Heidi Muijen
Wijsheidsweb, Queeste en Questies, september 2018
Motto:
“Freude, schöner Götterfunken,
Tochter aus Elysium,
Wir betreten feuertrunken,
Himmlische, dein Heiligtum!”
Friedrich von Schiller, Het begin van “Ode an die Freude” (Loflied op de vreugde) geschreven in 1795. Bekend geworden door Beethovens Negende Symfonie en in 1972 gekozen tot Europees volkslied.
De kwestie: de emocultuur
Het najaar heeft haar intrede gedaan. Seizoen van oogsten, vallende blaadjes en overpeinzingen… Vanuit het individuele perspectief van een vallend blaadje, nootje, appel of peer betekent het loslaten van de moederstam de dood. Vanuit de boom of het bos als geheel gezien maken de ontbindende blaadjes, eikels, paddenstoelen en rottend fruit de bodem vruchtbaar en vormt dit het begin van nieuw leven.
Het is maar vanuit welk perspectief en niveau je een verschijnsel bekijkt welke betekenis het heeft en welk gevoel je erbij krijgt: de herfstblues of het ambrozijnen gevoel onsterfelijk te zijn! De herfstige weemoed kan, net zoals met het drinken van deze godendrank in de mythe gebeurde onsterfelijk maken, omslaan in het ‘erotische’ gevoel deelgenoot te zijn van de eeuwige cyclus van leven en dood.
Het ‘erotische’ is in een emocultuur evenwel pornografisch plat geslagen. De weemoedige, blijmoedige, lankmoedige en wankelmoedige grondstemmingen uit de mythen en verhalen raken ondergesneeuwd en maken plaats voor de opgestoken duimen, emoticons en smileys. Dat levensvreugde verschilt van een ‘plat’ hedonistisch plezier is dan een overbodig onderscheid geworden.
Waarop de ‘consumens’ volgens cultuurcriticus Dirk De Wachter in ’borderline times’ en ‘De wereld van De Wachter’ is gericht, is de onmiddellijke behoeftebevrediging:
“Eerst was genot zondig, toen werd het toegelaten, en nu is het verplicht.”
De Wachter, 2013, p. 134.
“Waar de kickcultuur ontstaat, verkruimelt de grondlaag van die gelaagdheid, de taartbodem, die hechting in zich draagt. We verliezen de capaciteit om basic trust op te bouwen.”
De Wachter, 2016, p. 57.
De questie: weemoedige en blijmoedige grondstemmingen
Welke questie schuilt er achter de kwestie van de platgeslagen emoties? In het hart van filosofische levenskunst vinden we een sleutel. De zielsgestemdheid van vreugde of droefheid, angst of woede vormt een (af)grond waarop vertrouwen en liefde kunnen groeien dan wel afbrokkelen naar wantrouwen en haat. Het zijn de morele emoties uit de gedichten en oude verhalen, die de vruchtbare mest van deze grond vormen. De helden en heldinnen voelen zich soms weemoedig en dan weer gelukzalig, zij treden wankelmoedig dan wel onverschrokken de beproevingen op hun queeste tegemoet.
Deze grondstemmingen zíjn de afstemming — het afgestemd zijn — op het leven zelf, ze zijn de oproep die de held(in) aanspoort op pad te gaan en het avontuur aan te gaan…
De contextueel relatietherapeute Ester Perel (2018), een van de zomergasten in het seizoen van 2018, interpreteert ‘het erotische’ in een vergelijkbare mythische zin, als een vitale naar verbinding èn individuatie strevende kracht van en tussen zielen. Daarmee geeft zij ‘het erotische’, dat sinds Freud eenzijdig seksueel is opgevat, een oorspronkelijke mythische diepgang terug. Laten we deze mythe beluisteren:
Mythologische wegwijzer: de samenhang van levensvreugde en tragiek
“Kom, Psyche, neem een slokje uit mijn roemer. Dit is ambrozijn, en nu je het hebt geproefd, ben je onsterfelijk, net als wij. Hierbij verbind ik jou en Eros ten overstaan van ons allen in de echt. Omhels je schoondochter, Afrodite, en laat ons vrolijk zijn.”
