Kennis van het hart: Art Dialogue Methods 3

0

Heidi Muijen

deel 1deel 2deel 3

“…dodelijke windstilten en bruisende storm, nederigste lafheid en het wildste heroïsme. De massa is altijd dat wat zij naar de tijdsomstandigheden moet zijn en zij staat altijd op het punt iets totaal anders te worden dan ze schijnt te worden. Een mooie kapitein, die zijn koers slechts overeenkomstig het tijdelijk voorkomen van het wateroppervlak zou varen en niet in staat zou zijn uit tekenen van de hemel en in de diepte naderende stormen af te leiden!”

(Luxemburg, 2020, p. 69)
Stuurmanskunst als metafoor voor levenskunst — foto Heidi Muijen

Rosa Luxemburg schildert in een brief de zee als metafoor voor de levenskunst niet op toevallige (politieke of psychische) winden te koersen maar op de tekenen, die zich in de diepte of aan de hemel tonen.

De kapiteinskunst uit de wolkenluchten en waterstromingen een goede koers af te leiden gebruikt zij als sprekende metafoor voor de politieke kunst koers uit te zetten in de woelige baren van emoties en sociale onrust!

In deel 1 en deel 2 schetste ik de nood aan levenskunst in het huidige politieke klimaat. Dat we op de grenzen van het maakbaarheidgeloof stuiten en het wenselijk is maatschappelijke crises vanuit een ander ethos te benaderen. Voordat dit ‘geloof’ dominant werd, includeerde een klassieke kennisopvatting de kunsten als bron. Art Dialogue Methods (ADM) beschreef ik als een op die klassieke idee geënte richting. En het vormgeven van Bildung in een hogeschool als voorbeeld hoe complexe vraagstukken vanuit een belichaamd weten en morele bewogenheid van betrokkenen in beweging te krijgen.

Nadere duiding gaf ik aan de bewogenheid als liefdeskracht vanuit de klassieke wortels van Amor Fati. In deze bijdrage belicht ik de mythische wortels in de filosofie van Heidegger. Diens herneming van Aristoteles’ visie op pathos voer ik verder als kunst een tussenruimte te installeren. Het klassieke perspectief op emoties — als een ‘sfeer’ die noch alleen subjectief noch alleen objectief is — geeft gronding aan het duiden van de in het gemoed verborgen moed. Ten slotte volgt een rode draad door de drie bijdragen: Amor Fati als een wijze middenweg voor engagement’ door de ont-regelende hartekracht van kunst.

De natuur als spiegel van de ziel en bron van levenskunst

Luxemburgs geest van verzet is weer in de belangstelling gekomen en blijkt nog steeds mensen te inspireren (Hermsen, 2019). Haar Brieven uit de gevangenis zijn voor mij een lichtend voorbeeld de natuur als een vitaliserende bron te beleven en het ogenschijnlijk ‘gewone’ als betekenisvol op te merken. Dit herkenbare vermogen heeft zij ontwikkeld tot een kunst sensitief te zijn voor beeldtaal en gelaagdheid in betekenis: zij weet de emoties die opborrelen vanuit de existentiële diepte van het bestaan nader te duiden als ‘tekens’, die ons iets over een situatie kunnen vertellen.

De rijkdom van haar beeldspraak uit de natuur is meer dan het inlassen van een metafoor: zij leert ons deze ieder ter beschikking staande bron aan te boren en zieleroerselen als een innerlijke natuur te verbeelden en te onderzoeken. Een inspirerend perspectief voor de kunst morele emoties van hoop en vrees, verontwaardiging, vreugde en verdriet van betekenis te laten zijn voor het goede leven!

De levensstroom als een filosofische metafoor

Wellicht veelzeggend dat haar metaforiek veel beelden bevat van de zee, het stromende water en de weersverschijnselen; beelden die voor dichters en denkers door de eeuwen heen geschikt bleken ter bespiegeling van het leven, de tijd en de waarheid.

De tijdstroom — gletsjerrivier en ravijn Jokulsa a Fjollum, foto Claire Marx

Zo bevat Bergsons concept ‘durée’ impliciet een metafoor van een gedurige tijdsstroom ‘onder’ de mechanisch en discursief voorgestelde kloktijd (Hermsen, 2009; 2014). En verkondigde Francis Bacon (1561-1626) in zijn geschrift De mannelijke geboorte des tijds dat een empirische methode voor een wetenschappelijke revolutie en maatschappelijke vernieuwing kan zorgen:

“Want het eiland der waarheid wordt omringd door een machtige oceaan waarin veel verstandigen toch nog door stormen van illusie schipbreuk zullen leiden”

(Bacon, 1988)

De beeldtaal rond die we bij Bergson, Hermsen en Bacon tegenkomen wijst symbolisch op een levensstroom die mensen met de natuur verbindt. Zo raakt het beeld van het peilen van de diepte onder het wateroppervlak, zinspeelt op het onpeilbare. Zou de existentiële leegte en eenzaamheid van het wegzakken in een grondeloze grond van vliedende tijd ook een aanraking met een groter geheel kunnen geven (Jorna & Voois, 2014)?

