Een zomerse queeste ‘the morning after’…
Heidi Muijen
Wijsheidsweb, 19 augustus 2020
Motto:
“Ik droomde dat ik een vlinder was….
Of ben ik een vlinder die droomt dat ik mens ben?”
Zhuang Zi
“Het is een droom in de taal van de wereld….”
Coelho (2007, p. 27)
Inleiding: een ‘wake up call’
De officiële schoolvakanties in de drie regio’s waren nog maar nauwelijks begonnen, of op het ‘acht-uur-journaal’ klinken bezorgde geluiden over een verdubbeling van het aantal besmettingen; en dat vooral jongeren zich onvoldoende aan de 1,5 m maatregel houden.
“Dit is een wake up call!”
Een streng in de camera kijkende minister Grapperhaus spreekt het Nederlandse volk toe. We moeten wakker worden geschud! Even was er een stilte na de storm — en is er nu opnieuw storm op komst?
In deze zomerse queeste onderzoek ik de betekenis van die oproep en van het wakker worden, ‘the morning after’ de shock toen de longziekte covid-19 de gehele wereld stil wist stil te leggen.
Is het niet verwonderlijk hoe die grootse daad tot stand kwam door het allerminiscuulste ‘wezen’, zonder poten, schubben, vleugels … iets nietigs, dat zelf niet ‘levend’ zou zijn en slechts ‘tussen’ mensen — overgesprongen van dier (via een laboratorium?) op mens — zich wellicht bevindt in aerosolen.
Uit welke droom zou de mens moeten ontwaken — in een andere nachtmerrie van strengere maatregelen, een tweede lockdown?
Als we het tijdsperspectief iets verruimen: corona zette ‘de normale gekte’ stil, na decennia lang efficiënt steeds sneller te zijn gaan voortbewegen, kris kras over de aarde, digitaal 24/7 met doorlaatbare grenzen tussen werk en privé…. Zijn mensen in een post-corona-droom geduikeld waaruit zij moeten wakker worden?
Daarom de vraag: uit welke droom? — waartoe dienen mensen wakker te worden geschud en in welke andere (droom)werkelijkheid? En met welk prijskaartje?
De schrijnende gevolgen (‘collateral damage’) van de betaalde prijs voor de corona maatregelen staat mensen op het netvlies gebrand: met beelden van eenzaamheid van ‘opgesloten’ ouderen en van het alleen sterven, zonder dierbaren.
De maatschappelijke impact en persoonlijke tragiek — de werkloosheid en loonderving in vele sectoren — is nog maar nauwelijks in beeld en noopt tot de vraag:
Is de balans niet doorgeslagen en de onbedoelde gevolgen niet schrijnender, de middelen niet erger dan de kwaal?
De kosten en baten balans
De vraag lijkt immoreel in het licht van de geredde levens en bezworen ‘eerste golf’; toch beoog ik juist de morele vragen en aspecten ter discussie stellen! Vooral omdat de wetenschappelijke basis waarop de corona maatregelen zijn gebaseerd nog op drijfzand berusten, is het goed bij het afwegen van de kwestie en nemen van maatregelen alle maatschappelijke en sociale kosten mee te nemen in de modellen. Welke morele en sociale waarden worden op de waagschaal gelegd?
En hoe wordt de balans opgemaakt?
Het inleveren van vrijheid is op te brengen wanneer het tijdelijk is; en met navolgbare berichtgeving over de effecten van de maatregelen; wanneer de regels, indien verschillend in de diverse sectoren, wel proportioneel en vanuit eenzelfde ‘maat’ afgewogen voor alle burgers en bedrijven. Zonder die transparante, rechtvaardige en betrouwbare afweging en berichtgeving gaan mensen de getroffen maatregelen wantrouwen.
Gezond wantrouwen is overigens een juiste les uit de jongste geschiedenis van dictatoriale en fascistische regimes uit de vorige eeuw. De zorgen van burgers lijken mij daarom niet (alleen maar) een uiting van complotdenken en relschopperij. Noch (alleen) een motie van wantrouwen naar politici persoonlijk, maar naar de overheid als machtsinstituut. Mensen die daar deel van uitmaken zijn ‘functionarissen’, die in de dynamiek van machtspolitiek en immer op de loer liggende corrumpering van macht makkelijk worden meegezogen.
Met de wijsheid van nu
Juist met ‘de wijsheid van nu’ — met kennis van de zwarte bladzijden van de geschiedenis — in het besef dat Big Brother een reële ‘negatieve utopie’ is, is het ieders verantwoordelijkheid te beslissen de regels te volgen of burgerlijk ongehoorzaam te zijn. Op basis van een integere inschatting hoe dreigend de wolken aan de horizon zijn.
Immers: alle overheden in de wereld komen in de verleiding — en de gelegenheid maakt de dief — zien hun kans in een crisis schoon de greep op de samenleving te versterken.
Zijn de mensen onverantwoordelijk of immoreel, die zich verenigen in burgerrechtenbewegingen en in actie komen — de overheid oproepen de grondrechten te respecteren — of nemen zij juist een vacante verantwoordelijkheid op zich?
Mogelijk wijzen zij op iets zeer waardevols dat gewicht legt in de maatschappelijke balans tussen vrijheid en waarden van humaniteit versus veiligheid en het bezweren van de rondwarende dood. Menselijke waarden komen in de knel door de doorgeslagen balans: de reflex van risico’s uitsluiten en controle versterken op allerlei lagen in de maatschappij en in overheidsorganen.
Mogelijk proberen deze bewogen mensen overheid en burgers ook wakker te schudden:
Welke andere ‘wake up call’ geven zij?
Naast het politieke gevaar en schaduwzijden van de vrijheidsbeperkende maatregelen door een streng controlerende overheid, leeft er wellicht ook een spirituele zorg: dat een focus op het uitbannen van risico’s vooral een illusie van zekerheid geeft.
Deze kan zo monomaan worden dat ze bijdraagt aan het creëren van een wereld van angst. Die spirituele zorg lijkt ook redelijk, gezien het ontbreken van een visie op een betere wereld, een toekomst perspectief bij de ‘wake up call’: in welke postcorona samenleving zou de burger wakker moeten worden?
