Maand November 1

0

Mensis November, slachtmaand, bloedmaand, smeermaand, reuzelmaand

Machteld Roede

januari 1 en januari 2 — februari 1februari 2 en februari 3 — maart 1 en maart 2 — april — mei — juni — juli — augustus — september — oktober 1 en oktober 2 — november 1 en november 2 — december 1 en december 2
November, Les Très Riches Heures du duc de Berry — Gebroeders Van Lymborch[1]

De naam Mensis November komt van novem, het Latijnse woord voor negen, omdat indertijd tot het jaar 153 v.o.j. volgens de Romeinse kalender november de negende maand van het jaar was.

Brumaire of Mistmaand[2]

De maand november, de elfde maand van de gregoriaanse kalender, telt 30 dagen.

De Franse republikeinse kalender (1793 tot 1806) kende Brumaire of Mistmaand, van 22 oktober tot 20 november en Frimaire of Koudemaand, van 21 november tot 20 december.

 

Slachtmaand

November is van oudsher de periode van de slacht met lekkernijen als balkenbrij, bloedworst, hoofdkaas, zure zult of schröamkes (gebakken reuzel).

Boerengezelschap in een interieur (slachtfeest) — Adriaen Brouwer[3]

Naast nevelmaand werd november dan ook slachtmaand en bloedmaand genoemd, en ook smeermaand en reuzelmaand, wat verwees naar het vet van de in de zomer goed vetgemeste varkens.
Daarnaast heeft november nog meer bijnamen, die deze maand kenmerken: jachtmaand, loefmaand, zieltjesmaand.

Tegenwoordig komt het vlees uit het abattoir; meerdere kinderen weten niet dat wat in de schappen van de supermarkt ligt afkomstig is van een dier.

Vroeger werd bij de boeren veelal thuis geslacht. Zodra de kou inviel, dus meer dan eens al in oktober. De kachel werd dan flink opgestookt om het verse vlees goed te laten drogen om het te conserveren voor de aan te leggen wintervoorraad.

Slachtvisite

Het varken op de leer met gezicht op de Haarlemmerpoort — Michiel van Musscher[4]

Het was een feestelijk familiegebeuren waar naar werd uitgekeken. Het hele dorp slachtte min of meer tegelijkertijd. Wanneer het geslachte varken op de ladder was gehangen kwamen de noabers op slachtvisite om het vet te prijzen onder het genot van een glaasje Schiedammer vocht. Waarbij wel kritisch werd gekeken of het varken bij de buren niet zwaarder en vetter was.

Daarna werd dagenlang het geslachte varken verwerkt tot hammen en worsten die in de schoorsteen werden gerookt. Van het slachtafval werden uiteenlopende lekkernijen gemaakt, vaak op smaak gebracht met kruiden, volgens van generatie op generatie doorgegeven streekeigen recepten.


De varkensslachter — Jan Victors[8]

Op het genrestuk van Jan Victors zijn verschillende momenten van de slachttradities afgebeeld. De vrouw des huizes bedankt de slachter met een glas bier. Op de voorgrond een half varken, dat eerst was opgehangen aan de ladder op de achtergrond. Rechts zit een jongen de varkensblaas op te blazen door een pijpensteel.

De varkensblaas was slachtafval waar de jeugd fel om streed. Hij werd leeg gedrukt, strak opgeblazen en in de schouw gehangen om te drogen, om er vervolgens een rommel- of foekepot mee te maken.

Het gat of de kont kussen

Jongens probeerden aan de achterkant van de ladder waaraan het geslachte varken hing omhoog te klimmen om als eerste het gat van het geslachte varken te kunnen kussen om zo de fel begeerde blaas te winnen.[9]

Het was niet zo gemakkelijk. Huisslachters probeerden de jongelui uit te dagen om ‘de kont te kussen’ voordat het was gehalveerd. Meer dan eens viel de slager dan met zijn knie op de buik van het varken, waardoor de darminhoud de durfal van onder tot boven vol spoot en hij met emmers water uit de regenput schoon gespoeld moest worden.5

Hás van de Zande rijmde[10]

“Die blaos die gonk nor d’n uurste die op hum z’n teeke
Z’n strante rùikersneus in’t vèrke z’n gat zó dùrve steeke.
Háske ha z’ne grootgelèirsde voewt al op de vèrkespèns,
Stampte stiekem krèk ègge roekt. Dè vonne wèllie onrèns,
Want de rùikerd krieg dan mee z’n neus vlot vol mi vèrkespoep.
We hán Háskes vort goewd te hoeste mi z’nen hillen blaozentroep.”

De rommelpot

De rommelpotspeler — Frans Hals[11]

De rommelpot of foekepot is een aardewerk pot — normaal gebruikt om room (in het Brabants romme) tot boter te karnen — waarover de gedroogde en opgerekte varkensblaas wordt gespannen, waarna door het midden van het vlies een rietstengel of stokje bestreken met hars wordt gestoken en vast bevestigd.

Wrijven met de hand veroorzaakt een trilling in het stokje, wat wordt overgedragen op het vlies. De pot dient als klankkast en versterkt het geluid dat zo ontstaat, een soort frroep. Niet erg welluidend, wel beschreven als een astmatische hij, hoewel ook wel is gesproken van een soort trombone klank.

Het volksmuziekinstrument wordt hier ingezet als ritmische begeleiding bij solozang. In Brazilië wordt de rommelpot (cuïca) veel gebruikt bij de sambamuziek; in Hongarije in citera-orkesten; Italië noemt het instrument cupa-cupa.