(Fry, 2018, p. 191)
In de hertelling van de klassieke mythe van Psyche en Eros door Stephen Fry spreekt Zeus deze woorden. Daarmee geeft hij aan de tragiek van het verhaal met het drinken van de godendrank een gelukkige afloop. Het sterfelijke meisje Psyche deelt in het goddelijke geluk van het eeuwige leven! De structuur van deze mythe weerspiegelt de reis van de held(in). Fry stelt dat het model staat voor veel andere mythen en sprookjes, van Assepoester tot ‘Belle en het Beest’.
Veel verhalen en mythen draaien rond mannelijke helden, zoals Odysseus, Theseus en Herakles.
Bijzonder is dat juist de mythe die de naam aan de wetenschap van de ziel heeft gegeven, een heldin als hoofdrolspeler heeft, Psyche. Zij is het zinnebeeld van de ziel en als oud-Grieks woord staat ψυχή ofwel ‘psyche’ voor levensadem. In de mythe wordt zij met haar geliefde Eros herenigd nadat zij de beproevingen op haar queeste doorstond. Deze vielen haar ten deel toen Eros moest wegvliegen nadat Psyche hem met haar ogen had aanschouwd. Zijn verbod daartoe had ze genegeerd door het gestook van haar jaloerse zussen. Zij was vóór die noodlottige wending weliswaar overdag eenzaam geweest doch ’s nachts gelukkig met Eros verenigd.
Zo was het gegaan sinds zij door de Westenwind, Zephyros, was opgetild en vervoerd naar een goddelijk paleis met uitzonderlijke weelde en weldaad. Daar bracht het door liefde ontvlamde hart van Eros, die door een pijl van zijn eigen koker was geraakt, hen elke nacht bij elkaar.
De pijl had eigenlijk niet deze liefdesgod zelf moeten raken, maar Psyche! Was het snode plan gelukt van Afrodite, godin van de liefde en moeder van Eros, in jaloezie ontstoken door de goddelijke schoonheid van dit sterfelijke meisje, dan had Psyche als eerste een zwijn gezien en was op dit dier door de liefdespijl van Eros verliefd geworden. Uit schrik voor het krijsende wegrennende zwijn had Eros echter zichzelf gestoken aan zijn pijl en was hij nu op Psyche verliefd geworden!
De reis van de ziel
De symboliek uit het verhaal verwijst, archetypisch verstaan, naar een innerlijke reis, de reis van de ziel. Van onschuld en het onverdeelde geluk, verbeeld met het nachtelijke samenzijn van Eros en Psyche, naar de gebrokenheid van dit oorspronkelijke geluk door toedoen van krachten van jaloezie en wraak, die zielen scheidt.
Alleen door de beproevingen te doorstaan en de opdrachten van Afrodite met behulp van dieren en planten als magische helpers (mieren, een rietstengel) uit te voeren en tenslotte door haar bereidheid af te dalen in de onderwereld en haar diepste eenzaamheid te aanvaarden, werd de wending mogelijk. Daartoe was ook de wil van Eros nodig: hij vloog naar de Olympos en verzocht oppergod Zeus om een stokje te steken voor de jaloerse daden van zijn moeder. De blijheid en herwonnen harmonie in deze goddelijke sfeer tussen de opponenten verbeeldt de vreugde van het opgetild zijn uit het normale bevangen zijn in ieders ‘kleine verhaal ‘ en egobewustzijn.
Het onderkennen van het belang van vreugdevolle vitaliteit en blijmoedigheid als grondstemming op de weg van de held(in) vormt een grondtoon in de westerse wijsheidstraditie. Naast het ‘ken uzelve’ was het door filosofen van de klassieke levenskunst als thema op de agenda gezet. De Griekse filosoof Democritos (460-370 v.o.j.) spreekt van het ontwikkelen van een vredig gemoed, een gelukkig zijn ofwel “wel-gemoed zijn”, “eu-thymia”, als vrucht van levenskunst.
