Maand Oktober 2

0

Mensis October, wijnmaand, zaaimaand, rozenkransmaand

Machteld Roede

januari 1 en januari 2 — februari 1februari 2 en februari 3 — maart 1 en maart 2 — april — mei — juni — juli — augustus — september — oktober 1oktober 2 en oktober 3 — november 1 en november 2 — december 1 en december 2

Natuur

Piektijd in de Vogeltrek

In oktober valt de piek van de najaarsvogeltrek[1]. Jaarlijks migreren dan in Europa zeker een 3 miljard vogels naar Zuid- en West-Europa om daar te overwinteren, hoewel de meeste soorten doorgaan naar Afrika. Het is de standaard herhaalde grootste verplaatsing van levende wezens. Voor wie er op let valt dan ook veel te genieten, vooral bij een zuidelijke wind.

Zo vliegt de Noordse stern vanuit zijn broedgebied Spitsbergen, grotendeels over oceanen, om 22.000 km verderop in het Zuidpoolgebied acht maanden te overwinteren. De kleine Rietzanger trekt vier etmalen non-stop van uit Noord-Europa naar Midden Afrika. En miljoenen spreeuwen vliegen over Noord-Holland.

Kolganzen, spreeuwen en boerenzwaluwen — foto’s Adri de Groot[2]

Vinken, spreeuwen, graspiepers, koperwieken, kolganzen, kieviten, kokmeeuwen, boerenzwaluwen, aalscholvers, veldleeuweriken, zanglijsters en nog veel meer verlaten ons land. De oktobertrek van grote aantallen zangvogels vindt ‘s nachts plaats, zoals bij goudhaantjes, zanglijsters, merels en spreeuwen.

Veldleeuwerik, graspieper en kievit — foto’s Karel Odink

Een aantal oktobertrekkers verschilt van de augustus- en septembermigranten door niet zuidwaarts maar westwaarts naar Engeland en Ierland te reizen.

Oude verklaringen

In 1703 wist een Britse geleerde zeer stellig dat de trekvogels in zestig dagen naar de maan vliegen voor hun winterslaap. Een tijdgenoot wist het beter: de grote vogels steken de oceaan over, waarbij ze de kleinere vogels op hun rug meenemen.
De meeste vogelaars gingen echter uit van een winterslaap in eigen land, waarbij een meende dat de zwaluwen dat doen onder water op de bodem van de rivier. Wat ook door Linnaeus is vermeld in zijn Systema Naturae uit 1735.

Putter — foto Karel Odink

Van een aantal vogelsoorten die hier in het voorjaar naar toe kwamen om te broeden trekken echter niet alle exemplaren weg naar het zuiden. Jaren geleden bleven hier meer overwinterende akkervogels tussen de graanstoppels, heggen, en gewassen die ook in de koude tijd van het jaar nog voeding en dekking gaven. Maar de diversiteit van de beplanting verminderde sterk, het landschap verschraalde, meer vogels trekken weg. Dankzij initiatieven als in Zuid-Limburg[3] om op kleine plekken de akkernatuur te herstellen, zijn althans daar weer talloze kneuen, groenlingen, geelgorzen en puttertjes waar te nemen.

Wat later in oktober komen na veelal reizen van duizenden kilometers vogels uit het noorden, zoals toppereenden uit IJsland, en ook uit Noord-Rusland, Noord-Siberië en Nova Zembla hier overwinteren, waaronder kleine zwanen en veel ganzen, zoals de rotgans.

Kleine zwanen en Rotganzen — foto’s Adri de Groot[4]

Navigatie

Er is al lang over nagedacht hoe de vogels tijdens de lange migraties hun weg vinden. Ook jonge vogels, die bij een aantal soorten afzonderlijk van de oudere soortgenoten voor het eerst de lange tocht maken. Uiteenlopende experimenten zijn uitgevoerd, en steeds meer wordt ontdekt.

Najaarstrek van diverse vogelsoorten[5]

Trekvogels navigeren mede met behulp van herkenningspunten op aarde, de stand van de zon en de sterren, windrichting. Een groot raadsel bleef hoe ze vooral het magneetveld van de aarde als een soort landkaart weten te gebruiken. Aan de hand van de kleinste veranderingen in de richting, de intensiteit of de hoek van een aardmagnetisch veld kunnen ze bepalen waar ze zich bevinden.

In 1979 werd voor het eerst de oriëntatie op het aardmagnetisme bevestigd toen in de hersenen van duiven, zwaluwen en roodborstjes de aanwezigheid van het magnetische magnetiet werd aangetoond. In 2009 is ontdekt dat een bepaald hersengebied voorin de hersenen informatie krijgt van fotopigmenten in het oog: ze zién het magneetveld van de aarde.

