Genot en geluk

0

Wim van de Laar

Uit: Yoga Vizier, www.yoganederland.nl

Natuurtheater op het strand: hond Bram spot een kluitje meeuwen bij de branding. Hij verstilt en verstrakt zijn lichaam, de staart omhoog en snuit naar voren. Dan plots schiet hij er in volle vaart op af. De meeuwen vliegen traag op als hij ze bijna genaderd is. Bram kiest een laagvlieger tot prooi, zijn poten doen het water opspatten, hij blaft geestdriftig. De opgejaagde meeuw ‘vlucht’ richting de duinen, Bram spurt er schuimbekkend achteraan. Het lijkt of de meeuw soms wat inhoudt en haar snelheid aanpast aan die van Brams sprint. Ze wakkert zijn jacht aan, maar loopt hem tegelijkertijd wat te sarren. Ik zie dat ook weleens bij de eekhoorns die hem vanuit veilige hoogte in een boom ginnegappend aankijken. Bram zal nooit beet hebben, maar dat deert hem geenszins. Na een poosje loopt hij happy hijgend weer naast me, met een gelukzalige, wakkere blik in zijn ogen. Hij is even heerlijk vrij geweest.

Bram

Ook mensen jagen wat af. Helaas zijn wij vaak minder gelukkig als we de buit mislopen, net wat minder vaardig ook als het gaat om de omgang met teleurstelling. Waarom eigenlijk? Waarom weegt het bij ons zwaarder en hangt er meer van af? Bij mens én dier bestaat de correlatie tussen genot en geluk. Geluk, zo lijkt het, komt als je opgaat in het genot van iets. Bij Bram is dat een vanzelfsprekendheid, hij legt er niets meer in dan wat het op dat moment is.

Ik kreeg als kind op vrijdagavond een zakje chips en een glas priklimonade. Nu, ruim een halve eeuw later, kan ik mezelf voor de gek houden dat ik me beter ga voelen als ik wat wegknabbel. Onbewust denk ik dat iets lekkers me gelukkig zal maken. Mijn hongerige maag roert zich, maar onderhuids knaagt er op zo’n moment iets heel anders ― een onbestemd gevoel van leegte en gemis. Een deskundige op de radio zei dat de hele wereldeconomie draait op dit genot-gelukmechanisme. En dat we mede daardoor de aarde opsouperen. ‘you can buy happiness’, schreeuwde een poster bij een Italiaans restaurant me onlangs toe. Stop je vol en wees gelukkig.

Het is een overbekende valstrik en toch trappen we er steeds weer in. Geluk haal je van buiten naar binnen. Ik leer elke dag van Bram, maar voor het antwoord op de vraag waarom wij mensen zo hardnekkig jagen op ‘vals geluk’, wend ik me nu toch maar even tot de Katha Upanishad.

Daar staat aan het begin van het tweede hoofdstuk dit:

‘Het goede is één ding, het plezierige een ander. Deze twee, hoewel verschillend in hun doeleinden, binden een mens. Hij die het goede aangrijpt, zal het goede overkomen. Hij die kiest voor het plezierige, mist zijn doel.’

Het plezierige wordt geassocieerd met zintuiglijk genot, het leven als een doorlopend buffet of een langgerekte vakantie met elke dag wat nieuws. Het is de gang in onwetendheid, van de blinde geleid door de blinde. Het ‘goede’ is gekoppeld aan ‘kennis’, aan het zien van de dingen zoals ze zijn, vooral ook van wie je zelf werkelijk bent. Het volgende vers:

‘Zowel het goede als het plezierige doet zich voor aan een mens. De wijze neemt beide in ogenschouw en weet ze te onderscheiden. Hij prefereert het goede boven dat wat genoegen geeft. De dwaas, die drijft op genotzucht en gewin, verkiest het plezierige.’

Waarlijk geluk, stelt de Katha Upanishad, is gelegen in het goede. De valse belofte die uitgaat van vervulling via de wereld buiten, maakt dat je ‘verstrikt raakt in de netten van de dood’, het voorbijgaande, het vergankelijke. Het geluk ontglipt je steeds omdat het niet blijft, en omdat het niet is zoals het zich voordoet. De wijze, zo staat verderop in de tekst, zoekt het onvergankelijke niet daar waar alleen het vergankelijke is.

Er schuilt met name iets verraderlijks in de zintuigen, de ‘in het zelf geboorde openingen’, waarmee je de verlokkingen van de wereld tot je neemt. Vyāsa gaat in op de werkzaamheid van de zintuigen in zijn commentaar op sūtra II.15 van de Yoga Sūtra van Patañjali. De boodschap van die sūtra is niet mis. Ze stelt dat álles lijden is. Niets ontkomt eraan, alles is steeds in verandering, steeds in conflict, steeds ontoereikend. Bovenal ontbreekt het ons aan zicht, er is geen besef van de verstrikking die gaande is.

Vyāsa haalt ter verduidelijking een oud citaat aan:

‘Onwetendheid is genot in zintuiglijke objecten.’

Met als toelichting daarop:

‘De zintuigen komen tot rust omdat ze bevredigd raken. Dat noemt men “genot”.’

Het uitblijven van die kalmte, als gevolg van begeerte, is pijn. Het is voor de zintuigen onmogelijk vrij te raken van begeerte door steeds opnieuw bevrediging te vinden in zintuiglijke objecten, want die herhaling versterkt enkel de gehechtheid van de zintuigen. Het almaar bevredigen van de zintuigen is daarom geen middel tot blijvende vervulling. Iemand die hunkert naar genot, raakt verslingerd aan objecten en uiteindelijk verdrinkt hij in een zee van ellende. Het is onwenselijk en de yogī is er niet gelukkig mee, ook niet bij een moment van bevrediging.’

Wonderlijk genoeg is er niets mis met het gelukzalig opgaan in de wereld, want ‘dit is dat’, zegt de Katha Upanishad. Buiten is binnen, binnen is buiten. Er ís geen verschil. Dat zou ook vreemd zijn, als je daarover doordenkt. Toch kun je je vergissen, dat blijkt elke dag in en om je heen. Het zien van de scheidslijn tussen waan en werkelijkheid is een subtiele aangelegenheid, even precair als ‘het verwijderen van de binnenste halm van een rietstengel’. De sleutel ligt in de volgorde, ofwel in het voorop laten gaan van je werkelijke zelf, en dus niet van het ‘tweede’, de o zo bekoorlijke wereld. Met de blik naar buiten vergeet je gemakkelijk jezelf, het beginpunt. Je ziet de volgorde niet meer en steekt ‘automatisch’ de sleutel in het verkeerde slot. Hoe gek is het dan dat de deur naar geluk niet opengaat?

Bram ― in mand en diepe slaap ― schudt met zijn pootjes en draait zijn ogen weg. Hij droomt. Ik vermoed een nieuw strandavontuur, waarbij hij dit keer misschien vleugels heeft…

Avatar foto

geeft les in yoga en meditatie. Niet alleen de ervaring van openheid en levendigheid die uit de beoefening van yoga verkregen wordt, maar ook de immense rijkdom van de yoga-filosofie — met bovenal het gegeven van vrijheid als het wezen van de eigen natuurlijke staat — is voor hem een dagelijkse bron van inspiratie. Daarin zijn hem de klassieke bronteksten zeer dierbaar: hij vertaalde zowel De Upanishads als Bronnen van Yoga (met toelichting).