen, het ontbreken van een basis, een bodem. Dit herken ik in de huidige situatie op mijn werk waar ik mijn begeleidingskundig onderzoek doe.”

Celine, 2015, p. 11

De zeggingskracht van beelden in een samenspel met trage vragen helpt praktische wijsheid (Phronèsis, Aristoteles, 2008, pp. 194-204) voor goed politiek handelen in organisaties te ontlokken. Zo kan er een kantelmoment (Van den Ende, 2011, p. 30 e.v.) ontstaan door spanningen te onderzoeken tussen persoonlijke en professionele, organisatie- en maatschappelijke waarden.

Levenskunst in organiseren

Het vraagt begeleidingskunst om het schuren tussen teamwaarden, organisatiebelangen en maatschappelijke verantwoordelijkheid als betekenisvol te zien, in plaats van in de reflex “alle neuzen dezelfde kant op” te schieten.
Levenskunst in organisaties (Brohm & Muijen, 2010) spreekt de professional als mens aan om heersende waarden en een gehoorzaamheidsmoraal (regel is regel) te relativeren en waar nodig te problematiseren: waar is het goed een grens te trekken aan het loyaal opvolgen van procedures, protocollen en beleidsmaatregelen vanuit een trouw aan diepere waarden? Hoe kan reflectie bijdragen aan het inrichten van goed werk door de status quo te bevragen en eens bedachte regels, grenzen en rollen van een vraagteken te voorzien? Zou het goede (werk)leven gevonden kunnen worden door samenwerking in organisaties als een vorm van samenspel te zien?

Dobbelstenen en zandloper van Mens, ken je zelf

In creatieve vormen van samenspel heerst een vrijere, speelse sfeer om verhalen, symboliek en rituelen met elkaar te onderzoeken.
Waar ‘de organisatie’ een beeld van een groot anoniem machtsblok oproept, daar zie je bij het organiseren als samenspel een menselijke activiteit voor je. Deze is zowel gericht op de knikkers als op het spelplezier. Het samen spelen in een gedeelde tijdsruimte kan aanleiding geven de regels van het spel aan te passen aan een nieuwe omgeving of aan andere spelers.

Zo vraagt knikkeren ook een samenspel met de omgeving: op een stoepje creëert de ruimte tussen de stoeptegels en een muur een natuurlijke pot, terwijl er in een woonkamer een op de ruimte aangepaste, bijvoorbeeld plastic pot nodig is.

Organiseren als spel

Wanneer we het organiseren als spel zien zijn professionals geen uitvoerders van protocollen maar spelers die de spelregels steeds weer opnieuw hebben uit te vinden en uit te dragen; en waar nodig te bevechten.

In het organisatiespel gaat het zowel om een belangenstrijd als om persoonlijke en professionele, sociale en maatschappelijke waardecreatie.
In de mate dat professionals zich als functionarissen van ‘de organisatie’ zien, geven zij eigenaarschap uit handen. Dan is er een extra spel voor nodig om zichzelf weer als speler te ervaren. Het uitvergroten van relationele aspecten — het strijdige en schurende, harmoniërende of samenklittende van samenwerkingspartners — met behulp van creatieve werkvormen creëert een speelruimte, waarin ervaren kan worden wat er menselijkerwijs op het spel staat.

In de taal van het medium waarin men het samenspel uitvergroot (in metaforen, met beelden, muziek, theater, …), genereert het creatieve samenspel een gemeenschappelijke belevingswerkelijkheid en sociaal verband (Muijen, 2001, 161-173).
Wanneer mensen met elkaar zingen of dansen, ontstaat er een afgestemd samenzijn, waarin zowel uitvoerders als luisteraars en toeschouwers spelend betrokken zijn op elkaar, gedragen door de muziek.
Metaforisch kan men zich de vraag stellen: wat is het voor een soort muziek en dans — een tango of een wals, marsmuziek of kringdans — die werknemers bepaalde passen en draaien met elkaar laat maken? Door begeleidingskundig onderzoekend creatieve werkvormen in een speelruimte te combineren met een kritische dialoog, is het mogelijk te ontdekken wat er in ethische zin op het spel staat.

