Het QFWF storytelling programma Animal Wisdom ― 3
Heidi Muijen
deel 1 ― deel 2 ― deel 3 ― deel 4 ― deel 5 ― deel 6 ― deel 7 ― deel 8
Wijsheidsweb, 16 oktober 2020
“… dat er geen wereldlijke zaak op aarde het meer waard is te leren kennen dan dit gelukkige land. Maar bovenal, daar wij elkaar vanuit de verschillende uithoeken der wereld ontmoet hebben en wij zeker hopen elkaar eens weer te ontmoeten in het Koninkrijk der Hemelen …”
Fancis Bacon: Het Nieuwe Atlantis[1]
In deze derde Gulden Snede ga ik dieper in op de transculturele symboliek in mythische verhalen, die ik in deel twee introduceerde. In het bijzonder het mythisch-religieuze thema van een paradijselijk oord, waar ooit het mensengeslacht zou zijn ontstaan. Boeiend hoe er in de religieuze reflecties op deze mythische verhalen ― hoe die oorspronkelijke goede (goddelijke) natuur weer te bereiken ― soms meer het ‘doel’ en dan weer meer de ‘weg’ is benadrukt.
Een mythisch-religieus knooppunt
Over een oorspronkelijke goede natuur van de mens
De mythen over een paradijselijk oord, waar het mensengeslacht ooit is ontstaan, gaan soms zeer expliciet en steeds impliciet ook over een oorspronkelijke (goede, goddelijke) natuur, die de mens eigen is.
Het motto boven deze Gulden Snede geeft uitdrukking aan een gemeenschapszin die de ontdekkingsreizigers uit het oude Europa als ‘vreemdelingen’ verbindt met de bewoners van het utopische eiland Bensalem (ofwel ‘het nieuwe Atlantis’). In termen van het christelijke referentiekader van deze utopie duidt ‘Het Koninkrijk der Hemelen’ zowel het hemelse oord aan als dat dit religieus verbindende symbool een hoopvol perspectief geeft voor een betere wereld op aarde.
Hoe het paradijselijke land ook concreet wordt gevisualiseerd, de mythische verbeelding plaatst het ‘ergens’ in het verleden of ‘ooit’ in de toekomst. Voor de religieuze en filosofische reflectie vertegenwoordigt het een symbool en wenkend perspectief voor een ideale ‘natuurstaat’ ofwel goede staat van zijn, waarin de mens nog in harmonie met de natuur, de voorouder- en natuurgeesten en met de goddelijke scheppers leefde.
In die zin geven de oorsprongsverhalen over het ‘gouden’ begin een mythische (be)spiegeling van het religieuze pad van ‘her-verbinding’ met de ‘goddelijke’ oorsprong, ― wat de letterlijke betekenis is van ‘re-ligio’.
In dit mythisch-religieuze knooppunt zijn de volgende thema’s in de verhalen met elkaar verknoopt:
- de goddelijke herkomst van de mens en diens oorspronkelijke goede inborst;
- de verwikkeling daarna door het afdwalen van die goddelijke oorsprong en een alles wegvagende (zond)vloed;
- tevens een perspectief hoe mensen zich opnieuw met hun goede ― goddelijke en,of natuurlijke ― herkomst kunnen verbinden
- de overlevering (via mythische verhalen of in een religieus boek) van wijsheid en goede werken waarmee die oorspronkelijke volmaakte staat weer kan worden bereikt.
Terug naar een oorspronkelijke goede en natuurlijke staat van zijn
De culturele en religieuze verschillen in de diverse perspectieven op ‘herverbinding met het goddelijke’ bevatten een rode draad: ze wijzen allemaal in steeds andere woorden en beelden ― zo lijkt het ― op een ontwikkeling (terug of vooruit) naar een goddelijk goede dan wel oorspronkelijke natuurlijke staat van zijn.
Door minder op de theologische interpretaties en meer op de narratieve wijsheid in de verhalen te focussen komt de transculturele gelijkenis in de mythische verbeelding van ‘het goede’ en het kosmische scheppingsproces naar voren.
