Wim van de Laar
Uit: Yoga Vizier, www.yoganederland.nl
Onlangs deed ik een uitnodiging aan een landelijke krant om eens een keer wat uitgebreider aandacht te besteden aan de filosofie van yoga. De directe aanleiding voor mij was mijn net verschenen boek, Bronnen van Yoga. Ik had al langer het idee dat het gedachtegoed van yoga wat in een vergeethoekje is beland, dus het leek me een mooi initiatief. De krant zag echter geen reden om op mijn voorstel in te gaan. Yoga had op dit moment geen actualiteitswaarde, zeiden ze. Wie weet later …[1]
Dat argument bevreemdde mij en ging een paar dagen als food for thought door mijn hoofd heen. Wanneer wordt yoga actueel en ‘nieuwswaardig’? Moet ik dan wachten tot Wereldyogadag? Of tot iemand yoga met geiten of puppy’s initieert, of totdat er ergens in de wereld gedoe is rondom een fameuze guru die zich met verkeerde dingen heeft ingelaten? Maar wat me nog het meest bezighield: kan yoga überhaupt iets anders zijn dan actueel?
Actualiteit is dat wat zich nú afspeelt, in jezelf, om je heen, in de wereld. Ze is niet gisteren, niet morgen. Hoewel ze op dit moment de aandacht opeist, raakt de meeste actualiteit later vergeten, als een nieuwe ‘realiteit’ zich aandient. Het is gek hoe iets ― Gaza, Oekraïne, een overstroming hier, een aardbeving daar, Europapa ― het ene moment op ieders lippen ligt, niet lang daarna naar de achtergrond verdwijnt, weggespoeld door dan weer spelende gebeurtenissen. Alles is steeds in verandering. Het actuele wordt onherroepelijk verleden.
Die steeds veranderende actualiteit ― de doorgaande stroom van gebeurtenissen ― behoort tot het horizontale domein. Het is onze rijk gevulde belevingswereld en hoe deze vorm en voortgang krijgt in de tijd. Ze toont wat wij als persoon zoal aan de dag leggen, hoe wij de dingen doen, wat we voor waar en waardevol nemen en wat ons tegenstaat, wat we ons hebben aangeleerd en hoe dat ons conditioneert. Het horizontale is het schouwtoneel waarop ieder van ons acteert, als figurant of hoofdrolspeler. We lezen erover in de krant, de dagelijkse recensie van ons wel en wee.
Ware het leven enkel het komen en gaan van actuele gebeurtenissen, dan zouden we het al snel als leeg en nutteloos ervaren. Veel mensen voelen dat ook zo. Om werkelijk vervulling te vinden in het door vergankelijkheid getekende horizontale domein is een verticaliteit nodig, een ‘lijntje met boven’. Je zou het de verbinding met je ziel of essentie kunnen noemen of, in yogatermen, met het Zelf. In de ontmoeting van de veranderlijke loop der dingen en het tijdloze zijn vindt een mens zijn betekenis en zingeving. Zonder het laatste is het eerste nietszeggend. Het actuele ligt ingebed in het eeuwige. Vervulling gaat in dat geval niet om maar via de persoon. De persoon is het instrument, niet een einddoel. Het is in dit spanningsveld van het horizontale en het verticale waarin yoga actueel wordt.
De Bhagavad Gītā, een van de klassieke yogateksten, geeft als geen ander uitdrukking aan yoga als die verbindende, ‘één-makende’ discipline. De tekst omvat de dialoog tussen God-Krishna en mens-krijger-Arjuna. De laatste moet het startsein geven voor een afschrikwekkende strijd en wordt overvallen door twijfel. Dat vormt de aanleiding voor het onderricht van Krishna. Die vertwijfeling zullen velen in de huidige, ongewisse tijd herkennen, hoewel ze godzijdank niet in de hachelijke situatie verkeren dat ze een oorlog moeten afkondigen. Maar wat is wijs in deze ‘actuele’ tijd? Waar doe je goed aan? Sta je op, of blijf je zitten? Wanneer en hoe handel je, wanneer houd je terug? Hoe geeft de verticale lijn uitkomst in ons handelen op het horizontale vlak?
