Maand September 2

0

Mensis September, herfstmaand, havermaand, fruitmaand

januari 1, januari 2 en januari 3 — februari 1, februari 2 en februari 3maart 1, maart 2 en maart 3april 1, april 2 en april 3mei 1, mei 2 en mei 3 — juni 1, juni 2 en juni 3 — juli 1, juli 2 en juli 3 — augustus-1, augustus 2 en augustus 3september 1, september 2, september 3 en september 4oktober 1, oktober 2, oktober 3 en oktober 4november 1, november 2 en november 3 — december 1, december 2 en december 3

Versie 19 september 2022, herzien september 2024

Enkele speciale dagen uitgelicht (2)

Derde dinsdag van september — Prinsjesdag[1]

In de Grondwet artikel 65 is vastgelegd dat op de derde dinsdag in september door of namens de Koning in een Verenigde Vergadering van de Staten-Generaal een uiteenzetting wordt gegeven van het door de regering te voeren beleid. Aangezien de Staten-Generaal sinds 1815 bestaat uit twee Kamers, gebeurt dit in een Verenigde Vergadering van beide Kamers.

Oftewel, op Prinsjesdag opent de Koning(in) het nieuwe parlementaire jaar met het voorlezen in het parlement van de Troonrede. Later op de dag dient de Minister van Financiën de Miljoenennota en de Rijksbegroting voor het komende jaar aan de Tweede Kamer aan.

De opening van de gewone zitting van de Staten-Generaal vond in 1814 op de derde maandag in november plaats, en tussen 1815 en 1848 op de derde maandag in oktober. Dit liet het parlement echter weinig ruimte om de begroting tijdig af te handelen, daarom werd vanaf 1849 het tijdstip vervroegd naar de derde maandag in september. Aangezien veel Kamerleden op zondag moesten reizen om op tijd in Den Haag te zijn, werd vanaf 1888 de maandag vervangen door de derde dinsdag in september. Zo kon eenieder tijdig in de residentie aanwezig zijn zonder de zondagsrust te ontheiligen.

De naam Prinsjesdag dateert uit het einde van de 19e eeuw, de tijd van de Republiek der Verenigde Nederlanden. De prins-stadhouder Willem V vierde op 8 maart zijn verjaardag. De feestelijkheden werden in de Patriottentijd een uiting van oranje- en prinsgezindheid, met de naam ‘Prinsjesdag’.

De Troonrede

De Troonrede schetst in grote lijnen het regeerprogramma voor het komende jaar. In de 19e eeuw hadden troonredes een beperkt karakter, al werd wel iets gemeld over de toestand van leger en vloot, en over de betrekkingen met andere landen. Vanaf 1918 kreeg de Troonrede langzamerhand haar huidige karakter.

In de jaren 1814-1848 toen er nog geen volledige parlementaire democratie bestond, bepaalde de vorst grotendeels het beleid. Vanaf 1825 gingen ook de ministers zich met de inhoud van de rede bemoeien. Later werd de Troonrede besproken in de Kroonraad, waarvan de koning voorzitter was en ook de kroonprins en de ministers deel uitmaakten. Sinds Nederland in 1848 een parlementaire democratie werd bepaalden echter de ministers grotendeels de inhoud van de Troonrede. De huidige door de koning voorgelezen tekst zijn op enkele door hem eventueel toegevoegde persoonlijke passages niet zijn woorden. Cynici bestempelen hem daarom wel als een buikspreker.