De Tilburgse dialectdichter Lechim berijmde een klein nadeel:

“Witte gij nòg van vruuger Jaon,
Hoe we op vaastenaoved
Rond trokke meej de rommelpot
Ons haanden oopeschaovend?”

De rommelpot is vooral bekend als ondersteuning van de bedelgezang op oudejaarsavond of op de vastenavond aan het einde van carnaval. (zie December, Februari).

Een minder bekende varkensblaastraditie was het blaosvechte ofwel blaosslaon, waarbij twee personen elkaar met een strak opgeblazen varkensblaas van een smalle plank boven een bak met water probeerden te slaan. Eens een vast onderdeel van carnaval festiviteiten als kikvorskruien, sprietlopen, en mastklimmen.

Op prenten uit de 17e en 18e eeuw zijn carnavalsvierders afgebeeld met narrenkap, rommelpot en een opgeblazen varkensblaas aan een stok om omstanders speels ‘te tuchtigen’. (Zulke fratsen worden nog steeds tijdens de grote carnavalsoptochten uitgehaald).

Frutblaos

Niet alleen de urineblaas werd gebruikt, maar soms ook een deel van de dikke darm. In Brabantse dialecten de frutblaos genoemd, een verbastering van prutblaos.

Het ene einde van de darm werd afbonden, de darm opgeblazen, en aan het andere eind dichtgeknepen, Vervolgens werd de darm stevig ineengedraaid. Als de potsenmaker daarna de lucht liet ontsnappen klonk een knalletje of liever een “soort onwelvoeglijk geluid”. (Het woord ‘scheet’ was vroeger te onbetamelijk om in een gedrukte tekst te gebruiken).

Ander speels gebruik[10]

Een blaas aan de staart van een hond gebonden[16]

Jongens leegden de varkensblaas die de slachter ze toegooide, en maakten er na drogen, opblazen en dichtbinden een ‘voetbal’ van.

Volgens P.A.F. van Veen[17] ontstond rugby door de folkloristische traditie waarbij twee partijen een varkensblaas naar het dorp van de ander moesten duwen. Toen een leerling van de Rugby-school — een van de oudste (gesticht in 1567) en bekendste kostscholen in Engeland — met de blaas ging lopen was het rugby geboren. De ovale vorm van de bal herinnert nog aan de blaas.

Serieuze toepassingen van de varkensblaas

De urineblaas van het geslachte varken is vroeger ook voor heel andere toepassingen ingezet.

Zwijneblazen ‘onder de pet of de muts gedragen’ werden gebruikt als remedie tegen doofheid (Kees ter Laan in Folklore en volkswijsheden) en als tabakszak (Frans Debrabandere; Kortrijks woordenboek, 1999). Smokkelaars vervoerden clandestien gestookte brandewijn in varkensblazen of –darmen.

Balthasar Gerards plande na de moord van prins Willem van Oranje in Delft op 10 juli 1584 een ontsnappingsroute over de slotgracht. Omdat hij niet kon zwemmen had hij twee varkensblazen bij zich. Hij vluchtte het Prinsenhof uit, op de hielen gezeten door soldaten en bedienden, en klom over de stadsmuur. Maar voordat hij in het water kon springen werd hij gevat.

De eerste duikboot — Cornelis Drebbel[18]

De eerste duikboot — gebouwd door de Nederlander Cornelis Drebbel (1572-1633) werd in 1620 met succes getest in de Thames, waarbij twintig inzittenden, waarvan zestien roeiers, drie uur onder water voeren. Om te duiken werden varkensblazen via pijpen gevuld met water. Om weer boven te komen ging de bemanning op de blazen zitten om ze leeg te persen.

In 1674 onderzocht Christiaan Huygens met behulp van met water gevulde varkensblazen of geluid zich voortplant door water, en of er geluid te horen is door het luchtledige heen.

De eerste telefoontechniek werd volgens Marcel Graus (Uitvinders van het dagelijks leven, 1993) niet door Alexander Bell bedacht maar door Philip Reis, een natuurkundeleraar aan een middelbare school in het Duitse Friedrichsdorf. Het lukte hem “met behulp van een varkensblaasmembraan, een vioolsnaar, een sigarenkistje en een breinaald …” de door de stem ontstane luchttrillingen in elektriciteit om te zetten.
Helaas werd er niet naar hem geluisterd.

Kinderspelen (detail) — Pieter Bruegel de Oude[19]

In de 20e eeuw diende een opgeblazen varkensblaas als zwembandje bij het leren zwemmen. Linksboven op Pieter Bruegels schilderij Kinderspelen (1560) is overigens ook zo’n zwemmertje te zien.

In De Witte (1920) van de Vlaams auteur Ernest Claes zegt Turke Leunes

“die zonder blaas niet zwemmen durfde en het daardoor ook nooit leren zou”. En “Een vriendje zwaaide een dikke varkensblaas in de lucht, en sloeg daarmede telkens op de anderen”.

Slacht lekkernijen

Naast de grote hoeveelheden vlees gebruikt voor bijvoorbeeld karbonades, stoofvlees, hammen, worsten blijven er na de slacht veel afvalvleesresten over. Ook hiervan wordt zo veel mogelijk gebruikt voor menselijke consumptie.[20]

Balkenbrij

Balkenbrij, nog niet gebakken[21]

Zo wordt nog steeds, vooral in het najaar en het begin van de winter, vooral in het oosten en zuiden van het land, de smakelijke balkenbrij (balkebrie) gegeten, opgebakken gekruid vlees. Het is een typisch streekgerecht; iedere regio kent zijn eigen variant. In Limburg is het gerecht tevens bekend als ‘karboet’ of ‘kroeboet’. Tegenwoordig ligt balkenbrij bij slagers en vleesafdelingen in de supermarkt.

