Maand November 2

0

Mensis November, slachtmaand, bloedmaand, smeermaand, reuzelmaand

Machteld Roede

januari 1, januari 2 en januari 3 — februari 1, februari 2 en februari 3maart 1, maart 2 en maart 3april 1, april 2 en april 3 — mei 1, mei 2 en mei 3— juni 1, juni 2 en juni 3 — juli 1, juli 2 en juli 3— augustus 1, augustus 2 en augustus 3 — september 1, september 2 en september 3 — oktober 1, oktober 2, oktober 3 en oktober 4november 1, november 2 en november 3 — december 1, december 2 en december 3

Versie 5 december 2022, herzien februari 2024

Het sterrenbeeld Schorpioen — Scorpius[1]

Lang voor onze tijdrekening onderscheidde men slechts zes sterrenbeelden. Bij de klassieke Romeinen was dan ook het sterrenbeeld Schorpioen dubbel zo groot, want tevens het sterrenbeeld Weegschaal was er deel van; gezien als de klauwen van de schorpioen.

In de middeleeuwen was scorpius een belangrijk sterrenbeeld voor de alchemisten. Hun zoektocht naar de ‘Steen der wijzen’ (Magisterium) — waarmee ze lood of ijzer in goud konden transformeren — kon alleen gebeuren wanneer de zon in het sterrenbeeld Schorpioen verbleef.

Voor de astrologen was scorpius de plaats van het ‘huis van oorlogsgod Mars.
Het sterrenbeeld zou vroeger ook Adelaar zijn genoemd. Huidige astrologen noemen bij hun karakterbeschrijvingen van schorpioenen daarom ook vermeende adelaar kenmerken.

De schorpioen

Schorpioenen zijn weliswaar kleine, maar opmerkelijke dieren. De ongeveer 1800 soorten en vele fossiele soorten behoren tot de Scorpiones, een orde van geleedpotigen, onderdeel van de klasse van de spinachtigen (Arachnida).

Hottentotta tamulus[5]

Het komt weinig voor dat alle soorten binnen een orde er min of meer hetzelfde uitzien; ze zijn moeilijk met andere dieren te verwarren.
Schorpioenen leven in (sub)tropische landen, ook in woestijnen; in spleten en holen; soms in een ondergronds hol; enkele soorten in bomen. Alle soorten zijn carnivoor; ze jagen op kakkerlakken en andere plaaginsecten.

Uniek is dat deze meest primitieve landdieren gifklieren bezitten met een naaldachtig toedieningsapparaat aan het einde van het langwerpige, erg beweeglijk deel van hun achterlijf. Een steek hiermee is voor kleine dieren zeer giftig. Enkele tientallen soorten zijn ook voor de mens gevaarlijk, maar zelden dodelijk. Toch hebben ze een slechte naam en worden gevreesd als te mijden monstertjes. (Bij aankomst voor mijn onderzoek op Curaçao werd mij meteen geleerd — naast hoe een cuba libre te bereiden — schoenen voor het aantrekken altijd even uit te kloppen om een eventueel aanwezige schorpioen te verwijderen).

Schorpioenen spelen in meerdere verhalen uit het verre verleden een speciale rol.

Gilgamesj-epos

Het Gilgamesj-epos in het Akkadisch, kleitablet 11 over de zondvloed[6]

Het is opmerkelijk dat juist schorpioenen zijn verwerkt tot twee schorpioenmensen die de zonnebaan bewaken in het Gilgamesj-epos, een van de oudste literaire werken. Een intrigerende verhaal over een koning die ongeveer 4700 jaar geleden geleefd zou hebben. Het bestaat uit ongeveer 3000 Sumerische dichtregels, rond 2100 v.o.j. in spijkerschrift op kleitabletten geschreven.

De zogenoemde Standaardversie is het meest bekend door de talrijke op kleitabletten aangetroffen kopieën in de Assyrische koninklijke bibliotheken. De Standaardversie bevat twaalf kleitabletten in het Akkadisch (rond 1200-1000 v.o.j). Elf kleitabletten — dit zijn in feite de 11 verzen of hoofdstukken, die in het algemeen de 11 kleitabletten worden genoemd, terwijl sommige verzen verscheidene tabletten per vers bevatten. Ze vormen elk een afgerond geheel van het epos. Het twaalfde tablet is bijna een letterlijke vertaling van het Sumerische gedicht over Gilgamesj, Enkidu en de Onderwereld en niet recht duidelijk waarom het aan de Standaardversie is toegevoegd. Van de meeste tabletten zijn geen volledige kopieën bekend.
Deze standaardversie van het heldendicht werd ontelbare malen overgeschreven en bewerkt en het verspreidde zich over een groot gebied.