Als regel spreekt de regerende vorst de Troonrede uit. Tussen 1814 en 1840 was dit Koning Willem I (tot 1815 als soeverein vorst), tot en met 1848 Willem II, en daarna Willem III. Koning Willem I was in 1819 echter afwezig wegens het overlijden van zijn zuster, en in 1837 na het overlijden van zijn eerste echtgenote Wilhelmina (Mimi) van Pruisen. Koning Willem III was in 1888, 1889 en 1890 vanwege ziekte verhinderd de Troonrede voor te lezen; eveneens in 1881 na het overlijden van zijn oom Prins Frederik, en in 1884 wegens het overlijden van zijn zoon Prins Alexander.
In de jaren 1891-1897 sprak Koningin Emma als regentes de Troonrede uit. Na Emma volgden de Koninginnen Wilhelmina (1898-1946), Juliana (1948-1979) en Beatrix (1980-2013). Vanaf 2013 spreekt Koning Willem-Alexander de Troonrede uit.
Koningin Wilhelmina kon in 1908 en 1909 niet aanwezig zijn vanwege haar zwangerschap en een jaar later de geboorte van prinses Juliana. In 1911 weigerde ze te komen uit ergernis over het zwakke optreden van Tweede Kamervoorzitter Van Bylandt, die zich niet had teruggetrokken zoals zij had gewenst. In 1947 moest ze op het laatste moment vanwege ziekte afzien van de voorlezing van de Troonrede.
Bij verhindering van het staatshoofd wordt de rede uitgesproken door een lid van een Commissie namens het staatshoofd. Vaak las dan de Minister van Binnenlandse Zaken de rede voor. In 1947 sprak minister-president Beel de rede namens de zieke Koningin uit.

De Troonrede bevat hoofdzakelijk beleidsvoornemens en bespiegelingen over de toestand van het land. Een enkele keer voegt de vorst een persoonlijk getinte opmerking toe, zoals over recente droevige of feestelijke gebeurtenissen in de koninklijke familie. In 1902 en 1987 bedankten respectievelijk Koningin Wilhelmina en Koningin Beatrix voor wensen die zij tijdens ziekte ontvingen.
Ook kan worden verwezen naar een historische of recente gebeurtenis. In 1993 herinnerde Koningin Beatrix aan de grote aandacht voor kwetsbare groepen door de dat jaar overleden Belgische Koning Boudewijn. In 1997 verwees majesteit naar de komende herdenking in 1998 van de Vrede van Munster van 1648, en in 1986 naar de herdenking van de 450e sterfdag van Erasmus.
Ook aan nationale gebeurtenissen, zoals de windhoosramp in Borculo van 1925 en de watersnoodramp van 1953, werden in de Troonrede enkele woorden gewijd.
Koning Willem Alexander begon in 2024 de Troonrede met een terugblik op de vele Nederlandse successen bij de Olympische Spelen en de Para Olympische Spelen in Parijs

Locatie

In 1814 en 1815 vond de voorlezing door de Koning plaats in de Trèveszaal aan het Binnenhof. Van 1815 tot 1830, toen Nederland verenigd was met België en Luxemburg, werd de Troonrede afwisselend in Brussel en Den Haag voorgelezen. Dat was in Brussel eerst in de Gotische zaal van het stadhuis, en vanaf 1818 in het parlementsgebouw aan het Warande Park. In Den Haag was de locatie de Oude Balzaal aan het Binnenhof waar de Tweede Kamer vergaderde. Na de afscheiding van België in 1830 vond de opening van het zittingsjaar daar nog altijd plaats.
Vanaf 1904 werd de locatie de Ridderzaal, die onder leiding van Jhr. Victor de Stuers was gerestaureerd. De Ridderzaal werd niet gebruikt in 1907 toen in de Ridderzaal een grote internationale conferentie plaats vond, noch in 1911, toen de Koningin weigerde te komen. Tijdens de Duitse bezetting van 1940-1945 verbleef Koningin Wilhelmina in Londen en waren er geen vergaderingen van de Staten-Generaal.

In 2004 werd herdacht dat 100 jaar eerder de troonrede voor het eerst in de Ridderzaal werd voorgelezen en dat het de vijfentwintigste keer was dat Koningin Beatrix de Troonrede voorlas.