De naam balkenbrij is waarschijnlijk afgeleid van brij van gebalchte, de buikresten van een geslacht dier, zoals darmen en pens. In het oud-Nederlands betekent ‘balk’ en ‘balg’ namelijk ‘buik’. Het kan echter ook verwijzen naar het oude gebruik de balkenbrij in een doek aan een balk op te hangen.

Varianten komen ook voor in België en Duitsland. Duitse varianten bevatten veel bloed waardoor de balkenbrij daar donkerroodbruin is en smaakt als bloedworst. In de Verenigde Staten waar Duitse immigranten eeuwen geleden balkenbrij invoerden heet het gerecht scrapple of goetta.

Traditioneel werd balkenbrij het gemaakt van in bouillon gekookt slachtafval, zoals de kop en organen van het varken en boekweitmeel. In moderne varianten vervangt vaak varkensvlees, spek en lever het slachtafval.
In alle varianten zit het ingrediënt rommelkruid, een authentiek kruidenmengsel met vooral anijs en zoethout. Het geeft een wat zoete smaak; soms worden krenten of rozijnen toegevoegd. Balkenbrij wordt in plakken van ongeveer 1 cm dik gebakken.

Bloedworst

Bloedworst — ook een bijproduct van de slacht — bestaat uit een mengsel van bloed (meestal van het varken; er bestaat ook runderbloedworst), vet of reuzel (smout), spek, kruiden en vulmiddelen als rogge, brood, gerst, en/of havermout. Bloedworst wordt in plakken van ongeveer 1 cm dik in een koekenpan gebakken. Soms samen met een plak appel en dikwijls geserveerd met stroop.

Bloedworst met spekblokjes[22]

Recepten verschillen per streek. Het spek kan in blokjes of vergruisd worden toegevoegd; soms worden uien toegevoegd. Groningse boerenbloedworst is zoet, met stroop en rozijnen. Uiterlijk en smaak van de Limburgse balkenbrij daarentegen lijkt veel op bloedworst. Ook tongenworst is een soort bloedworst, waarbij stukken tong zitten in een bloedworstmengsel.

Vrijwel overal in België wordt bloedworst gegeten. In West- Vlaanderen noemt men het bloelink, in Antwerpen beuling, in de Kempen pensen, in het Hageland en Klein –Brabant zwarte pensen, terwijl men in Zuid-Oost Vlaanderen spreekt van trippen of zwarte triepen. De Brusselse variant heet bloempanch. In Vlaanderen wordt bloedworst ook ongebakken gegeten.

Ook elders wordt bloedworst gemaakt van bloed met stukken goedkoop vlees. Het gerecht heet in Spanje butifarra negra en morcilla, in Frankrijk boudin noir, in Engeland black pudding, in Duitsland en Oostenrijk Blutwurst en in Italië sanguinaccio insaccato en bodeun. Ook Azië kent bloedworst, zoals de sundae in Korea.

Hoofdkaas, (zure) zult, preskop

Hoofdkaas, ook bekend als preskop of (zure) zult wordt vooral gemaakt van varkensvlees, maar gebruik van andere diersoorten is mogelijk.

Fabrieksmatig gemaakte zure zult of preskop[23]

De kop, staart en de oren trekken een hele nacht in water met zout op tachtig graden om zacht te worden. Vervolgens worden de schedel met de hersenen, de ogen en andere beenstukken en kraakbeen verwijderd en de afgekoelde rest door de vleesmolen gedraaid. Dan wordt de vleespap met stukjes augurk, paprika, kruiden zoals foelie en kruidnagel, en wat gelatine een uur of zes in een pot (terrine) samengedrukt onder een verzwaard deksel om op te stijven. Wanneer ‘ter verbetering’ wat rund- of paardenvlees wordt toegevoegd dikt meestal de pulp voldoende in zonder het samen te drukken.

Hierna is de hoofdkaas in plakjes te snijden en te gebruiken als broodbeleg; soms met wat mosterd of een speciale kopsaus.

Er bestaan vele varianten, in de bereidingswijze en in de benaming. Zoals preskop (Vlaanderen), frut, zure zult (wanneer azijn is toegevoegd), varkenskop, huidvleis (Zuid-Limburg), kipkap (Noord-Limburg), geperste kop, poskop (Zeeland), of huré of uufflakke (Gent).

In november vallen de sterrenbeelden van de Dierenriem schorpioen (23 oktober-21 november) en boogschutter (22 november-21 december).

Het sterrenbeeld Schorpioen — Scorpius[24]

Schorpioen symbool — Getijdenboek, the Fastolf Master[25]

Lang voor onze tijdrekening onderscheidde men slechts zes sterrenbeelden. Bij de klassieke Romeinen was dan ook het sterrenbeeld Schorpioen dubbel zo groot, want tevens het sterrenbeeld Weegschaal was er deel van; gezien als de klauwen van de schorpioen.

In de middeleeuwen was scorpius een belangrijk sterrenbeeld voor de alchemisten. Hun zoektocht naar de ‘Steen der wijzen’ (Magisterium) — waarmee ze lood of ijzer in goud konden transformeren — kon alleen gebeuren wanneer de zon in het sterrenbeeld Schorpioen verbleef.