De woordgeschiedenis vertelt dat het hierbij gaat om een samenstelling van ‘het goede’ (eu) en ‘het gemoed’ (thymos, de ziel ofwel de emoties).
“Dan is het tijd voor de lach. De bulderende, bevrijdende lach van degene die begrijpt dat vreugde zorgt voor binding met het reële, het genieten van het lichaam, de liefde voor het immanente, het concrete leven en de passie voor deze wereld. (…) De westerse iconografie heeft de lach van Democritus, de dichter met de heldere pen, regelmatig tegenover de tranen van de knorrige Heraclitus, bijgenaamd, ‘de Duistere’ gesteld. En dit vermogen om te lachen om het reilen en zeilen van de wereld vinden we terug bij Diogenes van Sinope tot Friedrich Nietzsche… Alleen zij die de wereld serieus nemen kunnen erom lachen, juist daarom. Filosofen die niet kunnen lachen moeten we mijden als de pest.”
Onfray, 2007, p. 64.
Volgens de filosofische levenskunst gaat het bij de lach en de levensvreugde niet alleen om het belang van het spontaan uiten van emoties, een direct gehoor geven aan innerlijke bewogenheid. Ten diepste betekent het een afgestemd zijn (via de lach en andere fysieke signalen) op het innerlijk kompas. In plaats van een omweg via reflecties en (cognitieve) overwegingen staat de lach voor relativering van de rechtlijnigheid van (filosofische) principes.
Veeleer dan argumenten vermag kunstzinnige expressie ruimte te geven aan wat het betekent het leven te omarmen en wat zich op het levenspad aandient lief te hebben (amor fati) . De dichter spreekt in een taal van de ziel die direct kan raken en recht doet aan de samenhang tussen tragiek en levensgeluk. Het poëtische taalspel en het domein van de kunsten zijn daarom belangrijke middelen op ieders queeste in het labyrint van levensvragen. De wijsheid van de mythe vertelt dat het vertrouwen in de geliefde en de levensvreugde verbindende krachten zijn, onontbeerlijk in huidige contexten van vervlakking en fragmentatie.
Een actueel voorbeeld: rond de speeltafel
“Tja wat is nu geluk?”, zo klonk een verzuchting in een kleine groep mensen rond het mythisch-filosofische bordspel ‘Mens, ken jezelf’ (Muijen, 2010), een intervisiegroep van coaches, die eens wilden kennis maken met een andere benadering in begeleiding. De spreker keek naar het speelbord met aan de rand acht denkramen met geluksprincipes zoals ‘geluk door leven’, ‘geluk door denken’, ‘geluk door genot’, ‘geluk door techniek’, enz. en sprak: “Ik ken wel gelukkige momenten, maar als ‘filosofisch principe’ wordt het zo groot gemaakt en ik geloof ook dat het voor iedereen weer anders voelt.” De medespelers hadden allemaal reeds een uitgangspositie met hun speelfiguur op het speelbord uitgekozen en probeerden hun collega met wat grappen en goed bedoelde opstekers tot een keuze te motiveren: “Jij hebt het vaak over leven in het hier en nu, ik vind ‘geluk door zijn’ eigenlijk wel bij jou passen!”
Als spelbegeleider keek ik naar de gefronste wenkbrauwen van de eerste spreker en vroeg of de opmerkingen van haar collega’s haar misschien kunnen helpen als ze deze als vragen zouden herformuleren. Tegelijk prees ik haar authentiek antwoord in het niet zomaar mee willen gaan in het spel en het kiezen van een geluksprincipe. Ik zei haar gevoel daarin serieus te nemen, als startpunt voor verder onderzoek. Haar blik klaarde op en er verscheen een glimlach: “ja dan klopt het meer met hoe het voor mij is, zowel in mijn eigen leven als wanneer ik anderen coach. Het gaat eigenlijk niet om geluk en het zo nodig steeds leuk moeten hebben in het leven. Ik weet niet hoe ik het wel zou noemen, maar ik laat mensen eigenlijk gewoon hun eigen verhaal vertellen. Dan blijkt er steeds iets heel persoonlijks te zijn waar het in het probleem van die persoon om draait. Dat gaat eigenlijk steeds vanzelf zo.”