In 2020 vond vanwege de door de coronapandemie vereiste afstand tussen mensen de Verenigde Vergadering van Eerste en Tweede Kamer plaats op een grotere locatie, de Grote of Sint-Jacobskerk in Den Haag. Sinds 2022 tot zeker eind 2028 is wegens de ingrijpende verbouwing van het Binnenhof voor de Troonrede de Koninklijke Schouwburg van Den Haag in gebruik genomen.

Het gevolg

Gezien de positie van de vrouw in de 19e eeuw waren de echtgenotes van Koning Willem I, II en III niet aanwezig bij de voorlezing van de Troonrede. Hoewel in Groot-Brittannië de Koning na 1901 wel werd begeleid door zijn echtgenote.
De koningen Willem I en II werden steeds vergezeld door de kroonprins en soms ook door andere zonen; Willem II ook door zijn broer Prins Frederik. Zij allen begaven zich steeds te paard naar het Binnenhof.
Koning Willem III werd vanaf 1858 vergezeld door kroonprins Willem, tot zijn overlijden in 1879. Zijn tweede zoon Alexander was alleen in 1874 en 1876 aanwezig. Ook nadat hij door de dood van zijn broer kroonprins werd, verscheen Alexander, die overleed in 1884, niet.
Tijdens de regering van Koningin Wilhelmina vergezelde zij al in 1897 als 17-jarige haar moeder. Na beëindiging van haar regentschap ging vanaf 1898 Koningin-moeder Emma nog jarenlang mee met haar dochter. Na hun huwelijk zat Prins Hendrik (1901-1933) naast zijn echtgenote. Prins Bernhard (1948-1979) vergezelde Koningin Juliana. Prins Claus zat meermaals naast zijn echtgenote Koningin Beatrix op het troonpodium. In vroeger jaren stond een hofdame achter de troon.

Zowel prinses Juliana, prinses Beatrix, prins Willem-Alexander als prinses Amalia woonden vanaf het moment van hun meerderjarigheid (resp. in 1927, 1956, 1985 en 2022) de plechtigheid bij, evenals prinses Alexia in 2024.

In de jaren 1960 behoorden de prinsessen Irene en Christina enige tijd tot het gevolg van de Koningin. Prinses Margriet en mr. Pieter van Vollenhoven (sinds 1967) waren steeds aanwezig in de Ridderzaal, evenals (meestal) één of beide andere zonen van de koningin. Sinds zijn aantreden in 2013 worden Koning Willem-Alexander en Koningin Máxima vergezeld door Prins Constantijn en Prinses Laurentien.

Tot de jaren 1960 zaten alle aanwezige leden van het Koninklijk Huis op het troonpodium. Later zaten daar alleen Koningin Beatrix en Prins Claus, en sinds 2013 Koning Willem Alexander en Koningin Maxima; de andere leden zaten en zitten vooraan in de zaal. Sinds 1984 begeleidt muziek de binnenkomst en vertrek van het staatshoofd met diens gevolg.

Kledij

Ambtskostuum van Hendrikus Colijn[2]

In vroegere jaren was er veel vertoon van ceremonieel tenue. De ministers en ook Kamerleden (toen nog uitsluitend heren) verschenen volgens het bij Koninklijk Besluit vastgestelde kledingvoorschrift in hun groot kostuum. Witte broek, korte donker jas met lange panden, met versierde boorden aan de mouwen en versierd stijf hoog boord. En ook een zwarte steek met veren, een gouden lis van zes trenzen en een oranje kokarde. Tevens was een degen als ceremonieel wapen verplicht.

(Als jong student speelde ik soms met mijn twee vaste oppaskinderen met attributen uit hun verkleeddoos. Dolle pret gaf de steek van oudoom minister Stikker).

Nu is alleen nog op straat een driekantige steek te zien bij de koetsier op de bok en een tweekantige steek bij de lakeien die de koninklijke ruituigen lopend vergezellen. In 1977 was een van hen de met prins Bernhard bevriende illustrator en kunstschilder Rien Poortvliet.

