Kort begrip moderniteit als nieuw beschavingstype 5

0

Modernisering tijdsbesef

Wim Couwenberg

Uit: Civis Mundi Digitaal #54, 2018-01

deel 1 – deel 2 –  deel 3 – deel 4 – deel 5

1. Van continuïteit naar discontinuïteit

Henri Bergson Durée et simultanéité. [10]

Premoderne culturen beleefden de tijd nog als een cyclisch gebeuren: een eindeloos zich herhalende kringloop met verleden, heden en toekomst als een grote met elkaar verbonden eenheid (in het verleden ligt het heden, in het nu wat komen gaat), en in de filosofie van de duur van de Franse filosoof Henri Bergson leeft dat tijdbesef in zekere zin nog voort. Vergankelijkheid, ouderdom en dood worden in dat tijdbesef ervaren als iets vanzelfsprekends, en als zodanig in religieuze zin aanvaard.

In de geschiedenis van de moderniteit wordt die premoderne cyclische tijdseenheid doorbroken en het tijdverloop als een voor- en opwaartse beweging opgevat, daarbij inhakend op joods-christelijke tradities waarin voor het eerst het besef groeit van geschiedenis als een voor- en opwaartse beweging, zij het nog beleefd in exclusief religieuze zin.

Door voortgaande processen van individualisering en fragmentering van de samenleving, zo is een bekende historische zienswijze, lijken collectieve dragers van historische ontwikkeling als een gemeenschappelijke religie, natie, staat of beschavingstraditie hun integrerende invloed te verliezen. Met het verbleken daarvan in het historische besef wankelt ook het idee van geschiedenis als een continue stroom waarin we als tijdgenoten onze plaats en betekenis proberen te bepalen. De eigen tijd wordt zodoende niet meer beleefd als schakel in een omvattend beschavingsproces en in dat perspectief zin en betekenis gegeven.[1] We leven in een staccatocultuur die geen continuïteit meer kent, constateert in dit verband de socioloog A.C. Zijderveld.[2]

In dat gemoderniseerde en geseculariseerde tijdsbesef krijgt de tijd een oneindige dimensie, en vallen vergankelijkheid, ouderdom en dood daarmee moeilijk te rijmen. In filosofische en literaire literatuur komt dat tot uiting in de beleving van het leven als iets ongerijmds en absurds. Het ouder worden en ouderdom worden in de moderniteit nog wel heel verschillend beoordeeld, zoals hieronder kort toegelicht.

2. Verheerlijking van wat jong en nieuw is

cyclische Azteekse – Maya kalender: alles komt terug [11]

Met de opkomst en ontwikkeling van de jongerencultuur in de jaren ’60 lijkt de verheerlijking van wat jong en nieuw is als een van de kenmerken van de moderniteit voorgoed door te zetten tegelijk met het neerkijken op het onvermijdelijk ouder worden. In die jaren culmineerde dat zelfs in de opvatting dat je boven de 30 eigenlijk al niet meer meetelde. Leeftijdsdiscriminatie wordt sindsdien een gevestigde praktijk ondanks artikel 1 van de Grondwet. De ouderen zijn de negers van de toekomst, stelde de schrijver W.F. Hermans in die jaren al kort en bondig. Als ouder worden overgaat in ouderdom en fysieke aftakeling met allerlei ouderdomskwalen zich aandient, wordt het zelfs in het voetspoor van de oude Romeinse wijsgeer Seneca aangemerkt als een ongeneeslijke ziekte.

Eerst waren het alleen de zestigplussers die min of meer voor spek en bonen in het arbeidsproces werden getolereerd. Naarmate de computer, de digitale communicatie in het algemeen, veld won werd leeftijd waarop iemand met een plus werd bedeeld steeds lager. Een mijlpaal werd bereikt met de uitvinding van de rollator. Ongetwijfeld een zegen voor mensen met een evenwichtsstoornis of die slecht ter been zijn. Maar de rollator werd symbool voor lichamelijke verval. Jongere generaties verkeren in de veronderstelling dat de meeste mensen van boven de 60 aan een rollator toe zijn. En hoe treurig dat ook mag zijn, stelt de journalist Henk Hofland, veel ouderen laten zich dat aanleunen. Ze laten zichzelf in een nieuw verdomhoekje generaliseren.[3]