Daartoe is juist de waarde van het dromen nodig, zoals John Lennon zong:
“You may say I’m a dreamer
But I’m not the only one
I hope someday you’ll join us
And the world will be as one.”
De kwestie: dromen of wakker worden?
De twee citaten die als motto boven deze Queeste staan — van de in de 4e eeuw v.o.j. levende Oosterse wijze Zhuang Zi en ‘de Alchemist’ van de hedendaagse Braziliaanse schrijver Paolo Coelho — vertellen over twee belangrijke aspecten van het dromen.
De daoïstische wijsheid relativeert de vermeende zekerheid van heersende maatschappelijke beelden en van zelfbeelden, de vastzettende denkbeelden over de identiteit als mens, afgescheiden van anderen en van andere levende wezens. Een spirituele ‘wake up call’ van het daoïsme — die ook uit andere wijsheidstradities klinkt — wijst op de waarde van het wakker worden uit de (zelf-)beelden waar mensen zich aan vastklampen en in gevangen zitten.
Paulo Coelho laat de lezers van zijn verhaal juist de waarde van het dromen voelen: volg je droom, lééf de ‘legende van je leven’, zoals de Alchemist de hoofdpersoon — een herdersjongen met een droom die hem wakker schudde! — voorhoudt.
Een spirituele ‘wake up call’
Met het perspectief van de Alchemist kunnen we de huidige ‘wake up call’ ook anders beluisteren. Creëert de door corona stilgelegde ‘waan van de dag’ juist de stilte, waarin mensen mogelijk de oproep tot levenskunst kunnen horen, hoe dichter bij ‘de schat’ te komen, waarover die archaïsche wetenschap van de alchemie gaat? Want wat dichtbij ligt, is lastig te zien, zo zegt de Alchemist:
“De mensen zien het nooit als ze een grote schat voor hun ogen hebben. En weet je ook waarom? Omdat ze niet in schatten geloven.”
Coelho (2007, p.115)
Maar voor ‘dromers’, voor wie wel gelooft in schatten en ‘het leven van je legende’:
“Je hart is in staat je de schat te wijzen. (…) Alchemie is doordringen in de ziel van de wereld en de schat ontdekken die zij voor ons heeft weggelegd. (…) De zee leeft voort in die schelp, want dat is haar eigen legende.”
Coelho (2007, p.113-117)
Stelt de ‘wake up call’ zowel mensen individueel als de samenleving als geheel voor de keuze: over–leven òf het leven als kunst gaan inrichten en (be)leven: met tijd voor dromen en aandacht je droom te volgen; zowel als aandacht voor de uiterste grens, het sterven …!
Zou de coronacrisis existentieel gesproken mens en samenleving vooral confronteren met het ongemak, hoe goed om te gaan met die grens? Zou de questie achter de kwestie kunnen luiden:
Beluister de oproep tot levenskunst, die door de oude wijzen aangeprezen kunst van leven en van sterven…?!
De oude wijsheid over het sterven werd in verband gebracht met de kunst ècht te leven en van het filosoferen zelf. Dat wil zeggen, de kunst zich te blijven verwonderen, het wonder van het leven te zien. Hoe zou je je kunnen verwonderen over het leven, zonder de dood onder ogen te willen zien? Juist die verwondering helpt het leven niet zo krampachtig vast te houden!
De Alchemist spreekt over ‘de steen der wijzen’ en het ‘levenselixer’:
“Wie het elixer drinkt, wordt nooit ziek, en een splinter van deze steen verandert elk metaal in goud.”
Coelho (2007, p.114)
Dit dunkt mij de droom te kunnen zijn die we nodig hebben om uit de coronacrisis te ontwaken! Mogelijk bevat de beeldspraak van het levenselixer en het alchemistische goud een ‘schat’, die een zinvol perspectief op de huidige situatie bevat.
Dit goud is alchemistisch gesproken de quintessence ofwel het vijfde element, de ether waarover de oude mythen spreken. Dat onstoffelijke element duidt op de kracht van transformatie door een alchemistisch samenspel van de vier natuurelementen aarde, water, lucht en vuur.
De alchemie als perspectief voor een kanteling
Zou het perspectief dat de Alchemist in Coelho’s boek vertolkt, een wenselijke kanteling voorstelbaar kunnen maken: een innerlijke wending van zelfbeeld naar zijn. Van een identificatie met een eindige vorm — zowel metaforisch als letterlijk gezien: de mens is ook opgebouwd uit de natuurelementen — naar een zijnsperspectief van het participeren aan het spel der elementen.
Wanneer mensen dat kosmische perspectief uit het oog verliezen, identificeren zij zich met een eindige vorm (alleen). Vanuit een ruimer perspectief bezien gaat het spel, de kosmische dans, door, — ook als een individueel wezen sterft. Het individuele sterven is juist daarvoor nodig: het opgenomen worden in de grotere cyclus van de natuur. En tegelijkertijd is ook het individuele standpunt waar, dat van de menselijke tragiek en het sterven als ultieme grens van leven en vrij zijn.
Vier elementaire waarheden
In mijn vorige queeste stelde ik dat pas na ‘het indammen’ van de corona uitbraak de echte opgave komt: uit de crisis voor de langere termijn de goede lessen te trekken voor de inrichting van een ‘goede wereld samenleving’.
Daarbij noemde ik vier voor lief genomen elementaire waarheden, pijlers voor ‘het goede leven’. Zowel letterlijk als figuurlijk vormen ze de bestaansbasis van de vier elementen aarde, water, lucht, vuur:
- dat wij wederzijds afhankelijk zijn van elkaar op het ruimteschip aarde en als bewoners ook van moeder aarde
- dat wij met elkaar verbonden zijn door versnellende stromen van contact (reizen, vervoer van producten en diensten, multimedia en communicatiekanalen, … )
- dat wij allen dezelfde lucht inademen … als primaire levensvoorwaarde
- dat wij net zoals elke levensvorm op aarde totaal afhankelijk zijn van de zon als licht- en warmtebron, als bron van levensgeluk
Zou de ‘wake up call’ een oproep kunnen zijn rond die vier elementaire pijlers een levenskunst te ontwikkelen? De wederzijdse afhankelijkheid kan mensen de fundamentele wederkerigheid laten beseffen, als een morele oproep tot compassie.