Rationalisering van samenwerking in organiseren

Er bestaat een spectrum aan vormen van samenspel tussen harmonieuze coöperatie en een strijd om het bestaan, wat zich op de werkvloer vertaalt in een brainstorm, dialoog, discussie, elkaar vliegen afvangen, rattengedrag en politieke machtspelletjes.

Kairos[3]

Naarmate belangenstrijd en concurrentie, mechanisering en digitalisering van werkverbanden gaan overheersen ten opzichte van creatieve en relationele aspecten van samenspel, ontstaan er spelregels die de speelruimte onder druk zetten. Spelers worden actoren die elkaar indelen in concurrerende teams en coalities, in ‘wij’ en ‘zij’.

Kairos (Hermsen, 2014) is een metafoor voor het goede moment, die mensen kan helpen zich als spelers in een gedeelde tijdsruimte te ervaren; terwijl Chronos verwijst naar de tijd als bron van schaarste, zoals bijvoorbeeld op een vergadering.

De agenda en het daaraan gekoppelde tijdsbestek vernauwen en reguleren de tijd ‘van buitenaf’. De agendapunten en volgorde daarvan zijn bepalend voor hoe men zich tot elkaar verhoudt en tot hetgeen waarover vergaderd wordt. Tegenwoordig wordt niet alleen een vergadering maar het gehele werkleven gedicteerd door middel van profielen, roosters, (digitale) agenda’s, protocollen en andere vormen van structurering die steeds meer van ‘de oorspronkelijke bedoeling’ (Hart, 2012) en natuurlijke relationele verbanden losgezongen zijn.
Die tendens zorgt ervoor dat creatief samenspel en symbolische interacties steeds meer het veld ruimen voor machtsstrategieën en acties, gericht op uitschakeling van concurrenten. De existentiële verhouding tot elkaar in de symbolische ordening van het spel kantelt naar een economische verhouding op de neoliberale markt in en tussen organisaties.

Traditionele zorg- en onderwijswaarden

Traditioneel werd het samenspel in zorg en onderwijs vormgegeven door middel van structuren die mede geïnspireerd waren vanuit gedeelde waarden, veelal op confessionele grondslag en met een lange historie. De gedeelde cultuur en geschiedenis gaven onderwijs- en zorgorganisaties een eigen sociale en levensbeschouwelijke identiteit.

Moderne zorgprofessionals en docenten worden vooral gedisciplineerd en genormaliseerd ten behoeve van efficiency in bedrijfsvoering. Dat zij met studenten en cliënten, managers en bestuurders ook een gemeenschap op basis van gedeelde waarden vormen, staat op gespannen voet met het staande beleid en de bedrijfsbelangen.
Juist de plezierige en betekenisvolle aspecten van werk dienen uiteindelijk in de eigen vrije tijd (en in een samenspel met mantelzorgers en vrijwilligers) bekostigd te worden: aandacht geven en tijd voor een goed gesprek, voor de overdracht van patiënten is in zorgorganisaties wegbezuinigd!

Chronos[4]

Rationalisering van het moderne (bedrijfs)leven betekent weliswaar een bevrijding van dwingende zingevingssystemen en religieuze verbanden. Het middel tot bevrijding lijkt evenwel een nieuwe beknelling te zijn geworden.
De rationele vormen van samenspel met zero sum games die het werk bepalen, vernauwen de existentiële ruimte en verstoren het precaire evenwicht tussen processen van zelfwording en zelfvervreemding, tussen gemeenschapsvorming en fragmentatie.