Gilgamesj zou rond 2620 v.o.j. koning zijn geweest in Uruk. Uruk (in de bijbel Erech) was een stad in Zuid-Mesopotamië — wat eerst Sumer (Soemer) was en later Babylonië — 300 km ten zuiden van het huidige Bagdad. Uruk lag tussen Babylon en Ur in vruchtbaar, aangeslibd land. Uruk kwam in de kopertijd (laat-Neolithicum) tot volle wasdom en wordt beschouwd als de oudste echte stad en als de eerste beschaving, door de combinatie van stedelijke ontwikkeling en het ontstaan van het schrift. Uruk bleef belangrijk in de bronstijd en de ijzertijd en was 4500 jaar ononderbroken bewoond.

Het Epos

Gilgamesj is de grootste koning op aarde, de sterkste held aller tijden. Zijn volk vindt hem echter te hardvochtig en voelt zich onderdrukt. Om hen te verlossen schept de hemelgod Anu de wildeman Enkidu. Ze vechten, Enkidu verliest, maar dan worden ze grote vrienden en gaan samen op avontuur en tarten de goden.
Gilgamesj wil naar het cederwoud, om door een glorieus avontuur onsterfelijk te worden. Bij de voorbereidingen voor de tocht steunen velen de beide helden, zoals de zonnegod Samasj.

Met hulp van Samasj doden Gilgamesj en Enkidu de demonische beschermer van het woud, Humbaba. Zij hakken bomen om, om een vlot te bouwen en naar Uruk terug te drijven.

Gilgamesj in gevecht met de Stier des Hemels[7]

Wanneer Gilgamesj niet gediend is van de seksuele aandacht van de godin Isjta vraagt zij haar vader de Stier des Hemels te sturen om wraak te nemen op Gilgamesj. Hij en Enkidu doden de stier echter. De goden besluiten Enkidu te straffen voor de dood van Humbaba. Hij wordt ziek: op zijn sterfbed beschrijft hij hoe de hel er uitziet.

Er volgt een klaagzang van Gilgamesj voor zijn vriend Enkidu. De koning raakt in een crisis; hij wordt bang voor de dood en gaat op zoek naar het eeuwig leven. Hij onderneemt een gevaarlijke reis om zijn voorouders Ut-napisjtim en zijn vrouw te bezoeken op het eiland Dilmun. De enige mensen die onsterfelijk zijn na het als enigen overleven van de grote watervloed, die de mensheid moest vernietigen. De veerman Ursshanabi boomt Gilgamesj over de Wateren des Doods.

Tablet 9: Om zijn vriend Enkidu …

Gilgamesj zwerft door de wildernis en reist door wonderlijke streken op een zoektocht naar de zin van het leven. Onder meer doodt hij leeuwen en hult zich in een leeuwenvel. Op zijn tocht komt hij bij de berg Masju (Tweelingberg). De twee toppen stutten de basis van de Hemel en diens flanken reiken tot in de Onderwereld. Ze vormen de poort waardoor de zon elke dag opkomt èn ondergaat. Aan weerszijden van de poort staan twee reusachtige wachters, twee schorpioenmensen, man en vrouw.
Ze vertellen hem dat alleen de Zonnegod door de berg heen kan reizen.