Voor de astrologen was scorpius de plaats van het ‘huis van oorlogsgod Mars.

Het sterrenbeeld zou vroeger ook Adelaar zijn genoemd. Huidige astrologen noemen bij hun karakterbeschrijvingen van schorpioenen daarom ook vermeende adelaar kenmerken.

De schorpioen

Hottentotta tamulus[26]

Schorpioenen zijn weliswaar kleine, maar opmerkelijke dieren. De ongeveer 1800 soorten en vele fossiele soorten behoren tot de Scorpiones, een orde van geleedpotigen, onderdeel van de klasse van de spinachtigen (Arachnida). Het komt weinig voor dat alle soorten binnen een orde er min of meer hetzelfde uitzien; ze zijn moeilijk met andere dieren te verwarren. Schorpioenen leven in (sub)tropische landen, ook in woestijnen; in spleten en holen; soms in een ondergronds hol; enkele soorten in bomen. Alle soorten zijn carnivoor; ze jagen op kakkerlakken en andere plaaginsecten.

Uniek is dat deze meest primitieve landdieren gifklieren bezitten met een naaldachtig toedieningsapparaat aan het einde van het langwerpige, erg beweeglijk deel van hun achterlijf. Een steek hiermee is voor kleine dieren zeer giftig. Enkele tientallen soorten zijn ook voor de mens gevaarlijk, maar zelden dodelijk. Toch hebben ze een slechte naam en worden gevreesd als te mijden monstertjes. (Bij aankomst voor mijn onderzoek op Curaçao werd mij meteen geleerd — naast hoe een cuba libre te bereiden — schoenen voor het aantrekken altijd even uit te kloppen om een eventueel aanwezige schorpioen te verwijderen).

Schorpioenen spelen in meerdere verhalen uit het verre verleden een speciale rol.

Gilgamesj-epos

Het Gilgamesj-epos in het Akkadisch, kleitablet 11 over de zondvloed[27]

Het is opmerkelijk dat juist schorpioenen zijn verwerkt tot twee schorpioenmensen die de zonnebaan bewaken in het Gilgamesj-epos, een van de oudste literaire werken. Een intrigerende verhaal over een koning die ongeveer 4700 jaar geleden geleefd zou hebben. Het bestaat uit ongeveer 3000 Sumerische dichtregels, rond 2100 v.o.j. in spijkerschrift op kleitabletten geschreven.

De zogenoemde Standaardversie is het meest bekend door de talrijke op kleitabletten aangetroffen kopieën in de Assyrische koninklijke bibliotheken. De Standaardversie bevat twaalf kleitabletten in het Akkadisch (rond 1200-1000 v.o.j). Elf kleitabletten — dit zijn in feite de 11 verzen of hoofdstukken, die in het algemeen de 11 kleitabletten worden genoemd, terwijl sommige verzen verscheidene tabletten per vers bevatten. Ze vormen elk een afgerond geheel van het epos. Het twaalfde tablet is bijna een letterlijke vertaling van het Sumerische gedicht over Gilgamesj, Enkidu en de Onderwereld en niet recht duidelijk waarom het aan de Standaardversie is toegevoegd. Van de meeste tabletten zijn geen volledige kopieën bekend.
Deze standaardversie van het heldendicht werd ontelbare malen overgeschreven en bewerkt en het verspreidde zich over een groot gebied.

Gilgamesj zou rond 2620 v.o.j. koning zijn geweest in Uruk. Uruk (in de bijbel Erech) was een stad in Zuid-Mesopotamië — wat eerst Sumer (Soemer) was en later Babylonië — 300 km ten zuiden van het huidige Bagdad. Uruk lag tussen Babylon en Ur in vruchtbaar, aangeslibd land. Uruk kwam in de kopertijd (laat-Neolithicum) tot volle wasdom en wordt beschouwd als de oudste echte stad en als de eerste beschaving, door de combinatie van stedelijke ontwikkeling en het ontstaan van het schrift. Uruk bleef belangrijk in de bronstijd en de ijzertijd en was 4500 jaar ononderbroken bewoond.

Het Epos

Gilgamesj is de grootste koning op aarde, de sterkste held aller tijden. Zijn volk vindt hem echter te hardvochtig en voelt zich onderdrukt. Om hen te verlossen schept de hemelgod Anu de wildeman Enkidu. Ze vechten, Enkidu verliest, maar dan worden ze grote vrienden en gaan samen op avontuur en tarten de goden.
Gilgamesj wil naar het cederwoud, om door een glorieus avontuur onsterfelijk te worden. Bij de voorbereidingen voor de tocht steunen velen de beide helden, zoals de zonnegod Samasj.

Met hulp van Samasj doden Gilgamesj en Enkidu de demonische beschermer van het woud, Humbaba. Zij hakken bomen om, om een vlot te bouwen en naar Uruk terug te drijven.

Gilgamesj in gevecht met de Stier des Hemels[28]

Wanneer Gilgamesj niet gediend is van de seksuele aandacht van de godin Isjta vraagt zij haar vader de Stier des Hemels te sturen om wraak te nemen op Gilgamesj. Hij en Enkidu doden de stier echter. De goden besluiten Enkidu te straffen voor de dood van Humbaba. Hij wordt ziek: op zijn sterfbed beschrijft hij hoe de hel er uitziet.