De transculturele rode draden cirkelen rond het opnieuw bereiken van de scheppende oorsprong. Deze bestaat uit een proces van scheiding en verbinding van de natuurelementen ― respectievelijk van goddelijke (mannelijke en vrouwelijke) krachten ― die de kern van ‘het goede leven’ vormen. Die scheppende kern geeft tevens inzicht in de oorspronkelijke goede staat van zijn.
Wegwijzers naar het goede leven
Het QFWF-perspectief van interculturele levenskunst benadrukt deze transculturele rode draden in de verknoping van mythisch-religieuze thema’s onder de noemer van ‘het goede leven’. Juist bezien vanuit de transculturele gelijkenis vallen in de mythische verhalen de kleurrijke verschillen op hoe de paradijselijke oorden verschijnen als een culturele inkleuring van het goede leven.
Hoe ‘de Hof van Eden’ in het Genesis verhaal van de bijbel verschilt van de voorstelling van een ‘Gouden Tijd’ en het idyllische landschap ‘Arcadia’ uit de Griekse mythologie.
Hoe het ‘El Dorado’ en ‘het land van de voorouders’ uit de mythen van de oorspronkelijke volken van de Andes een geheel eigen sfeer vertolken in vergelijking met ‘Leyuan’ ofwel ‘de tuin van het geluk’ en ‘het Hemelse Meer’ uit de Chinese mythologie. Hoe het koninkrijk ‘Shambhala’ uit Tibetaanse (boeddhistische) mythen ‘het goede’ weer anders verbeeldt dan het ‘Walhalla’ uit de Noorse mythen.
De mythische verhalen vertellen weliswaar verschillend doch steeds in geuren en kleuren hoe in dat goddelijke oord ‘de levensboom’ groeit of hoe ‘het levenswater’ opwelt als een rivier bij de wortels van de levensboom of uit de bron van het eeuwige leven.
In overeenstemming met de werkelijke begroeiing in de vier windstreken is er te lezen welke wonderlijke vruchten daar groeien en hoe de mensen in harmonie leefden met de dieren. Ook blijkt er veelal een strijd nodig te zijn geweest met goddelijke geesten, zoals slangachtige draken, zeemonsters, meerminnen, sfinxen en andere wezens die met de natuurelementen zijn verbonden.
Vanuit de hier geschetste transculturele optiek is het QFWF-storytellingteam mythische (dieren)verhalen gaan selecteren, hertellen en beeldend vormgeven.
Al doende ontwikkelde zich de focus van (dieren)wijsheid over de natuurtoestand en een oorspronkelijke (goddelijke, goede) staat van zijn.
De onderzoeksvraag die zich zo gaandeweg vormde luidt:
Welke transculturele thema’s uit de mythische verhalen werken als wegwijzers naar het ‘goede leven’ die ook voor de huidige mens van waarde kunnen zijn?
Elementaire levenskunst als mythisch-religieuze ontknoping
Het QFWF-storytelling programma beoogt met het vinden van transculturele wegwijzers naar ‘het goede leven’ bij te dragen aan de ontwikkeling van een ‘elementaire’ levenskunst. Immers, de navertelde en verbeelde thema’s uit de dierenverhalen richten zich op het ‘elementair goede’ (in een oorspronkelijke, natuurlijke oertoestand). Rond deze focus van ‘het elementaire zijn’ valt er een interessante ambivalentie te ‘ontknopen’.
Deze knoop is ook wel weergegeven met de schrijfwijze ‘ont-wikkelen’, letterlijk opgevat als het zich ontdoen van ‘wikkels’. Die ‘letterlijke’ interpretatie staat tegenover de gebruikelijke duiding dat een ‘ontwikkeling’ geen ‘ont-leren’ maar juist van de mens vraagt bepaalde kennis en vaardigheden aan te leren.
De goede of de slechte natuur
De crux van beide interpretaties ligt in de vraag of de mens al goddelijk van nature is, of van nature (ook) ‘slecht’ en werk heeft te verrichten aan zichzelf teneinde die goddelijke goedheid (weer) te verwerven.