Gaai — foto Adri de Groot[6]

Begin oktober trekken sierlijke kraanvogels, met hun kenmerkend luid getrompetter, over ons land volgens een vrij strak begrensde baan. Er is gesuggereerd dat ze — evenals zwanen — zich anders zouden oriënteren dan de zangvogels.

Onze standvogels zijn ondertussen druk met zorgen voor een vetlaag, een dikke vacht en het aanleggen van voedselvoorraden. Gaaien bijvoorbeeld vliegen met een keel vol eikels om die verspreid in de grond te verstoppen, waarvan ze de meeste later weer weten terug te vinden. De eikels die duiven oppikken worden doorgeslikt en in de krop verteerd.

Vlindertrek

Monarchvlinder[7]

Er is veel minder over bekend maar ook een aantal vlindersoorten vertonen trekgedrag. Door te migreren vermijden de vlinders ongunstige omstandigheden, zoals slecht weer, gebrek aan voedsel maar ook overpopulatie.

Tijdens de migratie kunnen enorme afstanden worden afgelegd; de Amerikaanse monarchvlinder kan tot een 4.500 km weg trekken.

Rhodos

In de beroemde Petaloudes vlindervallei op het Griekse eiland Rhodos vormen gedurende de natte periode van eind juni tot in oktober vele duizenden exemplaren van de Pantani quadripunctaria Rhodosensis vlinder een ware toeristenattractie.
In deze vallei op 26 km van de stad Rhodos, een mooi natuurgebied van 60 hectare met wandelpaden en watervallen, ligt het enige natuurlijke bos in Europa van de Oosterse Amberbomen (Liquidambar orientalis).
De geur van de bomen trekt ontelbare hoeveelheden Rhodos vlinders aan. Ook beschermt het bos de vlinders tegen de warmte.
Deze dagvliegende mot of Spaanse vlag, met een spanwijdte van ongeveer zes centimeter, is zwart gekleurd met lichtgele strepen en heeft een deel oranje in het midden van uitgeslagen vleugels.

Pantani quadripunctaria, de Spaanse vlag — foto’s Joke Koppius

Als de vleugels opengeklapt zijn is de kleur oranje en wat bruinachtig. Enorme zwermen hier van te zien is een bijzondere ervaring.
P. quadripunctaria is wijdverbreid in Europa, van o.a. Estland, de Kanaal Eilanden, de Middellandse Zeekust tot de zuidelijke Oeral en westelijk Rusland. Ondersoorten komen voor in het zuiden van Turkmenistan en Iran, in Syrië.
En op Rhodos Pantani quadripunctaria Rhodosensis.

Nederland

Ook Nederland kent trekvlinders: de atalanta, de distelvlinder, de oranje en de gele luzernevlinders, en de overdag actieve nachtvlinders de gamma-uil en de kolibrievlinder.

Deze soorten zijn geen standvlinders, ze zijn hier niet inheems. Ze verlaten ons land omdat de winters voor hen te koud zijn en trekken in de herfst zuidwaarts naar Frankrijk, Portugal, Spanje, de distelvlinder zelfs tot in Marokko, waarna ze zich voortplanten en sterven.

Hun nakomelingen komen in het voorjaar naar Noord-Europa. Begin mei bereiken de eerste trekvlinders Nederland. Zij leggen hier eitjes en gaan dan dood.

Van de atalanta (Vanessa atalanta) of admiraalvlinder, een van onze meest voorkomende vlinders, migreert een deel eind september en in oktober naar Zuid- Europa. Ze trekken niet in groepen en vallen dus veelal niet op, maar wel via redelijk vaste routes. Er zijn jaren dat op telposten vogelspotters ook honderden, ja duizenden atalanta’s waarnemen.
Een deel van de atalanta’s overwintert echter hier. Het is een van de laatste soorten die op een niet te koude dag hier nog rond kan vliegen. Door de klimaatopwarming neemt dit aantal wellicht toe.

Meerdere vlindersoorten, zoals dagpauwogen, proberen in onze huizen een overwinterplek te vinden; evenals onder andere steekmuggen.

Amfibieëntrek

De diverse amfibiesoorten — die in het voorjaar en masse op zoek gingen naar goede waterplekken om zich te kunnen voortplanten en tijdens de zomer verspreid over het land leefden — migreren in het najaar — goed opgevet — terug naar goede overwinteringsplekken op het land.

