Kathy Anita de Vries-de Graaf
2017
Twee citaten uit: Encounter with Martin Buber, Aubrey Hodes[1]
A conversation with Buber was as far removed as possible from ordinary social talking or chat. It was a mutual and conscious attempt to communicate not only words but feelings, attitudes, anxieties — the inner self of one to that of the other. And as this was the purpose, he was impatient of anything which he felt interferred with or got in the way of this potential dialogue.
Buber listenend with intense concentration, leaning forward when I groped for the right word in Hebrew. Several times I gave the word in English, and he supplied the Hebrew equivalent-but suggesting it, rather than forcing the word upon me.
Waarom raakt dit mij zo?
In het tweede citaat wordt het onderliggende proces, de dieper liggende werkelijkheid van de dialoog meer kenbaar voor de lezer. Subtiel, maar zeer reëel aanwezig.
In het luisteren van Buber, in zijn vooruit leunen als de ander naar het juiste woord zoekt in het Hebreeuws, ligt een tegemoet komen, een volledige openheid.
In het ontvangen van het juiste woord en daarmee in het ontvangen van de ander klinkt wederkerigheid.
Het aanreiken van het woord, dan ook weer zo betekenisvol uitgedrukt:
but suggesting it, rather than forcing the word upon me,
is niet anders te karakteriseren dan liefdevol. Liefdevolle aanreiking, niet willen drukken op de ander, maar hulp bieden in het zo zuiver mogelijk weergeven van de uitdrukking van de ander, dat is nabijheid.
Je zou ook kunnen zeggen, dat dat de onderliggende positieve voorwaarden zijn die de dialoog mogelijk maken.
Een dialoog die zich ontvouwt vanuit wederkerigheid tot nabijheid.
Daarom biedt nabijheid niet alleen troost, het is een ervaring die ieder vervult met een geluksgevoel, omdat het een scheppende beleving is die leidt tot verbinding.
Nabijheid is een absolute voorwaarde tot leven.
Noten
[1] Hodes, A. (1972) Encounter with Martin Buber. (Revised edition). London: Allen Lane, the Penguin press, p. 15.
[2] Bron: Martin Buber (1963)