Mensis Februarius, sprokkelmaand, schrikkelmaand, kortemaand, slijkmaand, regenmaand
Machteld Roede
januari 1, januari 2 en januari 3 — februari 1, februari 2 en februari 3 — maart 1, maart 2 en maart 3 — april 1, april 2 en april 3 — mei 1, mei 2 en mei 3 — juni 1, juni 2 en juni 3 — juli 1, juli 2 en juli 3 — augustus 1, augustus 2 en augustus 3 — september 1, september 2 en september 3 — oktober 1, oktober 2, oktober 3 en oktober 4 — november 1, november 2 en november 3 — december 1, december 2 en december 3
Carnaval
Carnaval wordt op uiteenlopende plaatsen wereldwijd gevierd op de zondag, maandag en dinsdag voorafgaand aan de vastentijd van 40 dagen; de lijdensweek voorafgaand aan het christelijke Paasfeest. Carnaval valt meestal in de maand februari. De tradities, de wijze van vieren en de dagen waarop het wordt gevierd lopen sterk uiteen, maar kenmerkend is dat niemand meer werkt, dat even de hele samenleving op zijn kop staat en maatschappelijke rollen worden omgedraaid.
Carnaval in Rio de Janeiro
Beroemd is het dagenlang feestgedruis in de megastad Rio de Janeiro, met sinds 1984 de uitbundige parades in de Sambadrome, waar meer dan honderden sambascholen doorheen trekken met extreme praalwagens, veelal omgeven door verleidelijke danseressen. De duizenden toeschouwers zijn vooral toeristen die zich de dure toegangskaartjes kunnen veroorloven.
Voor de bewoners van Rio zijn de buurtbals, waarvan sommige al worden georganiseerd sinds de 18e eeuw. Is er het straatcarnaval, waarbij honderden groepen rond een bepaald thema achter een harmonie door de stad trekken. Iedereen danst en hupst mee.
Het Rio carnaval werd in 1959 wereldwijd bekend door de film Orfeu Negro onder regie van Marcel Camus.
Geschiedenis
De oorsprong van carnaval gaat ver terug in de tijd. Een Babylonisch kleitablet uit 2600 v.o.j. noemde een groot feest in Mesopotamië in de maand Nisan (de tweede helft van maart en de eerste helft van april van de gregoriaanse kalender) waarbij tijdelijk gelijkheid gold tussen meesters en slaven, tussen mannen en vrouwen. Alle rangen en standen werden tijdelijk genegeerd. Rond 300 v.o.j. beschreef de van Babylon naar Kos geëmigreerde priester en historicus Berossus een soortgelijk vijf dagen durend feest.
Griekenland en Egypte kenden vergelijkbare feesten. Altijd was er een relatie met het begin van het nieuwe jaar, van de lente. Ook tijdens het Romeinse feest van de saturnaliën was er tijdelijk meer vrijheid voor iedereen. De rollen heer-slaaf werden omgekeerd, tijdens de maaltijd werden de slaven bediend door hun heren, de slaven mochten hun meesters voor gek zetten. Men vermomde zich, er was een soort Prins Carnaval, er waren eet- en drinkfestijnen en optochten.
Poerim feest
Het joodse Poerim feest in het vroege voorjaar heeft eveneens duidelijke overeenkomsten met de huidige carnavalsviering.
Iedereen loopt met geschminkte wangen of maskers op van koningin Ester en haar oom Mordechai (zie Bijbelboek Ester).
Het poerimfeest viert dat in de vijfde eeuw v.o.j. het in het Perzische Rijk in ballingschap levende Joodse volk van uitroeiing werd gered. De Perzische Koning Ahasveros was getrouwd met de Jodin Ester. Toen haar neef en pleegvader Mordechai haar vertelde dat hem het complot ter ore was gekomen van de antisemitische hoveling Haman om de Joden uit te roeien, wist zij als koningin haar gemaal in te lichten. Hij liet op tijd tegenmaatregelen nemen en Haman, zijn zonen en verdere trawanten werden zelf ter dood gebracht.
Wanneer op Poerim in de synagoge de boekrol van Ester wordt voorgelezen, maken de kinderen met een Hamanratel kabaal wanneer de naam Haman klinkt. (Bij het straatcarnaval kan met ratels, twee deksels op elkaar of tamboerijnen ook veel lawaai worden gemaakt).