Het mythische beeld van de tijdstroom lijkt ook mee te spelen in Luxemburgs omschrijving van de kapiteinskunst opmerkzaam te zijn op subtiele veranderingen in de atmosfeer, die ondanks de kabbelende golfjes op komende stormen kunnen duiden.
Zo kan de dichterlijke verbeelding helpen sensitiviteit te ontwikkelen sferen op te merken — teneinde gewaar te worden wat er in het gemoed en in onderstromen tussen mensen opborrelt onder oppervlakkige kabbelingen.

Het sensitief zijn voor een sfeer tussen mensen en deze kunnen aanvoelen als ‘woelig’, ‘kabbelend’, ‘vlak’, ‘bruisend’, ‘drukkend’, ‘gespannen’, vormde in de deel 1 besproken casuïstiek het hart van de methodologie van morele bewogenheid. Het bewandelen van die weg voor de handelingsonderzoeker die pathos als bron van onderzoek wil gebruiken, vergt moed en de bereidheid van (mede-) onderzoekers zich vrijmoedig uit te spreken. Dat ons veelal de taal ontbreekt stem te geven aan wat er vanuit de diepte opborrelt, is de reden waarom beeldspraak (de wijsheid van mythos) de logos kan verrijken.

Hoe kan de verbeeldingskracht (mythos) helpen wijsheid uit de diepte van de ziel te putten, die het rationele begripsvermogen voedt tot een rijkere logos? Hierover vertelt de existentiële filosofie van Heidegger, die deze weg schetst als een poort naar de diepte van het zijn.

Heideggers schildert beelden in taal

“Die Stimmung überfällt. Sie kommt weder von ‘Aussen’ noch von ‘Innen’, sondern steigt als Weise des In-der-Welt-seins aus diesem selbst aus.”

(Heidegger, 1984, p. 136)

Berucht is Heideggers mystieke en lastig te doorgronden taal — dat ook wel is verguisd als mystificerend en ontoegankelijk als Heideggeriaans jargon. In zijn hoofdwerk uit 1927 Sein und Zeit duikt hij klassieke termen op en geeft aan de filosofische taal hernieuwde betekenis in de uiteenzetting van zijn existentiële filosofie. Een voorbeeld is het pathos begrip van Aristoteles . Tevens speelt hij met beeldspraak, zoals Lichtung, een oplichtende plek in de duisternis, voor waarheid.

Waarheidsvinding als oplichtende plek en het zijn als stromende tijd — metaforiek uit Heideggers existentiële filosofie[1]

Ook creëert hij nieuwe begrippen, zoals Dasein, waarmee hij het menselijk bestaan aanduidt als een zich openende tijdsruimte. Zijn denkwijze en beeldspraak roept een rijk semantisch veld van gelaagde begrippen en associaties op, zoals het beeld van het zijn als stromende tijd. Heideggers visie op het bestaan als meestromend en ‘het zijn’ door het spreken daar laten oplichten. Heidegger wijkt daarmee af van de geijkte manier de mens te definiëren met een definiërende eigenschap zoals de ratio.

Zijn alternatieve aanduiding van de mens — als wezen dat zich verhoudt tot het zijn als ruimte en licht — blijft geen abstractie, doch laat ons het bestaansmysterie dynamisch begrijpen (Heidegger, 1984) en door gevoelsstemmingen gekleurd voorstellen. Befindlichkeit is het woord dat Heidegger gebruikt voor het zich emotioneel bevinden in de zijnstroom. In het bijzonder noemt hij de angst en ook de verveling als grondstemming waarmee de mens zich afstemt op het zijn.
Zijn eigenzinnige begrippen en ontoegankelijke taal krijgen zeggingskracht en samenhang vanuit een muzikale metafoor. Het beeld in die metafoor expliciteert Heidegger in de periode na het schrijven van Sein und Zeit in een serie opstellen Unterwegs zur Sprache, waarin hij zich ‘toewendt tot de taal’. Dan spreekt hij mysterieus dat die Sprache spricht en dat de roep van het zijn (Heidegger, 1986) de mens oproept zich af te stemmen op de diepte van het bestaan.

