Kathy Anita de Vries-de Graaf
Wijsheidsweb, 3 augustus 2020
Er zijn vele gradaties van nabijheid, in de tijd van nu met de anderhalve meter als norm wil ik pleiten voor een van de mooiste vormen of wel de essentie van menselijke communicatie, die wij nooit mogen opgeven, offeren of prijs geven … nabijheid.
Wanneer ik zeg dat ik ervan geniet als ik iemand hoor, bedoel ik natuurlijk in de diepte horen: ik hoor de woorden, de gedachten, de gevoelsintonaties, de persoonlijke betekenis, zelfs de betekenis die ligt onder de bewuste bedoeling van de spreker. Soms ook hoor ik in een boodschap die aan de oppervlakte niet van groot belang is een diep menselijke kreet die ongeweten begraven ligt in de diepste diepten van die mens.
De menselijke geest legt in heel korte tijd ongelofelijk veel relaties en verbanden. Het blijkt onmogelijk deze grote hoeveelheid aan relaties kritisch te kunnen onderzoeken op juistheid, daardoor kunnen bij interpretatie natuurlijk heel gemakkelijk problemen ontstaan.
Hoe wezenlijk het is om iemand op alle niveaus waarop hij tracht te communiceren, echt te horen, wil ik daarom graag toelichten aan de hand van twee voorbeelden uit de praktijk van de grote psycholoog Carl Rogers en niemand minder dan Martin Buber.
Carl Rogers
Rogers geeft een diepe betekenis aan het werkelijk horen van de mens die er zo naar verlangt gehoord te worden. Hij verbindt dit horen met een overstijgend universeel perspectief. In dit werkelijke horen lijken ordelijke psychologische wetten verborgen te liggen, zo vertelt hij, aspecten van dezelfde orde die wij in het heelal aantreffen.
In dit licht vertelt Rogers over een gesprek dat hij had met een jongen in de puberteit. Deze jongen gaf aan dat hij geen doel in het leven had, wat natuurlijk voor zoveel jonge mensen van deze leeftijd geldt. Een gebrek aan doelstellingen, hij was zoekende. Toen Rogers hem vroeg of hij werkelijk geen enkele doelstelling had, zei hij.
“Niets? … Nou ja, ik wil blijven leven.”
Rogers trachtte diep op deze uitspraak te resoneren. Wat bedoelde hij? Wilde hij net als iedereen leven. Of trachtte hij te vertellen dat het al dan niet leven op een bepaald punt voor hem een werkelijk probleem was geweest.
Rogers wilde geen enkele intentie missen, ook niet de mogelijkheid dat deze jongen op een zeker moment bezig was geweest met de gedachte aan zelfmoord. Misschien kwam het doordat hij op alle niveaus naar hem kon en wilde luisteren dat de jongen hem vertelde voor het gesprek ten einde was, dat hij niet lang geleden op het punt had gestaan om zich voor het hoofd te schieten.
Dit is een voorbeeld van wat Rogers bedoelt met iemand echt willen horen op alle niveaus waarop hij tracht te communiceren.
Martin Buber
Hoe wezenlijk dit is vertel ik u naar aanleiding van een tweede ontmoeting van niemand minder dan Martin Buber met iemand die hem consulteerde.
Omdat dit verhaal zo intens, zo direct in alle nuances is neergeschreven, is het enige wat ik kan doen het zo goed mogelijk te vertalen. Elke andere poging zou deze ervaring zeker tekort doen …
Buber vertelt,
“Wat plaatsvond was niet meer dan dat op een middag, na een ochtend gekleurd door een zeker religieus enthousiasme, ik bezoek kreeg van een onbekende jonge man, zonder dat ik daar in de geest aanwezig was. Zeker faalde ik er niet in de hele ontmoeting vriendelijk te laten verlopen. Ik behandelde hem niet met minder achting … dan al zijn leeftijdgenoten die gewoon waren mij op deze tijd van de dag te bezoeken als een soort orakel dat bereid is te luisteren naar rede.”
“Ik sprak met aandacht en met openheid met hem — alleen, liet ik de vragen weg die hij niet stelde. Later niet lang daarna, hoorde ik van een van zijn vrienden — hijzelf leefde toen niet meer- de essentiële inhoud van deze vragen; Ik begreep dat hij niet zomaar naar mij toe was gekomen, … niet voor een gesprek, maar voor het nemen van een besluit.
“Hij was naar mij toegekomen, hij was juist op dat moment naar mij toegekomen. Wat verwachten wij wanneer wij wanhopig zijn en toch naar iemand toegaan? Zeker een tegenwoordigheid waardoor wij ons realiseren dat er ondanks alles een betekenis, een zin is.”
Voor de auteur van dit boekje Aubrey Hodes[4] was dit alles toch niet helemaal helder.
Hij vroeg zich later toch af hoe dit alles was geëindigd.
Daarom vroeg ik Buber bij de volgende ontmoeting:
“Wat gebeurde er uiteindelijk met de jonge man?”
Buber sloot een ogenblik zijn ogen, alsof in pijn. Toen zei hij rustig,
“Hij ging weg, en kort daarna pleegde hij zelfmoord. Zie je wat dit betekent? Hij kwam naar mij toe in diepste nood. Hij kwam om mij te vragen of hij moest kiezen voor leven of dood. Ik sprak open met hem. Ik was sympathiek. Ik probeerde zijn vragen te beantwoorden. Maar ik raadde de vragen niet die hij niet had gesteld. En daardoor lukte het mij niet door de man heen te zien achter de vragen.
En waarom faalde ik?
Omdat die ochtend, voor zijn bezoek, ik vervuld was van een zeker religieus enthousiasme, een mystieke extase, waarin ik mij afgestemd voelde op de eeuwigheid en het hiernamaals …
Toen kwam deze jonge man mij bezoeken. Het was een alledaagse gebeurtenis, een gebeurtenis waaraan een oordeel kleefde.
Dan volgt een heel belangrijke conclusie:
“En het bekeerde mij, omdat het mij liet zien dat er geen verdeling is tussen het leven hier en het leven in het hiernamaals.”
Deze conclusie heeft zo’n reikwijdte, dat ik de woorden zou willen laten als een open einde. Ik kom op deze gedachte, omdat ik Schumann studeerde.
Bij een van de prachtige stukjes van zijn Kinderszenen — Kind im Einschlummern — laat Schumann deze compositie niet eindigen in de tonica (dat betekent de grondtoon) maar op de subdominant (dat verwijst dus min of meer naar dat open einde).
Dat geeft een heel bijzonder effect, er is geen slot in de zin van iets dat op een natuurlijke wijze wordt afgesloten. De klanken resoneren nog na in verwondering evenals de woorden van Buber.
Noten
[1] Rogers, Carl (1982) Over mens zijn. Vertaling C. Nemeth-Linnebank. Haarlem: uitgeverij de Toorts. Oorspronkelijke titel: A Way of Being.
[2] Bron: Carl Ransom Rogers
[3] Bron: Martin Buber (1963)
[4] Hodes, A. (1972). Encounter with Martin Buber. (Revised edition). London: Allen Lane, the Penguin press