Fred de Haas, teksten, vertalingen / bewerkingen
Bron: Antilliaans Dagblad, zaterdag 27 juni 2020
deel 1 – deel 2 – deel 3 – deel 4 – deel 5 – deel 6 – deel 7 – deel 8 – deel 9 – deel 10 – deel 11 – deel 12
Jorge Luis Borges
De Argentijn Jorge Luis Borges (1899-1986) is minder bekend als dichter dan als prozaschrijver. Hij onderging als lyricus de invloed van de Argentijnse volksdichter Evaristo Carriego die hem de sfeer van Buenos Aires leerde kennen en van de belezen ‘homme de lettres’ en gitarist Macedonio Fernandez, die, in lange gesprekken, de jonge Borges de alomtegenwoordigheid van de ruimte en de eeuwigheid van de tijd liet ontdekken, invloeden die mede ten grondslag liggen aan Borges’ ambivalente visie op de wereld die tot uiting komt via de ironie, de paradox en de parodie.
De Milonga van Manuel Flores verscheen in de tweetalige bundel ‘Lof der Duisternis’ in de vertaling van Fred de Haas bij uitgeverij Flamboyant/P, Rotterdam (1977).
De woorden die Borges kiest uit de aan iedereen bekende omgeving dienen slechts als metaforen voor een wereld die wezenlijker, doch verborgen is. Zoekend naar de zin van het leven, maakt Borges in zijn verzen de fundamentele levensvragen actueel en definieert ze opnieuw. Zo ook in de Milonga van Manuel Flores over een man die op zijn dood wacht en afscheid neemt van het leven. De milonga, een oud soort volksliedje, is de voorloper van de tango. Hij wordt gezongen in de mineur toonladder en op gitaar begeleid.
Luister, bijvoorbeeld naar
Milonga de Manuel Flores |
De milonga van Manuel Flores |
Manuel Flores va a morir Y sin embargo me cuesta Miro en el alba mi mano Manana vendra la bala ¡Cuántas cosas estos ojos Manuel Flores va a morir |
Manuel Flores zal sterven; Niettemin vind ik het spijtig Ik kijk naar mijn hand als het dag wordt, En morgen bereikt mij de kogel Wat hebben mijn ogen al reizend Manuel Flores zal sterven; |
Jorge Luis Borges |
Vertaling/ bewerking FdH[1] |
Spiegels hebben altijd iets angstaanjagends gehad voor de Argentijnse dichter Jorge Luis Borges.
Spiegels laten immers alleen ons uiterlijk zien, terwijl ons innerlijk door heel andere elementen wordt bepaald: gevoel, verstand, ordening, chaos …
Het overwegende gevoel in dit gedicht wordt opgeroepen door de metafoor van het stromende water van een rivier. Nooit precies hetzelfde, steeds veranderend.
De in het gedicht genoemde Heraclitus is een denker uit de Griekse Oudheid. De aan hem toegeschreven uitspraak luidt: ‘Panta rhei, ouden menei’ (alles stroomt, niets is blijvend).
In zijn ‘Arte Poética’ (Kunst van het dichten) voert Borges de mens op als een wezen dat bestaat uit droom en slaap en eeuwige verandering.
Arte poética
Mirar el río hecho de tiempo y agua
y recordar que el tiempo es otro río,
saber que nos perdemos como el río
y que los rostros pasan como el agua.
Sentir que la vigilia es otro sueño
que sueña no soñar y que la muerte
que teme nuestra carne es esa muerte
de cada noche, que se llama sueño.
Ver en el día o en el año un símbolo
de los días del hombre y de sus años,
convertir el ultraje de los años
en una música, un rumor y un símbolo,
ver en la muerte el sueño, en el ocaso
un triste oro, tal es la poesía
que es inmortal y pobre. La poesía
vuelve como la aurora y el ocaso.
A veces en las tardes una cara
nos mira desde el fondo de un espejo;
el arte debe ser como ese espejo
que nos revela nuestra propia cara.
Cuentan que Ulises, harto de prodigios,
lloró de amor al divisar su Itaca
verde y humilde. El arte es esa Itaca
de verde eternidad, no de prodigios.
También es como el río interminable
que pasa y queda y es cristal de un mismo
Heráclito inconstante, que es el mismo
y es otro, como el río interminable.
Jorge Luis Borges
Art Poétique
Je ziet een stroom als iets van tijd en water
en je denkt: de tijd is óók een stroom;
je weet: verloren gaan wij als een stroom,
gezichten gaan voorbij, gelijk het water.
Je voelt ook waking als een droom
die droomt te waken; en de dood
waarvoor ons lichaam beeft – als dood
van elke nacht: de slaap, de droom.
Je ziet de dag, het jaar, als zinnebeeld
van mensendagen, mensenjaren;
en je maakt de smaad der jaren
tot muziek, geluid en zinnebeeld.
Je ziet de dood als slaap, de ondergaande zon
als droevig goud; zó werkt de poëzie,
onsterfelijk en arm; de poëzie
is wéderkering, als de dageraad, de ondergaande zon.
Soms kijkt des avonds een gelaat
ons aan vanuit een diepe spiegel;
zó moet ook de kunst een spiegel,
een onthulling zijn van ons gelaat.
Odysseus, zegt men, moe van vele wonderen,
moest van liefde wenen bij het zien van Ithaka,
zijn nederig, groen geboorteland. De kunst nu is het Ithaka
dat groen van eeuwigheid is, niet van wonderen.
De kunst is ook een eindeloze stroom
die vloeit en blijft, weerspiegelend een eendere,
onbestendige Heraclitus, de eendere
en de andere, als de eindeloze stroom.
Vertaling/ bewerking FdH[1]
[1] De ‘Milonga van Manuel Flores’ en ‘Arte poética’ verschenen in de tweetalige bundel ‘Lof der Duisternis’ in de vertaling van Fred de Haas bij uitgeverij Flamboyant/P, Rotterdam (1977).