Inspirerende publicaties vanuit een kritisch humanistisch perspectief (Kunneman, 1996; 1998; 2005; Van Ewijk & Kunneman, 2013) onderzoeken hoe dialogische vormen van samenwerking bijdragen aan empowerment van professionals en aan humanisering en culturalisering van organisaties.
Dit heeft geleid tot concrete veranderagenda’s, publicaties over goede zorg en onderzoeksprogramma’s voor kwetsbare groepen zoals dementerende ouderen (Declerq, 1998; Abma, 2010) en tot de ontwikkeling van emancipatoir onderwijs. De masteropleiding begeleidingskunde is mede vanuit dit gedachtegoed ontwikkeld en stimuleert haar studenten als afstudeerproject een handelingsonderzoek te doen over taaie problemen (Vermaak, 2009) in organisaties die intermenselijk, veranderkundig en maatschappelijk van aard zijn.

Reflectie als een cyclisch existentieel leerproces

Gezien de morele knelpunten in professionele werkverbanden, is het van belang dat studenten reflectiemiddelen en visies krijgen aangereikt die hen als mens en moreel persoon aanspreken, door bijvoorbeeld te reflecteren op een moreel beladen werksituatie in een hogeschool:

“Wat me verder opviel tijdens de gesprekken met mijn collega, is dat hij vond dat hij dat ook allemaal moest kunnen, hij voelde zich enorm verantwoordelijk voor zijn taken. Bovendien durfde hij niet goed aan te geven dat er teveel werk op hem afkwam. (…) Ik vertelde hem wat er al bij menig collega is gebeurd, namelijk dat het competentiebureau ook gaten moet vullen in het rooster en dat ze dat prevaleren boven een goed inwerktraject van een nieuwe collega. (…) Mijn collega waardeerde mijn zorgen, maar ging door op de ingeslagen weg. Een aantal weken later trof ik hem op de gang, hij wist niet meer hoe hij het werk rond moet krijgen, het werd hem teveel. … Helaas was het niet voldoende, hij is ziek geworden en een aantal weken uit de roulatie geweest. Tijdens zijn afwezigheid werd er zowel door docenten als studenten gemopperd over zijn inzet, de kwaliteit van zijn lessen waren gekelderd. Ik merkte dat ik moreel geraakt werd, ik vond dat hem zo een onrecht werd aangedaan.”

Vera, 2015, p. 3-4

In plaats van technisch een kunstje te leren via een format waarmee de competentie in het portfolio kan worden afgevinkt, dienen (aankomend en senior) professionals niet alleen ‘functioneel’ maar ook als mens te worden aangesproken.

De ethische reflectie start met het kiezen van een casus — een werksituatie die deelnemers persoonlijk en,of professioneel moreel geraakt heeft (het hart). Dan worden zij uitgenodigd de eigen normatieve kaders te onderzoeken: hoe deze zich hebben ontwikkeld en hoe ze doorwerken in huidige (normatieve) opvattingen over het handelen in de beschreven werksituatie (het oog).
De aldus verrijkte ervaring biedt een basis tot het verder ontrafelen, herijken en herkaderen (de spiraal) van morele noties en handelingsopties vanuit de vraag: hoe samen met betrokkenen goed te handelen (de hand)? Die reflectie vraagt ook een terugbuiging naar de eigen persoon: wat betekent de ethische analyse voor mijn levensoriëntatie en professionele ontwikkeling? (de lemniscaat)?

In deel 3 illustreer ik hoe het onderzoekende cyclische leerproces vorm krijgt vanuit een werksituatie die deelnemers moreel heeft geraakt, gesymboliseerd door het hart als symbool.