Pathos en mythos voeden de logos

Vanuit de beeldrijke en muzikale metaforiek kunnen we ook het ogenschijnlijk abstracte ‘Heideggeriaans’ anders lezen. De mens, als een existentiële verhouding, is opgeroepen tot authenticiteit: ‘er te wezen’ tot anderen (‘Mitsein’) in de wereld. Met een dichterlijk oor hoor je samenklank in zijn poëtische aanduidingen van het mens-zijn als afstemming en oproep: als verklanking van de stilte vóór de woorden. Zijn dichterlijke filosofie roept archaïsche beeldspraak op van de mens als microkosmos in de harmonie der sferen.

Misschien zou een vrije vertaling van Dasein als ‘wees mens!’ passend zijn, omdat die aanvoegende wijs ons herinnert aan het leven als oproep: als waagstuk het bestaan niet als feitelijkheid of noodzakelijkheid, doch als mogelijkheid aan te grijpen er ‘eigenlijk’ te zijn door zich het leven toe te eigenen. Ofwel in termen van de klassieke levenskunst het verwerven van meesterschap in het leven door Amor Fati.

Ex-istentie betekent ‘uitgestrekt’ als een sfeer uit de tijdstroom — Seltun-Krysuvik fumarole, foto Claire Marx

In Heideggers afstemming op het zijn beluister ik de diepte van de ziel, de bewogenheid die tot beweging en morele stellingname aanzet. In existentiële sferen wortelt ons bestaan.
Dasein wijst niet op een ‘objectief’ zijn in een tijdsruimte, doch op een zich bevinden in het voorbij stromen van de tijd. Zijn beeldspraak suggereert in plaats van een ‘metafysisch fundament’ een moerassige bestaansbasis, waarin de mens zich — afstemmend op anderen, de wereld en zichzelf — in emotionele sferen bevindt.

Wanneer ik mij een voorstelling tracht te maken van Heideggers filosofie vormen de rationele afwegingen de golfjes aan de oppervlakte; waaronder zich de gevoelsstromen bevinden, die zich kenbaar maken als grondstemmingen van angst, woede, vreugde, verdriet. Hierbij is de etymologie van ‘ex-istentie’, waar Heidegger op wijst, veelzeggend. Het letterlijke ‘uit-strekken’ suggereert een ‘eigenlijke’ zijnswijze, wanneer de mens zich het bestaan toe-eigent door zich te verheffen uit het oppervlakkige bestaan. Dan opent de zich een diepte in de zijnstroom, waarin de mens zich als existentie herkent.

In zijn uitleg hoe ‘grondstemmingen’ basaal zijn voor het menselijk bestaan benadrukt Heidegger de misvatting emoties als slechts subjectief dan wel objectief te zien. Door zijn beeldrijke taal krijgen emoties betekenis als zijnsverhouding en neemt hij afstand van een psychologiserend perspectief. In plaats van te zeggen dat de mens emoties ‘heeft’ ― op basis van een aanwijsbaar materieel substraat, zoals neurologische processen in de hersenen of chemische stofjes in het bloed ― stemmen emoties het Dasein af en ‘resoneren’ ze als stemmingen het ‘er-zijn’.

Ruimte tussen binnen en buiten

Om te begrijpen hoe emoties noch subjectief noch objectief zijn en veeleer duiden op een ‘tussen’-sfeer of ‘resonantie’-ruimte, grijpt Heidegger terug op Aristoteles’ begrip pathos (Heidegger, 1984, p.138) in diens werk over de Retorica. In het spoor van die klassieke denkwijze contrasteert hij een dynamisch begrip van emoties op zijnsniveau met de reducerende, individualiserende benadering van de psychologie.

Teneinde Heideggers interpretatie van emoties als een midden recht te doen verwijs ik naar een studie over de rol van taal in het ontstaan van denkwijzen en wereldbeelden, dat hier een boeiend licht op laat schijnen. Kisner wijst op een ‘mediale’ werkwoordvorm, die eigen is aan het oud-Grieks; terwijl voor de meeste Europese talen de gebruikelijke actieve en passieve werkwoordsvormen karakteristiek zijn. Deze zetten aan tot het subjectiverend dan wel objectiverend interpreteren van verschijnselen. Daar tegenover maakt een mediale vorm een ‘midden’ voorstelbaar tussen een actieve en passieve vorm van betrokkenheid:

“The medial process is primary, and it is in terms of this process that agency and passivity emerge. Something like proto-agents and proto-patients may result from medial processes, as the ‘seeing eye’ and the ‘coloured thing’ result from medial perception, but if we keep their medially emergent character in view we need not first conceive of them as substrata.”