En weer graven vrijwilligers langs autowegen en andere obstakels emmers in. Om vervolgens de dagelijks in deze paddenvallen verzamelde padden, groene en bruine kikkers, en meerdere salamandersoorten over te zetten naar de overkant. Vanwaar ze veilig verder trekken voor hun winterslaap — alleen of met soortgenoten — onder bomen, stronken en houtstapels, of vorstvrij in droge ondergrondse gaten en holen. Een enkele bruine kikker of grote groene kikker kruipt onder water diep weg in de modder op de naar het winterbiotoop trekken

Omdat in het najaar — in tegensteling tot in het voorjaar — padden en kikkers geleidelijk naar hun winterbiotoop trekken merken we er meestal weinig van. Als er opeens veel regen valt trekken salamanders wel massaal naar hun winterbiotoop, waarbij velen sneuvelen bij het snelwegen oversteken.

De stippenkever

De meeste inheemse soorten lieveheersbeestjes overwinteren buiten in de natuur, zoals onder een hoop afgevallen bladeren. Het tweestippelig lieveheersbeestje en de veelkleurige Australische of Aziatische lieveheersbeestjes (ooit hierheen gehaald uit Australië om bladluizen te bestrijden, maar nu overal ingeburgerd en niet meer als exoot gezien) hebben echter behoefte aan een warmere plek en kruipen in groepen bijeen weg binnen onze huizen, in kozijnen en kieren, in kelders en schuren.
Ook badkamers worden genoemd als winterverblijf. Dat is niet zo handig want wanneer die verwarmd worden, worden de kleine winterslapers wakker. En verhongeren, want er is geen voedsel te vinden.

In Heidense tijden heette het stippenkevertje Freyafugle, vogel van de godin Freya; bij de kerstening verchristelijkt tot onzelievevrouwebeestje of lieveheersbeestje.

Paddenstoelen

Paddenstoelen zijn slechts het vruchtlichaam dat boven de grond komt van zo’n twintig centimeter onder de grond levende schimmelorganen. De slechts een paar micrometer dikke schimmeldraden kunnen wel duizenden kilometers lang kunnen worden en zich zo over grote oppervlakte uitstrekken.

Tamme kastanje, nog aan de boom — foto Joke Koppius

Helaas gaan de meeste paddenstoelsoorten de laatste jaren in aantal achteruit door droogte en te veel stikstof — al houden champignons juist wel van een stikstofrijke bodem.

En ook de door veel stikstof woekerende braamstruiken, brandnetels en varens doen paddenstoelen verdwijnen, sommige soorten zelfs helemaal. Zo neemt de biodiversiteit weer verder af.

Oktober is ook de maand van de kastanjes. Als ze rijp zijn vallen ze nog in hun groene bolster vanzelf uit de boom.

Halloween

Jack-o’-Lantern met kaars[8]

Halloween werd eerder al uitvoerig gevierd in de Verenigde Staten, Canada en Ierland; de laatste tijd ook in landen van Europa, Australië, Oost-Azië en Latijns-Amerika. Het vrij commerciële gebeuren is sinds enige jaren ook overgewaaid naar Nederland.

Huizen en tuinen worden versierd met tot gezichten uitgesneden pompoenen waar een kaars in brandt. Als het donkert op 31 oktober verkleden kinderen zich en bellen of kloppen overal in de buurt aan. Hun roep trick or treat geeft de keuze tussen een plagerijtje (trick) of snoep geven (treat). Veelal tieners en jong volwassenen gaan verkleed naar Halloweenfeesten.

Halloween (All Hallows’ evening), wordt gevierd op 31 oktober, de vooravond van het christelijke feest Allerheiligen (Sollemnitas Omnium Sanctorum) op 1 november. In het roomse liturgische jaar de herdenking van alle overledenen heiligen en martelaren.

Allerzielen — William Bouguereau[9]

Op 2 november, Allerzielen, worden de overledenen herdacht en wordt een requiemmis opgedragen. Katholieke begraafplaatsen zijn dan een grote bloemenzee.

Halloween zou terug te voeren zijn op het oude Keltisch oogstfeest, het Gaelic-festival Samhain, dat zo’n 2000 jaar terug in Ierland op 31 oktober het oogstseizoen afsloot. Het viel ongeveer halverwege tussen de herfst-equinox en de winterzonnewende en op 1 november werd de overgang van de zomer naar de donkere winter ingeluid.