  • Abma, T.A. (2010) Herinneringen en dromen van zeggenschap. Cliëntenparticipatie in de ouderenzorg. Den Haag: Boom/ Lemma uitgevers
  • Andreus, H. (1979). Dat licht van mij. Haarlem: Uitgeversmaatschappij Holland.
  • Argyris, C., & Schon, D. (1978) Organisational learning: A theory of action perspective. Reading, Mass: Addison Wesley
  • Aristoteles, (2008). Ethica Nicomachea. (2e druk, vert. Hupperts, Ch.& Poortman, B) Budel: Damon.
  • Baanders, B. (2007) Overgeleverd aan de toekomst. Emanuel Levinas en de Talmoed. Budel: Damon.
  • Banning, H. & Banning-Mul, M. (2010) Narratieve begeleidingskunde. Hoe het gebroken verhaal professioneel te waarderen. Amsterdam: uitgeverij Nelissen/ Boom.
  • Bauman, Z. (2011) Vloeibare tijden, Leven in een eeuw van onzekerheid. Zoetermeer: Uitgeverij Klement.
  • Bohm, D. (1980), Wholeness and the Implicate Order. London: Routledge.
  • Brohm, R. & Muijen, H. (2010) Leven in organisaties: een kunst! –
    Een kritiek op de zelfgenoegzame redelijkheid in organisaties. Filosofie 20 (1) 45-50;
    Participatie en nabijheid als kwaliteiten van afstemming en samenwerking. Filosofie 20 (2) 50-55;
    Zelfwording tussen de bedrijven door: levenskunst in organisaties als medley. Filosofie 20 (3), 49-54.
  • Buber, M. (2003) Ik en jij. Utrecht: Bijleveld.
  • Bulhof, I. (1989) Deugden in onze tijd. Over de mogelijkheid van een eigentijds deugdenethiek. Amsterdam: Ambo.
  • (2015). Organisatie-Ethiek (opdracht Organisatie-Ethiek). Masteropleiding Begeleidingskunde, Hogeschool Rotterdam, Rotterdam
  • Coenen, B. (2009) Schuren, knutselen en schooieren. Barneveld: uitgeverij Nelissen.
  • Coenen, B. (2013). Coaching de oorlog verklaard! Een driedimensionale benadering van denken en handelen bij begeleiding en verandering. Rotterdam: 2010 Uitgevers
  • Declerq, A. (1998) geraadpleegd op 11 november 2015 van Interferentiegebied tussen systeem en leefwereld.pdf
  • Derrida, J. (1972) Marges de la Philosophie. Paris: Du Seuil.
  • Draaisma, D. (2008) Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt. De geheimen van het geheugen. Amsterdam: Rainbow Paperbacks.
  • Draaisma, D. (2010) Vergeetboek. Groningen: Historische Uitgeverij.
  • Draaisma, D. (2013). De dromenwever. Groningen: Historische uitgeverij.
  • Ende, T. van den (2011). Waarden aan het werk. Amsterdam: Uitgeverij SWP.
  • Es, R. van (2009) De onderstroom van organiseren. Deventer: Kluwer.
  • Ewijk, H. van (2014). Omgaan met sociale complexiteit. Professionals in het sociale domein. Amsterdam: Uitgeverij SWP.
  • Ewijk, H. van., & Kunneman, H. (2013). Praktijken van normatieve professionalisering. Amsterdam: SWP
  • Foucault, M. (1986) De geboorte van de kliniek. Een archeologie van de medische blik. Nijmegen: SUN.
  • (2015). De T-shaped professional. Belicht vanuit verschillende ethische perspectieven. (Verslag Organisatie-Ethiek). Masteropleiding Begeleidingskunde, Hogeschool Rotterdam, Rotterdam.
  • Gadamer, H-G. (2010). De actualiteit van het schone — Kunst als spel, symbool en feest. Amsterdam: Boom Kleine Klassieken.