Die oproep gaat verder en morrelt aan vanzelfsprekende grenzen tussen mensen van diverse culturen, tussen mens en dier: ze laat de verbondenheid met alle levende wezens voelen.
Door wakker te worden uit de droom van afgescheidenheid, gebaseerd op identiteiten van natiestaten, ‘rassen’, gender, culturen en andere scheidslijnen, ontstaat er ruimte voor een elementaire levenskunst. In plaats van opgeworpen muren tussen culturen en tussen mensen — waardoor het hart van compassie ingekapseld raakt — hebben mensen elk moment de mogelijkheid een andere droom van de wereld te gaan dromen.
Een droom over de schoonheid van het verschil; hoe verschillen tussen mensen en tussen culturen juist bijdragen aan een mooiere wereld en meer rijkdom in (im)materiële zin.
De questie: een oproep tot elementaire levenskunst!
Gezien dat mensen de onbedwingbare drang hebben het leven doenerig in te vullen met nuttig, leuk, sportief en winstgevende bezigheden, is het stil blijven staan bij de stilgevallen wereld al een ongekende proeve van levenskunst. En daarna begint de uitdaging pas goed. Hoe de questie achter de kwestie vorm te geven: hoe de coronacrisis als kans zien en aan te grijpen, stapje voor stapje naar een elementaire levenskunst?
Dat zou de kunst kunnen zijn niet zo snel mogelijk naar (een nieuw) normaal te willen gaan, maar de samenleving zo (her) in te richten dat mensen ruimte ervaren niet slechts te over–leven, maar ècht te leven! Ruimte voor elementaire waarden die door de almaar sneller (door) draaiende maatschappij in de knel komen.
Twee wegwijzers
Met behulp van twee wegwijzers wil ik een richting in deze Queeste verkennen hoe zowel als samenleving en als persoon een ontwikkeling naar elementaire levenskunst te versterken. Een richting van ont-wikkelen: door juist wikkels van vermeende zekerheden los te laten en stil te staan bij de elementaire aspecten van het bestaan: de kunst aards en geaard, met de natuurlijke stromen mee en soms tegen te stromen, zowel zaken luchtig te kunnen zien als vurig in leven en werk te staan.
Hoewel ‘de natuur’ binnen en de natuurelementen buiten de mens direct voorhanden zijn, zou dit ‘vanzelfsprekende’ juist de angel kunnen zijn, die er eerst uitgehaald moet worden wil de wond kunnen genezen. Stil staan bij het bijzondere van wat gewoon lijkt, of leek. Precies zoals de Alchemist vertelde over de kunst van het vinden van de ‘schat’, die verborgen ligt in het eigen hart. Die kennis van het hart — zoals de alchemistische filosofie die schat noemt — ligt zo dichtbij dat mensen haar over het hoofd zien en vergeten, naarmate zij door conceptuele kennis van de wereld toegedekt raakt.
Mythische wegwijzer: elementaire kennis
“De Droomtijd uit de Aboriginal mythologie gaat niet alleen over het begin der tijden: eigenlijk gaan de verhalen en rituelen over een schepping die voort blijft duren zolang de mensen blijven zingen, dansen en hun rituelen uitvoeren — als een eeuwige dans tussen de oertijd tot de toekomst.”
Wijsheidsweb (2019)
Zo gebruikt een Aboriginal volk in Australia de windrichtingen voor de kruispunten van de ‘sporen’ die we niet alleen reizend afleggen in de wereld, maar in wezen zelf zìjn:
“Oh, there’s an ant on your southwest leg”.
Boroditsky (June 19th, 2018)
Spreekwijzen, gezegden en mythen bevatten de van generatie op generatie doorgegeven wijsheid van een gemeenschap.
De Aboriginal manier om richtingen aan te duiden, ervaren mensen uit andere culturen als bijzonder. Terwijl, wanneer iemand zegt ‘Hij is buiten westen’, mensen uit dezelfde taal- en cultuurgemeenschap dit als ‘gewoon’ ervaren; de beeldspraak ervan valt niet meer op. Toch is dit gezegde — vergelijkbaar met de zegswijze uit de Aboriginal cultuur over de ‘sporen’ van verbondenheid met dieren en aarde — typerend voor de Hollandse cultuur, waarin zeevaart en het water een overheersende rol spelen. De betekenis ervan die we als ‘abstractie’ kennen, berust op ervaringskennis: op de zeemanswijsheid dat een schipper die op de Noordzee te ver naar het westen afdrijft vast komt te zitten op Hollandse en Vlaamse zandbanken.
Zo zijn de mythische verhalen, symbolen en namen verbonden met de wijsheid en geschiedenis van een culturele gemeenschap.
De naam van de Egeïsche zee is bijvoorbeeld ontleend aan de Griekse mythe van Theseus: de zee is vernoemd naar de vader van deze held, Aegeus, die zich in wanhoop van de rotsen in zee stortte. De reden was de vermeende dood van zijn zoon Theseus, die door onnadenkendheid na zijn avontuur op Kreta — waar hij de Minotauros in het labyrint had gedood om Athene te verlossen van de oorlogsschatting, hen opgelegd door Kreta — was vergeten de zwarte zeilen te strijken en de witte te hijsen, ten teken van de behouden thuiskomst (Fry, 2019, p. 401 e.v.).
De wijsheid der ouden
Het teruggrijpen op oude verhalen, beeldspraak en symboliek wordt gezien als een ‘indirecte zegswijze’, die gebruikt wordt wanneer een directe verwoording via letterlijke of abstracte taal niet mogelijk of niet gepast is. Zouden we voor de ontwikkeling van een elementaire levenskunst die zienswijze niet juist dienen om te draaien? Dat we juist door de abstracties van de begrippen en woorden de ‘letterlijke’ betekenis en het verhaal achter het ontstaan van die uitdrukking, weer kunnen gaan horen?
Door het beeld in een metafoor te zien, het verhaal te beluisteren in de woorden die compact tot een spreekwoord zijn samengebald — bijvoorbeeld door in verbeelding de zandbanken in de Noordzee te zien waar de schippers zo beducht voor waren — is het mogelijk dichter bij de ervaringswerkelijkheid te komen, waaruit de uitdrukking stamt.