Even is het stil, een verwachtingsvolle spanning hoe dit verder zal gaan. “O, dan is ‘geluk van zelf’ dus het goede uitgangspunt voor jou”, grapt haar buurman. “Nou, niet op die manier ‘vanzelf’, want het eerste waar mensen mee aankomen klopt meestal niet. Pas als mensen durven te twijfelen aan hun eigen eerste verhaal komt er ruimte voor…” Ze is weer stil en haar vinger wijst naar het gele denkraam op het speelbord recht voor haar: “Ja ‘geluk door twijfel’ dat is er eigenlijk voor nodig om iets nieuws in je leven te vinden! En dan nog is het niet zo dat die verandering mensen meteen zo gelukkig maakt. Het maakt ook onzeker en dat is lastig genoeg. Maar het brengt mensen wel in contact met een vitale bron of zo, wat helpt een nieuw spoor te vinden. Zoals een hobby die hen als kind heel blij maakte. Door met dat gevoel contact te maken, ervaren ze ook een richting hoe zo’n vervulling weer in hun werk te vinden of realiseren ze zich dat ze op zoek moeten naar een nieuwe baan.”
Dan geef ik haar de speelkaart die bij dit geluksprincipe hoort. Als ze het levensraadsel leest op de kaart “Welk geluk schuilt er in de schaduw van de rede?” slikt ze en er is een brok in haar keel hoorbaar als ze zegt ”Wat heeft het mij zelf moed gekost uit de schaduw van mijn ‘redelijke’ opvoeding te stappen en mijn eigen weg te gaan. Sindsdien voelt het wel een stuk lichter, voel ik mij niet meer verplicht mee te gaan in ‘regels’ en voel ik eerst of het klopt. Is dat ‘geluk’ of echt leven?”
De wijsheid van de weigering
In dit voorbeeld toont de deelnemer aan de workshop ‘begeleiding door spel’ een trouw aan haar gevoel niet direct mee te willen doen met het kiezen van een ‘geluksprincipe’ in het spel. Het willen onderzoeken van de betekenis van haar eigen twijfel brengt haar bij een diepere laag onder een plat als ‘leuk’ opgevat geluksgevoel (Schmid, 2008). Ze noemt dit een ‘vitale bron’ van levensvreugde. Ze herkent deze zowel in haar eigen leven als in de wijze waarop ze als coach mensen begeleidt. Juist door lucht te geven aan haar ‘negatieve’ gevoel over ‘geluk’ kwam zij tot het vinden van een belangrijke samenhang met de tegenhanger van dit begrip: de onvermijdelijke tragiek in het leven.
Wanneer je je eenzijdig focust op het gelukkig willen zijn (voor jezelf en als begeleider voor wie je begeleidt) ontglipt je als het ware een dieper en voller levensgeluk. Alleen door pijn en moeite, twijfel en verdriet in het leven te onderkennen en beide polen serieus te nemen opent zich een poort naar levensvreugde. Door schaduwkanten van het leven onderzoekend mee te nemen kun je als begeleider achter maskers van een platte of artificiële geluksbeleving een bron van levensvreugde aanboren. Een beweging die de antieke filosofen ‘amor fati’ noemden, de liefde voor het levenslot, wat zou leiden tot een vredige gestemdheid, een gelukkig gemoed, ofwel ‘euthymia’.
Filosofische wegwijzers: de klassieke scholen van levenskunst
“Elk mens is blij met iets anders. Ik ben gelukkig als mijn innerlijk kompas goed functioneert en zich niet afwendt van de mensen en hun lotgevallen, maar alles welwillend bekijkt en elk ding aanvaardt en gebruikt zoals het verdient.”