  • Gadamer, H-G (vertaling Mark Wildschut, 2014). Waarheid en methode. Hoofdlijnen van een filosofische hermeneutiek. Nijmegen: Vantilt.
  • (2015). Organisatie-Ethiek (Verslag Organisatie-Ethiek). Masteropleiding Begeleidingskunde, Hogeschool Arnhem en Nijmegen, Nijmegen.
  • Grant, D. & Oswick, C., (ed.) (1996). Metaphor and Organizations. London/ Thousand Oaks/ New Delhi: Sage.
  • Haak, N. van den (1999). Metafoor en filosofie. Studie naar de metaforische werking in de filosofie aan de hand van Julia Kristeva en Paul Ricoeur. Leende: Damon.
  • Hanfling, O. (1981) Logical Positivism. Oxford: Basil Blackwell.
  • Hart, W. (2012). Verdraaide organisaties. Terug naar de bedoeling. Deventer: Kluwer.
  • Heidegger, M. (1984) Sein und Zeit. Tubingen: Max Niemeyer Verlag.
  • Heidegger, M. (1986) Unterwegs zur Sprache. Pfullingen: Gunther Neske Verlag.
  • Hermsen J.J. (2014) Een nieuwe bevlogenheid. Utrecht/ Amsterdam / Antwerpen: Uitgeverij De Arbeiderspers.
  • Holitzka, M.& Remmert, E. (2004). Systemische organisatieopstellingen. Conflicten oplossen in en op het werk. Katwijk: Panta rhei.
  • Huizinga, J. (2008) Homo ludens. Proeve eener bepaling van het spel-element der cultuur. Amsterdam: Amsterdam University Press/ Athenaeum Boekhandel Canon.
  • Kessels, J., Boers, E. & Mostert, P., 2002. Vrije ruimte. Filosoferen in organisaties. Amsterdam: boom.
  • Kopland, R. (1999) Geluk is gevaarlijk. Amsterdam: uitgeverij Muntinga Pockets i.s.m. G.A. van Oorschot, Rainbow Pockets.
  • Klever, W.N.A. (1986) Verhandeling over de verbetering van het verstand. Amsterdam: Ambo-wijsgerig.
  • Kroesen, O. (2008) Leven in organisaties. Ethiek, communicatie, inspiratie. Vught: Skandalon.
  • Kunneman, H. (1996), Van theemutscultuur naar walkman-ego. Meppel: Boom.
  • Kunneman, H. (1998), Post-moderne moraliteit. Amsterdam: Boom.
  • Kunneman, H. (2005). Voorbij het dikke ik. Bouwstenen voor een kritisch humanisme. Amsterdam: SWP.
  • Lengelle, R., Meijers, F., Poell, R., Post, M. Career writing: Creative, expressive and reflective approaches to narrative identity formation in students in higher education.
    a Faculty of Humanities and Social Sciences, Athabasca University, Canada
    b School of Education, The Hague University of Applied Sciences, The Netherlands
    c Department of Human Resource Studies, Tilburg University, The Netherlands Journal of Vocational Behavior, Volume 85, Issue 1, August 2014, Pages 75–84.
  • Kuijpers, M. & Meijer, G. (red, 2008) Loopbaanleren. Onderzoek en praktijk in het onderwijs. Antwerpen-Apeldoorn: Garant
  • Kwee Swan-Liat (1966) Denken met de rechterhand. Een poging tot metasystematische explicatie. Amsterdam: Meulenhoff
  • Lakoff, G. &Johnson, M.(1980). Metaphors we live by. Chicago/ London: University of Chicago Press.
  • Maso, I. & Smaling, A. (1998) Kwalitatief onderzoek: praktijk en theorie. Amsterdam: Boom.
  • Meijers, F. (red., 2012) Wiens verhaal telt? Naar een narratieve en dialogische loopbaanbegeleiding. Antwerpen/ Apeldoorn: Garant.
  • Meijers, F., Kuijpers, M., Mittendorff, K. & Wijers, G. (2014). Het onzekere voor het zekere. Antwerpen/ Apeldoorn: Garant