Niet alleen van de eigen geschiedenis en cultuur, maar ook van vreemde gebruiken en gezegden, zoals de verbondenheid met alle levende wezens en met de aarde zelf, die voor de Aborinal volken net zo vertrouwd en richtinggevend in het leven was, als het water en de scheepvaart voor de Hollanders en de Zeeuwen.
Door de ervaring achter het beeld in de metaforische uitdrukking als het ware te proeven — in te voelen en zo ‘van binnenuit’ met verbeeldingskracht te begrijpen — zou er een herkenbare beleving opgeroepen kunnen worden, die mensen dichter bij de ‘vreemde wereld’ van een andere culturele gemeenschap of een andere tijd kan brengen.
Mij lijkt zo’n omgang met de taal aan een elementaire levenskunst te kunnen bijdragen!
“Die Sprache spricht….”
De filosoof Heidegger geeft inzicht in deze wegwijzer door te wijzen op de mythische lagen onder de woorddefinities. In zijn vroege en beroemde werk “Sein und Zeit” karakteriseert hij de mens als een wezen dat zich in een tijdsruimtelijke dimensie bevindt — “Dasein” — terwijl hij in zijn latere werk benadrukt dat de mens ‘in de taal woont’.
In zekere zin wijst hij ons met zijn eigen filosofische ontwikkeling — een wending naar de wonderlijke schatkamer van de taal, naar wat hij als fenomeen benoemd “die Sprache spricht….” — dat de wereld aan de mens steeds vanuit het spreken en denken ontsloten wordt. Daarmee is tevens de valkuil geschetst van deze door de taal bemiddelde weg naar waarheid: de conceptuele kennis kan ook een gevangenis worden, die de verbinding met de ‘echte’ werkelijkheid juist blokkeert.
Hier zou de mythische wegwijzer haar dienst kunnen bewijzen: door het beeld, de beweging, de geur of het verhaal achter het begrip en het conceptuele kader te beluisteren, is de absoluutheid van een concept gerelativeerd, de afgeslotenheid van een dominant kader open gebroken. Er wordt als het ware een deur geopend naar buiten; buiten ‘het talige’ naar een ruimere belevingswerkelijkheid en naar andere perspectieven op de wereld.
Oog krijgen voor de beleving achter spreekwijzen — voor de beelden in beeldspraak en voor de verhalen, die in uitdrukkingen verstopt zitten — is ook een stap zetten buiten de dwang van de conventie, de geldende woordbetekenis. Door met verbeeldingskracht het spreken te beluisteren, kunnen mensen gevoeliger raken voor de zintuiglijke kwaliteiten waarop de betekenis van woorden en begrippen — en daarmee de culturele wijsheid van een gemeenschap — gestoeld is.
Die route naar een elementaire, in de beleving en zintuiglijkheid gewortelde vertrouwdheid met de wereld, geeft een inkijkje achter de vaststaande begrippen en definities, naar een vloeibare werkelijkheid. Het opent de deur naar een wereld achter de conceptuele kennis. Naar het open veld van ervaring, de elementaire basis van een levende werkelijkheid achter de woorden.
Het ontrafelen en vloeibaar maken van vaste constructies
Het metaforisch zien en aftasten van het elementaire ‘andere’ van het concept, werkt ‘deconstructief’ — zoals de filosoof Derrida, verder denkend in het denkspoor van Heidegger het ‘ontrafelen’ van begrippen en hun vanzelfsprekende betekenis benoemde.
Door te ontrafelen vervreemden we als het ware van ‘het vanzelfsprekende’ en ontstaat er een vloeibaar betekenisveld; een metaforiek en een in principe oneindig ‘verglijden’ van betekenissen,het opnieuw stollen tot een begrip en weer ontstollen.
Die filosofische kunst van het vloeibaar maken van vastgeroeste betekenissen is nodig om de waarde van de mythische wegwijzer te verzilveren: waar de huidige cultuur gestoeld is op het Rationalisme en het Empirisme, daar waren voorheen mythische en religieuze verhalen over de wereld richtinggevend. Dit proces in de geschiedenis — “de overwinning van de logos op de mythos” — geeft tevens richting aan het ont-wikkelen: namelijk juist ‘omgekeerd’ de wikkels van de geschiedenis weer af te leggen.
Wellicht bevat precies die archaïsche mythische intelligentie die de verbanden hoort ‘tussen de woorden’ en patronen ziet vanuit verbeeldingskracht, een sleutel voor het ont-wikkelen van een elementaire levenskunst.
Zelf de verandering zijn die je wilt zien in de wereld….
Hoe kan ‘het elementaire’ helpen de coronacrisis als kans aan te grijpen voor het voorstelbaar maken van een andere (sociale en economische) ordening? Die kanteling vraagt de kunst het dominante verhaal van de wereld te ontrafelen en zo ruimte te scheppen voor een ander verhaal. De volgende stap is het toe-eigenen van de kunst de wereld ook anders te zien en te ‘be-tekenen’. En tenslotte is er de moed nodig stapjes te zetten en zelf te leven volgens de voorgestelde verandering. Om met Gandhi te spreken, zelf de verandering te zijn die we willen zien in de wereld.
Die stappen vormen filosofisch gezien de elementaire basis voor een herinrichting van de samenleving: de dominante patronen die tot de coronacrisis hebben geleid, kunnen we niet — volgens een veelgeciteerde wijsheid van Einstein — vanuit hetzelfde kader oplossen. Door het samenleven anders te (be)tekenen — kantelend van een economisch gedreven discours naar de elementaire waarden en wederkerigheid tussen alle levende wezens op de planeet aarde — ontstaat er een andere omgang met de wereld en daarmee groeien er andere sociaaleconomische patronen, een ander maatschappelijk weefsel.
Het be-tekenen van een nieuwe droom van de wereld
Theoretisch gezien, blijkt dit mogelijk. Nog niet zo lang geleden behoorde de kunst van het (be)tekenen van de natuur ook tot de wetenschappelijke studie.
Zo verrijkten Goethe en Darwin de wetenschap met nieuwe perspectieven, door elementair de natuur te observeren en haar verschijningsvormen nauwgezet te beschrijven èn te verbeelden.