[…][8]
Schorpioenmensen bewaken zijn poort:
Zij verspreiden terreur; hun aanblik is de Dood;
Hun vreselijke stralenkrans omgeeft de Bergen;
Het opkomen en neergaan van de zon bewaken zij.
Gilgamesj zag hen; in grote vrees en angst bedekte hij zijn gelaat. Maar toen vermande hij zich en naderde hen.
De schorpioenman riep tot zijn vrouw: “Die daar naar ons toekomt, zijn vlees is goddelijk.”
De schorpioenvrouw antwoordde hem: “Twee derde van hem is goddelijk, een derde is menselijk!”
De schorpioenman, luid roepend, richtte het woord [tot Gilgamesj], Vlees der goden: [Waarom reisde jij naar hier] zulk een lange tocht?”
[…]
En Gilgamesj antwoordde: “Ik zoek de weg naar Ut-napisjtim, mijn voorvader, die deel mocht hebben aan de Godenraad [omdat hij het leven vond].
[Hij alleen kan mij vertellen het geheim] van de dood en het leven.”
De schorpioenman opende de mond en sprak tot Gilgamesj:
“Nooit, o Gilgamesj was er [iemand zoals jij] Nooit heeft iemand [het pad]door de bergen [gevonden]!
De doortocht ervan is 12 mijlen [lang]; de duisternis is dik, er is geen [licht].”
Vóór het opkomen van de zon […]
Vóór het neergaan van de [zon …] Sturen zij uit […]
Verspreiden zij […]
En jij, hoe [wil jij …]?
Hoe wil jij binnen [gaan …]?”
[…]
En Gilgamesj antwoordde: “Verdriet [heeft mijn hart vervuld].
IJzige kou en zonnegloed [hebben mijn gezicht getekend];
Door uitputting [zijn mijn krachten ten einde]; Maar nu, […].”
De schorpioenman [opende de mond, nam het woord],
En [sprak een woord]tot koning Gilgamesj:
“Ga dan Gilgamesj, en [vrees niet]; de Tweelingberg zal jou [doorgang verlenen!] Berg en heuvel [zullen jou beschermen!] Zij zullen jou in veiligheid […] de poort van de berg [zal zich openen voor jou].”
Toen Gilgamesj [dit hoorde nam]hij het woord van de schorpioenman [in zich op].
[Hij nam] het pad van de Zonnegod.
Toen hij één mijl had [afgelegd]was de duisternis dik [en er was geen licht], zodat hij zelfs niet kon achterom kijken.
Toen hij twee mijl had [afgelegd][was de duisternis dik, en er was geen licht, zodat hij zelfs niet kon achterom kijken].
Toen hij drie mijl had [afgelegd][was de duisternis dik], en er [was geen licht], zodat hij zelfs niet kon [achterom kijken].
Toen hij vier mijl had [afgelegd][was de duisternis dik, [en er was geen licht], zodat hij zelfs niet kon [achterom kijken].
Toen hij vijf mijl had [afgelegd]was de duisternis dik, en er was [geen licht], zodat hij zelfs niet kon [achterom kijken].
Toen hij zes mijl [bereikte]was de duisternis dik, er was [geen licht], zodat hij zelfs niet kon achterom kijken.
Toen hij zeven mijl bereikte was de duisternis dik, er was [geen licht], zodat hij zelfs [niet kon]achterom kijken.
Bij de achtste mijl haastte hij zich […] was de duisternis dik, er was [geen]licht, zodat hij zelfs niet kon achterom kijken.
Bij de negende mijl [voelde]hij de noordenwind, [die op zijn]gelaat [blies …] [De duisternis bleef dik] en er was [geen]licht, [zodat hij zelfs niet kon]achterom kijken.
[Toen hij de tiende mijl] bereikte [was de opkomende zon]zeer nabij.
[Toen hij elf mijl bereikte, restte nog slechts] één mijl.
[En bij twaalf mijl] trad hij buiten nog vóór de Zon […] en er was helder licht.
Voor [hem lag daar]de Tuin der Goden; toen hij die zag ging hij er recht op af.
Een kornalijnboom droeg vruchten, en was behangen met druiventrossen, heerlijk om te zien.
Een lazuursteenboom droeg lover en stond in volle bloei — een lust voor het oog.
[…]

Maar daar geeft Gilgamesj niet om: hij heeft reeds de oever van de buitenaardse zee gezien en ook Siduri opgemerkt, die daar een herberg houdt.

[…]

Tablet 11: Gilgamesj sprak tot hem …

Ut-napisjtim vertelt hem over de zondvloed en hem geeft hem twee kansen op onsterfelijkheid, die Gilgamesj allebei vergooit. Zo kiest hij ervoor het kruid van het eeuwige leven mee te nemen, valt echter in slaap en terwijl hij slaapt, neemt een slang het kruid mee. Hij leert hier dat hij zich moet neerleggen bij zijn sterfelijkheid en keert terug naar Uruk.

Op het rond 1200 v.o.j. toegevoegde twaalfde tablet laat de koning zijn bal en stok in de onderwereld vallen. Enkidu gaat ze ophalen, maar de onderwereld grijpt hem. Gilgamesj maakt daarop een gat in de grond zodat de geest van Enkidu kan ontsnappen en hem vertellen hoe het is in de onderwereld.

Of het heldendicht enige geschiedkundige waarheid bevat wordt betwijfeld. Het is wel opmerkelijk dat zowel de Bijbel als het Gilgamesj-epos de Zondvloed noemen; evenals het nog oudere Atrahasis epos. Er wordt wel verwezen naar het onderlopen van de Zwarte Zee na het einde van de ijstijd. Ook zijn overeenkomsten genoemd met het scheppingsverhaal in Genesis, en met het verhaal van Noach in het Oude Testament (dat minder oud is).

Boek Job

In het Oude Testament wordt in het boek Job — zij het indirect — naar sterrenbeeld schorpioen verwezen.

Jaweh stond toe dat Satan de rijke, gezegende, godvrezende Job tot armoede laat vervallen en zijn kinderen en zijn gezondheid verliest. Hij is aanvankelijk vertoornd en geeft Jahweh alle schuld. Maar dan keert hij terug naar zijn geloof, zijn vertrouwen op Jahweh en Job stelt:

Hij (Jaweh) beveelt de zon en ze komt niet meer op,
Hij dekt de sterren af en ze schijnen niet meer.
Hij, en Hij alleen spant het hemelgewelf,
Hij schiep de Grote Beer en Orion,
de Plejaden en de sterren van het Zuiden.
Grote, ondoorgrondelijke dingen brengt Hij tot stand,
wonderen ontelbaar.”