Na de oorlog versoberde koningin Wilhelmina het uiterlijk vertoon. De vrouwelijke leden van het koninklijk huis verschenen nog wel steeds in het lang. Zij voerde bij Koninklijk Besluit voor de heren van het kabinet de dresscode van het jacquet in. De meest officiële gelegenheidskledij voor overdag, bestaande uit een grijze gestreepte broek en een zwarte pandjesjas met vest en een grijze das. Hierbij dient uiteraard geen polshorloge te worden gedragen, wel gladde zwarte (geen lak) schoenen. Er komen steeds meer vrouwelijke bewindslieden, maar voor hen bestaat geen officieel ambtskostuum. Japonnen horen de knieën te bedekken.

Het dragen van hoeden raakte na de jaren 1950 als in de hele samenleving in onbruik. Tot in 1977 toenmalige lid van de Tweede kamer Erica Terpstra weer een hoofddeksel droeg, naast de Koningin en een vrouw van het corps diplomatique, uit eerbetoon aan Juliana en tegen de grijze massa:

“Als je in Den Haag op Prinsjesdag geen hoed draagt, wanneer dan wél?”.

Sindsdien werd voor de vrouwelijke Kamerleden het met een hoofddeksel verschijnen in de Ridderzaal zeer gewild. En meermaals gebruikt om, met eventueel de hele kledij, een statement te maken. Zo droeg Carla Dik-Faber van de ChristenUnie in 2016 een jurk gemaakt van opgevist plastic en een hoed van vissenhuiden die worden weggegooid bij restaurants.
Aanvankelijk was de ongeschreven regel om geen grotere hoed te dragen dan de koningin. Dat werd moeilijk aangezien zij soms verschijnt met slechts een dopje of een verentoef en deze regel is inmiddels losgelaten.

‘Leve de Koning(in)’.

Deze uitroep na het uitspreken van de Troonrede klonk voor het eerst in 1897. Lang hief het oudste lid in Kamerjaren dit eerbetoon aan; jaren was dat generaal Duymaer van Twist. Sinds 1946 is het de Voorzitter van de Verenigde Vergadering die de toejuiching, gevolgd door een driewerf ‘hoera’, inleidt.

In 1932 verstoorden na de toejuiching communistische Kamerleden de orde, waarop de overige aanwezigen het Wilhelmus aanhieven. In 1934 liet de voorzitter communistische leden die zich misdroegen door de politie uit de zaal verwijderen.

Vervoer

De Gouden Koets
Gouden Koets op het Binnenhof[3]

De Gouden Koets is een rijtuig uit 1898, een berline op acht veren. De eerste berline werd in 1662 in Berlijn gebouwd. Dit gesloten stadsrijtuig voor vier personen ‘hangt’ tussen twee draagbalken, en is daardoor veel comfortabeler dan oudere stadskoetsen die op een zware balk waren gebouwd.

De koets moest hoog zijn, eiste de jonge Wilhelmina, zodat haar volk haar goed kon zien en zij er recht op in kon staan zonder schade aan haar hoofddeksel. De koets moest nog wel onder de poortjes van het Binnenhof kunnen passeren. Ook werd gedacht aan de steile afritten van de Amsterdamse bruggen. Omdat de acht paarden die de koets zouden gaan trekken daarbij de drie ton van de koets niet konden tegenhouden werden op de achterwielen hydraulische schijfremmen gemonteerd. Te bedienen door de achter de koets lopende palfreniers. Zij werden ook getraind op te treden mocht een van de paarden op hol slaan. Dit is echter nooit gebeurd. Altijd werden de paarden van tevoren, meestal op het strand, blootgesteld aan veel lawaai, zwaaiende mensen, muziek, geweerschoten

De koets mag uitsluitend worden gebruikt door het staatshoofd, getrokken door acht paarden, of de troonopvolger, dan met zes paarden. Afwisselend zijn dit de elegante zwarte Friese paarden of Gelderlanders. Bij oefenritten trok een tweespan de koets. De bok heeft een bijzondere hoogte opdat de koetsier het gehele span van acht paarden kan overzien.