Waar een religieuze leer op een eenduidig antwoord op die vraag is gestoeld, daar laten de mythische verhalen veelal beide lussen van de knoop wijselijk bestaan. Die mythische knoop is wijs, daar zij goed en kwaad als ambivalente samenhang ziet, die inherent is aan het bestaan.
Het goede versus (?) het kwaad
Daar tegenover heeft een religieuze leer in de vorm van een dogma of geloofsartikel ― zoals met ‘de tien geboden’ ― de knoop doorgehakt tot een dualisme: het goede staat (veelal gevisualiseerd als metafysische macht) tegenover het kwaad. Een dualistisch perspectief beperkt zich niet tot religieuze en metafysische zaken. Het prefigureert een eenzijdige en meerzinnigheid uitsluitende ‘of/ of’-blik op de wereld en op de mens. Hier kunnen polariserende oordelen uit voortkomen ― zoals “Je bent vóór mij of tegen mij”! ― met alle daadwerkelijke effecten van dien, zoals (heilige) oorlogsvoering.
Wijzer want vollediger lijkt mij de mythische verbeelding te zijn, die de verschillende visies naast elkaar laat bestaan. Hooguit legt zij een accent met een bewegwijzering en beschrijving hoe zich als held(in) te ‘ont-wikkelen’ op een avontuurlijk pad, als een queeste in het labyrint.
Een spirituele of religieuze visie duidt het mythische avontuur als een scholing in de eigen (exclusieve) leer, waarbij de ontwikkeling soms is versmald tot een gehoorzaamheidmoraal en het opvolgen van de leefregels.
Wijsheidstradities zijn meestal minder leerstellig dan een religieuze leer en respecteren de ambivalentie in menselijke ont-wikkeling. Die is per definitie gelaagd: het is zowel een levensweg als inwijding in een spiritueel wereldbeeld en een perspectief op het bereiken van een ‘goede zijnswijze’ — met een praxis als oefenweg hoe ‘het goede leven’ te bereiken: door gebeden, rituelen, meditatie, yoga, enz. — als een ont-wikkeling, waarin de mens zich bevrijd van ‘wikkels’ waaronder zich de ‘elementaire’, reeds aanwezige ‘oorspronkelijke goede’ natuur verbergt.
De wijsheid van de mythische knoop
Mythos, als intelligentie van de verbeelding, ziet de wijsheid van ‘de knoop’: daarin toont zich de ambivalentie van de menselijke inborst. Zij erkent daarmee de samenhang van kwaliteiten als (schijnbare) tegendelen — de mannelijke en de vrouwelijke, de goede en de slechte, de fysieke en de geestelijke, de dierlijke en de goddelijke aspecten van het bestaan — die wijselijk samenkomen in de (menselijke) natuur.
Met de verknoping doet de mythische meerzinnige verbeelding recht aan het onzegbare, dat aan alle spreken ontsnapt; aan de inherente dubbelzinnigheid van de kosmische oorsprong als begin en beginsel.
En aan het ‘mysterie’: dat ‘het goddelijke’ zich zowel manifesteert in het spel der elementen, als dat het zich aan de (objectiverende) blik onttrekt en zich in de (menselijke) natuur verbergt.
Een questie nodigt uit tot een queeste
De aangeduide mythische knoop is voor het menselijk begripsvermogen een ‘questie’, die rationeel ondoorgrondelijk is: ze nodigt uit tot een ‘queeste’ de samenhang in zichzelf te ont-dekken en in het eigen leven te (her)vinden.
Het ‘mysterie’ fascineert èn laat ons beven, volgens een veelgeciteerde definitie van ‘het goddelijke’ (‘tremendum et fascinans’ in het boek “Das Heilige” van Rudolf Otto): het trekt aan en stoot af, allebei!
Het mysterie, de meerzinnigheid en de ambivalentie kenmerken precies de ‘queeste in het labyrint’ als een oproep de samenhang tussen de tegenstellingen in het leven te vinden en te verbinden tot een eigen vorm.