De natuurbeelden van de Engelse wetenschapper en schilder John Ruskin (1819-1900) getuigen van fijngevoelige betekenisgeving. Fenomenologisch onderzoekend ken-schetst hij de pijnbomen in de alpen zowel letterlijk als figuurlijk als wezens met een
“inner will that the rock itself looks bent and shattered beside them — fragile, weak, inconsistent, compared to the dark energy of delicate life and monotony of enchanted pride.”
Ruskin (in: Botton, 2014, p. 234)
Maar hoe zit dat praktisch gesproken?
Is de ‘wake up call’ op tijd, zo vraag ik me af, en wel, zowel in de pragmatische zin zich netjes aan de 1,5 meter maatregel te houden als vooral voor ‘het politieke en spirituele wakker worden’.
Die ‘wake up call’ is tevens de oproep een nieuwe droom van de wereld te dromen…
Of: te gaan dromen in de taal van de wereld, volgens de Alchemist in het boek van Coelho.
De grote uitdaging is niet alleen te dromen vanuit mijn dakterras, zoals ik tijdens het schrijven van mijn vorige Queeste deed, tijdens de gedwongen huisquarantaine, maar weer met de voeten in de klei te gaan staan en mijn steentje bij te dragen.
Filosofische wegwijzer: leren dansen met Nietzsche
Iedere burger begeeft zich door werk, hobby’s en andere bezigheden in groepen en organisaties waardoor er steeds opnieuw kansen ontstaan verschil te maken via de netwerken waaruit de maatschappij bestaat.
Zien we het participeren in diverse groepen als het weven aan een gemeenschappelijk web, dan ligt het in ieders (zij het beperkte) vrijheid aan de draden van het web te trekken. Sterker nog: ethisch gezien is het ieders vacante verantwoordelijkheid dat te doen voor het creëren van een (betere) sociale ordening.
Die maatschappelijke verantwoordelijkheid vraagt vooral innerlijke kracht moedig en geduldig, meanderend tussen hoop en vrees, vonkjes van liefde en hoop te verspreiden in het daadwerkelijke (werk)leven. Als voorbeeld schets ik een situatie, waaruit blijkt dat die vonkjes uit een filosofisch inzicht kunnen ontstaan, doch dat er veel geploeter in de klei nodig is een ander weefsel te laten ontstaan: vertrouwen en volharding om lucht en ruimte te scheppen in de verknopingen tussen mensen en in organisaties.
Casus: de dans als principe voor goed leiderschap
Hieronder een casus ter illustratie van kleine scheurtjes die kunnen ontstaan in de door mensen gekoesterde beelden, taaie patronen en denkbeelden, die verandering tegenhouden. Het betreft een ervaring uit een training die ik samen met anderen gaf aan het hogere leidinggevende kader van een publieke organisatie: een ‘filosofisch
creatief traject’ binnen een langduriger leiderschapsleergang. Het vonkje bestond uit een filosofisch inzicht met ‘deconstructieve en ontstollende’ kracht, dat tot schuring leidde.
Er ontstond onrust en discussie in het team leidinggevenden als kans tot verdieping en glans!
De aanleiding was een uitspraak van Nietzsche, ‘de filosoof met de hamer’ die ‘god’ heeft doodverklaard. Die uitspraak behelst veel meer dan blasfemie, zoals christelijke oren geneigd zijn haar te horen. God staat in zijn visie zowel voor het behoeden van de christelijke waarden, als voor een dominante hiërarchische (onderdrukkende) cultuur uit zijn tijd.
Nietzsche’s cultuurkritiek is niet slechts ‘negatief’; hij stelt er een uitnodigend perspectief voor in de plaats:
“Ik geloof alleen in een God die kan dansen”
Nietzsche (1982, p. 34)
Dit beeld riep bij kennelijk gelovigen uit de groep leidinggevenden wrevel op, zoals het ook in Nietsche’s eigen tijd had gedaan. Het traditionele beeld van ‘godvader’ werd als het ware van zijn sokkel gestoten, het werd gedeconstrueerd. Ook door er een ander beeld tegenover te stellen.
In de training toonden wij dit ook letterlijk op de power point, die zowel afbeeldingen uit de Griekse mythologie liet zien alsook een beeld van de Indiase god Shiva, als de kosmisch dansende Nataraja.
De spanning tussen Apollo en Dionysos als cultuurscheppend principe
Nietzsche (1984a) zelf had een voorliefde voor Dionysos, de Griekse god van de dans, van fluit- en trommelmuziek, van wijn, roes en overgave. Deze mythologische figuur staat tegenover Apollo, de god van het licht, van de beeldende kunst, de profetie, de harmonische muziek van snaarinstrumenten en de geneeskunst. Apollo staat vaak met een boog en een lier afgebeeld. Zijn orakel in Delphi genoot de hoogste autoriteit, bijvoorbeeld in uitspraken over politiek en oorlogvoering.
Filosofisch gezien staat Apollo voor de kunst van maat houden, voor beschouwelijkheid, overzicht en harmonie. Daarentegen staat Dionysos juist voor mateloosheid, voor het verlies van de voorgegeven maat en vaste vormen; uiteindelijk voor identiteitsverlies en het loslaten van rationele beheersing van het leven.
Nietzsche’s omarming van ‘het dionysische’ hangt samen met het ‘mateloze’ ofwel de ‘transgressieve’ karakter van deze Griekse god. Hij belichaamt een rebellerende kracht tegen beperkende kaders, zoals Nietzsche de normen en waarden van de benauwende religieuze moraal doorzag en de kerk als machtsinstituut.
Voor Nietzsche betekende dit Dionysische principe uiteindelijk het begin van alle cultuur: de vrijheid ‘de voorgeschreven maat’ te doorbreken en een nieuwe ordening te creëren.
Tijdens het bespreken van de betekenis van diens filosofische perspectief voor de kunst van het leidinggeven, begon er gesputter te klinken rond een van de tafels in de zaal met een ‘World Café’-opstelling:
“Wat een filosofie om juist in het overschrijden van de afgesproken normen een cultuurscheppend principe te zien — het is goed dat wij een blauwe cultuur hebben!”