Kosten

De Gouden Koets werd tussen 1897 en 1898 in Amsterdam ontworpen en gebouwd door de Amsterdamse Rijtuigfabriek van de gebroeders Spyker. De kosten bedroegen tussen de 50.000 en 70.000 gulden. Er hebben 1200 mensen aan gewerkt.

Bewijs van bijdrage[4]

Om de kosten te dekken kon de koets in 1898 worden bezichtigd in het Paleis voor Volksvlijt tegen betaling van maar liefst 5 gulden. Een deel van het geld voor de koets werd ingezameld door de Vereeniging van het Amsterdamsche Volk tot het Aanbieden van een Huldeblijk aan H.M. Koningin Wilhelmina, via buurtverenigingen, vooral in de volkswijk de Jordaan. Maar niet veel arbeiders konden het aanzienlijke bedrag van een kwartje opbrengen. Een groot deel van de kosten werd dan ook betaald door twee vooraanstaande Amsterdamse zakenmensen. Daar is nooit ruchtbaarheid aan gegeven.

De 18-jarige Wilhelmina bij haar inhuldiging op 6 september 1898[5]

En de gebroeders Spyker benadrukten zeer dat de koets een geschenk werd van het Amsterdamse volk ter ere van de inhuldiging van de jonge vorstin op 6 september 1898. Het hof was hier echter niet blij mee. Koningin Emma, regentes van 1890 tot 1898, had zelf al voor haar geliefde dochter de aanzienlijk bescheidener ivoren (nu crème) calèche besteld.

Wilhelmina liet weten voor haar inhuldiging geen geschenken te willen aannemen. Het volk reageerde morrend. Het was wel wat ondankbaar om van een cadeau van de arbeiders af te zien. Na vele brieven, telegrammen en vergaderingen besloot de koningin de koets toch te aanvaarden. De 18-jarige reed naar haar inhuldiging in de crème calèche en nam de Gouden Koets een dag later, op 7 september 1898, in ontvangst.

Gebruik

Pas op hun huwelijksdag 7 februari 1901 reed Koningin Wilhelmina met prins-gemaal Hendrik voor het eerst in de Gouden Koets. Een maand later werd de koets in Amsterdam gebruikt bij de intocht van het koninklijk paar.

Vanaf 1903 werd de Gouden Koets van stal gehaald bij officiële aangelegenheden, zoals op Prinsjesdag wanneer de vorst naar het Binnenhof reed. Dat gebeurde echter niet ieder jaar. Aanvankelijk werd uit vrees de koets te beschadigen bij slecht weer de Glazen Koets gebruikt.

Tijdens WO-II werd door de Duitse bezetter meer dan de helft van de rijtuigen gevorderd of gestolen. De Glazen Koets en de Gouden Koets wisten hieraan te ontkomen, al is niet bekend waar en hoe, omdat het Nederlandse Ministerie van Onderwijs en Kunst ze plaatsen op een lijst van museale objecten.

In de eerste sobere jaren na WO-II verkoos Koningin Wilhelmina met een auto naar het Binnenhof te rijden. Na haar inhuldiging in 1948 herstelde Koningin Juliana de traditie om hiervoor in de Gouden Koets plaats te nemen. In 1974 werden echter gezien de gijzeling in de Franse ambassade vlak bij het Binnenhof ook auto’s gebruikt.

De koets is eveneens ingezet bij de doop van prinses Juliana in 1909, het huwelijk van Juliana met prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld in 1937, en de doop van prinses Beatrix in 1938. In Amsterdam reed de Gouden Koets bij het huwelijk van prinses Beatrix en Claus van Amsberg in 1966, en het huwelijk van kroonprins Willem-Alexander en Maxima Zorreguieta in 2002.