Samhain werd beschouwd als een liminale tijd, of te wel een overgangsfase. waarin de scheiding tussen onze wereld en de andere wereld, het hiernamaals, slechts heel dun was. Hierdoor konden geesten van overledenen of feeën terugkeren naar de aarde. Daarom werd de laatste nacht van oktober een maaltijd bereid voor de overleden familieleden en men verkleedde zich als doden. Opdat verkeerde geesten die je mee wilde nemen naar de andere wereld zouden denken dat je ook al dood was en je met rust zouden laten.

Traditioneel altaar in Mexico[10]

In Mexico is al vele eeuwen veel aandacht voor het Festival der Doden. Het hele jaar leeft men er naar toe, worden goederen verzameld om aan de doden te offeren. Men gelooft dat op 1 november de zielen van kinderen terugkeren naar de aarde en op 2 november die van volwassenen.

Catrina, een vrouwelijk personage dat de doden vertegenwoordigt [11]

Tegen eind oktober worden de graven van dierbaren schoon gemaakt en versierd met geurige bloemblaadjes van oranje Afrikaantje.
Op de kerkhoven staan overal altaren om voedsel en drank te offeren en ook in huis richt men een altaar in met bloemblaadjes versierd.
Men houdt ook met de hele familie picknicks op en tussen de graven.

Overal zijn schedels te zien en men beschildert het gezicht tot een doodshoofd. In calaveras — korte gedichten – wordt de draak gestoken met grafschriften van vrienden. Kranten plaatsen calavera’s van beroemdheden.

Viering van de Nacht van de Zielen ‘s nachts voor de Dag van de Doden[12]

De Dia des muertos is terug te voeren tot de oorspronkelijke Meso-Amerikaanse Azteken, Maya en Purépecha met een grote voorouderverering. De schedels van de voorouders werden bewaard en tijdens augustus — de negende maand van de Azteekse kalender – met vele rituelen tentoongesteld.
De festiviteiten — gewijd aan de godin Mictecacihuati, ‘de dame van de doden’- werden gezien als symbool van de wedergeboorte.

Na de verovering van hun gebied door de Spanjaarden werd de zo belangrijke viering van de Dag van de Doden geassimileerd door het christendom en verplaatst naar Allerheiligen en Allerzielen.

Bijzondere dagen

  • 1 oktober: World Vegetarian Day (sinds 1977)
  • 1 oktober: Internationale dag van de ouderen (VN, WHO, sinds 1991)
  • 2 oktober: Internationale dag van de geweldloosheid (VN)
  • 3 oktober: Leidens Ontzet
  • 4 oktober: Wereld dierendag (sinds 1930)
  • 8 oktober: Alkmaar Ontzet
  • 10 oktober: Werelddag van de geestelijke gezondheid (sinds 1992)
  • 12 oktober: Wereld reumadag (World Arthritis Day, WAS)
  • 16 oktober: Wereldvoedseldag (VN, FAO, sinds 1981)
  • 17 oktober: Internationale dag voor uitroeiing van armoede (VN, sinds 1993)
  • 18 oktober: Europese dag tegen de mensenhandel (EU)
  • 22 oktober: Wereldstotterdag (sinds 1998)
  • 24 oktober: Dag van de Verenigde Naties (VN, sinds 1945)
Diya’s tijdens Diwali[13]
  • 24 oktober 2022: Diwali of Lichtjesfeest, de 13e dag van de maand Ashvin van de hindoekalender; een nationale dag in Suriname (sinds 2010).
  • 28 oktober: Nacht van de Nacht (de Natuur en Milieufederaties, sinds 2006)
  • Laatste zondag van oktober: Wintertijd (sinds 1977)
  • 31 oktober: Halloween (op de vooravond van het christelijke Allerheiligen)

Weerspreuken

Is oktober dan gekomen, blad voor blad vliegt van de bomen.
Blinkt oktober in het zonnegoud, de winter volgt dan snel en koud.
In de wijnmaand zon, winter kent geen pardon.
Oktober brengt ons wijn en zonnige dagen, maar ook jicht en andere plagen
Als het waait en vriest in de oktobernacht, dan verwachten wij een januari zacht.
Brengt oktober vorst en sneeuw, men hoort des winters klaag geschreeuw.
In oktober veel regen, voor het kerkhof altijd zegen.
Is oktober nat en koel, wordt de winter zacht en zwoel.
Is oktober warm en fijn, het zal een scherpe winter zijn; maar is hij nat en koel, ‘t is van een zachte winter ‘t voorgevoel.
Oktober met veel regendrang, maakt de sterkste man nog krank.
Oktober mist, met bladeren geel en krom, kijk dan maar eens naar uw kachel om.
Wie in de herfst veel noten kan knippelen, zal nog van de kou staan trippelen.