Carnaval van Venetië
In het middeleeuwse Italië werden grootse gemaskerde dansfeesten gehouden. Nog draagt men tijdens het carnaval van Venetië de meest mooie maskers. Het zich vermommen, onherkenbaar zijn, is ook onderdeel van het carnaval elders.
Door het dragen van een masker zich voordoen als een overleden voorouder was bedoeld om de geest van die voorouder gunstig te stemmen. Maar tevens diende de maskerade om de winter te verjagen en de zomer snel te laten komen.
Opname in de christelijke liturgie
Het zich steeds sterker manifesterende christendom trachtte aanvankelijk de heidense lente tradities te onderdrukken. Een van de eersten die zich er krachtig tegen verzette was de later tot heilig verklaarde bisschop Caesarius van Arles, de voorzitter van het Tweede Concilie van Orange in juli 529, die veel hervormingen wist in te voeren. Twee eeuwen later bracht in 742 de Synode van Leptines een index van taboe heidense gebruiken. Ook de in 754 bij Dokkum vermoorde missionaris Bonifatius was fel tegen de Romeinse nieuwjaarsfeesten.
Aangezien het onmogelijk bleek de zo geliefde lentefeesten uit te bannen werd in 1091 tijdens het Concilie van Benevento besloten de traditionele feesten op te nemen binnen de christelijke liturgie. Sindsdien begon op Aswoensdag — de dag na het lentefeest — de 40 dagen durende vastentijd, om te herdenken dat Jezus 40 dagen in de woestijn vastte. In deze periode nuttigde men slechts het minimaal noodzakelijke en men zag af van wijn en bier.
Nu de kerk er achterstond kwam het carnaval vieren weer tot volle glorie, vooral in grote steden als Venetië en Rome. De tussen de 12e en 16e eeuw gevierde Narrenfeesten hadden al iets van de huidige carnaval festiviteiten.
Het carnaval werd de laatste mogelijkheid om te schransen, het werd een eet- en ook drank-festijn. Op de “vette dinsdag” (Frans Mardi Gras), de Vastenavond voor op Aswoensdag de vasten begon, werd al het vet dat nog restte in huis opgemaakt, werd het beste eten bereid. De overtuiging leefde dat al dat genieten zou zorgen voor een goede oogst.
Alles moest op omdat er toen nog geen mogelijkheden waren om voedingswaren voor langere tijd te bewaren. Ook werd al het eten wat na de lange winter nog over was opgemaakt om een ieder vet te mesten om de periode te kunnen overleven tot de lente nieuwe gewassen bracht. De Kroniek van Speyer uit 1612 meldt dat de ‘Fastnacht’ (Fasting Night), al in 1298 werd gevierd.
Er kwam echter nogmaals verzet uit de christelijke hoek tegen carnaval, nu door de reformatie. Zo was Johannes Calvijn fel tegen en op het Concilie van Trente (1545-1563) werd carnaval in de ban gedaan. Zo verdween het feest door heel Europa, zelfs in het katholiek gebleven Frankrijk, Spanje en Italië. Toen echter in de 19e eeuw het katholicisme weer een belangrijke plaats ging innemen herleefde echter in veel Europese landen ook het carnaval, waarvan het karakter al veel kreeg van de huidige vieringen..
Huidige tijd
Tegenwoordig is de nadruk op veel eten weggevallen en carnaval is nu in diverse steden over de wereld vooral een verkleed- en een paradefeest met veel muziek.
New Orleans
In de Verenigde Staten wordt nog steeds op verschillende plaatsen, zoals New Orleans, Lafayette en op het platteland in het zuidwesten bij de cajuns (de bewoners oorspronkelijk afkomstig uit Acadië in Canada) als climax van het drie dagen durend carnavalsfeest uitbundig Mardi Gras gevierd. Het is hierbij traditie elkaar kralenkettingen toe te werpen. In Bourbon street in de Franse wijk ontbloten vrouwen kort hun borsten in ruil voor een omhoog gegooide ketting. Voortdurend klinkt uit mannenkelen de kreet “Show me your tits”. Op veel andere plaatsen in de stad is ‘dit “flashen echter verboden.
In Nederland
Bij ons werd het van oorsprong alleen door katholieken in het zuiden en delen in het oosten van Nederland gevierd. Nu vieren ook vele niet katholieken graag de dolle pret mee, en in Maastricht tevens de studenten, waarvan velen van elders komen. Ze krijgen van te voren carnaval les. Veel Hollènders (teveel zegt de eigen bevolking) reizen af naar het zuiden om mee de feestroes in te duiken.