(Kisner, 2017, p. 9-14)

Kisner haalt een voorbeeld aan uit Plato’s dialoog Theaetetus (Kisner, 2017, p. 9):

“Als bij gevolg het oog en een (…) object dat in de nabijheid van het oog komt (…) gewaarwording heeft verwekt (…) op dat precieze ogenblik gaan het zien (emanatie van de ogen) en de witheid (emanatie van het object) dat samen met de ogen de kleur baart, zich in de tussenruimte verplaatsen.”

(Plato, 1980, 156-157)
Kloof tussen berekenend en dichterlijk kennen — Thingvellir-kloof tussen Euraziatisch en Noord-Amerikaans continent, foto Claire Marx

Als ik probeer verder te denken in dit mediale spoor vindt ‘het emergeren van verschijnselen’ plaats in de pre-reflexieve ervaring, waarin de waarnemer en het waargenomene in de ervaringsstroom als een sfeer of fluïdum aan elkaar verbonden zijn.

Wanneer wij de prereflexieve ervaring trachten te verwoorden wijzen de structuren van een taal de primaire mediale sfeer van het ervaren (Rizzuto, 2014) toe aan een actor — de waarnemende mens die kennis vergaart — òf aan een object. Zoals in bovenstaand voorbeeld van het zien van een gekleurd ‘iets’. Fenomenologisch ‘trouw aan de ervaring’ is het gewaar-zijn noch alleen hier in mij noch daar buiten, doch ‘is’ er inter-actie in het overgangsgebied van subjectief en objectief, binnen en buiten, ik en ander.

Zouden we ons op die manier het betekenisvolle van emoties als verbinding tussen subjecten en objecten kunnen voorstellen?

Vreugde en verdriet zijn vanuit dit perspectief niet zozeer een subjectieve reactie op objectief vast te stellen gelukshormonen en andere te meten stofjes in het bloed. Veeleer een aangeraakt zijn in een sferische ruimte, die de mens afstemt op zichzelf, op anderen en de wereld. Wezenlijk aan mens-zijn is met andere woorden het zich verhouden tot, het aanraakbaar zijn, het afgestemd zijn op elkaar in de wereld en het open staan voor de (existentiële) oproep er te zijn. De grondstemmingen (pathos) zijn dragers van die oproep: in ons als klankkast tussen binnen en buiten resoneert ‘de roep’ van zijn.

Juist de meerduidigheid van Heideggers dichterlijke taal, inspireert tot het doordenken wie wij ten diepste zijn als ruimte, sfeer, klankkast en verklanking. De beelden laten voelen hoe wij zelf tussenwezens zijn! Omdat wij van binnenuit resoneren met een groter geheel kunnen wij ons het lot van de wereld en medemensen aantrekken.
Als zijnsverhouding zijn wij zowel verbonden als uniek; algemeen menselijk èn authentiek. Die paradoxale structuur weet de verbeeldingskracht beter te treffen dan het berekenende rationele denken. Daarom voedt dichterlijk denken de logos met morele bewogenheid en verbeeldingskracht.

ADM als een wijze middenweg voor engagement

“Ik wil niet in een wereld zonder kathedralen leven. Ik heb hun schoonheid en verhevenheid nodig. Ik heb ze nodig als verzet tegen de platvloersheid van de wereld. Ik wil opkijken naar de stralende kerkramen en me laten verblinden door hun bovenaardse kleuren, Ik heb hun glans nodig. Die heb ik nodig als verzet tegen de smerige eenheidskleur van uniformen. Ik wil mij hullen in de bittere kou die in de kerken hangt. Ik heb hun gebiedend zwijgen nodig. Ik heb het nodig als verzet tegen het gebral van de kazernes en het stompzinnige gezwets van de meelopers…..”

(Mercier, 2016, p. 163)
Kathedraal van Granada[2]

Dit citaat uit Nachttrein naar Lissabon, de filosofische roman van Pascal Mercier, pseudoniem van de Zwitserse schrijver Peter Bieri, krijgt hernieuwde zeggingskracht in een verscheurde wereld vol geweld. Het onderstreept de noodzaak van engagement in laatmoderne tijden van fragmentatie en collectivisme, van onrust en versnelling. In deze laatste paragraaf vat ik de rode draad tussen de drie delen samen.