Er volgt een klaagzang van Gilgamesj voor zijn vriend Enkidu. De koning raakt in een crisis; hij wordt bang voor de dood en gaat op zoek naar het eeuwig leven. Hij onderneemt een gevaarlijke reis om zijn voorouders Ut-napisjtim en zijn vrouw te bezoeken op het eiland Dilmun. De enige mensen die onsterfelijk zijn na het als enigen overleven van de grote watervloed, die de mensheid moest vernietigen. De veerman Ursshanabi boomt Gilgamesj over de Wateren des Doods.

Tablet 9: Om zijn vriend Enkidu …

Gilgamesj zwerft door de wildernis en reist door wonderlijke streken op een zoektocht naar de zin van het leven. Onder meer doodt hij leeuwen en hult zich in een leeuwenvel. Op zijn tocht komt hij bij de berg Masju (Tweelingberg). De twee toppen stutten de basis van de Hemel en diens flanken reiken tot in de Onderwereld. Ze vormen de poort waardoor de zon elke dag opkomt èn ondergaat. Aan weerszijden van de poort staan twee reusachtige wachters, twee schorpioenmensen, man en vrouw.
Ze vertellen hem dat alleen de Zonnegod door de berg heen kan reizen.

[…][29]
Zij verspreiden terreur; hun aanblik is de Dood;
Hun vreselijke stralenkrans omgeeft de Bergen;
Het opkomen en neergaan van de zon bewaken zij.
Gilgamesj zag hen; in grote vrees en angst bedekte hij zijn gelaat. Maar toen vermande hij zich en naderde hen.
De schorpioenman riep tot zijn vrouw: “Die daar naar ons toekomt, zijn vlees is goddelijk.”
De schorpioenvrouw antwoordde hem: “Twee derde van hem is goddelijk, een derde is menselijk!”
De schorpioenman, luid roepend, richtte het woord [tot Gilgamesj], Vlees der goden: [Waarom reisde jij naar hier] zulk een lange tocht?”
[…]
En Gilgamesj antwoordde: “Ik zoek de weg naar Ut-napisjtim, mijn voorvader, die deel mocht hebben aan de Godenraad [omdat hij het leven vond].
[Hij alleen kan mij vertellen het geheim] van de dood en het leven.”
De schorpioenman opende de mond en sprak tot Gilgamesj:
“Nooit, o Gilgamesj was er [iemand zoals jij] Nooit heeft iemand [het pad]door de bergen [gevonden]!
De doortocht ervan is 12 mijlen [lang]; de duisternis is dik, er is geen [licht].”
Vóór het opkomen van de zon […]
Vóór het neergaan van de [zon …] Sturen zij uit […]
Verspreiden zij […]
En jij, hoe [wil jij …]?
Hoe wil jij binnen [gaan …]?”
[…]
En Gilgamesj antwoordde: “Verdriet [heeft mijn hart vervuld].
IJzige kou en zonnegloed [hebben mijn gezicht getekend];
Door uitputting [zijn mijn krachten ten einde]; Maar nu, […].”
De schorpioenman [opende de mond, nam het woord],
En [sprak een woord]tot koning Gilgamesj:
“Ga dan Gilgamesj, en [vrees niet]; de Tweelingberg zal jou [doorgang verlenen!] Berg en heuvel [zullen jou beschermen!] Zij zullen jou in veiligheid […] de poort van de berg [zal zich openen voor jou].”
Toen Gilgamesj [dit hoorde nam]hij het woord van de schorpioenman [in zich op].
[Hij nam] het pad van de Zonnegod.
Toen hij één mijl had [afgelegd]was de duisternis dik [en er was geen licht], zodat hij zelfs niet kon achterom kijken.
Toen hij twee mijl had [afgelegd][was de duisternis dik, en er was geen licht, zodat hij zelfs niet kon achterom kijken].
Toen hij drie mijl had [afgelegd][was de duisternis dik], en er [was geen licht], zodat hij zelfs niet kon [achterom kijken].
Toen hij vier mijl had [afgelegd][was de duisternis dik, [en er was geen licht], zodat hij zelfs niet kon [achterom kijken].
Toen hij vijf mijl had [afgelegd]was de duisternis dik, en er was [geen licht], zodat hij zelfs niet kon [achterom kijken].
Toen hij zes mijl [bereikte]was de duisternis dik, er was [geen licht], zodat hij zelfs niet kon achterom kijken.
Toen hij zeven mijl bereikte was de duisternis dik, er was [geen licht], zodat hij zelfs [niet kon]achterom kijken.
Bij de achtste mijl haastte hij zich […] was de duisternis dik, er was [geen]licht, zodat hij zelfs niet kon achterom kijken.
Bij de negende mijl [voelde]hij de noordenwind, [die op zijn]gelaat [blies ….] [De duisternis bleef dik] en er was [geen]licht, [zodat hij zelfs niet kon]achterom kijken.
[Toen hij de tiende mijl] bereikte [was de opkomende zon]zeer nabij.
[Toen hij elf mijl bereikte, restte nog slechts] één mijl.
[En bij twaalf mijl] trad hij buiten nog vóór de Zon […] en er was helder licht.
Voor [hem lag daar]de Tuin der Goden; toen hij die zag ging hij er recht op af.
Een kornalijnboom droeg vruchten, en was behangen met druiventrossen, heerlijk om te zien.
Een lazuursteenboom droeg lover en stond in volle bloei – een lust voor het oog.
[…]

Maar daar geeft Gilgamesj niet om: hij heeft reeds de oever van de buitenaardse zee gezien en ook Siduri opgemerkt, die daar een herberg houdt.