Satan stort de plagen over Job uit — William Blake[9]

‘De sterren van het zuiden’ zijn het sterrenbeeld Schorpioen. De wel met name genoemde sterrenbeelden staan hier net tegenover. Die waren beter bekend. (zie hier onder). Of is vermeden de naam van dit ene sterrenbeeld te noemen, omdat Schorpioen in verband werd gebracht met de onderwereld, met de duivel?

Op het noordelijk halfrond is de sterrengroep Schorpioen slechts gedeeltelijk waarneembaar. Omdat sterrenbeelden alleen zichtbaar zijn wanneer ze vanaf de aarde gezien niet in dezelfde richting staan als de zon, is schorpioen hier het beste te zien in juli, hoewel ook mei/ juni wordt aangegeven.

Wellicht verklaart de geringere zichtbaarheid op ons halfrond het slechts beperkt verwijzen naar de constellatie schorpioen in de Griekse en Romeinse mythologie.

Hades, Orpheus, Ares

Hades met CerberusHades met Cerberus[10]

Schorpioen wordt geassocieerd met de Griekse god Hades, in de Romeinse mythologie Pluto. De god van de onderwereld, heerser over de doden, god van de rijkdom en kostbare metalen. Naast zijn broers Zeus en Poseidon de derde wereldheerser.

Schorpioen wordt echter ook gerelateerd aan Orpheus, de door Apollo onderrichtte musicus, dichter en profeet uit Thracië, die met zijn lier bomen en dieren liet dansen. En met de god van de oorlog Ares (Mars), zoon van Zeus en Hera.

Orion

Foto van het sterrenbeeld Orion[11]

Bovendien zag men in het sterrenbeeld de schorpioen die de grote jager Orion probeerde te doden.

Orion, zoon van de zeegod Poseidon, was de knapste man ooit. Toen hij verliefd werd op Merope eiste haar vader Oinopion zou dat Orion eerst het eiland Chios volledig zou bevrijden van wilde dieren. Hij weigert nadat Orion dat heeft gedaan hem echter zijn bruid.

De oververdrietige Orion bedrinkt zich en dronken vergrijpt hij zich aan Merope, waarop haar vader Orion de ogen uitsteekt.
Orion vraagt het orakel van Helius om raad, dat aanraadt naar het oosten te gaan en daar de eerste zonnestralen op zijn dode ogen te laten schijnen. Na vele omzwervingen lukt dit en Orion kan weer zien.

Op weg naar huis ontmoet hij Artemis, godin van de maan, de jacht en beschermvrouwe van de kuisheid, die de gelofte had afgelegd eeuwig maagd te blijven. Ze valt echter voor de mooie Orion. Haar jaloerse tweelingbroer Apollo stuurt een grote schorpioen op Orion af om een einde aan de door hem ongewenste relatie te maken, voor ze te ver gaan.
Orion valt de schorpioen aan met zijn pijl en boog. Zij is echter onkwetsbaar, bijt Orion in zijn hiel, hij zal moeten sterven. Asclepius, god van de geneeskunde en de genezing, weet echter Orion te genezen en vertrapt de schorpioen.

Uiteenlopende versies beschrijven hoe het kon gebeuren dat vervolgens Artemis Orion doodt. Een verhaalt dat haar broer Apollo haar misleidde zodat ze Orion aanzag voor een wild dier en hem met haar pijl neerschoot.
Ze plaatst hem aan de hemelkoepel als een duidelijk te herkennen sterrenbeeld. In de vorm van een zandloper; anderen zien er de breedgeschouderde jager in, zijn gordel gemarkeerd door drie opvallend heldere sterren. Orion staat wel op een plek ver verwijderd van de schorpioen, waar hij nog steeds bevreesd voor is.

Phaëton

De Griekse mythologie vertelt ook hoe de schorpioenen zijn ontstaan.

Phaëton, een zoon van de zonnegod Helios, woonde met zijn moeder Klymene, zijn zusters de Heliaden, en zijn sterfelijke stiefvader op Rhodos.
Zijn klasgenoten — vooral Epafos, de arrogante zoon van Zeus en Io — bespotten voortdurend zijn moeder en twijfelden aan zijn goddelijke afkomst.
Daarom trok hij naar de schitterende burcht van zijn vader om iets te vragen wat de hele wereld van zijn afkomst zou overtuigen. Helios omarmde hem (na eerst afzetten van zijn letterlijk oogverblindende stralenkrans). Je moeder sprak de waarheid. Wens iets, en ik zweer bij de koud vloeiende Styx dat ik je verzoek zal inwilligen.

Phaëton vroeg of hij één keer de gevleugelde zonnewagen mocht mennen — zoals hij vol bluf al aan Epafos had voorspeld.
Helius schrok zeer; schudde ontkennend verbijsterd zijn hoofd; smeekte om iets anders, wat ook, te vragen. Helios legde uit hoe extreem gevaarlijk zijn dagelijkse tocht was. Zo steil omhoog naar de hemel, waar zelfs hij vaak duizelig werd, en aan het einde van de dag weer steil omlaag. En dat tegen de steeds draaiende hemel in. Alleen hij was hiertoe in staat. Maar Phaëton bleef bij zijn verzoek. En aangezien Helios een heilige eed had gezworen kon hij niet weigeren.

