Machteld Roede
calendarium 1, calendarium 2, calendarium 3 en calendarium 4 — januari 1, januari 2 en januari 3 — februari 1, februari 2 en februari 3 — maart 1, maart 2 en maart 3 — april 1, april 2 en april 3 — mei 1, mei 2 en mei 3 — juni 1, juni 2 en juni 3 — juli 1, juli 2 en juli 3 — augustus 1, augustus 2 en augustus 3 — september 1, september 2, september 3 en september 4 — oktober 1, oktober 2, oktober 3 en oktober 4 — november 1, november 2, november 3 en november 4 — december 1, december 2 en december 3
Natuur
De gebeurtenissen van zowel de planten als de dierenwereld varieert duidelijk over de maanden. Bij elke maand zijn hier voorbeelden van gegeven. Van planten en bomen bloeitijden, bij dieren mogelijke trekbewegingen, seksuele activiteiten of gedrag tijdens de winter.
Hooikoorts[1]
Rond een kwart van de Nederlanders heeft last van de veelal onderschatte klachten door hooikoorts (allergische rinitis). Door verloren arbeidsproductiviteit kost het de samenleving zo’n miljard euro per jaar, al werken de meesten toch moedig door. Al hebben ze het benauwd, met soms een piepende ademhaling, al voelen ze zich lamlendig door een verstopte neus of juist een loopneus, snot, tranende ogen; afmattende niesbuien, hoesten, slecht slapen, verminderde concentratie.
De malaise wordt veroorzaakt door windbestuivers. De planten, de bomen, die zich voortplanten door hun stuifmeel niet door insecten, met door de wind mee te laten voeren van de ene naar de andere bloem. Omdat hierbij de kans op succes klein is, worden enorme wolken stuifmeel geproduceerd. Vooral bij droog weer is de verspreiding, dus de last erdoor, groot.
De stuifmeelkorrels, de pollen, zijn microscopisch klein (rond 0,025 mm). In de neus kunnen deze de mestcellen ― immuuncellen in het slijmvlies ― irriteren. Wanneer deze barsten om een afweer actie te activeren komen ontstekingsbevorderende stoffen vrij zoals histamine, waardoor het slijmvlies kan verdikken. Niet iedereen is allergisch voor pollen, en de mate waarmee de diverse pollen een reactie uitlokken verschilt per plantensoort.
Het hele jaar zijn er pollenverspreiders, in voorjaar vooral bloeiende bomen, in de zomer vooral bloeiende grassoorten. Mensen verschillen in de pollensoorten waar ze gevoelig voor zijn. De klachten nemen toe omdat door klimaatverandering bomen eerder bloeien en grassen langer doorbloeien.
Het gebruik van antihistamine en corticosteroïden kan verlichting geven. Bij jaarlijks terugkerende klachten is een enkele jaren durende immuuntherapie mogelijk met tabletten of injecties. Hierbij worden door het lichaam langzaam aan toenemende concentraties allergenen bloot te stellen voor het leven beschermende T-cellen aangemaakt.
Pollenallergie gaat dikwijls samen met overgevoeligheid voor de huisstofmijt en huidschilfers van huisdieren. Zelf herinner ik me maar al te goed hoe ik als kind wanhopig met traanogen en eindeloze niesbuien aan het ontbijt zat. Extra verdrietig omdat mijn wat oudere zusje er lachbuien door kreeg. Zo zijn kinderen …
Gelukkig was er in Amsterdam een jonge kinderarts die uit Zwitserland kennis over deze afmattende symptomen; onderzoek- en behandelmethodes introduceerde. Na vele tochten met de kleine beentjes naar zijn praktijk, en steeds weer andere krasjes op mijn arm ― die vrijwel allemaal heftig opkwamen ― verving zeil de fleurige matten uit mijn slaapkamertje. En, groot verdriet het met gejubel welkom gehete jonge poesje moest de deur uit. Het gaf wel enige verlichting.
Sommige kinderen groeien er gelukkig over heen; ze worden langzamerhand minder allergisch Maar van poezen allergie hou je je hele leven lang last. Zo moest ik helaas vroegtijdig een verlovingsfeestje ten huize van een studievriendin verlaten. Ontoonbaar geworden door rood opzwollen ogen en tranen die over mijn wangen biggelden. Haar twee pikzwarte gesneden katers waren de boosdoeners.
Het bijna twee jaar lang wekelijks even van mijn werk uit naar de huisarts op de Maliebaan fietsen voor een spuitje allergenen maakte me tenslotte minder overgevoelig voor althans een aantal stoffen.
