Wim Couwenberg
Bron: Civis Mundi Digitaal #33, 86, 94
Zingeving als modern probleem
In premoderne culturen was zinervaring in het collectieve bewustzijn hecht verankerd als vanzelfsprekend religieus gegeven, ondergedompeld als mensen toen waren in een alomvattende wereld van religieus gefundeerde zinervaring.
In de moderne cultuur is dat teloorgegaan, en geldt religie dus niet langer als basis van zo’n overkoepelende zinervaring.
Ik ben zelf nog in zo’n premoderne cultuursfeer opgegroeid, met de vanzelfsprekendheid van een orthodox-christelijk hiernamaalsgeloof.
Na een eenmalig tijdelijk bestaan, dat zich onder zeer ongelijke levensomstandigheden en absurd lijkende toevalligheden voltrekt, worden mensen in dat geloof na hun dood afgerekend met eeuwige beloning (hemel) of eeuwige straf (hel), met het vagevuur als tussenfase, als we sterven onder de last van dagelijkse zonden die nog uitgeboet moeten worden.
De hel wacht mensen die sterven in staat van doodzonde. Wat als doodzonde geldt, wisselt met de tijd, naar ik ervaren heb. Dat geloof is sterk tanende, en heb ik zelf ook losgelaten.
Socialistische heilsideeën in christelijke verpakking
In christelijke bevrijdingstheologieën is de traditionele christelijke eschatologie zoals juist genoemd opgevolgd door een geseculariseerd eschatologisch perspectief, met een seculiere heilsverwachting die sterk doet denken aan een reproductie van socialistische heilsideeën in christelijke verpakking. Met de ondergang van het reëel bestaande socialisme in 1989 is die geseculariseerde eschatologie geruisloos op de achtergrond geraakt. En ook dat perspectief heb ik losgelaten.
Hoe nu verder?
In het hier heersende materialistische en nihilistische denken geldt het definitieve einde van het eenmalig menselijk bestaan als positief wetenschappelijk feit.
In die geest reduceerde de diep pessimistische, ironische en cynische schrijver W.F. Hermans alle religieuze en seculiere utopieën zonder pardon tot vrome praatjes die de harde waarheid proberen te verhullen van de volstrekte zinloosheid van ons leven.
De mensenwereld beleeft hij als een chaotisch en sadistisch universum, waarin al onze inspanningen uiteindelijk gedoemd zijn te mislukken.
Dat is trouwens ook het oordeel van Prediker in het Oude Testament. In zijn ogen is alles wat we doen en ondernemen en zodoende verwerven zoals macht, rijkdom en wijsheid, ijdelheid en het najagen van wind. Mensen hebben ook niets voor op het dier. Hun wacht hetzelfde lot. Alles is lucht.
Die zwartgallige visie bracht Prediker er echter niet toe het bestaan van God te loochenen, zoals Hermans deed. Ons lot is in de handen van de ondoorgrondelijke almacht van God die daar naar volstrekte willekeur over beschikt.
Waarom blijven we ons nog inspannen?
Als alles wat we doen en ondernemen ijdel is en vervliegt zonder een spoor achter te raken, waarom blijven we ons dan nog inspannen?
- Is het vanwege de blinde levenswil die in Schopenhauer’s ogen de essentie uitmaakt van ons bestaan, in zijn ogen een doelloze drang die de bron is van al het wereldleed?
- Of is het de wil tot macht waarin die levenswil volgens Nietzsche in positieve zin tot gelding komt, namelijk als de wil te realiseren wat we in onszelf aan mogelijkheden hebben, dus te kiezen voor een authentiek leven naar eigen maat en inzicht als alternatief van het conventionele leven naar traditie en sociaal verwachtingspatroon; en in lijn hiermee onvoorwaardelijk ja te zeggen tegen het leven in al zijn ondoorgrondelijkheid, ook tegen het noodlot (amor fati)?
- Zijn we ondanks die veronderstelde zinloosheid in de geest van het postmoderne denken geneigd in ieder geval toch maar net te doen of ons bestaan ertoe doet en ergens toe leidt?
Ruchtbaarheid geven aan het afscheid nemen van het leven
Als een doodstijding van medische zijde wordt aangekondigd, is er de laatste tijd een neiging daar zelf ruchtbaarheid aan te geven en daarmee te maken tot een publiek gebeuren. Dat zien we met name bij wie bekendheid verwierf, of wie in de publiciteit werkzaam is, zoals journalisten en columnisten.