Aurelius in: Dohmen, 2008, p. 94.
Deze dagboeknotities die de Romeinse keizer Aurelius optekende ademen een vergelijkbaar gevoel van levensvreugde als de ‘erotische vereniging’ van geliefden en van delen die bij elkaar horen: de mythe van Eros en Psyche kan zowel verwijzen naar de liefdeskracht tussen twee zielen als naar de ‘verbroedering’ in en tussen groepen (‘volken’, zoals Schillers ‘ode aan de Freude’ in die zin is gebruikt) als naar integriteit van lichaam en ziel. In die derde zin komt de betekenis dichtbij ‘de wijsheid van de weigering’ van de coach tijdens de spelbegeleidingsworkshop uit het voorbeeld.
In dat verband wordt het duidelijk dat de weigering voortkomt uit een positief gegeven, uit een zich spontaan aandienende ‘correctie’ door ‘het innerlijk kompas’, waarop volgens Marcus Aurelius een gevoel van blijheid volgt. Diens filosofische levenskunst leert dat de blijmoedigheid veeleer de vrucht is van een innerlijke gerichtheid op het goede (zoals de metafoor van het innerlijk kompas aanduidt) dan dat het komt door het gericht nastreven van geluk. Juist door niet ‘vanzelfsprekend’ mee te gaan in de dynamiek van de groep en met ‘de regel’ van het spel een geluksprincipe te moeten kiezen, gaf de coach uit het voorbeeld blijk van levenskunst.
Het klassieke begrippenpaar ‘levensgeluk’ en ‘tragiek’ zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Democritus en hedonistische filosofen na hem zien geluk vooral als genot, als een (aan het lichaam verbonden) eigenschap van de ziel. Deze filosofen van de levenskunst beschouwen de kunst van het genieten als een bron van vreugde die tot bevrijding kan leiden.
De gelaagdheid van grondstemmingen als stadia op de levensweg
Aristoteles (384 -322 v.o.j.) erkende ook de fysieke basis van het geluksgevoel, maar onderkende meer gelaagdheid in ‘het goede leven’. Gezien dat de menselijke ziel steeds uit een samenstelling bestaat van lichamelijke (genot) en psychische componenten beschreef hij in zijn Ethica diverse aspecten die bijdragen aan een gelukkig leven: naast activiteiten die genot verschaffen ook andere die nuttig zijn en zulke die gericht zijn op het moreel goede, bijvoorbeeld het onderhouden van vriendschap. De meest uitmuntende vorm van gelukkig zijn, die grenst aan het goddelijke leven noemde hij ‘eudaimonia’ (samenstelling van ‘eu’ en ‘daimon’) ofwel een goddelijke gelukzaligheid door een direct intuïtief inzicht. Ook Spinoza hernam dit begrip als ‘Amor intellectualis Deï’ en maakte het liefdevolle intuïtieve inzicht tot grondslag van zijn filosofie. Deze ‘goddelijke’ kennis en levensvorm omschreef Aristoteles in de zin van de zegswijze ‘de deugd is haar eigen beloning’:
“…hoe meer men het vermogen van filosofische beschouwing bezit, des te gelukkiger is men, en wel niet bijkomstig, maar juist omdat men filosofische beschouwing in de praktijk brengt. Zij is immers op zichzelf waardevol.”
Aristoteles, Ethica, p. 293.
Er is een interessante parallel tussen Aristoteles’ onderscheid in drie aspecten die bijdragen aan ‘het goede leven’:
- lichamelijk genot/ pijn;
- activiteiten die op het nuttige en moreel goede zijn gericht;
- het zich wijden aan filosofische beschouwing
met Arendts beschrijving van ‘het contemplatieve leven’ in onderscheid met het werkende leven van de ‘homo faber’ (gericht op het maken van artefacten, nuttige zaken van blijvende aard, zoals meubels) en het arbeidzame leven dat gericht is op de reproductie van het menselijk (over)leven, zoals het oogsten van de boer.