In onze contreien kent het feest verschillende namen. In Belgisch en Nederlands Limburg en het katholieke Duitse Rijnland spreekt men over Vastelaovend; Het West-Brabantse Bergen op Zoom noemt het Vastenavend, en Zuid-Duitsland Fasnacht.
Per provincie, per regio, per stad ja dorp verschillen de tradities, met duidelijke verschillen tussen Brabant en Limburg. Zo hoort men in Den Bosch niet graag de carnavalskreet Alaaf. Brabant dolt van donderdag tot en met dinsdag, in Maastricht gaat het pas goed aon de geng na de grote optocht op zondagmiddag.
In Limburg veranderen stad noch dorp tijdelijk van naam. Breda heet echter even Kielegat, ’s-Hertogenbosch wordt het durp (dorp) Oeteldonk, waar enorme praalwagens door de straten trekken. Vervolgens wordt carnaval binnen gevierd, in de warme kroeg; waardoor voor de kleding kan gelden: hoe korter en bloter, hoe beter.
In Maastricht pakt men zich juist goed in voor het straat carnaval, ook al is het buiten rond het vriespunt of zelfs er onder.
Grote delen van Noord-Brabant sluiten carnaval af met worstenbrood, en koffie met de bitter Schrobbelèr, soms met een Brabantse koffietafel. In regio’s met nog visserijen als Bergen op Zoom en Woudrichem smult men meer van visproducten. . Maastricht wiegt op Aswoensdag nog wat na bij een Hieringbiete concert
Het Limburgs carnaval is meer verwant aan het Venetiaanse carnaval, zeker in Maastricht. Maar zoals gezegd, iedere plaats koestert eigen speciale tradities. Zo opent het carnaval in Valkenburg op de donderdagmiddag om elf over drie ’s middags als hun carnavalssymbool de pop ’t Berbke aan de gevel wordt gehesen van café De Michiel, waarna ’s avonds het Auw Wieverbal (Oude wijvenbal) losbarst, al sinds 1964 een traditie.
Mestreechter Vastelaovend
Omdat ik het carnaval in Maastricht jaren intens meegenoot volgen over de Vastelaovend in deze oude Maasstad wat meer details, ook over de carnavalsgeschiedenis.
Geschiedenis
Eeuwenlang was carnaval in Maastricht een feest van straat carnavallisten, zonder een duidelijke organisatie. Bij verplichte onderbrekingen door een jaar na jaar verbod door de militaire gouverneur na het Beleg van Maastricht (1632), en het verbod in de periode van de Belegstaat (1830-1839) toen de stad een enclave binnen Belgisch gebied vormde, verdween de populaire vastenavondviering nooit helemaal.
Meteen na de beëindiging van het Beleg in 1839 werd aan het Vrijthof de elitaire herensociëteit Momus opgericht, die het oude volksfeest carnaval wat strakker organiseerde met zittingen en optochten; de eerste op carnavalszondag 1840. Momus was echter vooral voor de beter gesitueerden; het volk bleef carnaval op straat vieren.
Een verzwakt Momus organiseerde in 1935 hun de laatste optocht en ging in 1939 ter ziele. ‘Maastricht Vooruit’, de voorloper van de Maastrichtse VVV, een vereniging van gewone burgers en middenstanders, nam de organisatie over. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was opnieuw het vieren van carnaval verboden; er bleef een verbod om gemaskerd rond te lopen tot 1949.
Na de oorlog bracht de in November 1945 opgerichte carnavalsvereniging De Tempeleers het Mestreechter carnaval weer tot leven en voegde nieuwe tradities toe. Hun naam verwijst naar de middeleeuwse geestelijke ridderorde van de Templeiers, die bekend stonden als stevige drinkers.
In 1951 werd het Garderizzjemint de Kachelpiepers, opgericht. Een garderegiment in roodkleurige Schotse kilt. Ze begeleiden de Stadsprins en laten zich ook bij andere evenementen horen, zoals tijdens de parade op het Vrijthof op Koningsdag.
Een driemanschap van De Tempeleers kiest jaarlijks in het diepste geheim de Stadsprins Carnaval, De ‘vorst der zotten’, ‘Zienen Hoegen Hoeglöstegheid, die op een zondag vier weken voor carnaval tijdens de Prinsuitroeping op de Markt voor iedereen wordt onthuld (zie Maand Januari 1).