[…]

Tablet 11: Gilgamesj sprak tot hem …

Ut-napisjtim vertelt hem over de zondvloed en hem geeft hem twee kansen op onsterfelijkheid, die Gilgamesj allebei vergooit. Zo kiest hij ervoor het kruid van het eeuwige leven mee te nemen, valt echter in slaap en terwijl hij slaapt, neemt een slang het kruid mee. Hij leert hij dat hij zich moet neerleggen bij zijn sterfelijkheid en keert terug naar Uruk.

Op het rond 1200 v.o.j. toegevoegde twaalfde tablet laat de koning zijn bal en stok in de onderwereld vallen. Enkidu gaat ze ophalen, maar de onderwereld grijpt hem. Gilgamesj maakt daarop een gat in de grond zodat de geest van Enkidu kan ontsnappen en hem vertellen hoe het is in de onderwereld.

Of het heldendicht enige geschiedkundige waarheid bevat wordt betwijfeld. Het is wel opmerkelijk dat zowel de Bijbel als het Gilgamesj-epos de Zondvloed noemen; evenals het nog oudere Atrahasis epos. Er wordt wel verwezen naar het onderlopen van de Zwarte Zee na het einde van de ijstijd. Ook zijn overeenkomsten genoemd met het scheppingsverhaal in Genesis, en met het verhaal van Noach in het Oude Testament (dat minder oud is).

Boek Job

Satan stort de plagen over Job uit — William Blake[30]

In het Oude Testament wordt in het boek Job — zij het indirect — naar sterrenbeeld schorpioen verwezen.

Jaweh stond toe dat Satan de rijke, gezegende, godvrezende Job tot armoede laat vervallen en zijn kinderen en zijn gezondheid verliest. Hij is aanvankelijk vertoornd en geeft Jahweh alle schuld. Maar dan keert hij terug naar zijn geloof, zijn vertrouwen op Jahweh en Job stelt:

“Hij (Jaweh) beveelt de zon en ze komt niet meer op,
Hij dekt de sterren af en ze schijnen niet meer.
Hij, en Hij alleen spant het hemelgewelf,
Hij schiep de Grote Beer en Orion,
de Plejaden en de sterren van het Zuiden.
Grote, ondoorgrondelijke dingen brengt Hij tot stand,
wonderen ontelbaar.”

‘De sterren van het zuiden’ zijn het sterrenbeeld Schorpioen. De wel met name genoemde sterrenbeelden staan hier net tegenover. Die waren beter bekend. (zie hier onder). Of is vermeden de naam van dit ene sterrenbeeld te noemen, omdat Schorpioen in verband werd gebracht met de onderwereld, met de duivel?

Op het noordelijk halfrond is de sterrengroep Schorpioen slechts gedeeltelijk waarneembaar. Omdat sterrenbeelden alleen zichtbaar zijn wanneer ze vanaf de aarde gezien niet in dezelfde richting staan als de zon, is schorpioen hier het beste te zien in juli, hoewel ook mei/ juni wordt aangegeven.

Wellicht verklaart de geringere zichtbaarheid op ons halfrond het slechts beperkt verwijzen naar de constellatie schorpioen in de Griekse en Romeinse mythologie.

Hades, Orpheus, Ares

Schorpioen wordt geassocieerd met de Griekse god Hades, in de Romeinse mythologie Pluto. De god van de onderwereld, heerser over de doden, god van de rijkdom en kostbare metalen. Naast zijn broers Zeus en Poseidon de derde wereldheerser.

Schorpioen wordt echter ook gerelateerd aan Orpheus, de door Apollo onderrichtte musicus, dichter en profeet uit Thracië, die met zijn lier bomen en dieren liet dansen. En met de god van de oorlog Ares (Mars), zoon van Zeus en Hera.

Orion

Bovendien zag men in het sterrenbeeld de schorpioen die de grote jager Orion probeerde te doden.

Orion, zoon van de zeegod Poseidon, was de knapste man ooit. Toen hij verliefd werd op Merope eiste haar vader Oinopion zou dat Orion eerst het eiland Chios volledig zou bevrijden van wilde dieren. Hij weigert nadat Orion dat heeft gedaan hem echter zijn bruid.

Foto van het sterrenbeeld Orion[34]

De oververdrietige Orion bedrinkt zich en dronken vergrijpt hij zich aan Merope, waarop haar vader Orion de ogen uitsteekt.
Orion vraagt het orakel van Helius om raad, dat aanraadt naar het oosten te gaan en daar de eerste zonnestralen op zijn dode ogen te laten schijnen. Na vele omzwervingen lukt dit en Orion kan weer zien.

Op weg naar huis ontmoet hij Artemis, godin van de maan, de jacht en beschermvrouwe van de kuisheid, die de gelofte had afgelegd eeuwig maagd te blijven. Ze valt echter voor de mooie Orion. Haar jaloerse tweelingbroer Apollo stuurt een grote schorpioen op Orion af om een einde aan de door hem ongewenste relatie te maken, voor ze te ver gaan.
Orion valt de schorpioen aan met zijn pijl en boog. Zij is echter onkwetsbaar, bijt Orion in zijn hiel, hij zal moeten sterven. Asclepius, god van de geneeskunde en de genezing, weet echter Orion te genezen en vertrapt de schorpioen.