Da Costa Getijdenboek, oktober — Simon Bening[14]

Oktober gedichten

Trionfo di Bacco e Arianna
(o Canzona di Bacco)

Bacchus’ Song

Quant’è bella giovinezza,
che si fugge tuttavia!
chi vuol esser lieto, sia:
di doman non c’è certezza.

Quest’è Bacco e Arïanna,
belli, e l’un dell’altro ardenti:
perché ‘l tempo fugge e inganna,
sempre insieme stan contenti.
Queste ninfe ed altre genti
sono allegre tuttavia.
Chi vuol esser lieto, sia:
di doman non c’è certezza.

Questi lieti satiretti,
delle ninfe innamorati,
per caverne e per boschetti
han lor posto cento agguati;
or da Bacco riscaldati
ballon, salton tuttavia.
Chi vuol esser lieto, sia
di doman non c’è certezza.

Queste ninfe anche hanno caro
da lor essere ingannate:
non può fare a Amor riparo
se non gente rozze e ingrate:
ora, insieme mescolate,
suonon, canton tuttavia.
Chi vuol esser lieto, sia:
di doman non c’è certezza.

Questa soma, che vien drieto
sopra l’asino, è Sileno:
così vecchio, è ebbro e lieto,
già di carne e d’anni pieno;
se non può star ritto, almeno
ride e gode tuttavia.
Chi vuol esser lieto, sia:
di doman non c’è certezza.

Mida vien drieto a costoro:
ciò che tocca oro diventa.
E che giova aver tesoro,
s’altri poi non si contenta?
Che dolcezza vuoi che senta
chi ha sete tuttavia?
Chi vuol esser lieto, sia:
di doman non c’è certezza.

Ciascun apra ben gli orecchi,
di doman nessun si paschi;
oggi siam, giovani e vecchi,
lieti ognun, femmine e maschi;
ogni tristo pensier caschi:
facciam festa tuttavia.
Chi vuol esser lieto, sia:
di doman non c’è certezza.

Donne e giovinetti amanti,
viva Bacco e viva Amore!
Ciascun suoni, balli e canti!
Arda di dolcezza il core!
Non fatica, non dolore!
Ciò c’ha a esser, convien sia.
Chi vuol esser lieto, sia:
di doman non c’è certezza.

Youth is so beautiful,
yet it flees!
People who want to be happy should be happy:
there’s no certainty in the future.

This is Bacchus and this is Ariadne,
they’re beautiful and burning with passion for one another:
since time flies and deceives,
they’re always together and are happy.
These nymphs and other people
are cheerful, despite everything.
People who want to be happy should be happy:
there’s no certainty in the future.

These jolly little satyrs,
in love with the nymphs,
have ambushed them a hundred times
in caves and woods;
now, warmed up by Bacchus [drunken],
they jump and dance, despite everything.
People who want to be happy should be happy:
there’s no certainty in the future.

These nymphs love
being deceived by the satyrs:
the only ones who can defend themselves from Love
are the uncouth and ungrateful people.
Now the nymphs play music and sing
together with the satyrs, despite everything.
People who want to be happy should be happy:
there’s no certainty in the future.

This clumsy person coming behind them,
riding a donkey, is Silenus:
he’s so old, so drunk and merry,
he’s full of food and years;
if he can’t stand upright,
at least he’s laughing, despite everything.
People who want to be happy should be happy:
there’s no certainty in the future.

Midas is coming behind them:
the things he touches turn into gold.
What good is it to have riches
if you can’t make others happy?
What happiness does he feel,
he who is thirsty, anyway?
People who want to be happy should be happy:
there’s no certainty in the future.

Everyone opens his ears,
may no one live of tomorrow;
let us all be merry today,
young and old, females and males;
let’s forget every sad thought:
let’s make merry despite everything.
People who want to be happy should be happy:
there’s no certainty in the future.

Women and young lovers,
long live Bacchus and long live Love!
May everyone play music, dance and sing!
May our heart burn with sweetness!
No toil, no pain!
What has to be, it’d better be.
People who want to be happy should be happy:
there’s no certainty in the future.

Lorenzo de’ Medici (1490)
Translation[15]

 

In 1609 verscheen de prachtige bundel Shakespeare’s Sonnets met 154 gedichten, de meeste in sonnetvorm.