Dr Letty de Weger ontwikkelde in Leiden een bomenkompas. Dit overzicht van de allergeniciteit van de pollen van diverse bomen maakt het mogelijk om bij de aanleg van nieuwe groenvoorzieningen een pollen-bewuste boomkeuze te maken. Geen straten meer vol elzen en hazelaars, niet teveel berken bijeen, dragen bij aan een gezonde leefomgeving.
Bij alle maanden wordt het voor de betreffende periode verwachtte algemene pollennieuws vermeld. Het door de media te verspreiden nieuws geeft aan of door de te verwachte weersomstandigheden er veel of weinig pollenlast op kan treden.
Tijdspreuken en gezegden
- Hora est (het is tijd)
- Hora ruit (de tijd vliet)
- De tijd gaat snel, gebruik haar wel
- De tijd heeft vleugels en geen teugels
- De tijd kent geen genade
- De tijd slijt
- De tijd heelt alle wonden
- De tijd zal het leren
- Goed bij de tijd zijn
- In een mum van tijd
- Een man van de klok zijn
- Bij tijd en wijle
- De tand des tijds
- Zeeën van tijd hebben
- De tijd aan zich hebben
- De tijd baart rozen
- Komt tijd komt raad
- Een kind van zijn tijd
- Gezelligheid kent geen tijd
- Een glas op zijn tijd houdt de mot uit de maag
- Met tijd en stond, gaat men de wereld rond.
- Er is een tijd van komen, er is een tijd van gaan
- Neemt uw tijd te baat, te vroeg is beter dan te laat.
- Met passen en met meten wordt de meeste tijd versleten
- Keulen en Aken zijn niet op een dag gebouwd
- Beidt Uw tijd, duur Uw uur (op de toren van de Amsterdamse koopmansbeurs)
- Het juiste woord op de juiste tijd, is als een gouden appel op een zilveren schaal. (Spreuken 25:11)
Gezegden in dialect
- Das uit de tijd (Oudenbosch)
- De slaop uuthèbbe (Genneps)
- De tiid hâldt gjin skoft (Fries)
- De tijd begint te kotte (Munsterbilzen ― Minsters)
- De tijd eenie stilgestaon (Oudenbosch)
- De tijd vlig toch snel, zaag te boer, en hae goejde zëne wèkkër noë zën vroo hërre kop (Munsterbilzen ― Minsters)
- De wereld draait deur ee / de tijd gao deur ee (Oudenbosch)
- De wieës aad attet langer doert vër aut te rèste as vër miech te wiëene (Munsterbilzen ― Minsters)
- D’es uit’n tèed van de Romèen’n (Wichels)
- Die is bij de pink’n (Westerkwartiers)
- Diejis allang uit de tijd (Oudenbosch)
- D’n tied vergang (Zeeuws)
- D’n tied vergoeng (Zeeuws)
- Et an de tied emmen (Steenwijks)
- Ge zetter weir een pansj ont oon angen ein! (Aalsters)
- Hil hel zen (Valkenswaards)
- Ie spit nie diepe (Zeeuws)
- Ie tummer nie oohe (Zeeuws)
- Komt tied, komt road (Westerkwartiers)
- Leir van gistere, dreem van mürge, mè laef vendaog (Munsterbilzen ― Minsters)
- Nów is d’n tied good mer ‘t zouw toch good zeen es ‘t baeter waas. (Kinroois)
- ‘t Gae nie mi d’n staende waegen (Zeeuws)
- Teen dat reent (Kaprijks)
- Tied hold gien schoft (Westerkwartiers)
- Tied sliet (Westerkwartiers)
- Tied zal ‘t leer’n (Westerkwartiers)
- Tijd konste maoke, minse nie (Munsterbilzen ― Minsters)
- Ut Fliet is oek niet meer wat ut weest is (Leewarders)
- Wat vligten tijd tog snel, zaagte boer, en hae goejde zen zakherlauzje noë de kop van zen vroo (Bilzers)
- Wor blèft d’n tijd (Valkenswaards)
Gedichten
De Tijdt
Geswinde grijsart die op wackre wiecken staech,
De dunne lucht doorsnijt, en sonder seil te strijcken,
Altijdt vaert voor de windt, en ijder nae laet kijcken,
Doodtvijandt van de rust, die woelt bij nacht bij daech;
Onachterhaelbre Tijdt, wiens heten honger graech
Verslockt, verslint, verteert al watter sterck mach lijcken
En keert, en wendt, en stort Staeten en Coninckrijken;
Voor ijder een te snel hoe valdij mij soo traech?
Mijn lief sint ick u mis, verdrijv’ jck met mishaeghen
De schoorvoetighe Tijdt, en tob de lange daeghen
Met arbeidt avontwaerts; uw afzijn valt te bang.
En mijn verlangen can den Tijdtgod niet beweghen.