  • Meijers, F. & Mittendorff, K. (red.) (2017). Zelfreflectie in het hoger onderwijs. Apeldoorn/ Antwerpen: Garant.
  • (2015). De organisatie als (tijd)machine? (Verslag Organisatie-Ethiek). Masteropleiding Begeleidingskunde, Hogeschool Rotterdam, Rotterdam.
  • Morgan, G. (1986). Images of Organisations. Thousand Oaks: Sage.
  • Muijen, H.S.C.A. (2001). Metafoor tussen magie en methode. Narratief leren in organisaties en therapie. Kampen: Kok Agora.
  • Muijen, H., Appel, G., Cock Buning, T.de (red) 2004. Hoe word je wijzer als je ruim denkt? Amsterdam: VU uitgeverij.
  • Muijen, H.S.C.A., (2010). Mens, ken je Zelf! [spel]Weesp: Thymia.
  • Muijen, H.S.C.A. & Van Marissing, L. (2011). ‘iets’maken. Beeldend werken nader bekeken. Antwerpen/ Apeldoorn: Garant.
  • Muijen, H.S.C.A., (2012). Wat is de kwestie? — Wat is de kwestie! [spel]Weesp: Thymia.
  • Muijen, H.S.C.A. (2014). “De narrige levenskunstenaar als begeleidingskundige” in: Tijdschrift voor Begeleidingskunde 3 (2) 28-37.
  • Muijen, H.S.C.A. (2016) game Quest for wisdom, een Intercultureel Rad voor levenskunst. [spel]Weesp: Thymia.
  • Moor, M. (2012). Tussen de regels. Een esthetische beschouwing over geweld van organisaties. Utrecht: Uitgeverij IJzer.
  • Nietzsche, F (1982). Also spracht Zarathustra. Ein Buch für Alle und Keinen. Stuttgart: Reclam.
  • Nietzsche, F. (1984a) “Die fröhliche Wissenschaft” Werke II; Ulm: Ullstein Materialien.
  • Nietzsche, F. (1984b) “Jenseits von Gut und Böse” Werke III; Ulm: Ullstein Materialien.
  • Nussbaum, M. (2001) De breekbaarheid van het goede. Geluk en ethiek in de Griekse filosofie en literatuur. Amsterdam: Ambo.
  • NVAO (2015) geraadpleegd op 22-09-2015 van Begeleidingskunde
  • Obama, B. (2015) Speech for the African Union geraadpleegd op 18 augustus 2015, van remarks-president-obama-people-africa
  • (2015). Een innerlijke verwerking van ethische perspectieven in een tollende werkelijkheid. (Verslag Organisatie-Ethiek). Masteropleiding Begeleidingskunde, Hogeschool Arnhem en Nijmegen, Nijmegen.
  • Perjorie, M. (2015) geraadpleegd op 2016-02-21 van buffalo.edu/authors/perloff/witt_intro.html
  • Reid, L. (1998) “Wittgenstein’s Ladder: the Tractatus and Nonsense.” Philosophical Investigations 21 (2). Oxford: Blackwell Publishers.
  • Ricoeur, P. (1975) La métaphore vive. Paris: Du Seuil.
  • Rizzuto, G. (2014). Mediale levenskunst. Een interculturele polyloog. Brussel: ASP.
  • Ronde, de M.A. (2005) geraadpleegd op 11 november 2015 van Trage-vragen-in-een-snelle-wereld
  • Ronde, M.A. de (2015). Speelruimte voor ervaring en reflectie. Een praktijkgericht onderzoek naar het gebruik van spel in begeleidingssituaties. Delft: Eburon.
  • Ronde, M.A. de & Gronouwe, J. (2013). Stilte in het handelingsrepertoire van de begeleidingskundige. Tijdschrift voor Begeleidingskunde, 2 (3) 2-14.
  • Schiller, F. (2009). Brieven over de esthetische opvoeding van de mens. Amsterdam: Octavo publicaties.
  • Schmid, W. (2008) En waarom het niet het belangrijkste in het leven is. Amsterdam: Ambo.
  • Schön, D. (1991) The Reflective Practitioner. How professionals think in action. Aldershot, Brookfield USA, Singapore, Sydney: Ashgate Arena.