Toen het morgenrood ontwaakte besteeg Phaëton de zonnewagen en mende het vierspan hevige briesende paarden in galop de hellende baan op. Ze voelden dat het juk veel lichter was; de wagen ging slingeren, hij kon ze niet in bedwang houden.

De vallende Phaëton — Hendrick Goltzius[12]

De zonnewagen raakte uit zijn baan, stuiterde op en neer, stootte tegen sterren en viel naar beneden; scheerde langs bergtoppen en over de velden.
Heidegras vloog in brand, bomen ontvlamden; steden met de hele bevolking verbrandden; alles stond in vuur en vlam. Rivieren droogden op; wat een meer was werd de Sahara woestijn. De bewoners van Afrika kregen een zwarte huid.
En zo ontstonden de schorpioenen.

Phaeton’s voetzolen verbrandden door de steeds hetere wagen; zijn longen door de hete rook en dampen. Zijn haar vloog in brand ondanks de beschermende olie waarmee zijn vader hem zich helemaal had laten insmeren. Hij viel van de wagen, stortte brandend, stervend ter aarde en viel in de rivier Eridanos.
De zonnehengsten kalmeerden nu het wilde geruk aan hun leidsels was gestopt, er geen panisch gegil meer was. Ze hervonden hun vertrouwde baan en brachten de zonnewagen veilig naar het dagelijkse eindpunt.
Helios hulde zich in diepe rouw. Klymene weende vier maanden. Evenals haar dochters, die tenslotte in populieren veranderden; hun tranen werden tot barnsteen.

Veel later zouden de Fransen een levensgevaarlijk racerijtuigje voor jonge heethoofden een phaéton noemen.

Enkele jaarlijkse dagen uitgelicht

Remembrance Day — In Flanders Field — Poppy’s Day

Op de tweede zondag van november herdenken het Verenigd Koninkrijk en de andere landen van het Gemenebest hun gevallenen van de Eerste Wereldoorlog en alle oorlogen en gewapende conflicten sindsdien.

De herdenking is op 11 november, in 1918 het einde van de Eerste Wereldoorlog. De eigenlijke plechtige herdenking vindt plaats op de zondag die het dichts ligt bij die dag.

Nadat de Big Ben in Londen elf slagen heeft laten horen volgt door het hele land een twee minuten stilte; vervolgens worden er overal kransen gelegd. De nationale herdenking vindt plaats bij in Londen de Cenotaph[13] op Whitehall, waarbij kransen van poppy’s (stoffen klaprozen) worden gelegd door Britse royals, de regering, andere politieke partijen, en de landmacht, luchtmacht en marine. Vervolgens volgt een defilé van oorlogsveteranen.

Royal British Legion’s paper poppy[14] en een stoffen remembrance poppy op het revers

Een ieder in de Angelsaksische wereld draagt dan een remembrance poppy, en dikwijls een, twee weken daaromheen. De herdenkingsklaproos, het symbool voor een eerbewijs aan de gevallenen.

De grote klaproos (Papaver rhoeas) verwijst naar het ontroerende gedicht van de Canadese arts, luitenant-kolonel en dichter John Alexander McCrae. (1872-1918). Hij werkte als militair tijdens de Eerste Wereldoorlog, waarbij als chirurg tijdens de Slag om de Ieper.

McCrae’s gedicht In Flanders Field the poppies blow bezingt de onschuldige klaprozen tussen de ontelbare grafstenen in de velden van Vlaanderen. Elk jaar weer kwamen de klaprozen tevoorschijn op het slagveld, waar het geweld van de kanonnen de grond omwoelde en totaal verwoestte. Het was na 1918 de enige plant die daar nog kon groeien. De soldaten associeerden al snel het bloed van de gesneuvelden met de kleur van de klaproos.

Sint-Maarten

De 11e van November is de naamdag van Martinus van Tours, Sint-Maarten (Sint Marten, Sinter Merte of Sinte-Mette). Sint-Maarten werd bekend doordat hij bij Amiens als Romeins officier zijn mantel met zijn zwaard doormidden sneed en de helft gaf aan een arme bedelaar, en na een droom koos om verder te leven als een christen. Zijn feest wordt gevierd met onder meer lichtjesoptochten en ook vreugdevuren.

Sint-Maarten (Martinus van Tours) snijdt zijn mantel doormidden voor een bedelaar — Anthony van Dyck[15]

De Schotse antropoloog James Frazer zag de oorsprong anders. Ons 11 novemberfeest met licht-optochten zou terug gaan tot een over West-Europa wijdverspreid heidens ronddragen van heilig vuur, een voorchristelijk vruchtbaarheidsritueel en oeroude dankfeesten voor Licht, Warmte, Gewas en Oogst. Bij de kerstening zou de kerk dit populaire heidens ritueel in wat aangepaste vorm hebben overgenomen om de heidense bevolking over te halen toe te treden.