De vorige denker des vaderlands, René Gude, heeft dat op opvallende wijze gedemonstreerd. Afscheid nemen van het leven in een boek, column, blog, tv-optreden, of een combinatie hiervan, valt de laatste tijd zo vaak op, dat de Volkskrant van 30 maart jl. er een groot artikel aan wijdde, en toelichtte met tal van actuele voorbeelden.
Het past, lijkt het, in de huidige Facebook-cultuur. We delen van alles met elkaar, constateert een columnist in dit verband, die zelf leeft met een dodelijke ziekte.
Het zijn mooie stukjes, het is goede tv, maar het creëert ook ongemak, zo reageert de bekende arts, filosoof en schrijver Bert Keizer op die neiging.
Men wil gehoord, gelezen, gezien worden. Wie in zijn laatste levensfase zit, vindt het in juist genoemde gevallen mooi met enige fanfare afscheid te nemen van het leven.
Het sterven wordt ook lichter als je er een missie van maakt, zoals de voormalige denker des vaderlands René Gude dat op saillante wijze deed.
Maar wat is journalistiek gezien, dus uit nieuws-oogpunt, de toegevoegde waarde hiervan? Een hoogleraar mediastudies ziet dit alles passen in de trend dat nieuws al langer veel persoonlijker aan het worden is.
Dit is ongetwijfeld juist. De journalistiek van deze eeuw is een heel andere dan die van de vorige eeuw, waarin ik zelf nog een tijd lang werkzaam was, en de journalistiek veelal nog anoniem beoefend werd.
Deze ontwikkeling spreekt kennelijk mensen aan die afscheid genomen hebben van alles wat zweemt naar enig postmortaal toekomstperspectief.
Leer van karma en reïncarnatie als postmortaal toekomstperspectief
Nu het christelijk hiernamaalsgeloof tanende is, zijn tal van mensen geneigd een alternatief te zoeken in oosterse en westerse interpretaties van de oude leer van karma en reïncarnatie.
Het geloof in een tweede kans
Het is, zoals de Nijmeegse godsdienstpsycholoog J. Jansen hierop reageert, het geloof in een tweede kans. We kunnen niet meer omgaan met de eeuwigheid, dat is verveling ten top. De menselijke maat is tegenwoordig gebaseerd op afwisseling. Het idee van reïncarnatie past daar heel goed bij.
Ook in het moderne postchristelijke humanisme is er tegenwoordig een stroming die de religieuze intuïtie van een postmortaal toekomstperspectief serieus neemt. Daar is het de vraag naar een onsterfelijke ziel die op grond van algemeen menselijke en academische motieven weer opgepakt wordt.[3] Die leer biedt in mijn ogen de mogelijkheid zin te geven aan leven en dood beide als permanente opgave.
Een postmortaal toekomstperspectief
Een postmortaal toekomstperspectief leeft ook nog voort in esoterische stromingen als theosofie en antroposofie, namelijk in het juist genoemde concept van karma en reïncarnatie. Dit is zoals bekend van oosterse oorsprong en veronderstelt een alomvattend eeuwig zijn waarin mensen via een reeks van ex- en reïncarnaties uiteindelijk opgaan (ontocratie).
In Nederland is het vooral de arts/ filosoof en antroposoof Hugo Verbrugh geweest die zich met grote gedrevenheid ingezet heeft om een publieke discussie en wetenschappelijk onderzoek over dat concept op gang te brengen. Hij heeft daartoe de Stichting Kairos, Karma en Reïncarnatie opgericht.
Civis Mundi heeft hem volop gelegenheid geboden dat concept als alternatief van het christelijke hiernamaalsgeloof onder de aandacht te brengen. Ook in de gedigitaliseerde voortzetting van Civis Mundi is dat concept in thema 10 opnieuw ter discussie gesteld n.a.v. een nieuwe publicatie van hem over reïncarnatie.
Maar de discussie daarover komt moeilijk van de grond, in antroposofische kringen trouwens ook niet.
Esoterische christelijke kringen
In esoterische christelijke kringen beleeft het concept van karma en reïncarnatie hernieuwde aandacht, hoewel het op het Concilie van Nicea in de ban is gedaan.
Het christelijke Nieuwe Tijds denken ziet daarin nieuwe mogelijkheden het christelijk geloof te verdiepen en te revitaliseren.
Ja, dat geloof, zo betogen sommigen, heeft alleen nog toekomst als het opnieuw geïnterpreteerd wordt vanuit het concept van karma en reïncarnatie. Daardoor krijgt het nieuwe zeggingskracht dankzij een nieuwe visie op geloof en geloofsbeleving.