Krishna vraagt Arjuna op te staan en zichzelf te herpakken. Vervolgens leert hij hem hoe hij zich los kan maken van de condities van de wereld. Alleen dan kan hij werkelijk in die wereld handelen, zonder dat hij hecht aan iets. Een yogi heeft geen eigenbelang. Essentieel is dat hij zijn ik-gerichtheid overwint en angst en twijfel van zich afschudt. Herken in alles steeds het Zelf, zegt Krishna, zie hoe het Onverdeelde schuilgaat in het verdeelde, in al wat komt en gaat. De wijze maakt geen onderscheid tussen vriend of vijand. Hij is onbevreesd, want voorbij goed en kwaad.
Die machtige levenshouding ― het zonder standpunt of oordeel zijn, de dingen tot je nemen vanuit een zuiver, open zien ― doet me denken aan de Frans-joodse filosoof Emmanuel Levinas. Hij wees evenzo op het zien van de ander zonder vooringenomenheid. Wonderlijk genoeg duidde Levinas de ander aan met een hoofdletter, net zoals de Indiase filosofie dit doet met het ware zelf. Wie de Ander echt ziet, ontdekt dat hij zich buiten de denkkaders van de eigen persoon bevindt. De Ander is niet een voorstelling of projectie, en ook is hij geen volstrekte vreemdeling. Met zijn aanwezigheid en het tonen van zijn ‘weerloze gelaat’ doet hij een appèl. Hij vraagt gezien te worden in hoe hij zich aandient. Dat vraagt van de kijker dat hij zichzelf ziet, even naakt, onbeschaamd en oorspronkelijk als die ‘vermeende’ ander. De aanblik kaatst op hem terug. Het Zelf doet een soortgelijk iets. Het toont zijn onzichtbare aanwezigheid en vraagt: wie ben jij, wat doe je, hoe ben jij hier in deze wereld? Het is in dit spiegelende spel dat het horizontale en het verticale elkaar ontmoeten.
We leven in hachelijke tijden. Lezen in de Bhagavad Gītā is dan geen overbodige luxe. Er is veel onrust en conflict, weinig ‘om naar uit te kijken’. In het horizontale vlak lijken we als mensheid aan een grens te zitten. We dijen steeds verder uit, dringen door tot de verste uithoeken, zelfs de ruimte ligt in het verschiet. Toch lijken we verder dan ooit van onszelf afgedreven. In onze wereld is het een heel gangbare opvatting puur je eigen geluk na te streven. Het eufemisme is vooruitgang, maar waar gaan we heen? De aarde is ons slurpen moe.
Ik heb horen zeggen dat er een heilzame verschuiving in ons denken gaande is, een verandering van zijn. Geboren uit noodzaak, puur voor ons voortbestaan. In de nabije toekomst zijn we niet langer verblind door onszelf, maar zien we de dingen onzelfzuchtig, zoals ze werkelijk zijn. Gek genoeg moeten we daarvoor eerst in onszelf kijken. Pas als we onszelf zien voor wat we zijn, zien we het andere zoals het is. Ik heb daar zelf nog een beetje een hard hoofd in. Gandhi sloeg in zo’n geval van twijfel de Gītā open en las een willekeurige passage. Zoals:
‘Wie gevestigd is in yoga ziet het Zelf in alle schepselen en alle schepselen in het Zelf. Hij ziet steeds hetzelfde, waar hij ook kijkt’.
VI.29
Eeuwenoude troost bij de actualiteit van alledag …
Noten
[1] Zie ook: https://wijsheidsweb.nl/bronnen-van-yoga Hoofdredactie, Bronnen van Yoga, april 2024
[2] Bron: Krishna en Arjuna (1830) ― Part of an album of seventy paintings of Indian deities. Arjuna, dressed in courtly costume with a quiver slung over his shoulder and sword and buckler at his side, folds his hands in anjali mudra and kneels before his charioteer, Kṛṣṇa. The god sits holding the horses’ bridles, with his right hand raised in the teaching gesture, jnana mudra. Their conveyance is drawn by four horses, and its roof is surmounted by a chhattra. At its sides are two flags – one with the standard bearing Arjuna’s emblem, the Hanuman flag, and the other with images of the sun and moon, British museum