Wim van de Laar
Uit: Yoga Vizier, www.yoganederland.nl
Aardappels, tulpen, koffie, tabak, tomaten en maïs ― ze zijn ons zo vertrouwd dat we bijna vergeten dat al deze producten oorspronkelijk uit den vreemde komen. Over vijfhonderd jaar beschouwen we misschien ook sushi als een oer-Hollandse lekkernij, niet meer wetend dat het hapje ooit vanuit het verre Japan hier geïntroduceerd werd.
In de klassieke yoga-filosofie is iets vergelijkbaars gebeurd. Zo plaatst men van oudsher de Yoga Sūtra van Patañjali, een van dé bronteksten van yoga, binnen het hindoeïstische gedachtegoed. Gekoppeld aan de sāmkhya-filosofie vormt yoga een van de zes tradities of zienswijzen (darshana’s) van het hindoeïsme, net als vedānta overigens. We lijken daarbij te vergeten dat yoga (net als tantra) ook binnen het boeddhisme en jaïnisme gepraktiseerd werd en dat er allerlei raakvlakken tussen al deze verschillende vormen van yoga zijn. Hoe gescheiden zijn die filosofische systemen precies, en waar hoort welke vorm van yoga dan bij? Wat bijvoorbeeld heel frappant is, zo blijkt uit allerlei onderzoek, is dat een belangrijk deel van de Yoga Sūtra van boeddhistische oorsprong is.

Zo’n tweeduizend jaar geleden kende India een heel vruchtbaar intellectueel en spiritueel klimaat. Er was een rijke, open uitwisseling van ideeën. De woorden van de Boeddha werden vastgelegd op schrift, en in de Upanishads werd yoga als methodiek aangedragen. Aan koninklijke hoven en woudkloosters werd volop gediscussieerd en onderwezen. Er waren rondtrekkende yogi’s en asceten die bij allerlei leraren hun oor te luister legden. Ze getuigden van een grote bereidwilligheid tot leren. Een heel andere wereld dan die van de Lage Landen in diezelfde tijd. Daar keken een paar Romeinse uitkijkposten bij (wat nu heet) Nijmegen en Maastricht uit over een ontoegankelijk moerasgebied, waar wolven, zwijnen en ganzen leefden. Het hogergelegen land werd bezet door woeste Bataven, die vreemde bezoekers met bijl in de hand tegemoet traden. Barbaarse rakkers, al stonden overigens vrij snel velerlei Romeinse gerechten op het Bataafse menu. De invloeden van buiten bleken voedzaam en verrijkend, en werden uiteindelijk van harte ‘geassimileerd’.
Terug naar de Yoga Sūtra. Een van de opvallende dingen in de tekst is het boeddhistische jargon. Dat valt eigenlijk meteen al op in de beroemde tweede sūtra, waarin yoga zijn ‘werkdefinitie’ krijgt.
Yoga-chitta-vritti-nirodha:
‘Yoga is het stillen van de wervelingen van het denken.’
De laatste drie Sanskrietwoorden zijn eerst en vooral boeddhistische termen, die bijvoorbeeld in vedantische geschriften minder voorkomen. Natuurlijk waren veel termen ― hoewel vaak met een andere betekenislaag ― gemeengoed, maar de lijst van op het boeddhisme geënte woorden is behoorlijk lang. Klesha, dharmamegha, asmitā, samāpatti, brahma vihāra, bhūmi, vitarka, bīja, vichāra, ritambharā, samskāra, bhāvana ― het zijn kernbegrippen voor Patañjali. Bovendien worden algemene begrippen als dharma, siddhi, duhkha en karma boeddhistisch ‘ingevuld’. Het doet ook de vraag rijzen wie Patañjali dan precies was en tot welke richting hij behoorde.