Het uiterlijk van de Gouden Koets

Hoewel de meeste berlines zwartgelakt zijn, is de van Javaans teakhout gemaakte Gouden Koets bekleed met Surinaams bladgoud. Het rijtuig is gebouwd in de Hollandse renaissancestijl.

Ieder onderdeel moest een eigen boodschap weergeven. De weerszijden van de met rood laken bekleedde staatsiebok tonen het rijkswapen. De wieldoppen verbeelden zonnen, als symbolen van het ‘mild schijnende koningschap’. De spaken hebben de vorm van zonnestralen; de velgen zijn voorzien van de tekens uit de dierenriem. De scharnieren en deursloten tonen een hond en een uil, symbolen voor trouw en waakzaamheid. Op de treden zijn waterlelies geschilderd, een symbool van voorzichtigheid. De zwemvogels die de bok schragen, stellen de snelheid voor. Voor de bekleding binnenin werd onder andere fijn Marokkaans leder gebruikt; weesmeisjes verzorgden het fijne borduursel.

De koets is aan de buitenzijde voorzien van allegorisch beeldhouwwerk. De paneelschilderingen zijn van de Amsterdamse schilder, aquarellist en lithograaf Nicolaas Van der Waay, hoogleraar aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten. Hij ontwierp ook het eerste, officiële bankbiljet van 10 gulden (1904-1920), en was de leermeester van onder anderen Lizzy Ansingh en Piet Mondriaan..

Nicolaas van der Waay — Zelfportret[6]

De vier met olieverf op het teakhout geschilderde paneelschilderingen verbeelden het verleden, het heden, en de toekomst van Nederland. Allegorische figuren in kostbare Romeinse gewaden symboliseren de Hollandse welvaart. De centrale figuur is de Nederlandse Maagd.

De Toekomst

Op de voorzijde is de ideale toekomst verzinnebeeld, met verbeterde sociale voorzieningen en onderwijs aan het volk, terwijl Vrouwe Justitia hulpbehoevenden beschermt.

Het Verleden

De achterzijde toont Clio, de muze van de geschiedschrijving, terwijl Chronos het Boek van de Tijd vasthoudt, de god van de handel Mercurius het wapen van Amsterdam, en de Trouw het wapen van het Koninkrijk de Nederlanden. Op de achtergrond zijn het Paleis op de Dam, de Nieuwe Kerk, en de scheepvaart op het IJ en de Amstel te zien.

Hulde van Nederland

Op het drieluik op het rechterpaneel strooit jong Holland, afgebeeld als een naakt jongetje, lelies en rozen aan de voeten van de hoofdfiguur Nederland-Oranje. Met links van haar de personificaties van vrede, onderwijs, het geloof, landbouw, veeteelt, handel en nijverheid. En rechts van haar de personificaties van muziek, dichtkunst, wetenschap, recht en het leger.

Ontwerptekening rechterpaneel Gouden Koets — Hulde van Nederland[7]
Hulde der Koloniën

Het drieluik op het linker paneel is een eerbetoon van de toenmalige koloniën Oost- en West-Indië. De Nederlandse Maagd zit in het midden voor het Wapen van het huis Oranje-Nassau, met in haar linkerhand het Wapen van Suriname, in haar rechterhand het Wapen van Batavia.

Hulde der Koloniën ― Nicolaas van der Waay[8]

Rechts van haar een groep van vier allegorische personen die het brengen van beschaving en ontwikkeling voorstellen en slechts schaars geklede donkere bewoners uit West-Indië die lokale producten aanbieden. Links van haar staan een Javaanse vorst en zijn gevolg, en personificaties van instructie, bescherming tegen mishandeling en willekeur, marine en leger.

Verzet

Dit paneel stamt duidelijk uit de tijd dat Nederland trots was op een indrukwekkend imperium. Het kolonialisme was op zijn hoogtepunt en (vrijwel) onomstreden. Al was de slavernij afgeschaft, de afgebeelde donkere halfnaakte mensen zijn slaafse, onderdanige onderdanen.