In de drie bijdragen wandelden wij via de mythische symboliek bij Plato en de minnekunst van Hadewych rond de ambivalente liefdeskracht van Eros; langs de betekenisvolle metaforiek rond de levens- en tijdstroom in het werk van Rosa Luxemburg; en beschouwden mens-zijn als het openen van een tussenruimte vanuit de existentiële filosofie van Heidegger.

Heideggers denkwijze verrijkt de kunst van het waarnemen en het ontvankelijk zijn voor sferen tussen mensen en het peilen van grondstemmingen met een beeldend taalspel en een fenomenologie van emoties. In handelingsonderzoek is het de kunst emoties als sferen en stemmingen als bevindingen mee te nemen. De bijeengesprokkelde ingrediënten uit de levenskunst van Amor Fati vormen een ‘methodos’, die onderzoekers navolgbaar kunnen maken in een ‘dia-logos’ via de kunsten. Die Art Dialogues inspireren betrokkenen tot het verbeelden (mythos) en stem geven aan wat er van binnen opborrelt. Zo weerklinkt in het gemoed de ethos als liefde voor het goede leven.

De werkzame kracht in de besproken voorbeelden konden we vanuit de mythische wortels van levenskunst als Amor fati begrijpen: in deel 2 schetste ik de ‘erotische’ minnekunst als kern en basis, die van alle tijden is. Deze vereist geen specialistische techniek. Veeleer gaat het erom zich als mens te ont-wikkelen. Door zich open te stellen voor wat zich stilzwijgend aandient in en tussen mensen — en voor de taal van de kunsten, die een reflectieruimte openen waarin wij in een beeldend en muzisch taalspel expressie kunnen geven aan de prereflexieve ervaring. Die levenskunst vraagt van mensen zich af te stemmen op het innerlijk kompas in de diepte van de ziel en te koersen op een wijze middenweg tussen fricties en spanningen in het (werk)leven.
Bijvoorbeeld, door iemands verzuchting, woede- of jubelkreet niet te ontkrachten als ‘ja, dat vind jij!’ en als ‘privé opvatting’ weg te zetten, maar naar diepere motivering te vragen en naar gedeelde waarden en belangen op zoek te gaan.

Amor fati als weg van levensomarming

Amor fati als weg van levensomarming berust op het beluisteren van woede, verdriet, vreugde, angst en alle emoties daartussen, waarin zich de (wankel)moed tot handelen verbergt. Dichterlijk gesproken en naar de oud-Griekse betekenis van methodos gaat het erom de samenhang tussen weg en doel te vinden; al dolende in het emotionele moeras om (impliciete) betekenissamenhang te be(f)luisteren.

Een weg ontstaat … — foto Johann Gomes

Een weg ontstaat door haar te gaan, zoals de levenswijsheid Wu wei uit de Oosterse filosofie van het daoïsme leert (Van Rappard, 2009)[3]. De moed geeft het zetje in de rug op pad te gaan zonder vooraf precies te (willen) weten waarheen. De wijsheid ontvouwt zich juist door zich over te geven aan het wandelen — ‘vanzelf zo’, Zi ran (De Martelaere, 2006)!

Amor Fati als levenskunst kun je zien als poging de ‘gestolde werkelijkheid’ weer vloeibaar te maken door niet voor emoties weg te vluchten doch ze te omarmen als ‘tekens’. De lijfelijke signalen kunnen als sporen in de communicatie een ‘symbool’-functie (Langer, 1957) krijgen; als expressie van de wijze hoe men zich in een situatie bevindt en zich in relatie tot anderen ervaart. Alleen door daarbij stil te durven staan — ernaar te vragen wat de zucht of de frons betekent of te benoemen wat een houding of gebaar bij jou oproept — schep je de mogelijkheid de betekenis te onderzoeken.
Langs die weg schept Amor Fati ruimte een menselijk antwoord te vinden — in plaats van negatieve emoties via reactieve patronen door te geven.

Hiermee heb ik nadere duiding willen geven aan Art Dialogue Methods als het bewandelen van een wijze middenweg door ruimte te scheppen en het aanspreken van de liefde als kracht die kennis van het hart kan ontsluiten.
In een afrondende paragraaf volgt tenslotte hoe de kracht van de kunsten en creatieve werkvormen een sleutel bieden de dialoog tussen mensen en in onszelf te verrijken, door kunstzinnige expressie te geven aan intuïtie en verbeeldingskracht.