Een vergelijkbare fasering in menselijke ontwikkeling treffen we aan bij Kierkegaards drie ‘stadia op de levensweg’:
- het esthetische stadium van de dandy, zoals de figuur van Don Juan belichaamd,
- het ethische stadium zoals Socrates die zijn leven in dienst stelde van ‘ethos’, het opvoeden tot een deugdzaam leven,
- het religieuze stadium door gehoor te geven aan een innerlijke roeping, wat het hoogste offer kan vragen, zoals Abraham in het Bijbelverhaal werd opgeroepen zijn zoon te offeren.
Zonder aan de verschillen tussen deze filosofen te willen voorbij gaan, wijst de parallel op een interessant onderscheid in verband met een levenswandel vanuit vreugde/ levensgeluk.
Een hedendaagse filosoof van de levenskunst, Wilhelm Schmid (2008), onderscheidt een vergelijkbare gelaagdheid: het toevalsgeluk, ‘het geluk van het goede gevoel’ en een dieper geluksgevoel, waarin ook de melancholie, het ongelukkig mogen zijn, bij ingesloten is. Wat deze filosofen juist ook voor een laatmoderne levenskunst te zeggen hebben, is hoe sensitief te worden voor een diepere emotie dan het ‘leuk’ te moeten hebben: voor een vreugde die zich ‘van zelf aandient’, als het ware de bijvangst is van een innerlijke betrokkenheid op het goede leven; de mest voor een vruchtbare bodem van vertrouwen en gemeenschappelijke vreugde voor het aangaan van de beproevingen op de levensreis.
De samenhang van Pathos — Ethos — Mythos — Logos
“De voortdurende herhaling, die het wezenlijke element van alle oefening vormt, verfijnt de kunst van de geluksdiscipline die je beoefent, zodat je uiteindelijk voortreffelijkheid kunt bereiken die een diepe bevrediging verschaft, en zo een duurzaam geluk biedt: voortreffelijk koken, voortreffelijk beminnen, een beroep voortreffelijk uitoefenen enz. (…) Lust maximaliseren werkt contraproductief, want het wordt steevast gevolgd door de maximalisatie van de onlust.”
Schmid, 2008, p. 21-23.
Het actuele voorbeeld rond de speeltafel voegt aan de klassieke levenskunst van ‘amor fati’ toe dat levensaanvaarding niet alleen slaat op gebeurtenissen die zich in het leven ‘van buitenaf’ voordoen maar ook betrekking heeft op wat zich ‘van binnenuit’ aandient (zoals de twijfel van de coach uit het voorbeeld ). Door deze te omarmen wordt de twijfel een wijsheid van de weigering. Slechts van buitenaf bekeken is haar niet meedoen een verstoring van het groepsproces, een beweging tegen het meegaan van de groep. Het schijnbaar negatieve is een ‘ja’ zeggen tegen haar innerlijke stem. Dat vraagt de moed tegen de groepsnorm in te gaan.
Waar verhalen, zoals de mythe van Psyche en Eros, wijsheid verpakken in beelden, daar wil de filosofische levenskunst de principes van wijsheid achterhalen. Zo kunnen we de mythische wegwijzers als een soort van intelligentie beschouwen, Mythos, die in een ander taalspel en via een andere laag in de ziel werkt dan het rationele inzicht, ofwel Logos (Muijen & Brohm, 2017; 2018). Vanuit deze filosofische intelligentie gezien zijn voor onze kwestie de begrippen ‘ nomos’ en ‘logos’ van belang.
De spanning tussen nomos en logos
De ‘nomos’ ofwel ‘mores’ die zich in een groep ‘vanzelfsprekend’ ontwikkelt is een gewoontewet. Deze werkt als de sterke stroming in een rivier, die zwemmers vanzelf meeneemt. Tegen de stroming in zwemmen, reeds een rivier recht oversteken, vraagt geduchte inspanning. In deze intervisiegroep bestond de gewoontewet uit het ‘sportief’ meedoen; en dat je niet alles direct serieus hoeft te nemen en er ook een grapje van kunt maken.