Over zaken als tijd (kshana) en verandering (parināma) wordt door Patañjali en boeddhisten in grote lijnen hetzelfde gedacht. In het eerste deel van de Yoga Sūtra worden verschillende stadia van meditatie opgesomd, die vrijwel identiek zijn aan de dhyāna’s (of ‘jhāna’s’) van de boeddhistische traditie. In I.20 noemt Patañjali de vijf deugden of krachten (bala’s) ― vertrouwen, geestdrift, aandachtigheid, meditatieve absorptie en inzicht ― die direct afkomstig zijn van de boeddhistische meditatietraining. In het tweede deel (II.12) wordt gesproken over het reservoir van vroegere handelingen (āshaya karma), dat exact overeenkomt met het zogenaamde ‘opslagbewustzijn’ (alaya-vijñāna) van het yogācāra boeddhisme. Het belang daarvan ― de invloed van onbewuste conditioneringen en de ‘last van het verleden’ ― en de omgang ermee, krijgt eenzelfde soort aandacht. Wie het negeert, wordt erdoor bepaald.
Zo kan ik nog wel even doorgaan, maar daar gaat het niet zo om. Wat interessant is, lijkt mij, is dat we aardappels eten vanuit het idee dat die enkel en alleen in Nederland gepoot zijn, terwijl ze in oorsprong uit Midden-Amerika komen. Eigenlijk is ook dat maar ten dele boeiend. Het punt is ― als we ons hier geen enkele rekenschap van zouden geven ― dat ons het een en ander ontgaat aan de kennis die in de tekst wordt overgedragen. Het onderkennen en begrijpen van de boeddhistische invloed kan heel vruchtbaar zijn, daar het licht werpt op wat de Yoga Sūtra zoal naar voren brengt. Hoe kijken bijvoorbeeld de yogācāra-school naar de werking van de geest, of naar het al dan niet bestaan van een zelf (of Zelf)? Wat zien ze als de werkelijkheid, en wat is dan onwetendheid en illusie? Hoe vaak is het niet zo dat een ander gezichtspunt helderheid schept in iets waar we al tijden op turen?
Als je de Yoga Sūtra op die manier benadert, blijkt de tekst nog veel rijker dan gedacht. Natuurlijk is een primaire ingang van de Yoga Sūtra de sāmkhya-filosofie. De fundamentele onderscheiding tussen de Ziener en het geziene, ofwel het Zelf (purusha) en Oermaterie (het niet-Zelf, prakriti), de ontleding van het ‘bestaan’ en de werkzaamheid van de hoedanigheden (guna’s) zijn evenzo grote onderwerpen. Leg je beide naast elkaar, dan lijkt sāmkhya zorg te dragen voor de theoretische ondergrond, terwijl het boeddhisme zich meer toespitst op de praktische beoefening. Dat laatste betreft dan niet alleen de stadia van meditatie die de yogi doorloopt, maar ook de ‘gedragscode’ die een spirituele weg vereist.

Al met al is het een rijke dis die de klassieke yoga-filosofie voorschotelt, een die met kleine happen genuttigd mag worden. Als je traag en aandachtig eet, onderscheid je de ingrediënten en proef je hoe de verschillende smaken elkaar aanvullen en versterken, hoe ze samen een rijk palet aan tongsensaties presenteren.
Vandaag de dag eten we voedsel van over de hele wereld, veel fastfood ook. Als je vroeger kennis iets tot je wilde nemen, moest je naar wijs iemand toe om het te horen. Het vroeg direct contact en de moeite daarvoor. Met de komst van boeken kon je dat alleen en op je eigen tijd doen. Tegenwoordig is er meer kennis beschikbaar dan ooit tevoren. Slik je het hapsnap door, dan is het zo weer weg. Neem je de tijd, dan ga je het werkelijk proeven, en waarderen.
Noten
[1] Bron: Yoga Sūtra’s 2.1, 2.2, 2.4 en 2.5 (18e-eeuws document) ― foto Ms Sarah Welch, University of Pennsylvania. As a sutra, it is terse and needs interpretation and commentary called bhasya in the Hindu tradition.
[2] Bron: Stilleven met kalkoenpastei (1627) – Pieter Claesz, Rijksmuseum Amsterdam, eregaleij, SK-A-4646