De ont-regelende hartekracht van kunst

Behalve inspiratie geven de vrije en toegepaste kunsten de kracht van ont-regeling (Moor, 2012). Door zich te wagen in de speelruimte die zij openen, is het mogelijk met een ander (organisatie)spel te experimenteren. Dit vormt een krachtige basis voor persoonlijke en professionele groei en teamontwikkeling, alsook voor sociaal en maatschappelijk engagement. Wijsheid kan emergeren door het hart te laten spreken en mensen uit te nodigen zich vrijelijk uit te spreken. Die ‘erotische’ minnekunst komt spreekwoordelijk voort uit een lach en een traan.

Wilhelm Schmid benoemt weemoed als vorm van betrokkenheid op de wereld: het empathisch open staan kan melancholisch stemmen, als

“de zijnsmodus van een ziel die voortdurend pijn lijdt en vreest, zonder dat dit op wat voor manier dan ook pathologisch hoeft te zijn.”

(Schmidt, 2008, p. 38)

Hoewel de stoïcijnse levenskunst veelal eenzijdig gezien wordt als het rationeel beheersen van de binnenwereld, leert de levenskunst van Amor Fati een wijze omgang met emoties door ze niet te dempen, maar ze te openen als poort naar de diepte van de levensstroom.

Melancholie als kracht voor Amor Fati[4]

Volgens Joke Hermsen herbergen kunst en scheppingsdrang een melancholie die juist toegang kan bieden tot zowel het schone verhevene als de existentiële diepte:

“Veel kunst is melancholisch van aard en kan gevoelens van troost of geluk aan ons ontlokken. Die troost heeft te maken met schoonheid, verbondenheid en ontroering, maar ook met de bereidheid om op meer diepgaande wijze op het leven te reflecteren.”

(Hermsen, 2017, p. 19)

Volgens een studie naar de mystieke betekenis van kunst door Antoon Van den Braembussche (2021, p.7) draagt de kunst van Rumi, Paul Klee, Anish Kapoor en Paul Celan ertoe bij aan de toeschouwer een bijzondere emotie over te brengen, waarbij hij Kandinsky citeert:

“De kunst is de hand welke door aanraking met deze of gene toets de menselijke ziel tot vibreren brengt.”

Wat de door hem besproken kunstwerken vermogen te tonen, verwoordt de filosofische levenskunst van Aristoteles tot Joke Hermsen als een inherente verwevenheid van levensgeluk en tragiek; en als paradoxale kracht van de kunsten de existentiële diepten en hoogten van het bestaan te visualiseren, verklanken en dramatiseren.

De Muzen als dragers van kennis van het hart

Waar in de context van organiseren en politiek, van scholing en religie bij het aanraken van gevoeligheden al gauw de heilige huisjes van stal gehaald worden en ideologische stellingen worden ingenomen, bieden de muzische kunsten een vrije sfeer, waarin diep menselijke ervaringen, ‘mystieke’ en ‘spirituele’ belevingen een plek mogen krijgen en voer voor bezinning en onthaasting bieden.

ADM dankt haar kracht aan de verleidingskunst der Muzen zich over te geven aan de bevrijdende sfeer en de expressieve betekenis van de kunsten. Door kunstzinnige expressie als stem in de dialoog mee te laten spreken ontstaat er co-creatieve energie!

De Muzen inspireren tot een kennis van het hart — foto Heidi Muijen

De kennis van het hart geeft een dynamiek van verbinding als antwoord op de polarisering en aangebrachte schotten tussen levensgebieden — de politiek (in organisaties) die de kaders bepaalt, de religie als ‘producent’ en hoeder van zingeving, kunst ter verpozing en het werk dat voor consumenten ‘de rekeningen betaalt’. De taal van de kunsten kan de deur tot het hart van mensen openen en erkenning geven aan emoties als dragers van morele betekenis. Zoals het hart in het lichaam zich tussen het hoofd en de (onder)buik bevindt, zo wijst kennis van het hart als metafoor een richting de morele emoties te duiden als dragers van waarden die in een situatie op het spel staan.

Door erkenning te geven aan pathos als bron voor de minnekunst van Amor Fati helpt die levenskunst ook balans te brengen in onszelf en legt communicerende vaten aan tussen de verschillende petten die wij (als privé of publiek persoon, als professional of als ouders…) opzetten.
Sprekend vanuit het hart kan er in ontmoeting een symbolische ordening worden gecreëerd, waarin mensen zich openen in plaats van ‘reactief’ gedrag vertonen door met elkaar (verbaal) te ‘vechten, te vluchten of te ‘bevriezen’. Door het moeilijke gesprek met elkaar aan te gaan, met rituelen en verbeeldingskracht interpuncties in de keten van actie en reactie aan te brengen. Hoe Art Dialogues mensen individueel en als groep vitaliseren, ontroert mij telkens weer in het begeleidingswerk (Muijen & Van Marissing, 2011).