De Tempeliers organiseren ook de andere grote carnavalsevenementen in Maastricht.
Carnavalszaterdag — De Sleuteloverdracht
Op de zaterdag voor carnaval vindt op veel plaatsen in Limburg de belangrijke Vastelaovendtraditie plaats van de Sleuteloverdracht.
Veel aandacht, ook op de tv, trekt die van Maastricht in de overvolle hal van het oude stadhuis op de Markt, waarbij prominente landelijke politici als ministers worden uitgenodigd. Om 15.11 overhandigt de burgermeester de stadsprins de sleutel van de stad en draagt daarmee voor drie dagen symbolisch de macht aan hem over. Daarvoor hebben ze elkaar in ’t Mestreechs ‘de vlu aofgevaange’, waarbij ook veel politici speels op de hak worden genomen.
Carnavalszondag
Op zondagmorgen om 12.11 uur wordt op een nog vrij stil Vrijthof het carnaval ingeschoten met 11 kanonschoten uit het kleine Momus kanon. Vervolgens wordt door de stadsprins het Mooswief omhoog getakeld.
Het getal elf — het gekkengetal omdat het alleen te delen is door zichzelf — speelt een belangrijke rol tijdens carnaval. Op de 11e van de 11e wordt de opening van het caravalseizoen gevierd. De Raad van Elf vergadert jaarlijks voor het eerst op 11.11 om 11.11 uur ’s avonds. De carnavalskreet Alaaf zou een verbastering zijn van elf.
Het Mooswief
Vroeger kwamen plattelandsvrouwen wekelijks op de markt hun zelf gekweekte groentes verkopen aan de stadsmensen. In 1952 ontstond het initiatief om een monument te laten maken van deze typische Maastrichtse marktvrouw, vroeger het mooswief genoemd.
De Marktbewoners en de Marktkooplui werkten enthousiast mee en al tijdens het carnaval in 1953 kon op de Markt het hardstenen beeld van de Maastrichtse beeldhouwer Charles Vos worden geplaatst. Het beeld werd onthuld door Stadsprins Sjaak den ierstede.
Het Mooswief werd de Patrones van de Mestreechter Vastelaaovend. Elk jaar legt op de zaterdag voor carnaval de stadsprins een krans van verse groente om de schouders van dit beeld. In de loop van de jaren is ook een grote Mooswiefpop met lange stoffen kleding gemaakt. Zij hangt vanaf zondagmiddag vroeg tot dinsdagavond 24 uur hoog boven het feestvierend volk.
De Boonte Störm
Op zondagmiddag vindt in het centrum de grote carnavalsoptocht De Boonte Störm plaats. Een bizarre verzameling van praalwagens, zaate hermeniekes en sambaorkesten, veelal fantastisch uitgedoste carnavalsgroepen. En ook individuele kleinere groepen, waaronder meerdere extreem, en ondanks de kou soms vrij schaars geklede drag queens.
En individuen die meestal voortdurend een kleine act uitvoeren, zoals een weelderig geklede bruid, die dwars door de stoet heen dartelt en uitbundig mannen onder het publiek omhelst.
Zaate hermeniekes zijn de dweilorkesten die tijdens carnaval van café naar café dweilen en in alle parades meelopen. Carnaval 1959 diende zich in Maastricht de eerste groep met die naam aan. Het werd al snel de verzamelnaam voor de vele tijdelijke carnavalsmuziekgroepen die nu tot in ieder dorp van Nederlands Limburg zijn te vinden. Limburg munt uit in ontelbare goede harmonie orkesten. Bij de hermeniekes gaat het echter niet om goed en zuiver te spelen, maar om samen gezellig pret te beleven, met vooral blaas- en ritme instrumenten. Ganse families kunnen meetrekken. Of studenten uit een bepaald jaar; ze komen de jaren erop veelal er graag voor terug. Er wordt niet of vlak voor de vastelaovend wat gerepeteerd. Ze lopen in veelal bizarre, kleurrijke pekskes. (Mestreechter taol, carnavalskleding).
De stoet paradeert voor de burgermeester en genodigden, zittend voor het Theater aan het Vrijthof, en valt dan uiteen. Waardoor het Vrijthof steeds voller wordt met de meest buitenissig geklede mensen.