In die zin benoemde de psycholoog Jung (1993) de ‘anima’ en de ‘animus’ als respectievelijk het vrouwelijke en het mannelijke aspect van de ziel, die van nature naar eenwording verlangen.
De mens die gehoor geeft aan dat verlangen begeeft zich op een ontwikkelingspad van individuatie. Hij duidde de levenskunst een ‘heel mens’ te worden aan met het mythische symbool van het ‘alchemistische huwelijk’: door de vrouwelijke en mannelijke scheppende krachten in zichzelf te voeden en samen te brengen.
Een weg van inzicht: klassieke levenskunst
Een mysterieuze verknoping in het leven luidt als klassieke filosofische questie: de analogie tussen de mens als microkosmos en de macrokosmos.
In de oude natuurfilosofie, alchemie en astrologie is die analogie als een inherente samenhang in kaart gebracht tussen de macrokosmische eeuwige loop der planeten met de wisselingen der seizoenen, het ontstaan en vergaan van het leven op aarde èn van de mens als microkosmos.
Die wonderlijke samenhang is samengevat in mythische symbolen zoals de mandala, het labyrint en in de ‘hermetische’ spreuk
“Zo boven, zo beneden”.
Vanuit het antieke wereldbeeld schetste de klassieke Griekse levenskunst een weg van inzicht (‘gnosis’) volgens de stelregel ‘volg de natuur’.
Het bewandelen van de weg naar ‘het goede leven’ en een levenskunstige omgang van die ‘mythische knoop’ vraagt als levensoriëntatie paradoxaal genoeg juist de omarming van het niet-weten. Dat wil zeggen, een levenshouding van verwondering die stimuleert tot het stellen van open vragen opent een weg van inzicht.
Deze uit het voortstromende leven voortkomende levenswijsheid is wezenlijk verschillend van een levensovertuiging op basis van kennis en (religieuze) zekerheden.
Volg de natuur
De klassieke levenskunst oriënteert zich op het redelijke inzicht, dat ingebakken zit in de menselijke natuur zelf. Deze weg staat derhalve open voor iedereen en is vrij toegankelijk naar eigen inzichten te bewandelen. Een ‘vroedvrouw, zoals Socrates zich zelf noemde, of een andere ‘katalysator’ kan de mens tot inzicht en waarheid brengen, zonder dat die waarheid afhankelijk is van een anonieme of overheersende instantie buiten de mens, zoals een priester, openbaring, een religieuze tekst, een ‘canon’ van regels.
De wijsheidsweg van inzicht is gefundeerd in het mens-zijn zelf en een inherente samenhang tussen macro- en microkosmos. Met andere woorden, bezien vanuit die klassieke weg van levenskunst, betekent ‘re-ligio’ het volgen van de eigen ‘natuur’, door zich af te stemmen op ‘het innerlijk kompas’ bij het maken van levenskeuzes. Bevrijding bestaat uit het ontwikkelen van inzicht en door zelf verantwoordelijkheid over het leven te nemen!
De wijsheidstraditie van de klassieke levenskunst omarmt de natuur en haar wetten en biedt oefeningen daar inzicht in te verkrijgen en een wijze omgang met levensvragen te ontwikkelen. De tegenstelling met een dogmatische levensovertuiging ― waarin er op basis van een (negatief) beeld van de (‘zondige’) mens aan de (slechte) natuur gesleuteld zou moeten worden ― is groot.
Mythische wegwijzers versus leerstelligheid
Waar de symbolische beelden in de mythische verhalen de luisteraar uitnodigen deze naar eigen inzicht te interpreteren ― als wegwijzers voor het vinden van een goede weg ― daar zijn de mythische knopen in religieuze systemen doorgehakt.
Daar laat het felle licht van de leer de mythische nevelen verdampen op de queeste in het labyrint met haar meanderende wegen en plaveit de ‘ortho-doxa’ (letterlijk ‘het rechte geloof’) een illusoire ‘rechte weg’ door de moeras van het leven.