Maer ‘t schijnt verlangen daer sijn naem af heeft gecreghen,
Dat jck den Tijdt, die jck vercorten wil, verlang.
P.C. Hooft (1581-1647), 17 februari 1610; Op ‘t huis te Muiden
Slootje ien ‘t veujaar
Het morrelt onner ‘t roege roet,
Het brobbelt, ‘t leeft, het wil d’r oet!
Het waarkt en wummelt daip op boom,
Het wuilt noar boven, lompend, loom,
Het schoedelt zuk omhoog, noar ‘t .licht,
En doezeg nog, de oogen dicht,
Komt overaal oet grieze tilt
Van ‘t glidderege , voale vilt
‘n kikkerkop ― en knipt ien zun…
De sloot wordt wakker ― ‘t is ‘t begun!
Jan Boer Rottum (1899–1983)[5]
Summer Shower
A drop fell on the apple tree,
Another on the roof;
A half a dozen kissed the eaves,
And made the gables laugh.
A few went out to help the brook,
That went to help the sea.
Myself conjectured, were they pearls,
What necklaces could be!
The dust replaced in hoisted roads,
The birds jocose sung;
The sunshine threw his hat away,
The orchards spangles hung. The breezes brought dejected lutes,
And bathed them in the glee;
The east put out a single flag,
ANd signed the Fête away.
Emily Dickinson (1830–1886)
Song
Summer for thee, grant I may be
When Summer days are flown!
Thy music still, when whippowill
And oriole are done!
For thee to bloom, I’ll skip the tomb
And row my blossoms o’er!
Pray gather me, Anemone
Thy flower ― forevermore!
Emily Dickson (1830–1886)[7]
To Autumn
Season of mists and mellow fruitfulness,
Close bosom-friend of the maturing sun;
Conspiring with him how to load and bless
With fruit the vines that round the thatch-eves run;
To bend with apples the moss’d cottage-trees,
And fill all fruit with ripeness to the core;
To swell the gourd, and plump the hazel shells
With a sweet kernel; to set budding more,
And still more, later flowers for the bees,
Until they think warm days will never cease,
For summer has o’er-brimm’d their clammy cells.
Who hath not seen thee oft amid thy store?
Sometimes whoever seeks abroad may find
Thee sitting careless on a granary floor,
Thy hair soft-lifted by the winnowing wind;
Or on a half-reap’d furrow sound asleep,
Drows’d with the fume of poppies, while thy hook
Spares the next swath and all its twined flowers:
And sometimes like a gleaner thou dost keep
Steady thy laden head across a brook;
Or by a cyder-press, with patient look,
Thou watchest the last oozings hours by hours.
Where are the songs of spring? Ay, Where are they?
Think not of them, thou hast thy music too,—
While barred clouds bloom the soft-dying day,
And touch the stubble-plains with rosy hue;
Then in a wailful choir the small gnats mourn
Among the river sallows, borne aloft
Or sinking as the light wind lives or dies;
And full-grown lambs loud bleat from hilly bourn;
Hedge-crickets sing; and now with treble soft
The red-breast whistles from a garden-croft;
And gathering swallows twitter in the skies.
John Keats (1795-1821)
Winterstilte
De grond is wit, de nevel wit,
De wolken, waar nog sneeuw in zit,
Zijn wit, dat zacht vergrijzelt.
Het fijngetakt geboomte zit
Met witten rijp beijzeld.
De boom houdt zich behoedzaam stil,
Dat niet het minste takgetril
‘t Kristallen kunstwerk breke,
De klank zelfs van mijn schreden wil
Zich in de sneeuw versteken.
De grond is wit, de nevel wit,
Wat zwijgend tooverland is dit?
Wat hemel loop ik onder?
Ik vouw de handen en aanbid
Dit grootsche, stille wonder.
Jacqueline van der Waals (1868-1922)
Noten
[1] Zie: Martine Kamsma ― Hooikoorts is een volksziekte geworden. NRC 16 april 2023.
[2] Bron: Pollenkalender, indicatie van de bloeiperiode in Nederland van enkele belangrijke veroorzakers van hooikoorts
[3] Bron: Pieter Cornelisz. Hooft ― Michiel Jansz. van Mierevelt, privécollectie
[4] Bron: Jan Boer ― Greet Grottendieck, foto Gouwenaar, Rottum
[5] Uit Nunerkes (1929) Werkman Groningen (oplaag 400 exx.; nr 35)
[6] Bron: Emily Dickinson (1846-1847) ― fotograaf onbekend
[7] Uit: Poems, 1890, 1891, 1896.
[8] Bron: John Keats (circa 1822) ― William Hilton, National Portrait Gallery, Londen
[9] Bron: Jacqueline van der Waals op neerlandistiek.nl