Velen duiken dan een restaurant in of gaan even langs huis om de maag goed te vullen. Om daarna een lange nacht mee te doen aan het straatcarnaval op de grote pleinen en de straten daaromheen. Overal in het centrum zijn er voor de cafés buitenbarren. Met bier in glas; het indertijd door burgermeester Hoes invoeren van plastic drinkgerei werd zwaar afgekeurd.
Carnavalsmaandag
Op de maandagmiddag trekt de kleinere, gemoedelijke Femilie-optoch met veel aandoenlijk als konijn of beertje verklede kindjes in kinderwagens langs een kleinere route naar het Vrijthof.
Vooraf gegaan door de hoge prinsenwagen, met ook de jeugdprins en -prinses. Er lopen vooral kindergroepen mee en meerdere carnavalsgroepen en zaate hermeniekes die op zondag meeliepen sluiten zich bij de ouders met kinderen aan.
Carnavalsdinsdag
Weer vult de stad zich ’s middags, nu voor het Zaate Hermeniekes Concours. De populaire dweilorkesten trokken in eerdere jaren langs een jury op het Vrijthof om allemaal de ere eerste prijs te verkrijgen. Dit duurde echter allemaal veel te lang. Ze maken nu een tour langs verschillende podia aan beide kanten van de Maas.
Tegen middernacht trekken alle carnavalvierders naar de plek waar het Mooswief hangt. Wanneer ze om 24 uur langzaam naar beneden begint te zakken en zachtjes wordt neergelegd in de laadbak van een vrachtauto stijgt een luid gekerm ten hemel. Menigeen is echt in tranen. De Stadsprins wordt nog een keer luid toe gejuicht voor hij voor het laatst stapt in de grote auto met chauffeur die hem vier weken overal naar toe reed. Zijn ‘macht’ van de stad ligt weer bij de burgermeester. De mensen gaan naar huis. De vastelaovend is voorbij …
Aswoensdag — hieringbiete
Aswoensdag is het begin van de 40 dagen durende Vastentijd tot Pasen. Gelovigen laten in de kerk een kruis met as op hun voorhoofd tekenen, waarbij de priester zegt:
Gedenk, mens, dat je stof bent en tot stof zult wederkeren; in het Latijn Memento, homo, quia pulvis es, et in pulverem reverteris.
Aswoensdag is echter ook een soort tussen dag. De meeste mensen gaan nog niet werken. Al zijn de straten al vroeg gepoetst, overal ligt tussen de keien van de stad confetti en glimmen glassplinters van kapotte bierglazen. Op ramen van cafés zijn de carnavaleske schilderingen nog niet weggehaald. Maar er staan alweer tafels en stoelen.
Niet meer verkleed trekt men de kroeg weer in, nu voor koffie of toch nog een biertje. De cafés bieden daarbij gratis zoute haring, al schijnen jongere mensen die smaak niet meer zo te waarderen. Wel zit het sjoekelen nog wat in de benen. Hier en daar klinken Hieringbiete muziek; en graag wiegt men nog wat mee.
Sjoekelen: ’t In zien eentje, of mèt meërdere luuj, heen en weer bewaege op ’t ritme van de meziek, al dan neet begeleid door zank. heël popelair ónger de Limburgse bevolking.
Midden jaren 1980 begon André Rieu met zijn aanvankelijk nog kleine salonorkest Hieringbiete Konzèrs te geven. Het werd al snel een succes en het begin van zijn grote populariteit en wereldberoemdheid.
Persoonlijke herinneringen vanaf 1994
Toen ik in 1983 in Maastricht kwam wonen wist ik — Amsterdamse — niets van carnaval, ja, keek er als onwetende Noorderling wat op neer.
Begin 1984 merkte ik dat er bij mijn jonge vakgroepsgenoten iets begon te borrelen. Bij de koffie werd steeds meer alleen nog maar gepraat over de nieuwe te maken pékskes; werden vol voorpret de daarvoor op de markt gevonden bizarre lappen geshowd.
Sommigen repeteerden vast met de alleen tijdens het carnaval weer actieve muziekgroep (zaate hermenieke) waarbij ze zich eerder in hun studententijd hadden aangesloten. Ze voorspelden me dat ze zo goed verpakt zouden rondspringen dat ik ze onmogelijk zou herkennen. En inderdaad, ik werd later tijdens de dolle dagen op straat meerdere keren opeens enthousiast omhelsd door een totale vreemde. Alleen aan de tinkel ogen of de stem herkende ik dan onze laborante of de jonge promovenda.
