Religie en spiritualiteit
Weesper Filosofiekring o.l.v. Heidi Muijen; december 2020
Verslag van de bijeenkomst, met een bijdrage van Marianne Mak
Religie
Religie komt van het Latijnse religare of wel opnieuw binden. Verbinden met een groter geheel, een ruimere werkelijkheid. Binden aan de regels van de godsdienst.
Aanvankelijk werd de term gebruikt voor het zich afzonderen van de wereld als in kloosters om zich op God te richten en zich aan zijn wetten en regels te houden. In ruimere zin is religie een stelsel van verhalen, rituelen en gedragsvoorschriften gebaseerd op het geloof in een god of in goden.
De meeste religies hebben als basisgedragsregel de “gulden regel” die waarschijnlijk teruggaat tot de tijd van Confucius. Het is de bekende uitspraak:
‘Zo gij niet wilt wat u geschiedt zo doe dat ook een ander niet’.
In feite is dit dus een advies om gedragingen na te laten. Volgens de godsdienstwetenschapper Karin Armstrong is het kenmerk van het Christendom de positieve tegenhanger hiervan namelijk, dat wat jij wilt dat anderen voor jou doen je dat ook voor een ander moet doen.
Spiritualiteit, een term die we nu heel vaak tegenkomen, is niet het zelfde als godsdienst. Spiritualiteit is dat wat te maken heeft met de geest, met verbinding met het bovennatuurlijke of buitennatuurlijke, niet lichamelijke.
Het is vooral de persoonlijke, innerlijke ervaring van verbinding met het bovennatuurlijke. Spiritualiteit is ook wel omschreven als ‘de essentie van godsdienst begrijpen.
Godsdienst werkelijk beleven kan niet goed zonder spiritualiteit.
Spiritualiteit is een heel oud fenomeen. Veel oorspronkelijke volken kennen als onderdeel van hun dagelijks leven de verbondenheid met de geest van hun voorouders. Ook nu nog is dit gangbaar bijvoorbeeld bij de Nguni en Dinka in Afrika. Daar leeft men dagelijks met de geesten van de voorouders die op de kinderen passen. Daarom is binding aan het gebied waar de stam woont en die voorouders begraven zijn zo belangrijk.
Ook onze land- en tijdgenoten kunnen nog steeds door dit verschijnsel gegrepen worden. Recent schreef Raoul de Jongh een boek over zijn reis door Suriname naar de plaatsen waar zijn voorouders geleefd hadden. Hij voelde zich zeer verbonden met een charismatische grootvader die als sjamaan Jaguarman werd genoemd.
Hij praat nu dagelijks met deze voorouder en zegt:
‘Ik houd van het idee dat er iets onzichtbaars is aan wie je iets kunt vragen.’
Dat brengt het punt op waarom mensen aan geesten en goden geloven.
Dikwijls wordt door atheïsten gezegd dat godsdienst louter berust op angst. Angst voor het onbekende, voor bedreigingen en dood. Mogelijk speelt dit ook een rol (toename van godsdienstigheid in bange tijden!), maar er is meer aan de hand.
Het is ook een intense behoefte van de mens aan leiding en raad. Ook het zoeken naar zingeving en weten waar we vandaan komen en waar we naar toe gaan brengen mensen bij religies, afgezien van opvoeding en omgeving.
Een belangrijk kenmerk van godsdienst is de binding aan mensen met dezelfde overtuiging. Dit werkt positief in de zin van meeleven en helpen van de ander maar heeft ook een heel negatieve kant, namelijk buitensluiten (verketteren) van anderen die niet tot die groep behoren. Dit heeft geleid tot vreselijke zaken als de kruistochten, inquisitie, holocaust en IS, en is nog steeds treurig zichtbaar in de Jodenhaat die ook in Nederland weer oplaait, de huidige agressie tegen moslims in Myanmar en India, conflicten in Nigeria en Soedan, etc.
De gulden regel geldt kennelijk alleen voor mensen van de eigen groep!
Overigens vind je dit soort agressie jegens andere groeperingen ook bij niet godsdienstige groepen als voetbalfans en politieke fanatici.
Als ankerpunten in het bestaan spelen vaak rituelen een rol, die zowel een godsdienstige als een spiritueel-transformatieve, afbakenende en ordenende functie kunnen hebben.
Rituelen
In het beroemde verhaal De Kleine Prins[1]lezen we op p.73 een kernachtige omschrijving van een ritueel. De vos legt de kleine prins uit dat
“een ritueel maakt dat de ene verschilt van alle andere dagen, het ene uur van alle andere uren”.
Als voorbeeld vertelt hij dat donderdags de jagers altijd gaan dansen met de meisjes uit het dorp. Daarom voelt de vos zich dan vrij en kan hij tot aan de wijnbergen gaan wandelen. Omdat donderdag anders is dan alle andere dagen vindt hij het een heerlijke dag. Als er geen rituelen zouden bestaan en de jagers alle dagen zouden jagen, zou hij nooit die vrijheid kunnen proeven!