Anderen herkennen niets heidens en stellen dat pas de kerk zelf het lichtfeest op gang bracht. Verwezen wordt naar het Evangelie van Lucas (11:33 e.v.):

Niemand steekt een lamp aan en zet die in de kelder of onder de korenmaat, maar op de standaard, opdat wie binnentreden het licht zien.

Deze tekst werd op 11 november in de mis voorgedragen en besproken. Dit inspireerde de bevolking tot een lichtjesfeest. Nu houden onderzoekers het midden tussen beide standpunten. Sint-Maarten is een bedelfeest, en bedelfeesten waren nodig in de moeilijke wintermaanden.

Bisschop Perpetuus van Tours (461-490) noemde als eerste de Sint-Maartens dag toen hij voorstelde om dan de vastenperiode tot aan Kerstmis te beginnen, een advent van zes weken. De andere Frankische kerken namen dit over tijdens het Synode van Mâcon in 581.Tot paus Gregorius (540–604) advent teruggebracht naar vier weken.

Tot 1999 was Matthias Jansen meer dan 50 jaar op rij Sint-Maarten[16]

Sint-Maarten wordt op uiteenlopende wijze gevierd, deels ook op de avond ervoor, in Nederland, en in delen van België, Duitsland en Noord- Frankrijk, in Hongarije en Portugal.

Na WO I werd 11 november ook de dag om deze oorlog te herdenken. Slechts kort is geprobeerd daarom Sint-Maarten tot een wereldlijk vredesfeest te maken. Vooral in Nederland staat Sint-Maarten echter juist los van enige religieuze of politieke context.
In België vallen Sint-Maarten vieringen nog steeds samen met de herdenkingen van de wapenstilstand in 1918. Soms opgeluisterd met concerten in plaat van de elders gewilde clowneske liedjes.

Bij ons leeft de traditie echter minder in Zuid-Holland en Zeeland, en in delen van Overijssel, Flevoland en Gelderland. Utrecht, waarvan Sint-Maarten de schutspatroon is, promoot hun stad als Sint-Maartenstad.

Sint Nicolaasstad Amsterdam daarentegen vierde het feest eeuwenlang niet meer, tot jaren 1990 het feest weer opdook in de Weteringbuurt en aan de Amsterdamse grachten. Het indertijd meer landelijke Amsterdam-Noord vierde tot na WO II ‘Sinteremaarten’ met een tot lampion uitgesneden suiker- of voederbiet of koolraap. Nu vindt het sint-maartenlopen in vrijwel geheel Amsterdam plaats.

In Nederland was lang Sint-Maarten een feest voor de armen, waar rijke ouders hun kinderen bij weg hielden. Vanaf het begin van de 20e eeuw groeide ook bij hen het besef dat deze mooie traditie in stand moest worden gehouden. In Nederland doen kinderen van alle gezindten er aan mee. Er is nauwelijks aandacht voor de oorspronkelijke religieuze achtergrond.

De talloze Sint-Maarten liedjes zijn humoristisch; er komen altijd weer nieuwe bij, al horen ze bij een lange, orale traditie, met ook bedelliedjes. Sommige liedjes zijn overal bekend, andere liedjes alleen in een paar dorpen.
Het oudst bekende Sint-Maartensliedje luidt:

Stoockt vier, maeckt vier:
Sinte Marten komt hier
Met syne bloote armen
Hij soude hem gheerne warmen

Tradities

Sint-Maarten in de Zaanstreek[17]

Sint-Maarten kan worden gevierd met optochten of vreugdevuren. Lampionoptochten met een uitgeholde koolraap, suikerbiet, pompoen of met een vaak op school samen gemaakte kleurige papieren lampioen, trekken vooral rond in het noorden en Noord-Holland (keuvelen).

Ook gaan kinderen met lichtjes de deuren langs en krijgen snoep of fruit in ruil voor Sint-Maartensliedjes. Vroeger veelal door de foekepot ondersteund. In plaats van waxinelichtjes worden nu ook batterijlampjes gebruikt. In Venlo werd Sint-Maarten soms bijgestaan door een Zwarte Piet.

Sinds vanuit Amerika Halloween (zie oktober) steeds meer overwaait, lopen deze feesten wat doorheen, en concurreren enigszins met elkaar. Sommige Sint-Maarten kinderen gaan nu ook verkleed langs de deuren.

Sint-Maarten op een paard[18]

Ook in België[19] viert het feest met (lampion)optochten, veelal een vreugdevuur, en zingen aan de deur. Sint-Maarten lijkt hier meer op Sinterklaas. Zo rijdt in Burcht en Beveren-Waas tijdens de optocht de Romeinse officier Sint-Maarten te paard mee, elders Sint-Maarten, ook op een schimmel. In de kerk wordt eerst het Sint-Maarten verhaal verteld. Dan trekt een lampionnenoptocht naar een groot vuur, waar de bedelaar uit de legende zich aan kan warmen; de kinderen krijgen een oliebol.