Naarmate carnaval dichter naderde voelde je het overal steeds meer zinderen; op de lokale tv, radio, in winkels klonk vrolijke carnavalsmuziek. Absoluut niet de bète Hollandse liedjes, slechts een heel enkele keer een Duits.
Nee, alleen maar in het eigen plat (dialect), gezongen door grote lokale sterren. Steeds meer raakte de stad versierd met de Limburgse carnavalskleuren rood-geel-groen. Bloemen winkels verkochten bloemstukjes met die kleuren. Er hing duidelijk al iets feestelijks in de lucht ….
De Maand November 1 paragraaf De rommelpot citerend: “Op prenten uit de 17e en 18e eeuw zijn carnavalsvierders afgebeeld met narrenkap, rommelpot en een opgeblazen varkensblaas aan een stok om omstanders speels ‘te tuchtigen’. (Zulke fratsen worden nog steeds tijdens de grote carnavalsoptochten uitgehaald).”
Een uit Zeeland afkomstige jaargenoot schreef me dat hij als klein ventje met de rommelpot (koenkelpot in het Zeeuws) langs veel deuren is geweest.
Einde vrijdagnamiddag trekken velen vanuit het werk samen met de collega’s, nog niet verkleed, de stad in (ambtenaren carnaval). Mij werd sterk aangeraden dit ook te doen om af te tasten hoe ik het zou vinden. Vanaf het moment dat ik vroeg op de avond met mijn partner aan de rand van het Vrijthof het overvolle stamcafé van velen van de jonge universiteit binnenstapte, waren we verloren. Alle tafels en stoelen opgeborgen, planken voor de onderkant van de ramen, grote vrolijke carnavalsschilderingen aan de wanden. Niemand van de aanwezigen stond stil, iedereen deinde, draaide, zong met de luide muziek mee. En al snel stond ook ik te sjoenkele.
Een paar jaar later woonde ik een promotie bij op de vrijdagmiddag voor carnaval. Terwijl de hoogleraren zich korte tijd terugtrokken om te beslissen of de gepresenteerde verdediging goedgekeurd kon worden, marcheerde een fraai uitgedoste ‘Zaate Hermenieke’ de aula binnen, luid carnavalsliedjes toeterend en blazend. Alleen ‘lui uit het Noorden’, totaal onbekend met dit fenomeen, vonden dat het niet paste bij zo’n plechtige formele bijeenkomst met togadragers.
Zaterdagmorgen was het overdruk in de supermarkt; velen kwamen nog wat laatste voorraden in te slaan. Bij veel families komen de volwassen kinderen weer terug, trekken de volle verkleedkisten open en scharrelen wat malle spullen bij elkaar om in de stad te gaan dollen. Komen alleen snel naar huis om wat te eten, en dan weer snel terug naar het feestgedruis. Het personeel liep met een rode neus, een rode stip op de wang, of had iets mals wiebelends op het hoofd. Ik leerde al snel dat je al als verkleed meetelt al heb je maar een klein carnavalesk iets op of aan.
De dagen erna genoten mijn partner — die geen bier dronk en ik met slechts een enkel biertje — enorm en keken onze ogen uit. Grote indruk maakte ons eerste carnavalsjaar een carnavalsgroep waarbij iedereen een enorme bruidstaart op hun hoofd droeg. In die jaren tachtig liepen velen nog dagen rond met een grote lampenkap of hun hoofd, of helemaal behangen met kerstslingers. Verbaasd zag ik grote mannen rond sjokken met een houten beestje op wieltjes aan een lang touwtje. De muziek had me te pakken en toen ik in de goot een tamboerijn zag liggen, liep ik even later daar verheerlijkt mee te rammelen.
In de loop der jaren zijn de pèkskes mooier, luxueuzer geworden en de gezichten vooral van de vrouwen steeds mooier geschminkt.
Heel speciaal was steeds weer het moment op dinsdagavond, als het Mooswief neer begon te dalen en een echt heidens oer gekerm ten hemel klonk. Mijn partner bestelde dagen van tevoren bij de grote feestwinkel op de Markt veel witte ballonen. Die hij ‘s middags thuis met een speciaal aangeschaft pompje op zat te blazen, en tegen middernacht even uit de ver weg geparkeerde auto ging halen om ze klokslag 24 uur stuk voor stuk op te laten. Het gaf een vreemd weemoedig gevoel ze met het gezamenlijke gehuil hoog in de donkere winterlucht boven het Vrijthof te zien verdwijnen.