Amor Fati geeft weliswaar geen ‘concrete’ oplossingen voor de grote maatschappelijke vraagstukken, maar sprokkelt wel de noodzakelijke ingrediënten voor het mobiliseren van het heilige vuur en het ineenslaan van de handen voor het nemen van collectieve verantwoordelijkheid.
Een laatmoderne levenskunst roept op tot nomadisch leven door ideologieën en vaste kaders los te laten — en in plaats van het heilige geloof in technische oplossen, de durf met elkaar in nog onbestemde richting een ontwikkelingsproces aan te gaan. Door bronnen in en tussen mensen aan te boren en zichzelf op het spel te zetten. In het ‘kleine’ zit een aanstekelijke revolutionaire kracht. Hoe belangrijk is het de utopische hoop te koesteren dat het bewandelen van een weg van morele bewogenheid met ‘vlinder’-kracht aan de andere kant van de aarde een storm kan laten ontstaan!

  • Arendt, H. (1958). The human condition. University of Chicago Press: Chicago.
  • Bacon, F. (1988). Het Nieuwe Atlantis. (Vertaling A.S.C.A. Muijen). Amsterdam: Ambo.
  • Boer, de F. & Smaling, A. (red.). (2011). Benaderingen in kwalitatief onderzoek: een inleiding. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers.
  • Braembussche, A. Van den (2021). Tekens van het onzichtbare: Essays over kunst en mystiek. Eindhoven: Damon.
  • Brohm, R. & Muijen, H. S.C.A. (2010). Leven in organisaties: een kunst! — in 3 delen:
    Een kritiek op de zelfgenoegzame redelijkheid in organisaties. Filosofie 20 (1) 45-50; Participatie en nabijheid als kwaliteiten van afstemming en samenwerking. Filosofie 20 (2) 50-55; Zelfwording tussen de bedrijven door: levenskunst in organisaties als medley. Filosofie 20 (3), 49-54.
  • Buber, M. (2003). Ik en Jij. (vertaling Marianne Storm). Utrecht: Uitgeverij Bijleveld.
  • Fry, S. (2018). De Griekse mythen herverteld. (vertaald door Henny Corver, Ineke van den Elskamp, Pon Ruiter en Frits van der Waa). Amsterdam: Thomas Rap.
  • Hadewych (1974). In: Dat was gezelschap. Proza en poezie van 1200 tot 1600. Amsterdam: Querido Hadot, P. (2004). Filosofie als een manier van leven. Amsterdam: Ambo.
  • Han, Byung-Chul (2014). De vermoeide samenleving. De transparante samenleving. De terugkeer van Eros. Amsterdam, Uitgeverij Van Gennip.
  • Heidegger, M. (1984). Sein und Zeit. Tubingen: Max Niemeyer Verlag.
  • Heidegger, M. (1986). Unterwegs zur Sprache. Tübingen: Verlag Gunther Pfullingen Neske.
  • Hermsen, J. J. (2009). Stil de tijd. Pleidooi voor een langzame toekomst. Amsterdam: Uitgeverij De Arbeiderspers.
  • Hermsen, J. J. (2014). Een nieuwe bevlogenheid. Utrecht/ Amsterdam/ Antwerpen: Uitgeverij De Arbeiderspers .
  • Hermsen, J. J. (2019). Het tij keren. Met Rosa Luxemburg en Hannah Arendt. Amsterdam: Prometheus, Nieuw Licht.
  • Jorna, T. & Voois, W. (2014). Eenzaamheid als mogelijkheid tot zelfwording en zinvinding. Delft: Eburon.
  • Kisner, W. (2017) The Medial Character of Interdisciplinarity: Thinking in the Middle Voice. Issues in interdisciplinary studies, 35, pp. 29-52.
  • Kunneman, H. (1998). Post-moderne moraliteit. Amsterdam: Boom.
  • Kunneman, H. (2005). Voorbij het dikke-ik. Bouwstenen voor een kritisch-humanisme I. Amsterdam: SWP.
  • Kunneman, H. (2017). Amor complexitas. Bouwstenen voor een kritisch humanisme II. Amsterdam: SWP.
  • Langer, S. (1957). Philosophy in a New Key. A study in the Symbolism of Reason, Rite and Art. Cambridge, Massachusetts, London, England: Harvard University Press.
  • Luxemburg, R. (2020). Ik voel me in de hele wereld thuis. Brieven. Amsterdam. Van Oorschot.