Viering van Sint-Maarten voor het Düsseldorfer Rathaus[20]

In delen van Duitsland, Oostenrijk en Zuid-Tirol lopen op Martinstag de kinderen zingend mee tijdens de Martinsritt.
Ook hier wordt de optocht geopend door in een rode mantel gehulde legerofficier op een schimmel. Ter afsluiting is er een kampvuur, het Martinsfeuer.

In de Duitse Nederrijnregio begeleidt een fanfarekorps de lampionoptocht.
Daarna wordt de manteldeling opgevoerd, de nagespeelde Sint-Maarten houdt een korte toespraak. Dan krijgen de kinderen, soms ook de bejaarden, de Martinstüte — een papieren zak vol snoepgoed, fruit en een suikerbrood. Hier is van te voren geld voor ingezameld.

In delen van Duitsland en Oosterrijk is deze feestdag gans het traditionele gerecht. Het Martini- of Martinsgansessen herinnert aan de legende dat Sint-Maarten te bescheiden was om zich tot bisschop te laten wijden en zich verstopte, tot ganzengesnater hem heeft verraden door hun gesnater.

Een andere legende verhaalt dat een stel ganzen de kerk binnenliep (tijdens de Sint-Maarten mis?) en de preek verstoorde; de ganzen werden gevangen en opgegeten. In Oost Oostenrijk zegent de pastoor op Sint-Maarten dikwijls de nieuwe wijn.

In Hongarije vermelden 14e-eeuwse documenten reeds het feest Marton-nap of Tours-i Szent Márton ünnepnapja. Dat was toen ook al de laatste dag waarop uitgebreid gegeten en gedronken mocht worden; de volgende dag begon het advent-vasten.

Sint-Maartensfeest waarbij men de nieuwe wijn drinkt — Pieter Bruegel de Oude[21]

11e van de 11e

De 11e van de 11e (èlfde van de èlfde) sjleit op d’n daag 11 november es um precies 11 oere 11 in Nederlands Limburg, Noord-Braobant en Wes Duutsjland ‘t carnavalsseizoen begint.

in ‘t Valkebergs

Carnaval is een groot volksfeest op de zondag, maandag en dinsdag direct voor het begin van de vasten, een periode van 40 dagen voor Pasen.
Maar drie dagen feesten is wat weinig voor de doorgewinterde carnavalsvierder. Die pakt graag mogelijkheden aan om weer verkleed de deur uit te gaan. Steeds uitbundiger wordt daarom, althans onder de grote rivieren, op de 11e dag van de elfde maand november, om 11 minuten over elf uur ‘s morgens de opening van het carnavalsseizoen gevierd. De kans aangegrepen om vast in een pekske de straat op te gaan, wat te dollen.
Want is getal elf niet het dwazen- of gekkengetal (beide woorden bestaan uit 11 letters)?

‘n Träötende zaate hermenie[22]

Velen nemen een vrije dag op om op straat en in de kroeg, vaak al helemaal verkleed en geschminkt, op de overal luid klinkende carnavals muziek mee te sjoenkele. (Ritmisch heen en weer te wiegen).

Aan het begin van zijn succescarrière kwam op een geliefd plein in zijn woonplaats Mestreech ook violist André Rieu met (een deel van) zijn orkest een paar uur spelen om het warme carnavalsgevoel van één dag te versterken.

Intocht van Sinterklaas

Op 1e zaterdag na Sint-Maarten arriveert Sinterkaas jaarlijks met zijn stoomboot uit Spanje. Ieder jaar blijft het een groot mysterie hoe hij arriveert op een markante plaats ergens in het land en op dezelfde dag ook op ontelbare plekken elders in het land.

Sinterklaas en zijn schimmel Amerigo[23]

Iedere keer — in detail op de tv te volgen — dreigt er iets heel erg mis te gaan. Het Grote Boek verloren, de Hoofd Piet onvindbaar, of zelfs de hele boot. Het komt altijd weer net goed, en vanaf dan mag de schoen worden gezet. Met een wortel voor schimmel Amerigo, en ook een verlanglijst met wensen voor de feestdag 5 december. Een nieuw mysterie, altijd gevonden al is er geen schoorsteen meer.
Een nieuwe traditie groeit door het op 6 december steeds meer de Goede Sint officieel uit te gaan wuiven.