Huizinga’s cultuurfilosofische studie De Homo ludens[2],ofwel ‘de spelende mens’, brengt het ritueel als handeling in de religieuze cultus in verband met spel. Op p.28 schrijft hij:
“In het spel ‘speelt’ iets mee, wat buiten de onmiddellijke zucht tot levensbehoud uitgaat, en in de handeling een zin legt.”
Uit dit spel-element zouden ook de rechtspraak, de krijgskamp, wijsgerige spelvormen, zoals debat en dialoog, en andere culturele vormen van praxis zijn ontstaan. De samenhang tussen die diverse domeinen van het leven lezen we op p.37-38:
“De arena, de speeltafel, de tovercirkel, de tempel, het toneel, het filmscherm, de vierschaar, het zijn alle, naar vorm en functie speelruimten. … Binnen de speelruimte heerscht een eigen en volstrekte orde. …. Het schept orde, het is orde.”
Deze orde scheppende kwaliteit van spel door middel van rituelen in een speelruimte blijkt een transcultureel fenomeen te zijn. Waar met de ontkerkelijking in het westen de waardering van rituelen in de afgelopen decennia is afgenomen, daar lijken zij sterker en langer door te leven in andere windstreken. Zo kenmerken Afrikaanse vormen van christendom en hun rituelen en vieringen zich door expressievere vormen van zang en dans dan de westerse kerkvieringen. Boeiend is ook dat er mengvormen ontstaan van christelijke vormen met de ‘eigen’ indigenous rituelen en vieringen.
Volgens het Oosterse filosofisch-spirituele gedachtegoed van het Confucianisme helpen rituelen een ordelijke samenleving in te richten en de verbinding met de voorouders en de kosmische wereld te behouden. Zo staat in een klassiek werk, de Xunzi[4], te lezen:
“Riten hebben drie wortels. Hemel en aarde zijn de wortels van het leven; de voorouders zijn de wortels van de familielijn; vorsten en leraren zijn de wortels van een ordelijke samenleving.”
Samen met de rituelen wordt ook de klassieke, evenwichtige en harmonieuze muziek aangeprezen, die zou helpen de emoties te cultiveren.
Sjamanistische rituelen kenmerken zich door opzwepender muziek en dans, vooral met trommel en fluit, waarbij de sjamaan in een andere bewustzijnstoestand komt en verbinding maakt met de wereld van de geesten. Deze rituelen en het ‘in trance’ raken van sjamanen zijn door cultureel antropologen beschreven zoals Mircea Eliade[5]. Vooral bij de Noord-Europese en Siberische volken van de Inuit en de Toengoezen. Uit hun taal is ook het woord ‘sjamaan’ afkomstig, dat met het ‘weten’ en ‘zien’ zou samenhangen en mogelijk zou teruggaan op het sanskriet sramana (श्रमण) dat ‘asceet’ of monnik betekent. Ook in Indonesië, Haïti, het regenwoud van Brazilië en andere windstreken kennen de ‘indigenous peoples’ een ziener, priester en genezer, die bij hen geen sjamaan heet maar wordt aangeduid met een naam in de taal van de gemeenschap zelf.
Een sjamanistisch ritueel
Een sjamanistisch ritueel was opgetekend uit de eerste hand van een zekere Walter van de Haida stam uit Noord-Amerika. Dit verhaal is naverteld en opgenomen in het QFWF-storytelling programma:
Zeeleeuw was de sjamaan van Rugvindorp (aan de westkust van Graham Island) en hij verstond de kunst het Oceaanvolk door hem te laten spreken. Omdat de Zuidenwind ervoor zorgde dat het onophoudelijk bleef sneeuwen en er hongersnood heerste in Rugvindorp, kwam Zeeleeuw de mensen van het dorp te hulp.
Zeeleeuw vroeg aan de familiehoofden:
“Breng mij zeewater in mijn zeewaterpot en trommel iedereen op.”
Ondertussen legde hij een vuur aan in het midden van het gemeenschapshuis. Vier stenen plaatste hij in het vuur. Toen de mensen terugkwamen met de gevulde pot, pakte Zeeleeuw met een tang de gloeiende stenen uit het vuur en stopte ze in de pot. Terwijl het water langzamerhand opwarmde, vroeg hij:
“Breng mij mijn drinkkom in de vorm van de zwaardwalvis en mijn kist met al mijn attributen voor de Zeeleeuwendans.”
Terwijl Zeeleeuw zich met het vuur bezig hield kwamen de mensen hem zijn attributen brengen, die hij nodig zou hebben: zijn danskleed, halssnoer, bot voor in zijn neus, de beenderen om zijn haar mee op te steken en het arendsdons voor in zijn haar. Tenslotte de rode kleurstof, waarmee hij zijn borst en zijn lippen beschilderde. Toen riep hij iemand bij zich uit de kring met mannen:
“Help mij om alle mensen te beschilderen met het rode kleurstofpoeder.”