Uiteenlopende versies beschrijven hoe het kon gebeuren dat vervolgens Artemis Orion doodt. Een verhaalt dat haar broer Apollo haar misleidde zodat ze Orion aanzag voor een wild dier en hem met haar pijl neerschoot.
Ze plaatst hem aan de hemelkoepel als een duidelijk te herkennen sterrenbeeld. In de vorm van een zandloper; anderen zien er de breedgeschouderde jager in, zijn gordel gemarkeerd door drie opvallend heldere sterren. Orion staat wel op een plek ver verwijderd van de schorpioen, waar hij nog steeds bevreesd voor is.

Phaëton

De Griekse mythologie vertelt ook hoe de schorpioenen zijn ontstaan.

Phaëton, een zoon van de zonnegod Helios, woonde met zijn moeder Klymene, zijn zusters de Heliaden, en zijn sterfelijke stiefvader op Rhodos.
Zijn klasgenoten — vooral Epafos, de arrogante zoon van Zeus en Io — bespotten voortdurend zijn moeder en twijfelden aan zijn goddelijke afkomst.
Daarom trok hij naar de schitterende burcht van zijn vader om iets te vragen wat de hele wereld van zijn afkomst zou overtuigen. Helios omarmde hem (na eerst afzetten van zijn letterlijk oogverblindende stralenkrans). Je moeder sprak de waarheid. Wens iets, en ik zweer bij de koud vloeiende Styx dat ik je verzoek zal inwilligen.

Phaëton vroeg of hij één keer de gevleugelde zonnewagen mocht mennen — zoals hij vol bluf al aan Epafos had voorspeld.
Helius schrok zeer; schudde ontkennend verbijsterd zijn hoofd; smeekte om iets anders, wat ook, te vragen. Helios legde uit hoe extreem gevaarlijk zijn dagelijkse tocht was. Zo steil omhoog naar de hemel, waar zelfs hij vaak duizelig werd, en aan het einde van de dag weer steil omlaag. En dat tegen de steeds draaiende hemel in. Alleen hij was hiertoe in staat. Maar Phaëton bleef bij zijn verzoek. En aangezien Helios een heilige eed had gezworen kon hij niet weigeren.

Toen het morgenrood ontwaakte besteeg Phaëton de zonnewagen en mende het vierspan hevige briesende paarden in galop de hellende baan op. Ze voelden dat het juk veel lichter was; de wagen ging slingeren, hij kon ze niet in bedwang houden.

De vallende Phaëton — Hendrick Goltzius[35]

De zonnewagen raakte uit zijn baan, stuiterde op en neer, stootte tegen sterren en viel naar beneden; scheerde langs bergtoppen en over de velden.
Heidegras vloog in brand, bomen ontvlamden; steden met de hele bevolking verbrandden; alles stond in vuur en vlam. Rivieren droogden op; wat een meer was werd de Sahara woestijn. De bewoners van Afrika kregen een zwarte huid.
En zo ontstonden de schorpioenen.

Phaeton’s voetzolen verbrandden door de steeds hetere wagen; zijn longen door de hete rook en dampen. Zijn haar vloog in brand ondanks de beschermende olie waarmee zijn vader hem zich helemaal had laten insmeren. Hij viel van de wagen, stortte brandend, stervend ter aarde en viel in de rivier Eridanos.
De zonnehengsten kalmeerden nu het wilde geruk aan hun leidsels was gestopt, er geen panisch gegil meer was. Ze hervonden hun vertrouwde baan en brachten de zonnewagen veilig naar het dagelijkse eindpunt.
Helios hulde zich in diepe rouw. Klymene weende vier maanden. Evenals haar dochters, die tenslotte in populieren veranderden; hun tranen werden tot barnsteen.

Veel later zouden de Fransen een levensgevaarlijk racerijtuigje voor jonge heethoofden een phaéton noemen.