De kale leerstelligheid die er overblijft wanneer de mythische beelden uit de voedende verhalen gefilterd zijn, geeft de mens (vermeende) zekerheid. Onder het gras van geruststellende ‘doxa’s’ (leerstelligheden) schuilt evenwel een adder: het instituut en ‘de weters’ van de religieuze waarheid krijgen macht over de volgzame zieltjes, die zich aan ‘het hogere weten’ vastklampen.
Het vraagt moed de zekerheid van heilige huisjes in te ruilen voor het zelf verantwoording nemen over het leven. Die last kan zwaar wegen en vraagt van de mens het onbestemde daarbij voor lief nemen. De klassieke levenskunst benoemde dit principe als ‘amor fati’, de liefde voor het levenslot. Voor wie bereid is die prijs te betalen lonkt evenwel de vrijheid!
Verantwoordelijkheid nemen over het eigen leven en zielenheil is voor mensen uit alle tijden en culturen een lastige questie en de verleiding blijft groot die uit handen te geven aan hogepriesters en andere ‘hoeders van de waarheid’.
Slangenwijsheid
In christelijke stromingen spreekt men van het doen ‘van goede werken’. Deze zouden nodig zijn door de verleiding van de slang, die ― met welke goddelijke wijsheid?! ― Eva’s gevoelige natuur wist te bespelen. Met het eten van de vrucht van de boom van kennis van goed en kwaad ― groeiend in de schaduw van de levensboom? ― had Eva gods verbod tot het eten van die vrucht overtreden en verleidde daarmee Adam hetzelfde te doen. Daarmee was de zogenoemde erfzonde ontstaan en werd de mens verdreven uit het paradijs.
Deze mysterieuze last en schuld, die de mens sindsdien van generatie op generatie zou hebben doorgegeven, impliceert dat de menselijke natuur ‘slecht’ is en dat er ‘van buitenaf’ reparaties te doen zijn.
De goede werken die er ter verlossing van die eerste schuld te verrichten zijn, bestaan uit allerhande vormen van praxis ― zoals dagelijkse gebeden, ascese en andere boetedoening ― voordat het nieuwe paradijs betreden kan worden.
Ook in islamitische en joodse richtingen is het aan de wil van god (‘Insha’llah’, ‘amen’) of er ‘genade’ kan worden geschonken en de hemel opengaat.
Hoewel inhoudelijk vanuit een totaal andere visie blijkt er een vergelijkbare weg afgelegd te moeten worden in hindoeïstische en boeddhistische stromingen voor het bereiken van ‘moksha’, ‘nirvana’ of ‘verlichting’.
Er is een jarenlange praxis voor nodig en ‘geloof’ in een nauwkeurig beschreven structuur met een religieuze hiërarchie, hoewel het doel van die weg wel uit een verlossend inzicht bestaat.
De weg is de bestemming
Tevens zijn er wijsheidstradities die het vaste fundament van een (religieuze) leer als mystieke stroom weer vloeibaar maken. Bijvoorbeeld het daoïsme, de gnostiek en mystieke stromingen zoals het soefisme, waarin het pad zelf reeds de bestemming vormt. Het pad impliceert een dynamiek van wording, waardoor het accent valt op zijn in het hier en nu.
Deze stromende weg vraagt van mensen de kwaliteit van overgave te ontwikkelen door te vertrouwen op een natuurlijk ontwikkelingsproces.
Vanuit dat perspectief is het gaan van de weg tevens het zich bewust worden van het goede in zichzelf, dat er al altijd al was.
De praxis bij deze meanderende wegen is ont-wikkeling: het zich ontdoen van overtollige ballast, zoals beperkende kennis en kaders, waarachter het goede en de goddelijke oorsprong zich schuilhouden.
Bezien vanuit de wijsheid van ‘de mythische knoop’, kan het accentverschil tussen de leer(weg) en de bestemming worden opgevat als twee lussen, die juist in samenhang de clou vormen. Ofwel twee kanten van eenzelfde medaille. Misschien is dat wel die goddelijke slangenwijsheid van de Ouroboros, die in haar eigen staart bijt.