Sonnet 73

William Shakespeare[16]

That time of year thou mayst in me behold
That time of year thou mayst in me behold
When yellow leaves, or none, or few, do hang
Upon those boughs which shake against the cold,
Bare ruin’d choirs, where late the sweet birds sang.
In me thou see’st the twilight of such day
As after sunset fadeth in the West,
Which by and by black night doth take away,
Death’s second self, that seals up all in rest.
In me thou see’st the glowing of such fire
That on the ashes of his youth doth lie,
As the death-bed whereon it must expire,
Consum’d with that which it was nourish’d by.
This thou perceiv’st, which makes thy love more strong,
To love that well which thou must leave ere long.

William Shakespeare (1564–1616)

October

William Morris[17]

O love, turn from the changing sea and gaze,
Down these grey slopes, upon the year grown old,
A-dying ‘mid the autumn-scented haze
That hangeth o’er the hollow in the wold,
Where the wind-bitten ancient elms infold
Grey church, long barn, orchard, and red-roofed stead,
Wrought in dead days for men a long while dead.

Come down, O love; may not our hands still meet,
Since still we live today, forgetting June,
Forgetting May, deeming October sweet? —
— Oh, hearken! hearken! through the afternoon
The grey tower sings a strange old tinkling tune!
Sweet, sweet, and sad, the toiling year’s last breath,
To satiate of life, to strive with death.

And we too — will it not be soft and kind,
That rest from life, from patience, and from pain,
That rest from bliss we know not when we find,
That rest from love which ne’er the end can gain?
— Hark! how the tune swells, that erewhile did wane!
Look up, love! — Ah! cling close, and never move!
How can I have enough of life and love?

William Morris (1834-1896)
Konstantinós Kaváfis in 1929[18]

The Retinue of Dionysos

Damon the craftsman (none better
in the Peloponnese) is giving the last touches
to his Retinue of Dionysos
carved in Parian marble: the god leading
in divine glory, with power in his stride;
after him, Intemperance; and beside Intemperance,
Intoxication pours out the satyrs’ wine
from an amphora wreathed in ivy;
near them, Sweetwine, the delicate,
eyes half-closed, soporific;
and behind come the singers
Tunemaker and Melody and Reveller —
the last holding the honored processional torch
which he never lets die — and then Ceremony, so modest.
Damon carves all these. And as he works
his thoughts turn now and then
to the fee he’s going to receive
from the king of Syracuse:
three talents, a large sum.

Adding this to what he has already,
he’ll live grandly from now on, like a rich man,
and—think of it—he’ll be able to go into politics:
he too in the Senate, he too in the Agora.

Konstantinos Kavafis (1863-1933)[19]

Autumnal

Ernest Dowson[21]

Let misty autumn be our part!
The twilight of the year is sweet:
Where shadow and the darkness meet
Our love, a twilight of the heart
Eludes a little time’s deceit.

Pale amber sunlight falls across
The reddening October trees,
That hardly sway before a breeze
As soft as summer: summer’s loss
Seems little, dear! on days like these.

Are we not better and at home
In dreamful Autumn, we who deem
No harvest joy is worth a dream?
A little while and night shall come,
A little while, then, let us dream.

Beyond the pearled horizons lie
Winter and night: awaiting these
We garner this poor hour of ease,
Until love turn from us and die
Beneath the drear November trees.

Ernest Dawson (1867–1900)

Autumn

The morns are meeker than they were,
The nuts are getting brown;
The berry’s cheek is plumper,
The rose is out of town.

The maple wears a gayer scarf,
The field a scarlet gown.
Lest I should be old-fashioned,
I’ll put a trinket on.

Emily Dickinson (1830-1886)

Indian summer

These are the days when Birds come back —
A very few — a Bird or two —
To take a backward look.

These are the days when skies resume
The old — old sophistries of June —
A blue and gold mistake.

Oh fraud that cannot cheat the Bee —
Almost thy plausibility
Induces my belief.

Till ranks of seeds their witness bear —
And softly thro’ the altered air
Hurries a timid leaf.

Oh Sacrament of summer days,
Oh Last Communion in the Haze —
Permit a child to join.

Thy sacred emblems to partake —
They consecrated bread to take
And thine immortal wine!

Emily Dickinson[22]

Oktobervijver

Hélène Swarth — foto Géruzet Frères[23]

Zijn ‘t waterleeljen door de wind bewogen?
Zijn ‘t blanke bloemen van magnolia?
Of pluimen wit, de vleugelen ontvlogen
Van vlottende engle’ in blauwe hemelwâ?

Zijn ‘t vlokken sneeuw uit puur-azuren hoogen
Oktoberhemel, kondende ongenâ
Van wufte koning Herfst en wordt nu logen
‘t Beloofde heil, dat leek mijn hoop zó na?