Noten

[1] Bron: Les Très Riches Heures du duc de Berry, november — Gebroeders Van Lymborch (1411-1416). De miniatuur toont een traditioneel herfstboerentafereel, november was de slachtmaand. Een varkenshoeder drijft zijn varkens het bos in, waar deze zich vol vreten aan eikels, kastanjes en beukennootjes. De vetgemeste varkens worden vervolgens geslacht. Alles wordt gebruikt, verwerkt — gedroogd, gerookt, gekookt en gepekeld — en opgeslagen als voorraad voor de lange winter. Het niet goed te conserveren materiaal — organen, bloed en kleine slachtafval — werd meteen gebruikt. Tussen 1485 en 1486 schilderde Jean Colombe de novemberpagina voor het grootste deel naar de opzet van de gebroeders Van Lymborch, wel in een iets moderner jasje. Het timpaan boven het landschap is zeker door de Gebroeders geschilderd.
[2] Bron: Brumaire, Mistmaand, was tweede maand van de Franse republikeinse kalender— Tresca, Salvatore (graveur), Louis Lafitte (dessinateur du modèle, 1770-1828); allégorie pour le mois de Brumaire. Domaine public français, bibliothèque nationale & Bureau des Longitudes..
[3] Bron: Boerengezelschap in een interieur (slachtfeest; 1627-1633) — Adriaen Brouwer, Staatliches Museum Schwerin
[4] Bron: Het varken op de leer met gezicht op de Haarlemmerpoort (1668; 1668) — Michiel van Musscher, Amsterdam Museum
[5] Bron: Kokkin (1574) — Joachim Beuckelaer, Kunsthistorisches Museum, Wenen
[6] Bron: Opgespalkt varken in een boereninterieur (1645) — Izaak van Ostade, Museum voor Schone Kunsten (Rijsel)
[7] Bron: De geslachte os (1655) — Rembrandt van Rijn, Louvre museum
[8] Bron: De varkensslachter (1648) — Jan Victors, Rijksmuseum
[9] Zie: Harrie de Rooij (…) Herinneringen aan de varkensslacht, Cultureel Brabant cubra.nl/varken/36slachten-harrie-de-rooij.htm Geraadpleegd op 30 november 2022.
[10] Zie: Ed Schilders (2021) De varkensblaas, van slachtmaand tot vastenavond. brabantserfgoed.nl/page/13496/de-varkensblaas-van-slachtmaand-tot-vastenavond Geraadpleegd op 30 november 2022
[11] Bron: De rommelpotspeler (circa 1618-1620) — Frans Hals, privécollectie, München
[12] Bron: Handen van een rommelpotspeler (ca. 1654-ca. 1658) — Cornelis Visscher, Rijksmuseum
[13] Bron: De rommelpot — Frans Mandos Tzn., Tilburgs kunstenaar en illustrator, afbeelding bij het bedellied ‘Geeft wat om den rommelpot’ uit: Ons Volkslied (1945). Van site Brabants erfgoed.
[14] Bron: Twee jongens en een meisje maken muziek, rechts met een rommelpot (1629) — Jan Miense Molenaer, National Gallery, Londen
[15] Bron: Detail van Wij syn met ons sevenen, (circa 1700-1749) — anoniem, gravure naar Cornelis Dusart[1]. Rijksmuseum. Op de schouders zit een jongen met een rommelpot; aan zijn rechterarm, een blaas om mee te slaan en in zijn hand een stuk darm voor ‘knaleffecten’.
[16] Bron: Een blaas, aan de staart van een hond gebonden (1657) — Uit: Conrad Meijer, Sechs und zwanzig nichtige Kinderspiel: Zu wichtiger Erinnerung erhebt und in Kupfer gebracht durch Conrad Meyer.
[17] Zie: Van Veen, P.A.F. (1987). Sprekende getuigen, Over de herkomst van onze woorden. Baarn: Mingus.
[18] Bron: De eerste duikboot van Cornelis Drebbel (1572-1633) — Lithografie van G. W. Tweedale (17e eeuw)
[19] Bron: Kinderspelen (detail, 1560) — Pieter Bruegel de Oude, Kunsthistorisch Museum, Wenen
[20] Informatie uit: Balkenbrij nl.wikipedia.org/wiki/Balkenbrij en www.goedboerenindestad.nl/recepten/varken-in-een-dag/balkenbrij, bloedworst nl.wikipedia.org/wiki/Bloedworst en hoofdkaas nl.wikipedia.org/wiki/Hoofdkaas_(gerecht) geraadpleegd op 30-november 2022.
[21] Balkenbrij, nog niet gebakken — foto Davv69
[22] Bron: Bloedworst met spekblokjes — foto Matthias Süßen
[23] Bron: Fabrieksmatige zure zult of preskop — foto’s Takeaway
[24] Informatie onder andere uit: Gustav Schwab (1982). Griekse en Romeinse Sagen. Haarlem: Holland; Stephen Fry (2018). Mythos. Amsterdam: Thomas Rap. Het epos van Gilgameš (2001). Vertaald uit verschillende grondsteksten, ingeleid en geannoteerd door Herman Vanstiphout. Njmegen: Uitgeverij SUN.
[25] Bron: Schorpioen symbool, Getijdenboek, the Fastolf Master (circa 1440-1450) — Bodleian Library, Oxford C.160. MS. Auct. D. inf.2, 11, fol 10r
[26] Bron: Hottentotta tamulus – foto Shantanu Kuveskar, The Indian red scorpion from Mangaon, Maharashtra, India
[27] Bron: Het Gilgamesj-epos in het Akkadisch, kleitablet 11 over de zondvloed (7e eeuw v.o.j.), gevonden in de bibliotheek van Ashurbanipal, British Museum
[28] Bron: Gilgamesj in gevecht met de Stier des Hemels  — terracotta reliëf, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel
[29] Het epos van Gilgameš (2001). Vertaald uit verschillende grondsteksten, ingeleid en geannoteerd door Herman Vanstiphout. Nijmegen: Uitgeverij SUN. Overgenomen citaten uit p.120-123.
[30] Bron: Satan stort de plagen over Job uit (1826-1827) — William Blake, foto Tate Londen
[31] Bron: Scorpius constellation — Torsten Bronger maakte deze constellatie met PP3-software
[32] Bron: Schorpioen — Luc Cielen, tekening gebaseerd op Johann Bode (Uranographia, 1801) en Samuel Leigh (Urania’s Mirror, 1823)
[33] Bron: Hades, god van de Onderwereld, bewaker van het schimmenrijk met de driekoppige Cerberus — foto Aviad Bublil, Archeologisch museum, Kreta
[34] Bron: Photography of the constellation Orion — foto Till Credner
[35] Bron: Phaëton (1588) — Hendrick Goltzius, naar Cornelis Cornelisz. van Haarlem, Rijksmuseum

Avatar foto

was na een studie aan de UvA op Curaçao werkzaam als marien bioloog, en als humaan bioloog bij het Instituut voor Antropobiologie, Medische Faculteit Utrecht en vervolgens bij de Vakgroep Gezondheidsethiek en Wijsbegeerte, Universiteit Maastricht.

Schrijf een reactie