  • Martelaere, P. de (2006). Taoïsme: De weg om niet te volgen. Amsterdam: Ambo.
  • Mercier, P. (2016). Nachttrein naar Lissabon. (Vertaling Gerda Meijerink). Amsterdam: Wereldbibliotheek.
  • Moor, M. (2012). Tussen de regels. Een esthetische beschouwing over geweld van organisaties. Utrecht: Uitgeverij IJzer.
  • Muijen, H. & Brohm, R. (2018). Art Dialogue Methods: De kracht van kunst en dialoog voor het ontwikkelen van morele werkgemeenschappen. Waardenwerk. (73), 33-42.
  • Muijen, H. & Brohm, R. (2021). Art Dialogue Methods — Dialoog met de kunsten en de kunst van het dialogeren. Management & Organisatie. (75), pp.63-82 Amsterdam: Boom.
  • Muijen, H. & De Ronde, M. (2020). Een methodologie van morele bewogenheid. Over de dynamiek van pathos, logos, mythos en ethos in begeleidingskundig handelingsonderzoek. Waardenwerk, (81), 113-129.
  • Muijen, H.S.C.A. & Brohm, R. (2017). Art dialogue methods: phronèsis and its potential for restoring an embodied moral authority in local communities. British Journal of Guidance & Counselling. DOI: 10.1080/03069885.2017.1413170
  • Muijen, H.S.C.A. & Van Marissing, L. (2011). ‘iets’ maken. Beeldend werken nader bekeken. Antwerpen/ Apeldoorn: Garant
  • Muijen, H.S.C.A., Brohm, R., Lomans, S. (2019). Art Dialogues for Professional Communities: Theater and Play for Imagining and Developing the Good Life within Organizations. In Maree, J.G. (Ed.), Handbook of Innovative Career Counselling (pp.117-139 ). New York, N.Y.: Springer.
  • Nussbaum, M. (2001). De breekbaarheid van het goede: Geluk en ethiek in de Griekse filosofie en literatuur. Amsterdam: Ambo.
  • Nussbaum, M. (2011). Niet voor de winst: Waarom de democratie de geesteswetenschappen nodig heeft. Amsterdam: Ambo/ Anthos.
  • Nussbaum, M. (2014). Politieke Emoties. Waarom een rechtvaardige samenleving niet zonder liefde kan. Amsterdam: Ambo.
  • Onfray, M. (2007). Antieke wijsgeren. Amsterdam: Mets & Schilt.
  • Plato (1980). Verzameld Werk II. (Vertaling Xaveer de Win). Antwerpen/ Baarn: Uitgeverij Ambo.
  • Polanyi, M. (1966). The Tacit Dimension. London: Routeledge & Kegan Paul.
  • Rappard, H. van (2009). Walking Two Roads ― Accord and Separation In Chinese and Western Thought. Amsterdam: VU University Press.
  • Rizzuto, G. (2014). Mediale levenskunst. Een interculturele polyloog. Brussel: ASP.
  • Schmid, W. (2001). Filosofie van de levenskunst. Inleiding in het mooie leven. Amsterdam: Ambo
  • Taylor, Ch. (2009). De Malaise van de Moderniteit. Kampen: Ten Have.). Handboek voor creatief denken. Antwerpen/Amsterdam: Uitgeverij de Nederlandse Boekhandel.
  • Vermaak, H. (2009). Plezier beleven aan taaie vraagstukken. Werkingsmechanismen van vernieuwing en weerbarstigheid. Deventer: Kluwer.
  • Wachter, D. de (2016). De Wereld van De Wachter. Leuven: Lannoo Campus.
Noten

[1] Bron: Local swimming hole located on Obion River in West TN. (2012) — foto David.k.hochreiter
[2] Bron: Kathedraal van Granada — foto Hans Lohninger
[3] Lees de bijdragen van Hans van Rappard op het Wijsheidsweb
[4] Bron: Die Melancholie — gravure Albrecht Dürer, Städelsches Kunstinstitut und Städtische Galerie

Avatar foto

van Thymia, filosofische praktijk voor levenskunst en creatieve ontwikkeling te Weesp heeft in 2016 de Stichting Quest for wisdom foundation opgericht. Het eerste project van de stichting is de digitale spelvorm game Quest for wisdom. Als tweede project wordt het Wijsheidsweb ontwikkeld. Heidi Muijen is ontwerper van het filosofisch-mythische bordspel Mens, ken je zelf en van de ont-dekkende dialoogvormen Wat is de kwestie?-Wat is de questie!.

1 2 3 4