Toen iedereen rood beschilderd was, pakte Zeeleeuw uit de kist zijn ratel en stokjes, waarop het leven van de diepzeebewoners uitgetekend was. Deze stokjes werden aan alle aanwezigen uitgedeeld.
Opeens voelde Zeeleeuw dat het Oceaanvolk door hem begon te spreken. Hij pakte zijn ratel en danste rond het vuur. De mensen begonnen te zingen. Daarna pakte hij het deksel op van de zeewaterpot en keek een tijd in het water. Plotseling greep hij een paar keer naar iets in de pot en haalde daarna zijn vangst uit het water. Hij danste ermee rond het vuur. Weer stond hij stil bij de zeewaterpot, keek in het water. Toen wendde hij zich tot de aanwezigen en zei:
“Mijn dienaren het Oceaanvolk, ze zullen jullie voedsel geven.”
Zeeleeuw had de ziel van de walvis in het zeewater in de pot gezien en diens boodschap overgebracht. Nu pakte hij zijn drinkgerei in de vorm van een zwaardwalvis en schepte daarmee water uit de pot
Het drinkgerei ging meerdere keren de kring rond tot de mannen zich misselijk hadden gedronken. Zo ging het ritueel uren lang door tot de volgende morgen de mannen de Zeeleeuw sjamaan vergezelden naar de zee. Terwijl hij zelf de zee in liep gebood hij hen bewegingen te maken alsof zij een net vol met vis uit het water trokken. Na het ritueel lag daar daadwerkelijk een walvis op de drooggevallen zandbank, die zij vervolgens aan land trokken. Zo kwam aan hun hongersnood een einde!
In dit verhaal is zintuiglijk beschreven hoe de gemeenschap onder leiding van de Zeeleeuw sjamaan via de mythisch-magische vormen van het ritueel de Oceaangeest gunstig stemden door gebruik te maken van ‘analoge’ vormen: het samen drinken van zeewater uit een drinkkom met een zwaardvisvorm, het maken van vis bewegingen enz..
De filosoof Nietzsche heeft in een vroeg geschrift Die Geburt der Tragödie aus dem Geiste der Musik de kwaliteit van overgave door opzwepende trommel en fluitmuziek enerzijds en de beheersing van harmonie brengende snaarmuziek anderzijds beschreven als een polariteit, die eigen is aan de mens.
Opmerkelijk genoeg herkennen we daarin de werkzame ingrediënten van rituelen: enerzijds het faciliteren door drum, dans en zang van een transitie naar een trance-achtige vorm van bewustzijn en anderzijds de klassieke muziek met snaarinstrumenten voor het scheppen van harmonie en orde in een gemeenschap!
Beide kanten van deze polariteit zijn in de Griekse mythologie toegeschreven aan respectievelijk Dionysos, god van wijn, roes, zelfverlies, het doorbreken van een vaste orde en mateloosheid, met trommel en fluit muziek ― en Apollo, god van snaarinstrumenten, licht, overzicht, harmonie, maat en een vaste ordening. Nietzsche voelt zich vooral een ‘Dionysische geest’. Zijn filosofie roept de mens op zich opnieuw de natuurlijke krachten toe te eigenen, die in de mythische verhalen zijn toegeschreven aan de goden. Mooi hoe hij die kern van mens-zijn samenvat als levenskunst:
“Der Mensch ist nicht mehr Künstler, sondern er ist Kunstwerk geworden”
Met het thema Religie en rituelen hebben we het najaarsseizoen afgerond. We begonnen in het stemmige achterzaaltje van Restaurant Aaltje. Toen de aangescherpte coronamaatregelen en het sluiten van de horeca tijdens de ‘tweede lockdown’ de samenkomsten daar onmogelijk maakte, vonden we een hartelijk welkom en gastvrijheid in De Bibliotheek van Weesp.
Noten
[1]Saint – Exupéry, Antoine de (20195). De kleine prins. (Met tekeningen van de schrijver – Vertaling Laetitia de Beaufort – van Hamel). Rotterdam: Uitgeverij Ad. Donker.
[2]Huizinga, J. (2008/1950). De Homo ludens: Proeve eener bepaling van het spel-element der cultuur. Amsterdam: Athenaeum Boekhandel.
[3]Bron: classic books of rites
[4]Leeuw, Karel van der (20102). Confucianisme: Een inleiding in de leer van Confucius, Amsterdam: Ambo, p. 99.
[5]Allen, B. (2000). De laatste medicijnmannen. (vertaling Mariëtte van Gelder). Haarlem: Schuyt & Co.
[6]Bron: Haida drummers and singers greet guests on the shores of Ḵay Llnagaay, a thousands-of-years-old village in Haida Gwaii.