Ten opzichte van een strenge religieuze leer en dogmatische interpretaties van de symbolen uit de mythische verhalen leggen mystieke stromingen en wijsheidstradties met hun open duiding van symboliek beide kanten van de medaille bloot.
Het QFWF-storytelling programma wil de wijsheid van de mythische verknoping ontsluiten, waarbij juist de mystieke ambivalentie in de transculturele thema’s als wegwijzers blijven staan.
In de volgende Gulden Snede meer over transculturele symboliek in de mythisch-religieuze verhalen over de mens als ‘microkosmos’ waarin zich een fascinerende ambivalentie schuil houdt wat betreft de goddelijke herkomst, natuurlijke oorsprong en volmaakte natuur. Deze is in de mythische verhalen verbeeld als een eerste generatie van reuzen, als een oermens of een oerpaar; zoals Nu Wa en Fu Xi in de Chinese mythologie en als Adam en Eva in de christelijke scheppingsmythe.
- Borchert, B. (1994). Het verschijnsel, de geschiedenis, de nieuwe uitdaging. Haarlem: J.H. Gottmer.
- Campbell, J. (2008 [origin 1949]). The Hero with a Thousand Faces. Novato, California: New World Library.
- Campbell, J. (2002). Gij zijt dat: Transformatie van een religieuze metafoor. Deventer: Ankh-Hermes.
- Coudert, A. (1984). De steen der wijzen. Deventer: Ankh-Hermes.
- Grimm (1981). Sprookjes voor kind en gezin. (Volledige uitgave van de 200 sprookjes en 10 kinderlegenden verzameld door de gebroeders Grimm met uitvoerige aantekeningen en registers). Rotterdam: Lemniscaat.
- Jung, C-G. (1933). Modern Man in Search of a Soul. San Diego, CA: A Harvest Book: Harcourt Brace & Company.
- Jung C-G. (1993 [origin.1950, transl. Pety de Vries-Ek]). Symbolism of the Mandala [Symboliek van de Mandala]. Lemniscaat: Rotterdam.
- Narby, J. (1998). The Cosmic Serpent. DNA and the Origins of Knowledge. Ives: Phoenix.
- Plattner, S. & Vonk, E. (Ed.) (2019). Congo tales: Told by the People of Mbomo. (Photographs by Pieter Henket). Munich/London/New York: Prestel.
- Quispel, G. (red.) (1992). De Hermenetische Gnosis in de loop der eeuwen. Beschouwingen over de invloed van een Egyptische religie op de cultuur van het westen. Baarn: Tirion.
- Scott Littleton, C. (2005). (red.) Een geïllustreerde geschiedenis van mythen en verhalen uit de gehele wereld. Kerkdriel: Librero.
- Ten Berge, H.C. (1987). Mythen en fabels van Noordelijke volken. (Samengesteld, vertaald en ingeleid door H.C. Ten Berge). Amsterdam: Meulenhoff.
Noten
[1] Bron: Bacon, F. (1988). Het Nieuwe Atlantis. (Vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door A.S.C.A. Muijen). Baarn: Ambo, p.55.
[2] Bron: Alexander de Grote hakt de Gordiaanse knoop door, olieschilderij van J-S Berthélemy
[3] Bron: publication by Sarat Chandra Das (1849-1917), “Contributions on Tibet”
[4] Bron: The zipa used to cover his body in gold dust, and from his raft, he offered treasures to the Guatavita goddess in the middle of the sacred lake. This old Muisca tradition became the origin of the legend of El Dorado. This Muisca raft figure is on display in the Gold Museum, Bogotá, Colombia.
[5] Bron: Arcadia, Thomas Eakins olieverfschilderij (circa 1883)
[6] Bron: Wijsheidsweb: Kosmologie
[7] Bron: symbool voor het Questiespel voor het voeren van een speelse dialoog; tevens opgenomen als symbool in de game Quest for wisdom
[8] Bron: Keltisch kruis op een begraafplaats in London
[9] Bron: De zondeval
[10] Bron: pictogram door Louis Van Marissing