Op ‘t weekgeplooide groenfluweelen water
Zwemt zoetjes áan een sneeuwblanke eendengroep
En ploegt een lange zilvervoor. — Eén laat er
Plots vleugelkleppend los de blanke troep
En drijft alleen. — En ‘k ril van ‘t schril gesnater,
De stilt’ doortrillende als een weeëroep.

Hélène Swarth (1859-1941)[24]

Herfst

Nu rijpt de herfst de rijkgebronsde peren;
De sappige applen glansen, rood en goud,
En prachtig prijkt, gelijk een tooverwoud,
Het bosch, dat groen in purper doet verkeeren.

Krachtige balsemgeur uit kreupelhout
Van eiken stroomt mij tegen, zilvren veêren
Doorstrepen ‘t reine luchtblauw en vermeeren
Tot éen wolk, die de zon gevangen houdt.

Nu vul die vaas met gele October-rozen,
Leg blauwe druiven op die blanke schaal,
Tusschen de trossen laat de perzik blozen
Als avondrood, en loof als bloedkoraal
Van wilden wingerd blij mijn blik verpoozen,
Die symphonieën zoekt in kleurentaal.

Hélène Swarth[25]

In October

Nu vallen alle blaadren af, de herfst is overal,
Maar in mijn ziel bloeit zomerloof, dat nooit verwelken zal.
Ik voel mij veilig aan uw borst, uw arm is om mij heen
Kus zacht mijn warme tranen weg: zij zijn voor u alleen.

De vogels vlieden ver van hier, bij bloem- en bladerval,
Maar in mijn ziel klinkt liefdezang, die nooit verstommen zal
Droef zingt de wilde najaarswind een winterprophetie.
Als ik uw stem maar hooren mag, als ‘k maar uwe oogen zie!

Het dorre loover dwarrelt neer en hecht zich aan mijn haar,
En ‘t wordt mij bang, of dit nu ‘t eind’ van onze liefde waar.
O klem mij vaster aan uw hart! vraag niet waarom ik ween,
Maar kus mijn warme tranen weg: zij zijn voor u alleen.

Hélène Swarth[26]

October[27]

Nou met een voart de voale doagen duustren
En dumt de greide sunner sieroad leit; —
De bonte bladjes, stram en trillend, fluustern
Van leven, dat noar ‘Stille Riek toe geit; —

Nou komt de sun met sachte vingers snuustern’
Ien alles wat nog deur heur warmte steit;
De bomen stoan, van gold deurlicht, te luustern,
Hoe t’eigen blad beneden rikt op ‘t reit.

’t Komt ál ten rust. De leste vogels trekken;
Heur swarte vlucht wiet suzend op en del; —
Een kraai ropt al de winter, schar en schel.

En woar de sunnestroalen niet meer rekke, —
Ien schaar de bloaden doalen, stil as snel, —
Dwoalt blauwe damp as miemerij veurbij.

J. Dijkstra (1879- …; p. 221)

Harfst

‘t Is harfst! Sums wel zoo kold en nat,
De bakken bin vol woater.
De kool en boonen bin’n in ‘t vat,
Men zörgt al weêr veur laoter.

‘t Is harfst: de blaoren vall’n weer
Bie bosjes van de boom’n,

De kachels mouten d’r weer heer:
De winter zel ja kom’n.

Het land wordt straks weer leēg en kaol,
Veul vruchten het ‘t ons gev’n,
De bloumen worden slap en vaol,
Naotuur legt aof heur lev’n,

‘t Is harfst! den komt gewis dei tied
Bie ‘t klimmen van de jaoren.
En is ‘r din soms muite en stried,
De moud nait laoten vaor’n.

En naodert ‘s levens wintertied,
Sums zunder zorg en vreez’n,
Din kin men, jao zoo gansch verblied,
Tevreē en dankbaor wez’n.

Ik wins joe lezers, jong of old,
Dat zoo joen lot mag wez’n,
As God dat over ons bepaolt,
Din is d’r niks te vreez’n.