Het doorbreken van die dynamiek door het serieus nemen van haar gevoel van twijfel betekent vanuit de filosofische levenskunst gezien een problematisering van de ‘nomos’, de door groepsprocessen en gewoonten gevormde patronen.
Het gaat bij de filosofische intelligentie, hier ‘logos’ genoemd, dus niet alleen om boekenwijsheid maar om het luisteren naar het innerlijke kompas. Dat werkt als een natuurlijk ijkpunt, dat een kritisch licht kan laten schijnen op de kwestie. Dat de coach uit het voorbeeld zich niet alleen ‘professioneel’ maar zich ook persoonlijk heeft laten raken door het thema ‘mogen twijfelen aan conventies’ duidt op resonantie en in die zin integriteit tussen persoonlijke en professionele waarden waarnaar zij wil leven en werken.
Wat is er nodig om de mythische en filosofische wegwijzers niet alleen als boekenwijsheid te verstaan, maar als intelligenties die we in onszelf en bij elkaar kunnen oproepen?
De speelruimte voor pathos en ethos
Uit het voorbeeld ‘rond de speeltafel’ blijkt dat er een vrije speelruimte (Ronde, 2015) nodig is, waarin zowel positieve als negatieve emoties welkom zijn en als uitgangspunt van onderzoek dienen. De ‘wijsheid van de weigering’ (Muijen, 2011) verrijkt het platte spelplezier tot ‘de vreugde van het volle geluk’ die beide polen omvat (Schmid, 2008). Dit schept een bodem van vertrouwen en geeft richting aan een wenselijke beweging. Op die bodem kunnen we onderzoeken hoe grondstemmingen en emoties (afkomstig van het latijnse ‘emovere’ wat letterlijk betekent: in beweging brengen; in het Grieks pathos genoemd) samenhangen met een innerlijke gerichtheid op het goede. Zo krijgen we inzicht in de samenhang tussen ‘pathos’ en ‘ethos’ als een ‘innerlijke bewogenheid’ in onze eigen ziel, waarmee we ons op ‘het goede leven’ kunnen richten. In plaats van emoties ‘te ondergaan’ of te verheerlijken in de emocultuur, kunnen we ze als intelligentie gebruiken door ze welwillend op het schouwtoneel van onze eigen ziel te verwelkomen; en van deze ‘speelruimte’ een onderzoeksruimte (Kessels e.a., 2002) te maken.
Niet alleen in het innerlijk maar ook ‘tussen’ mensen! Bijvoorbeeld door juist de tegenstem in een groep te laten klinken en de betekenis van dit ‘nee’ te gaan onderzoeken. Zo geeft de coach die tegen de groepsmores (de gewoontewet ofwel ‘nomos’) inging een ijkpunt (‘de logos’ ofwel het natuurlijke licht in de mens) om de wijsheid van de weigering te onderzoeken en daarmee de gewoontwet van de groep te ijken vanuit de meerstemmige verhalen en filosofische perspectieven (Nussbaum, 2006). Het vinden van de goede redenen achter het eigenzinnige handelen geeft zowel voor de ‘neezegger’ als voor de groep slijpstenen voor de geest.
Ook de beelden op het speelbord uit het voorbeeld dragen bij aan het installeren van een vrije speelruimte. De symboliek van het spel (Gadamer, 2008) stimuleert het creëren van een taalspel dat recht doet aan wat hen als groep bindt èn wat personen individueel bezielt. In die spanning voltrekt zich het onderzoek naar wanneer het juist goed is van de groepsnorm af te wijken. Het helpt betrokkenen passende woorden te vinden die recht doen aan de paradoxen en gelaagdheid van het bestaan.
De vruchtbare grond van morele emoties: weemoedig, wankelmoedig, blijmoedig en stoutmoedig
Hoe kunnen we de grondstemmingen gebruiken als intelligenties die als wegwijzers gaan dienen op de queeste in het labyrint, om te laveren op stromingen van levensgeluk en tragiek?