In die visie voltrekt zich een groei naar spirituele voltooiing via een proces van zelfverlossing die zich over meerdere levens uitstrekt.
Onzinnig idee?
In Civis Mundi is aan een postmortaal toekomstperspectief behalve een jaarboek[5] een speciaal nummer gewijd onder de titel: Is elk zijn tot niet-zijn geschapen? (Civis Mundi, 1, 2009).
De Vlaamse filosoof en toenmalig lid van de redactie van Civis Mundi Paul Wouters reageerde daarop onmiddellijk met enige pittige kritische kanttekeningen. Ik citeer hier de volgende passage uit zijn kritiek:
“Er is nog steeds geen goede reden om aan te nemen dat het bewustzijn van mensen de dood van hun lichaam kan overleven. Wetenschappelijk onderzoek naar leven na de dood is nu ruim een eeuw oud. In de 19de eeuw kwam spiritisme in de mode en daarmee werd de nieuwsgierigheid van menig wetenschapper gewekt. In de zogenaamde parapsychologie werd in de loop van de 20ste eeuw veel experimenteel onderzoek verricht, niet alleen naar de vraag of communicatie met de doden feit of fictie is, maar ook naar andere bij voorbaat onwaarschijnlijke claims zoals telekinese, telepathie en precognitie. Deze claims zijn bij voorbaat zo onwaarschijnlijk omdat ze alle veronderstellen dat informatie kan worden overgedragen los van materieel-energetische drager. Mocht dit inderdaad het geval zijn, dan zou niet alleen onze natuurwetenschap maar ook onze kritische intuïtie fundamenteel fout zitten op punten waar die nochtans in de loop der eeuwen buitengewoon betrouwbaar is gebleken.”
Wouters eindigt zijn kritiek met de uitsmijter dat we onze tijd zinniger kunnen besteden dan met na te denken over zoiets onzinnigs als een mogelijk postmortaal toekomstperspectief.
Als auteur van het eerder geciteerde boek Onsterfelijkheid. Van twijfel tot zekerheid trok de postchristelijke humanist prof. Ilja Maso zich die kritiek zelf zo aan, dat hij daarop onmiddellijk reageerde in het volgende nummer van Civis Mundi[6].
Als hoofdredacteur heb ik mij die kritiek uiteraard eveneens aangetrokken, en stelling genomen tegen de beweerde onzinnigheid van dit themanummer over een eventueel postmortaal toekomstperspectief.[7]
Naast de potenties van onze rede beschikken we ook over die van onze verbeeldingskracht, die sinds lang het inzicht gewekt heeft dat er meer is dan we empirisch vooralsnog kunnen ontdekken en vaststellen. Dat voedt de rede met het idee van nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden en nieuwe mogelijke inzichten.
Durf te experimenteren met onmogelijk lijkende gedachten
Ik wees in mijn reactie op de kritiek van Wouters op een passage uit een redactioneel commentaar in Hypothese (uitgave van het Rathenau Instituut), die mij in dit verband alleszins relevant en interessant leek. Ik citeer:
“De kans op een aha-moment groeit gigantisch wanneer wij erin slagen om ons oordeel ― tijdelijk ― uit te stellen en schijnbaar niet-gerelateerde contexten toch bij elkaar te brengen. Een creatieve doorbraak is vaak niet meer of minder dan zien wat iedereen ziet, maar er als eerste iets héél anders bij denken. Einstein heeft aanvankelijk zelf vast gedacht dat zijn relativiteitstheorie krankzinnig en onmogelijk was. Maar hij stelde dat oordeel uit, werkte gestaag en zonder te oordelen verder en gaf zo het onmogelijke een kans. En zie: iets waarlijk geniaals ontstond! Niet iedereen is het gegeven Einstein na te volgen. Maar die vaardigheid kunnen wij onszelf wel aanleren door systematisch onze eigen weerstand op te zoeken met de juiste bril op. Dus: wetenschappers, loop warm voor wat je koud laat! Begin meteen en noem minstens tien redenen waarom een ogenschijnlijk saai of onmogelijk onderwerp toch kránkzinnig inspirerend is. Geeft het een kans, het ongewisse, het ongerijmde. Ga op zoek naar de uithoeken van je geest, durf te experimenteren met onmogelijke gedachten.”
Een onmogelijke gedachte
Een postmortaal toekomstperspectief is in de ogen van de heersende spraakmakende gemeente ook zo’n onmogelijke gedachte.