De opmerking zorgde voor meer grappen, die weliswaar de sfeer ontdooiden maar met teveel jolijt om de concentratie nog lang vast te kunnen houden. Door twijfel of er nog een relevante kern uit het verhaal opgepakt zou gaan worden, schoot ik in de verdediging voor Nietzsche:
“Voordat Nietzsche algeheel van tafel wordt geveegd, probeer eerst de levenskunst achter de ogenschijnlijke blasfemie en zijn mythische taal te begrijpen. Zijn verwijzing naar de Griekse mythen en godenfiguren behelst een belangrijk principe voor leiding geven, dat ook nu nog zeer relevant is! Het heeft te maken met de eerder besproken filosofie van Hobbes en Spinoza, die de macht in de democratie en het bestaansrecht van de staat fundeerden in ‘het sociale contract’: dus ook voor leiderschap in publieke organisaties!”
Oude wijsheid versus management hypes
De aandacht was teruggekeerd en er ontspon zich een dialoog over ‘goed’ leiderschap. Tegenover Spinoza’s nadruk op een stabiel staatsbestel klinken motto’s van ‘het nieuwe leiderschap’ door managementgoeroes wat hyperig: ‘innovatie’ wat de klok slaat.
Bijvoorbeeld door niet meer via een strakke hiërarchische bevelsstructuur de touwtjes in handen te houden maar:
“De nieuwe leider coacht zijn medewerkers. Hij geeft hen duidelijke kaders en doelstellingen, maar laat hen vrij de te bewandelen weg te bepalen” (Markensteijn, 2019-02).
Wat heb je eigenlijk aan management motto’s, zo vroeg ik, als je de onderliggende principes niet begrijpt? Is het inzicht dat Nietzsche geeft in parallelle processen tussen individu, teams, organisaties en het collectieve niveau van de maatschappij, niet veel belangrijker?!
Iets uit niets laten ontstaan
Nietzsche’s inspirerende perspectief nodigt uit ‘chaos’ anders te zien: in plaats van als iets negatiefs, staat het aan de basis van een positieve dynamiek:
“Chaos is de baarmoeder voor nieuwe vormen en inzichten, voor waardecreatie en ander gedrag.”
Daarom zou Nietzsche verplichte kost moeten zijn voor iedere manager die ook maar een reorganisatie overweegt:
“De spanning tussen Apollo’s harmoniemodel en het vasthouden aan de heersende orde versus Dionysos’ mateloosheid en dans, die de orde doorbreekt: die metafoor staat voor de levenskunst een nieuwe realiteit te scheppen — wat een reorganisatie immers is?!”
De relevantie van Nietzsche’s principe versus de hypes van managementmotto’s rond ‘het nieuwe leiderschap’ vatte ik samen:
“In plaats van een blauwdruk te implementeren leert Nietzsche de nieuwe leiders dansen en de chaos te omarmen als ruimte, waarin nog geen vaste orde heerst. Alleen door samen te dansen met betrokkenen kan er een ‘juiste maat’ gevonden worden!”
Het was ijzingwekkend stil geworden en ik vroeg me af of Nietzsche mogelijk weer op gevoelige christelijke tenen had gestaan. Opeens klonk het uit een hoek:
“Waarin ons de maat wordt genomen en wij anderen de maat moeten nemen, zul je bedoelen?”
Er werd gelachen — een spannend moment: kennelijk was er echt iets aangeraakt — zou de ernst en de pijn van de situatie verder op tafel mogen komen en in dialoog met elkaar kunnen worden ontrafeld?
Nu leek het mij tijd de oefening voor te stellen om ruimte te geven aan ieders ervaring rond de questie achter de kwestie:
“Laten we Nietzsche’s perspectief met elkaar in het klein onderzoeken met een creatieve oefening “Samen dansen op papier”.
Dat biedt ons een schaalmodel voor de grotere vraag van de reorganisatie en welk goede leiderschap daartoe nodig is. Zo kun je Nietzsche’s Dionysische leiderschapsprincipe van de dans echt gaan ervaren. Dus niet als abstracte filosofie, maar doorleefd en met verbeeldingskracht.”
Samen dansen op papier als metafoor voor cocreatief leiding geven
Iedere deelnemers pakte een staafje houtskool en in kleine groepjes schaarden zij zich rond de met tekenvel bedekte tafels; met de instructie het praten in te wisselen voor doen en “elkaar tekenend op het papier ontmoeten”.
Ter inspiratie stond op de power point een citaat van Masson, een surrealistisch schilder, over het zogenaamde ‘automatisch tekenen’:
“Men moet een leegte in zichzelf creëren … de eerste grafische verschijningen op het papier zijn alleen gebaar, ritme en bezwering; het resultaat: puur gekrabbel. Dat is de eerste fase. In de tweede fase stelt het beeld (dat latent aanwezig was) zijn eisen.”
(Jacobs, 1988, pp. 56-58)
Massons reflectie lichtte ik toe: dat het in deze oefening niet ging om ‘goed’ te tekenen. De uitdaging lag in de ervaring van het schuren tussen de verinnerlijkte normatieve kaders en de mogelijkheid van vrije expressie, zoals een jong kind nog vanzelf doet.
Enkele deelnemers begonnen met houtskool op het papier te ‘krassen’ en anderen volgden. Heel verschillend ontstond er een ‘samen’ rond de tafels, met ritmische krasgeluiden op de muziek uit de cassetterecorder. Deze stimuleerde ‘vanuit de buik of het hart’ te tekenen in plaats van ‘uit het hoofd’, in de geest van Masson.
De oefening was ook in de geest van Nietzsche’s Dionysische filosofie: niet zozeer gericht op de creatieve vaardigheid van het tekenen zelf, maar op de durf beelden te laten ontstaan: op het proces van ‘emergeren’.
Op de verschillende vellen papier werd zichtbaar dat er zowel individualistisch gedrag ontstond — bijvoorbeeld door zoveel mogelijk witte ruimte zo snel mogelijk te vullen met eigen vormen — alsook meer coöperatieve vormen. Het samenspel rond elke tafel toonde ook steeds een andere kwaliteit: soms een aanstekelijk elkaar uitdagen, soms aarzelend en nadenkend, soms meer met elkaar pratend voordat er werd getekend, en soms ontstond er een geconcentreerde sfeer van ‘samen aan het werk’. Vanuit ieders individuele en iedere groepservaring zou de dialoog na de oefening — belicht vanuit Nietzsche’s perspectief —een licht kunnen laten schijnen op de levenskunst hoe op de grotere schaal van de aanstaande reorganisatie ieder het persoonlijke leiderschap zou willen oppakken.