In onderstaande figuur is zichtbaar gemaakt hoe de grondstemmingen in de blauwe cirkel (vreugde, angst, woede, verdriet) een afgestemd zijn op het zijn (de samenhang tussen levensgeluk en tragiek) vertegenwoordigen , als basis voor een ethos van blijmoedig, weemoedig, stoutmoedig of wankelmoedig handelen. Vanuit (polaire) betrokkenheid op de spanningsvelden in het bestaan staan ze ook in verbinding tot elkaar en kunnen ze dialectisch in elkaar omslaan. In de witte kaders buiten de blauwe cirkel staan de van deze dynamiek enigszins ‘losgeraakte’ gevoelens en levensinstellingen:
Het werken met grondstemmingen vraagt als begeleider gelaagdheid in emoties te onderzoeken in plaats van rechtlijnig en eenduidig te werk te gaan waardoor de vreugde tot plat plezier en de melancholie ‘recht op klagen’ verwordt; het utopisch verlangen een ‘recept tot succes’ en de verontwaardiging een legitimatie tot aanklagen.
In plaats van vanzelfsprekend mee te gaan in een heersende bedrijfs- of groepsmoraal vraagt filosofische levenskunst het dominante organisatievertoog, bestaande machtstructuren met ‘normen en waarden’ te bevragen en zo nodig te ontregelen (Coenen, 2009)!
- Aristoteles (2008). Ethica Nicomachea. (Vertaald en toegelicht door Charles Hupperts en Bartel Poortman). Budel: Damon.
- Coenen, B. (2009). Schuren, knutselen en schooieren. Barneveld: uitgeverij Nelissen.
- Dohmen, J. (2008). (red). De grote filosofen over het goede leven. Amsterdam: Ambo.
- De Wachter, D. (2013). Borderline times: Het einde van de normaliteit. Leuven: Lannoo Campus.
De Wachter, D. (2016). De Wereld van De Wachter. Leuven: Lannoo Campus. - Schmid, W. (2008). En waarom het niet het belangrijkste in het leven is. Amsterdam: Ambo.
- Fry, S. (2018). Mythos. Amsterdam: Uitgeverij Rap.
- Gadamer, H-G. (2010). De actualiteit van het schone — Kunst als spel, symbool en feest. Amsterdam: Boom Kleine Klassieken.
- Kessels, J, Boers, E. & Mostert, P. (2002). Vrije ruimte. Filosoferen in organisaties. Amsterdam: Boom.
- Muijen, H.S.C.A., (2010). Mens, ken je Zelf! [spel]Weesp: Thymia.
Muijen, (2011). Levenskunst als basis voor begeleiding: Koersen op het innerlijk kompas. In: Supervisie & Coaching. (28) 3-2011, pp. 103-121.
Heidi S. C. A. Muijen & René Brohm (2017): Art dialogue methods: phronèsis - and its potential for restoring an embodied moral authority in local communities, British Journal of
- Guidance & Counselling, DOI: 10.1080/03069885.2017.1413170
Muijen, H. & Brohm, R. (2018) Art Dialogue Methods: De kracht van kunst en dialoog voor het ontwikkelen van morele werkgemeenschappen. Waardenwerk (73), 33-42 - Nussbaum, M. (2006). Het verraad van de conventie: een interpretatie van de Hekabe van Euripides. In: Nussbaum (200b). De breekbaarheid van het goede: Geluk en ethiek in de Griekse filosofie en literatuur. (vertaling Patty Adelaar). Amsterdam: Ambo, pp.537-571.
- Onfray, M. (2007). Antieke wijsgeren. Amsterdam: Mets & Schilt
- Perel, E. (2018). Zomergast. Opgevraagd op 11-09-2018 op 2018/esther-perel
Noten
[0] Bron: Johann Balthasar Probst
[1] Bron: Zephyr en Psyche
[2] Bron: Amor Psyche Canova
[3] Bron: Democritus by Agostino Carracci
[4] Bron: zwemmen in de rivier