  • Stemerding, R. (2015). Presentie of ‘waar de schildpad wel komt’ (Verslag Organisatie-Ethiek). Masteropleiding Begeleidingskunde, Hogeschool Rotterdam, Rotterdam.
  • Stralen, G. van & Gude, R., (red) (2012). En denken! Bildung voor leraren. Leusden: ISVW Uitgevers.
  • Tongeren, P. van. (2014). Leven is een kunst. Over morele ervaring, deugdethiek en levenskunst. Zoetermeer: Uitgeverij Klement.
  • Taylor, Ch. (2006, 8e druk). Sources of the Self. The Making of Modern Identity. Cambridge University Press.
  • Taylor, Ch. (2009) De Malaise van de Moderniteit. Kampen: Ten Have.
  • Turkenburg, T. (2015). ‘Wegen’ vanuit verschillende ethische perspectieven (Verslag Organisatie-Ethiek). Masteropleiding Begeleidingskunde, Hogeschool Arnhem en Nijmegen, Nijmegen.
  • Uden, R. van & Pieper, J. (red.) (2012) Ritualiteit tussen heil en heling. Tilburg: KSGV.
  • (2015). Vooruitgang van inzicht. (Verslag Organisatie-Ethiek). Masteropleiding Begeleidingskunde, Hogeschool Arnhem en Nijmegen, Nijmegen.
  • (2015). Organisatie-Ethiek (Verslag Organisatie-Ethiek). Masteropleiding Begeleidingskunde, Hogeschool Arnhem en Nijmegen, Nijmegen.
  • Vermaak, H. (2009) Plezier beleven aan taaie vraagstukken; werkingsmechanismen van vernieuwing en weerbarstigheid. Deventer: Kluwer.
  • Vermeulen, B. (1983) De betekenis en ontwikkeling van het woord parresia. Opgevraagd 29 augustus 2015, van www.hypothesis.nl/Aristoteles/parresia.doc
  • Vroon, P. & D. Draaisma (1985). De mens als metafoor. Baarn: Ambo.
  • Wierdsma, A.F.M & Swieringa J. (2011). Lerend organiseren en veranderen. Groningen: Noordhoff Uitgevers.
  • Weick, K.E. (1995) Sensemaking in Organisations. Thousand Oaks: Sage.
  • Wittgenstein, Ludwig (1977) Philosophische Untersuchungen. Frankfurt am Main: Suhrkamp Tasschenbuch Wissenschaft.
  • Wittgenstein, L. (Vertaald door W.F. Hermans, 1998) Tractatus logico-philosophicus Amsterdam: Atheneum-Polak & van Gennep.
  • Wolbink, R. (2013) Het coachvak binnenste buiten. Een filosofisch perspectief. Amsterdam: Uitgeverij Boom/ Nelissen.
  • Wolswijk, D. (2015). Achter alle regels is een oneindige en niet vastgestelde verantwoordelijkheid. (Verslag Organisatie-Ethiek). Masteropleiding Begeleidingskunde, Hogeschool Rotterdam, Rotterdam.
Noten

[1] Bron: HART —  schilderij van Miriam Vleugels
[2] Bron: Zie over de kunst van Fons Heijnsbroek
[3] Bron: Kairos di Torino, Roman work after the original by Lysippos (circa 350-330 BCE) – foto Grigur, Turin, Museum of Antiquities
[4] Bron: Chronos (circa 1765-75) – Ignaz Günther, foto Rufus46, Bayerisches Nationalmuseum, München

Avatar foto

van Thymia, filosofische praktijk voor levenskunst en creatieve ontwikkeling te Weesp heeft in 2016 de Stichting Quest for wisdom foundation opgericht. Het eerste project van de stichting is de digitale spelvorm game Quest for wisdom. Als tweede project wordt het Wijsheidsweb ontwikkeld. Heidi Muijen is ontwerper van het filosofisch-mythische bordspel Mens, ken je zelf en van de ont-dekkende dialoogvormen Wat is de kwestie?-Wat is de questie!.

1 2 3 4