Hij is er al vele jaren niet meer. Ik blijf nu thuis; zwaai soms als er een mooi uitgedoste groep of enkelganger op weg naar de feestende stad te voet aan de overkant voorbij komt. Zet op dinsdagmiddag de balkondeur even open om op afstand mee te genieten van het jaarlijkse muziekgedreun van de kleine plaatselijke stoet uit de wijk tegen de grens met België. Ik blijf Amsterdam missen, maar ben blij dat ik deze voor mij eerst zo vreemde carnaval evenementen heb mogen ontdekken en mee vieren.
Vastenavond
De prent van Anna hoort bij de tekst van het Brabantse populaire vastenavondliedje, dat de jeugd zong tot de tweede helft van de 20e eeuw als ze op Vastenavond van deur tot deur trok om een cent te vragen en anders om een appel of een peer.
Veelal werd daarbij met de van een in de slachtmaand opgeblazen en daarna gedroogde varkensblaas gemaakte rommelpot lawaai gemaakt (zie Maand November 1).
“Vrouwke ‘t is vastenavond
ik kom niet thuis voor ‘s avonds
‘s avonds in de manenschijn
als vader en moeder naar bed toe zijn.
Hier unne stoel en daar unne stoel
Op elke stoel een kussen
Vrouwke houdt oe kinnebak toe
of ik gooi er inne tussen
oe neus en tussen oe kin
daar kan nog wel unne pannekoek in.
Boven in de schouwen
daar hangen de worsten aan touwen.
Boven in de schoorsteen
daar hangen de worsten met lange been.
Snij mar diep, snij mar diep,
mar ene vinger diep.
Ik heb gezongen en niks gehad
gif me ‘n stuk van ‘t vèrreke z’n gat.
Rommelerij, rommelerij,
gif me unne cent dan ga’k voorbij,
gif me unnen appel of ‘n peer”
Toch zijn er altijd onder de zuiderlingen mensen die niet houden van carnaval of zich er te oud voor voelen. Die vertrekken tijdelijk naar elders, blijven thuis of gaan naar de bioscoop waar de carnavalsmuziek niet doordringt.
Noten
[1] Bron: Samba dans — foto Team at Carnaval.com Studios; Luíza Brunet was the Queen of the drums for Imperatriz Leopoldinense in the carnival of 2008 in Rio de Janeiro
[2] Bron: Verklede mensen en hamansoren – foto Yosarian
[3] Bron: Hamanratel – foto Yoninah
[4] Bron: Couple in love at the 2010 Carnevale in Venice — foto Frank Kovalchek
[5] Bron: Carnaval in Venetië – foto Edward N. Johnson
[6] Bron: Carnaval in Venetië – foto Unofeld781
[7] Bron: De strijd tussen Vasten en Vastenavond (1559) — Pieter Bruegel de Oude; links zingen, dansen, eten, drinken, vrijen en gokken mensen; rechts is vroomheid, naastenliefde, en boetedoening te zien Kunsthistorisches Museum
[8] Bron: Flashing breasts — foto Brian Lin, New Orleans street, Mardi-Gras
[9] Bron: Beeldengroep van vijf carnavalsvierders (2005) – Han van Wetering, © foto René & Peter van der Krogt, standbeelden.vanderkrogt.net, Maastricht
[11] Bron: Vaandel van de Tempeleers Uit: Geschiedenis van de carnaval Stichting MeestrichOnline
[12] Bron: Carnavalspop Mooswief — foto Mark Ahsmann op de Vrijthof
[13] Bron: Mooswief van Mestreech — Ut Mestreechter Steerke
[14] Bron: De Boonte Störm — foto Mark Ahsmann
[15] Bron: Femilie-optoch — foto G. Lanting
[16] Bron: Zaate Hermeniekes op de Kesselskade — foto Mark Ahsmann
[17] Poster Hieringbiete Konzèr — Maastricht Lokaal
[18] Bron: Wij syn met ons sevenen (1700–1749) – anoniem, naar Cornelis Dusart, ets op papier, Rijkmuseum.
[19] Bron: Rommelpotspelende jongen (1637) — Anna van N.H., potlood en krijt op perkament, Rijksmuseum