Het is niettemin een gedachte die wellicht via creatieve denkkracht toch niet zo onmogelijk is als het op het eerste gezicht lijkt in het licht van de hedendaagse stand van de positieve wetenschap. Die leunt in dit verband sterk op de evolutietheorie van Darwin, waarin de zinloosheid van het menselijk leven en streven wetenschappelijk onderbouwd wordt met een verhaal over evolutie als louter het resultaat van toevallige mutaties en natuurlijke selectie en als zodanig haaks staat op het oorspronkelijk optimistische mensbeeld van de moderniteit, dat door het moderne filosofische en wetenschappelijke denken bijna tot op het bot is afgebroken.
Wetenschappelijke benadering
Na Ten Haeff, de eerste Nederlandse hoogleraar in de parapsychologie, zijn er recent nieuwe pogingen gedaan om tot een meer wetenschappelijke benadering van reïncarnatie te komen.
Poging van Michel Hegener
In Nederland was het de journalist Michel Hegener die daartoe een poging gedaan heeft in zijn boek Leven op herhaling (2012), met als pretentieuze ondertitel Bewijzen voor reïncarnatie.
In dat boek doet hij verslag van een onderzoek naar die bewijzen, die, zo stelt hij, inmiddels wereldwijd beschikbaar zijn. Het is gebaseerd op interviews met onderzoekers, getuigen, wetenschapsfilosofen en sceptici. Zijn hoop hiermee het doodzwijgen van dit thema in de publieke opinie te doorbreken, is vooralsnog ijdel gebleken.
De bewijzen die hij aanvoert, steunen voornamelijk op de anomalieën die hij in dit boek optekent. Die zouden in zijn zienswijze bewijzen dat de geest, in tegenstelling tot wat juist genoemde Paul Wouters stelt, wel degelijk onafhankelijk van het lichaam kan bestaan.
Met zijn onderzoek heeft hij, lijkt me, in ieder geval de mogelijkheid van reïncarnatie tot een plausibele hypothese gemaakt, met andere woorden, daarin dus niet bij voorbaat een onmogelijke gedachte te zien.
Zienswijze van C.W. Rietdijk
Dat is ook de zienswijze van de natuurkundige C.W. Rietdijk. Hij betoogt dat in een recent artikel in een van de meest geciteerde internationale tijdschriften op natuurwetenschappelijk gebied, Physics Essays.
Op basis van natuurkundige argumenten stelt Rietdijk dat de veronderstelling van een postmortaal toekomstperspectief een plausibele hypothese is, daarbij wel uitgaande van een vierdimensionale wereld.
In juist genoemd themanummer van Civis Mundi had hij al de vraag onder ogen gezien of een voortbestaan van het bewustzijn na de dood wetenschappelijk gezien plausibel te maken is, waarbij hij eerst de prealabele vraag onderzoekt wat onder bewustzijn te verstaan valt. Hij kan zich een zinvolle wereld niet voorstellen als het bewustzijn bij de dood ophoudt te bestaan. Het is wetenschappelijk gezien ook niet langer gewaagd de evolutie en het menselijke lot als een doelgericht en dus zinvol gebeuren op te vatten.
Het is een visie waarin de leer van karma en reïncarnatie zeer wel valt in te passen.[8]
Een humanisme-plus
Er is inmiddels ook een postmortaal toekomstperspectief ontwikkeld in de literatuur van het transhumanisme. Dat is een humanisme-plus dat ernaar streeft mensen lichamelijk en geestelijk consequent te verbeteren met behulp van wetenschap en techniek en hen zodoende uiteindelijk te bevrijden van hun biologische beperkingen met een transhumane mens als glorieuze uitkomst.
Als definitieve bevrijding van die beperkingen wordt zelfs gedacht aan het ‘downloaden’ van de menselijke geest in een computer waardoor die niet langer gebukt gaat onder de beperkingen van het organische lichaam en zodoende als software programma eeuwig kan voortleven.
Dat impliceert wel een opvallende terugkeer naar het cartesiaanse dualisme van lichaam en geest. Een dergelijke transmigratie van de menselijke geest maakt de mens derhalve potentieel onsterfelijk. Op een gegeven moment verandert in dat transformatieproces de menselijke bestaanswijze in een posthumane levensvorm die niet langer gebonden is aan de planeet aarde als biotoop.