D.F. Ferré Jacobs (1835- …, p. 44)48
Noten

[1] Zie: onder meer Rob van Dijk De wonderlijke navigatiekunst van de trekvolgels Parool 22 september 1984, p. 21
[2] Bron: Kolganzen, Spreeuwen, Boerenzwaluwen — © de fotodagboeken van Adri de Groot
[3] Bron: Caspar Janssen, Het miegelt van de kneuen op de wintervoedselveldjes in Zuid-Limburg, de Volkskrant 16 november 2022
[4] Bron: Kleine zwanen en Rotganzen — © de fotodagboeken van Adri de Groot
[5] Bron: Najaarstrek vogels komt op stoom, AnimalsToday, House of Animals 
[6] Bron: Gaai — © de fotodagboeken van Adri de Groot
[7] Bron: Monarchvlinder, Danaus plexippus — foto Thomas Bresson
[8] Bron: Jack-o’-Lantern met kaars — foto Toby Ord
[9] Bron: Allerzielen (1859) — William Bouguereau (1825–1905), Museum van Schone Kunsten van Bordeaux
[10] Bron: Altar tradicional de día de muertos en Milpa Alta, Ciudad de México — foto Eneas de Troya
[11] Bron: Catrina, een vrouwelijk personage dat de doden vertegenwoordigt, gemaakt door Guadalupe Posadas — foto Paolaricaurte
[12] Bron: Viering van de Nacht van de Zielen ‘s nachts voor de Dag van de Doden — foto Miguel Angel Mandujano Contreras
[13] Bron: Diya’s (ghee lichtjes met geklaarde boter) tijdens Diwali, het hindoefeest ter viering van ‘de overwinning van het goede over het kwade, van licht over duisternis, van gelukzaligheid over onwetendheid’ — foto Nikkul
[14] Bron: Da Costa Getijdenboek, oktober (circa 1515) — Simon Bening. Vier mannen onderhandelen in een dorpsstraat over een os die aan de muur van een huis is vastgebonden. Een man geeft munten aan een ander. Verderop plukt een man op een ladder druiven. Een vrouw kijkt toe. Rechts de kalenderpagina. Langs de onderrand een landschap met daartussen een kamer met het sterrenbeeld weegschaal: een weegschaal hangt aan een ketting. De pagina’s hebben een illusionistisch houten frame. MS M.399, fol. 11v en MS M.399, fol. 12r, The Morgan Library & Museum.
[15] Vertaling: lyricstranslate.com/nl/canzona-di-bacco-bacchus’-song.html geraadpleegd op 27 oktober 2022
[16] Bron: William Shakespeare (1610) — toegeschreven aan John Taylor, National Portrait Gallery (London).
[17] Bron: William Morris (1887) — foto Frederick Hollyer. In: J. W. Mackail (1899) The Life of William Morris in two volumes, London, New York and Bombay: Longmans, Green and Co.
[18] Bron: Konstantinós Kaváfis (in 1929) — fotograaf onbekend
[19] Cavavy, C.P. (1975, 1978) Collected Poems. Translated by Edmund Keeley & Philip Sherrard; London: Chatto & Windus.
[21] Bron: Ernest Dowson. In: The Poems of Ernest Dowson (1905) London: John Lane.
[22] In: Emily Dickinson (1890; 1982) Collected Poems of Emily Dickinson. New York-Avenel: Gramery Books.
[23] Bron: Hélène Swarth (1879) — foto Géruzet Frères.
[24] In: De Gids, jaargang 68 (1904).
[25] In: Hélène Swarth (1918) Verzen, derde deeltje. Amsterdam: L.J. Veen.
[26] In: Hélène Swarth (1930) Natuurpoëzie. Geraadpleegd op 2022-10-04 dbnl.org/tekst/swar008natu01_01
[27] In: Ter Laan, K., G.W. Spitzen en G. Stel (circa 1933) Laandjebloumen, bloemlezing uit de letterkundige voortbrengelen in de Groninger Volkstaal. p. 44. Groningen: Drukkerij-Uitgeverij C. Weis. Met ‘Veuraof door Geert Teis Pzn.’, pseudoniem van G.W. Spitzen (1864-1945), een schrijver in het Gronings. Hij is bekend door o.a. het Gronings volkslied ‘Van Lauwerszee tot Dollard tou’ en de ‘Knoalster Lorelei’ — ook in deze bundel — dat begint met ‘Ik wait nait, wat zel ‘t toch beduden, dat ik zo miesderig bin’. In deze bundel staat tevens een (levens)herfst gedicht van een redacteur van de Appingedamster Courant, D.F. Ferré Jacobs. Geraadpleegd op 2022-11-11 dbnl.org/arch/laan005laan01_01/pag/laan005laan01_01.pdf

Avatar foto

was na een studie aan de UvA op Curaçao werkzaam als marien bioloog, en als humaan bioloog bij het Instituut voor Antropobiologie, Medische Faculteit Utrecht en vervolgens bij de Vakgroep Gezondheidsethiek en Wijsbegeerte, Universiteit Maastricht.

Schrijf een reactie