(Een uitvoeriger verhaal over de inkomst van de sint staat in Roede’s Nicolaas bijdrage op het Wijsheidweb)

Noten

[1] Informatie onder andere uit: Gustav Schwab (1982). Griekse en Romeinse Sagen. Haarlem: Holland; Stephen Fry (2018). Mythos. Amsterdam: Thomas Rap. Het epos van Gilgameš (2001). Vertaald uit verschillende grondsteksten, ingeleid en geannoteerd door Herman Vanstiphout. Njmegen: Uitgeverij SUN.
[2] Bron: Scorpius constellation — Torsten Bronger maakte deze constellatie met PP3-software
[2a] Bron: Schorpioen met slang (circa 830-circa 840) — Aratus (315-245 v.o.j.), Fol. 10v Ophiuchus, Serpens and Scorpius, Universiteitsbibliotheek Leiden
[2b] Bron: Schorpioen (1220-1270) — foto Vassil, Notre-Dame van Amiens (fr)
[2c] Bron: Schorpioen (tussen 1340 en circa 1350) — Jacob van Maerlant, Uit: verlucht handschrift met de Middelnederlandse tekst van Der naturen bloeme, deel De natuurkunde van het geheelal by Gheraert van Lienhout, Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, KA 16
[2d] Bron: Schorpioen, Getijdenboek, the Fastolf Master (circa 1440-1450) — Bodleian Library, Oxford C.160. MS. Auct. D. inf.2, 11, fol 10r
[2e] Bron: Scorpio (1624) —Johann Bayer, Bayer’s Uranometria, is one of the most important celestial atlases of the 17th century.
[2f] Bron: Scorpius (1687) — Johannes Hevelius
[2g] Bron: Scorpius (1730) — Corbinian Thomas
[3] Bron: Schorpioen (18e eeuw) — foto © Yann Forget, Wikimedia Commons, CC-BY-SA, Jantar Mantar observatorium, Jaipur, India
[4] Bron: Schorpioen (1825) — Sidney Hall; Uit: Urania’s Mirror of a view of the Heavens, een set van 32 astronomische sterrenkaartkaarten met een verhandeling over astronomie, London. United States Library of Congress’s Prints and Photographs division.
[5] Bron: Hottentotta tamulus – foto Shantanu Kuveskar, The Indian red scorpion from Mangaon, Maharashtra, India
[6] Bron: Het Gilgamesj-epos in het Akkadisch, kleitablet 11 over de zondvloed (7e eeuw v.o.j.), gevonden in de bibliotheek van Ashurbanipal, British Museum
[7] Bron: Gilgamesj in gevecht met de Stier des Hemels — terracotta reliëf, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel
[8] Het epos van Gilgameš (2001). Vertaald uit verschillende grondsteksten, ingeleid en geannoteerd door Herman Vanstiphout. Nijmegen: Uitgeverij SUN. Overgenomen citaten uit p.120-123.
[9] Bron: Satan stort de plagen over Job uit (1826-1827) — William Blake, foto Tate Londen
[10] Bron: Hades, god van de Onderwereld, bewaker van het schimmenrijk met de driekoppige Cerberus — foto Aviad Bublil, Archeologisch museum, Kreta
[11] Bron: Photography of the constellation Orion — foto Till Credner
[12] Bron: Phaëton (1588) — Hendrick Goltzius, naar Cornelis Cornelisz. van Haarlem, Rijksmuseum
[13] Cenotaaf, een grafteken opgericht ter nagedachtenis aan overledenen van wie het stoffelijk overschot elders verkeert of onvindbaar is.
[14] Bron: Royal British Legion’s Paper Poppy — foto Philip Stevens
[15] Bron: Sint-Maarten snijdt zijn mantel doormidden voor een bedelaar (circa 1625) — Anthony van Dyck, Sint-Martinuskerk, Zaventem
[16] Bron: Tot 1999 was Matthias Jansen meer dan 50 jaar op rij de ‘Sint-Maarten’ van Doveren (D), en als 92-jarige nog steeds te paard! — foto Eddi Laumann (11-11-1990)
[17] Bron: Sint Maarten in de Zaanstreek (1959) — foto Wim van Rossem for Anefo
[18] Bron: Sint-Maarten op een paard (11 november 2016) — foto Pieter Delicaat, Huisberden (D)
[19] Informatie uit: Sint Maarten feest nl.wikipedia.org/wiki/Sint-Maarten_(feest) Geraadpleegd op 2022-12-03
[20] Bron: Sankt-Martins-Zug vor dem Düsseldorfer Rathaus (1905) — Heinrich Hermanns, www.lempertz.com
[21] Bron: Sint-Maartensfeest waarbij men de nieuwe wijn drinkt (1565-1568) — Pieter Bruegel de Oude, Museo del Prado
[22] Bron: ‘n Träötende zaate hermenie — foto Els Diederen, in Wiek (Mestreech)
[23] Bron: Sinterklaas en zijn schimmel Amerigo — foto R.F. (Roel) Jorna

Avatar foto

was na een studie aan de UvA op Curaçao werkzaam als marien bioloog, en als humaan bioloog bij het Instituut voor Antropobiologie, Medische Faculteit Utrecht en vervolgens bij de Vakgroep Gezondheidsethiek en Wijsbegeerte, Universiteit Maastricht.

Schrijf een reactie