De dwang van kaders: opgelegde rolverdeling
Na de warming up in de geest van Masson’s ‘automatische tekenen’ zou er een tweede fase aan de oefening worden toegevoegd: door als groep verder te gaan schilderen en op de houtskooltekening met verf accenten, kleuren en vormgeving aan te brengen.
De zwart-wit tekeningen toonden de sporen van het samenspel in elke subgroep, dat was ontstaan vanuit ‘niets’ — zonder doel gaan tekenen, als het ware in ‘chaos’.
Nu kreeg iedere deelnemer een instructievel voor de tweede fase met dezelfde groepjes rond een tafel maar nu met een rolverdeling van buitenaf.
Iedere deelnemer pakte een verfkwast en een kleur acrylverf (rood, blauw, geel of groen) overeenkomstig de kleur van het instructievel, waarop vermeld stond in welke rol zij het samen schilderen moesten oppakken.
Mensen met de kleur ‘rood’ zouden ‘leiden’; degenen met ‘blauw’, ‘groen’ en ‘geel’ zouden ‘volgen’ door op een bepaalde manier hun kleur aan te brengen binnen de door de ‘leider’ rood gemarkeerde lijnen.
Deze setting gaf aan een deel van de groep leidinggevenden de ervaring te moeten ‘volgen’ en iets ‘in te kleuren’ wat een ander had bepaald.
Dit geënsceneerde samenspel was eigenlijk een ‘levende metafoor’ voor de aanstaande reorganisatie — met de knellend aanvoelende situatie en het daarin van deze groep leidinggevenden gevraagde ‘nieuwe leiderschap’.
Een betekenisgevende dialoog
De tweede fase in de oefening van het samen schilderen vanuit een opgelegde rolverdeling gaf aan de deelnemers de ervaring van het ‘moeten’ samenwerken door een van buitenaf — door de bestuurskamer, de staat, de kerk of een ander machtsinstituut — maatgevend kader. Gespiegeld in de filosofie van Nietzsche zou een ‘cocreatieve reorganisatie’ van de deelnemers vragen een kanteling te maken van een ‘gehoorzaamheidsmoraal’ — het opvolgen van de ‘bovenaf’ voorgeschreven regels met een nieuwe organisatiestructuur en een ‘functiehuis’, die ieders ‘rol’ vastlegde — naar een existentiële verantwoordelijkheid en ethiek, zelf maat-gevend te zijn. Leidinggeven als levenskunst zoals een kunstenaar ‘iets’ in en door een scheppingsproces laat ontstaan (Muijen & Van Marissing, 2011).
Nietzsche’s principe van ‘de dans als samenspel’ staat voor het beginpunt van een creatief proces en inzicht in de parallel van het (doorbreken van) patronen in een (sociale) ordening. Het doel van de oefening was een speelveld te creëren, die de ervaring van het Dionysische zou ontlokken. En daarmee een ‘levende metafoor’ voor een scheppingsproces dat zowel op het macro — ‘kosmisch’ en mondiaal — niveau geldt, als voor het micro-niveau — de kunst van het scheppen als artistiek proces — èn daar tussenin op meso-niveau het cocreatieve ‘sociaal constructivistisch’ proces van reorganiseren.
De oefening gaf de ervaring deze parallel in Nietzsche’s uitspraak te beluisteren:
“Je moet eerst de innerlijke chaos hebben ervaren om een dansende ster te kunnen baren.”
Nietzsche (1982, p. 10)
Filosofisch gezien gaan de mythische verhalen van Dionysos, Shiva en andere goddelijke figuren niet over archaïsche of fictieve tijden, maar bevat de oude wijsheid achterliggende principes van creatieve processen, die ook gelden voor de kunst van het leidinggeven!
Alpha & Omega
In de dialoog na de creatieve oefening ontstond er onrust rond een tafel met deelnemers die al eerder de waarde van een christelijke opvoeding hadden onderstreept. Enerzijds riep Nietzsche’s filosofie — dat een machtswil aan de basis ligt van een sociale orde — herkenning op en hadden er grappen over alpha-mannetjes geklonken. Anderzijds leek het ‘gehamer’ tegen confessionele heilige huisjes ook gelovige deelnemers individueel tegen het verkeerde been te stoten.
Na de oefening werden de vier collectieve beelden om de beurt centraal in de ruimte geplaatst en stond de groep die het beeld had gemaakt er in een ‘binnencirkel’ eromheen. De overige deelnemers konden in een ‘buitencirkel’ participeren aan de dialoog.
Zeer diverse en voor elke groep typerende geluiden klonken er over hoe het proces was ervaren. Ervaringen werden uitgewisseld hoe de beelden waren ontstaan als een ‘analoge weergave’ van het samenspel. Inzichten borrelden op hoe de vormen op papier het groepsproces deels ‘anders’ toonden door de bijzondere context van het ‘dansen op het papier’; en deels herkenbaar de dynamiek tussen mensen op de werkvloer reflecteerden. Wat deed de opgelegde rolverdeling tussen leiders en volgers met de dynamiek in de groep en met ieders individuele rolneming? Er was zowel protest als plezier zichtbaar, zowel coöperatief samenspel als concurrentie.
Opmerkelijk was dat in de groep waar de confessionele stemmen hadden geklonken, er een kruis en andere religieuze symbolen waren ontstaan. Niet alle ‘volgers’ waren ingenomen met dit beeldende protest tegen Nietzsche’s gehamer tegen heilige huisjes. Zij hadden een ‘gehoorzaamheidsmoraal’ in zichzelf ervaren, een sociale druk de leiders in de ‘opgelegde’ christelijke symboliek te volgen.
Ten slotte gaf elke groep een titel aan het ontstane beeld en ieder individueel een ‘leiderschapsmotto’ als eigen reflectie op het co-creatieve proces in een zin die de kern van de eigen leiderschapsstijl schetst.
De training had in het klein doch intens laten voelen dat er meer dan filosofisch inzicht ‘voorbij goed en kwaad’ (Nietzsche, 1984b) voor nodig is om de heersende conventies over morele en sociale waarden te kunnen relativeren en ‘iets nieuws’ vanuit een samenspel te laten ontstaan!