Perspectief op een evolutie met duurzame zin
In de inleiding op het Civis Mundi jaarboek 2014 Heeft geschiedenis zin? komt de leer van karma en reïncarnatie in een gemoderniseerde interpretatie opnieuw kort aan de orde als een geloof dat de belofte inhoudt een adequaat antwoord te kunnen geven op de elementaire menselijke behoefte aan een aardse bedeling die uiteindelijk als rechtvaardig en zinvol kan worden ervaren.
Leven beleefd als een constant leerproces
In een eenmalig leven met zoveel ongelijke levenskansen en ontwikkelingsmogelijkheden is dat immers uitgesloten. Dit gemoderniseerde geloof biedt het perspectief op een evolutie, waarin aan het menselijk bestaan met zijn vele absurditeiten en ongerechtigheden uiteindelijk toch een duurzame zin valt toe te schrijven. Al wat we doen en nalaten bepaalt in dat geloof mede ons verdere levenslot.
Leven dus beleefd als een constant leerproces, ook in moreel opzicht; als zodanig een nieuw houvast waar de Britse schrijfster Kate Atkinson kortgeleden nog eens aan herinnerde in haar reïncarnatieroman Life after Life. Zij brengt daarin op intrigerende wijze een reeks van levens van haar hoofdpersoon in beeld, met telkens nieuwe kansen om verkeerde keuzes en tekortkomingen in vorige levens te kunnen herstellen.
Het vooruitgangsgeloof van de moderniteit
Bij nadere bezinning op de vraag of in dit geloof vanuit het diesseits van onze geseculariseerde wereld een geloofwaardige verbinding te leggen valt met het jenseits, waarin eeuwenlang het christelijke hiernamaalsgeloof voorzien had, ben ik tot het inzicht gekomen dat het niet meer kan zijn dan een speculatieve mogelijkheid.
Maar zoals Heidegger stelt in zijn bekende werk ‘Sein und Zeit: Höher als die Wirklichkeit steht die Möglichkeit’ reden die mogelijkheid overeind te houden, open als ik blijf staan voor de onvermoede mogelijkheden aan gene zijde van de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid. Het vooruitgangsgeloof van de moderniteit is trouwens ook een geloof in telkens nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden van de mens.
De toekomst in dit leven en de dood zijn open vragen
Een oude vriend, Maarten Mourik, schreef mij op het einde van zijn leven gedesillusioneerd dat het leven ineens remmend en knarsend tot stilstand komt met een grote nulsom als uitkomst. Is het geen schande, zo riep hij vertwijfeld uit, dat ons de weelde van het bestaan als mens geschonken wordt, maar dat dit met de dood voor eens en altijd in het niets verdwijnt?
Die vertwijfelde conclusie deel ik niet. We eindigen dit leven mijns inziens met een open vraag, zoals de toekomst in dit leven ook een open vraag is. De leer van karma en reïncarnatie is daarop mijns inziens het meest hoopvolle antwoord, een remedie ook tegen de depressie-epidemie waaronder zoveel ouden van dagen gebukt gaan.
De mogelijkheid van een herkansing
De bekende actrice Annemarie Prins (83 jaar oud) maakt op haar oude dag de balans op van haar leven. Op de cruciale vraag: ben ik geslaagd voor het examen Mensch?, luidt haar besliste antwoord: niet gelukt.
Ik ben daar evenmin in geslaagd. De meeste mensen evenmin, naar mijn indruk. De enige hoop die dan rest, is de mogelijkheid van een herkansing via zoiets als reïncarnatie, waarmee ook de dood zin en betekenis krijgt.
Noten
[1] Bron: De verdoemden gaan naar de hel
[2] Bron: René Gude bij TEDxAmsterdam 2012
[3] Zie I. Maso, Onsterfelijkheid. Van twijfel naar zekerheid, 2007; en F. Suarez Müller, Humanisme en leven na de dood, Civis Mundi, 1, 2009.
[4] Bron: Seventh ecumenical council, Icon, 17th century, Novodevichy Convent, Moscow. Het tweede Concilie van Nicea wordt gezien als het zevende oecumenisch concilie.
[5] Zie S.W. Couwenberg (red.), Karma, reïncarnatie en de roep om zingeving, Civis Mundi jaarboek 1997.
[6] I. Maso, Postmortaal toekomstperspectief onzin? Repliek op de kritiek van Paul Wouters. Civis Mundi, 3, 2009.
[7] S.W. Couwenberg, Zin of onzin van een discussie over een onmogelijk lijkende gedachte. Civis Mundi, 3, 2009.
[8] Zie C.W. Rietdijk, The Scientifization of Culture, 1994, Hfdst. 10.