Er groeide verzet tegen deze afbeelding. Kunstenaar Ruben la Cruz kwam al tijdens het Rotterdamse Zomerfestival van 1990 met protest. Naarmate er acties kwamen tegen uitingen van racisme, schuldvragen over ons slavernijverleden en langzaam maar zeker Zwarte Piet begon te verdwijnen uit de Sinterklaasintochten, werd ook het linker paneel van de Gouden Koets een reden van ergernis.

In 2011 vraagt Harry van Bommel, voormalig Tweede Kamerlid namens de SP, in een open brief op nrc.next om het omstreden paneel te verwijderen. Activisten en politici laten nu steeds luidruchtiger hun stem horen. De koets zou niet langer gebruikt moeten worden. Historici discussiëren of de voorstelling niet meer in deze tijd past of juist moet blijven om ons te confronteren met het verderfelijke koloniale verleden. Het Haags Historisch Museum vraagt drie beeldend kunstenaars met roost in de voormalige koloniën om ieder een alternatief paneel te ontwerpen.

De republikeinse nationaal recht deskundige H.U. Jessurun d’Oliveira buigt zich in een intrigerend essay De Gouden Koets en zijn koloniale kant over de situatie dat de niet-Europeanen in de Oost en de West indertijd geen recht hadden op het Nederlanderschap. Ook gaat hij na wie zeggenschap heeft over het inzetten van de Gouden Koets, de onschendbare koning of de verantwoordelijke premier? Hij eindigt (provocerend als altijd) met te stellen:

“De pronkbrik is tenslotte een vintage car waaraan veel af te lezen valt.”

Inderdaad. Sinds 1968 is de Gouden Koets als behorend tot het koninklijk ceremonieel, ondergebracht in de Stichting Kroongoederen van het Huis Oranje-Nassau. Daarom is de bevoegdheid van de koning over de koets te beschikken begrensd. Wanneer de koets wordt ingezet bij staatstaken van de koning is de minister-president daarvoor verantwoordelijk.

Restauratie

Aangezien diep grijpende restauratie nodig bleek werd de Gouden Koets voor het laatst gebruikt op Prinsjesdag 2015. In 2016 startte de ruim vijf jaar durende renovatie. Met restauratie van het onderstel en de kast, van het houtsnijwerk, de stoffering en de bok, naast vervanging van de draagriemen aan de kast en de koorden en de kwasten op de bok. De 1,2 miljoen kosten vielen binnen het materiële budget van de Dienst van het Koninklijk Huis en kwamen niet ten laste van de belastingbetaler.

De koets was daarna van 18 juni 2021 tot en met 27 februari 2022 in het Amsterdam Museum te bezichtigen. Nu staat de Gouden Koets in het koetshuis van het Koninklijk Staldepartement en is slechts bij hoge uitzondering te bekijken.

Op 13 januari 2022 maakte koning Willem-Alexander in een video zijn besluit bekend dat het Koninklijk Huis de Gouden Koets voorlopig niet meer gebruikt voor officiële gelegenheden, zoals Prinsjesdag. De koning verwees naar het slavernijverleden en de afbeeldingen uit de koloniale tijd op de zijpanelen en sprak:

We kunnen het verleden niet herschrijven. We kunnen wel samen proberen ermee in het reine te komen. Dat geldt ook voor het koloniale verleden. De Gouden Koets zal pas weer kunnen rijden als Nederland daar klaar voor is. En dat is nu niet het geval.

Vanaf 2016 wordt de Glazen Koets ingezet.

Samenvatting door Arnaud Insinger

Ere-escortes

Al vele eeuwenlang maken ere-escortes te paard deel uit van koninklijke parades en officiële rijtoeren. Edellieden in volle wapenuitrusting en later militaire escortes. Toen na WO-II het paard verdween uit de bewapening van de Nederlandse Krijgsmacht betekende dit aanvankelijk ook het einde van deze traditie.