Sommige deelnemers vonden de creatieve oefening in eerste instantie ‘kinderachtig’:
“We hebben het wel goed met elkaar maar om nu samen te gaan dansen ….”
— en enkelen vonden het filosofische perspectief op leiderschap ‘soft’ en niet bruikbaar voor de praktijk:
“Dat je om goed te leiden ook zou moeten leren volgen, gaat er bij mij niet in ….”
Die uitgesproken meningen gaven aan hoezeer de creatieve oefening een ‘ander’ samenspel ontlokte dat sterk tegen de sociale codes van het heersende leiderschapsethos en de organisatiecultuur indruiste. Tegelijkertijd gaven de kernzinnen een samenvatting van opgedane betekenisvolle inzichten over hun persoonlijke leiderschap.
Kennis van het hart
De mythische verhalen van Dionysos, Shiva en andere goden en godinnen vertellen over hoe er een wereld ontstaat uit chaos door een ‘kosmische dans’, die zowel liefdevol als strijdend is.
In de geschetste casus had de cocreatieve oefening scheurtjes in het dominante kader van ‘topdown’ aansturing en een ‘gehoorzaamheidsmoraal’ laten ontstaan; daar doorheen vonkte een ‘tussenruimte’, een ‘mogelijke’ andere ordening:
“De spanning tussen Dionysos en Apollo ontlokt een creatieve kracht die ‘horizontaal’ tussen mensen kan werken, zoals de goddelijke scheppende macht in de mythen en religies ‘verticaal’ werkt, als kosmische krachten die het leven op aarde bestieren. Het bevrijdende inzicht is dit niet ‘metafysisch’ te zien als overheersende macht maar als metafoor voor menselijke cocreatie.”
Voor het toe-eigenen van die scheppende krachten is moed, een ethos van vrijheid nodig, die tegenkrachten en tegenspraak organiseert, vooral in tijden van een opgelegde reorganisatie. Kennis van het hart en cocreatieve krachten van de professionals, die de schets op de tekentafel levend maken, naar eigen inzichten bijkleuren en soms ‘anders’ en authentiek vormgeven. Hoe lastig die levenskunst in een chaotische situatie, zoals in een publieke ‘re-’organisatie te ont-wikkelen is, — zo geldt dit des te sterker voor het kantelen van een maatschappelijke crisis!
Elementaire levenskunst: de dialectiek van leiden en volgen
De wereld is in haar hart geraakt. Een hart dat bloeden kan is evenwel ook de compassie die de mens menselijk maakt. Zou die essentie het ‘het levenswater’ zijn, waarover in de mythen wordt verteld hoe de helden en heldinnen na het doorstaan van beproevingen dit vinden en daarmee zowel het leven van de gemeenschap versterken, als dat zij als persoon zijn getransformeerd. Hoezeer hebben mensen zulk levenswater nodig ten tijden van een crisis: niet alleen door moedig optreden van leidinggevenden, maar door iedere betrokkene, de kennis van het hart te laten stromen.
Zowel uit de ontstane scheurtjes, schuring en vonkjes uit casus, als uit de mythische verhalen, kunnen we hoop putten dat vastgeroeste denkbeelden en patronen van menselijk handelen — in de privé sfeer, in publieke en andere organisaties — door een elementaire levenskunst kunnen ontstollen. Dat er in de vloeibare werkelijkheid andere patronen emergeren, dat er een ander samenspel kan ontstaan. Zoals het leren volgen door leiders en leren leiden van volgers… opdat de (politieke en bedrijfs)leiders geen despoten worden en de burgers en professionals niet te braaf binnen de kaders blijven tekenen, zonder zelf na te denken en eigen verantwoordelijkheid te nemen.
2020 — jaar van corona: laten we wakker worden, en niet terugschieten in de ‘normale’ stand. Laten we gehoor geven aan de ‘wake up call, en vooral ontwaken in een politieke en spirituele zin…en een nieuwe droom van de wereld gaan dromen.
Door met elkaar op een Queeste gaan en het levenselixer gaan halen: ieder op eigen wijze zodat ieders voetsporen een betere wereld in het klein laten beginnen.
- Boroditsky, L. (June 19th, 2018). How Does Language Shape the Way We Think? TED Talks June 19th, 2018. Geraadpleegd op 2020-07-28 van http://www.openculture.com/2018/06/language-shapes-way-think-cognitive-scientist-lera-boroditsky-breaks.html
- Coelho, P. (2007). De Alchemist. (Vertaald door Harrie Lemmens). Amsterdam, Antwerpen: De Arbeiderspers.
- Jacobs, A.M.C. (1988). Nietzsche, Artaud en Masson. Amsterdam: Piaron.
- Muijen, H.S.C.A. & Van Marissing, L. (2011). ‘Iets’ Beeldend werken nader bekeken. Antwerpen/ Apeldoorn: Garant
- Nietzsche, F. (1982). Also spracht Zarathustra. Ein Buch für Alle und Keinen. Stuttgart: Reclam.
- Nietzsche, F. (1984a). Die Geburt der Tragödie aus dem Geiste der Musik. Werke I Ulm: Ullstein Materialien.
- Nietzsche, F. (1984b). Jenseits von Gut und Bose; Zur Genealogie der Moral. Werke III. Ulm: Ullstein Materialien
- Markensteijn (2019-02). Geraadpleegd op 2020-07-28 van http://www.markensteijn.com/index.php/
- Boroditsky, L. (June 19th, 2018). Geraadpleegd op 2020-07-28 van
- Wijsheidsweb (2019-02). Geraadpleegd op 2020-07-28 https://wijsheidsweb.nl/redactionele-paginas/element-aarde/aboriginal-maori-en-andere-polynesische-volkeren-en-culturen/
Noten
[1] Bron: SARS-CoV-2
[2] Bron: Big Brother
[3] Bron: Stone Pines at Sestri. Pencil, brown ink, sepia and bodycolour on two joined sheets, 1845, John Ruskin (1819–1900)
[4] Bron: Dionysos riding a leopard, Macedonian mosaic from Pella, Greece (4th century BCE)
[5] Bron: Automatic drawing (1924), ink on paper Andre Masson
[6] Bron: Christusmonogram met alpha en omega
[7] Bron: Apollo op een fresco in Rome