In 1948 startte particulier initiatief de Stichting Cavalerie Ere-escorte en op 1 augustus 1999 werd het Cavalerie Ere-escorte als reserve-eenheid van de Koninklijke Landmacht opgericht, onder verantwoordelijkheid van Defensie voor het activeren en de uitvoeringen.

Het Cavalerie Ere-escorte heeft zelf geen paarden. Alle paarden (uitsluitend hengsten om ze niet onnodig onrustig te maken door merriegeuren) zijn van escorteurs zelf of worden een week ter beschikking gesteld door particuliere eigenaren. In totaal worden ieder jaar 80-90 paarden opgeroepen. Een team van dierenartsen, hoefsmeden, verzorgers en instructeurs staat voor ze klaar. Een paard neemt altijd zijn eigen zadel mee. De dagen voor Prinsjesdag zijn er onder andere trainingen langs het strand, waarbij de paarden worden blootgesteld aan publiekslawaai en marsmuziek.

Geen ceremonieel vertoon

Tijdens WO-I bleef het gebruikelijke Prinsjesdag ceremonieel achterwege. Koningin Wilhelmina reed in een gewone koets naar de Ridderzaal. Veel paarden uit de koninklijke stallen waren afgestaan aan het gemobiliseerde leger. Pas in 1930 werd de vroegere pracht en praal hersteld; ook reed de Gouden Koets weer. In de nog sobere naoorlogse jaren 1945, 1946 en 1947 had de openingsplechtigheid eveneens een bescheiden karakter. Koningin Wilhelmina vond vertoon ongepast. In 1974 was Prinsjesdag sober vanwege een gijzeling in de Franse ambassade.

De balkonscène

Het koninklijk aandeel aan Prinsjesdag wordt afgesloten met de balkonscène na terugkeer in het paleis aan het Noordeinde in den Haag. Hierbij toont de vorst met zijn gevolg van die dag zich korte tijd op het balkon. De hekken voor het paleis worden hiertoe enige tijd geopend

De 21e september

Earth, Wind & Fire[9]

Do you remember
the 21st night of September?
Love was changing the minds of pretenders
While chasing the clouds away.

De 21e september werd voor velen een gedenkwaardig herfstdag door de klassieke funk song September, wel bestempeld als de beste populaire Amerikaanse song ooit. In november 1978 gelanceerd door Earth, Wind & Fire, ook wel EWF of The Mighty Elements of the Universe. genoemd. De Amerikaanse band was met hun soul, funk, jazz en discomuziek vooral populair in de jaren 1970.

Noten

[1] Tekst grotendeels ontleend aan internet in het algemeen en wikipedia
[2] Bron: Ambtskostuum van Hendrikus Colijn (1925-1926) — C. Meuven & Zoon, Rijksmuseum Amsterdam
[3] Bron: Gouden Koets op het Binnenhof (2014) — foto Minister-president Rutte
[4] Bron: koningsfan.nl/koninklijke-voertuigen.html
[5] Bron: “Koningin Wilhelmina in het kroningsjaar” (1898) — fotograaf onbekend, en profil, de Koningin draagt de hermelijnen mantel en een diadeem
[6] Bron: Nicolaas van der Waay (circa 1890) — zelfportret
[7] Bron: Ontwerptekening rechterpaneel Gouden Koets — De Hulde van Nederland (1898) — Nicolaas van der Waay, beeldbank Amsterdam
[8] Bron: Hulde der Koloniën — Nicolaas van der Waay, linker paneel, de Gouden Koets op het Binnenhof (2014), foto Minister-president Rutte
[9] Bron: Earth, Wind & Fire (Earth, Wind & Fire (2009) — foto Craig ONeal

Avatar foto

was na een studie aan de UvA op Curaçao werkzaam als marien bioloog, en als humaan bioloog bij het Instituut voor Antropobiologie, Medische Faculteit Utrecht en vervolgens bij de Vakgroep Gezondheidsethiek en Wijsbegeerte, Universiteit Maastricht.

Schrijf een reactie