Sinds de jaren ’60 krijgen liberale waarden als autonomie, zelfexpressie, zelfredzaamheid e.d. steeds meer nadruk in de sindsdien snel opkomende jeugdcultuur, en de daarmee samenhangende prioriteit van jeugd en jeugdigheid als levensstijl. Ik heb die machtsverschuiving van oudere naar jongere generaties zelf nog meegemaakt. In mijn jeugd bepaalden oudere generaties nog de norm en de levensstijl, en keken jongeren met het nodige respect tegen hen op. Sinds de opstandige jaren ’60 kantelt dat onverhoeds en betrekkelijk radicaal. Het zijn jongere generaties die dan hun stempel gaan drukken op de levensstijl en het uiterlijke voorkomen. Ouderen leveren sindsdien steeds meer in aan respect en waardering. Dat je vanaf je 70e levensjaar niet meer echt meetelt, zit in onze huidige cultuur ingebakken, constateerde Marli Huijer als denker des vaderlands. Op de keper beschouwd is hier sprake van een zekere generatiestrijd, waarin de jongere generatie bij voorbaat de overhand heeft. Civis Mundi heeft zich als reactie hierop geruisloos tevens ontwikkeld tot een orgaan waarin het denkende deel der natie bij het klimmen der jaren toch nog gelegenheid vindt tot zelfexpressie en het uiten van reacties op actuele gebeurtenissen, problemen en ontwikkelingen.

Als pleister op de wonde van het ouder worden pleegt men ouderen voor te houden dat zij nu eenmaal moeten leren leven met toenemende kwetsbaarheid, en daardoor afhankelijker worden, en minder of niet relevant meer. Alleen bij verkiezingen, of als het commercieel of anderszins goed uitkomt, blijven zij nog meetellen. In lijn met die ontwikkeling ligt ook de aankondiging van een wet op stervenshulp bij zelfdoding, als mensen het gevoel krijgen dat het eigen leven voltooid is, want niet langer relevant, en gebukt gaan onder ouderdomskwalen die de steeds ouder wordende mens tot een nieuwe gehandicapte mens maken.

3. Gemoderniseerde visie op het ouder worden

Hedy d’Ancona Socrateslezing [12]

Als reactie op die negatieve waardering van ouder worden en ouderen roept Hedy d’Ancona de samenleving in haar Socrateslezing van 29 mei 2017 op anders naar die vergrijzingstendens te kijken. Na voorheen als feministe op te komen voor de emancipatie van de nog steeds secundair gestempelde vrouw, ziet ze het nu als haar roeping dat te doen voor de steeds ouder wordende mens. In lijn hiermee is er inmiddels een richting in het denken over vergrijzing die die tendens in meer optimistische zin interpreteert. Het gaat hier om een historisch uniek fenomeen. Nooit eerder was het aantal ouderen zowel in absolute als in relatieve zin zo groot als in onze tijd. Het wordt wel geïnterpreteerd als een logisch uitvloeisel van het moderniseringsproces. En dat noopt tot een herdefiniëring van het begrip ‘oud’. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de gezonde levensduur in komende jaren nog aanzienlijk verlengd kan worden dankzij het voorkomen of herstellen van allerlei aandoeningen die tot nu toe tot ouderdomskwalen gerekend worden. Op basis hiervan wordt een nieuw concept van de oudere mens in het vooruitzicht gesteld, de zogenaamde novo geront (de Homo Senex Vitalis), die tot op hoge leeftijd actief blijft en als zodanig een nieuwe stap in de evolutie van de mens aankondigt. Daarnaast ziet men een groeiende aantal ouderen die nog redelijk vitaal zijn dankzij de geavanceerde medische technologie, de zogenaamde prothesegeront (zogenaamde Homo Senex Artificialis).[4] Daarbij moet wel aangetekend worden dat er een groeiende variatie is wat de levensduur betreft, evenals in gezondheid. Die variatie loopt grofweg tussen het eerder gesignaleerde onderscheid tussen hoger en lager opgeleiden als nieuwe maatschappelijke scheidslijn. Dat is een nieuwe maatschappelijke scheidslijn[5]. Het is een optimistische visie die steun vindt in de ontwikkeling van de anti-aging geneeskunde.

“Heb de moed om oud te worden”, is de titel van de afscheidsrede die J. Dohmen als hoogleraar filosofie van de levenskunst wijdde aan de problematiek van het ouder worden. Hij zet zich in dit verband nadrukkelijk af tegen de gerenommeerde Amerikaanse bio-ethicus E. Emanuel, die niet ouder wilde worden dan 75. Dat is volgens deze filosoof gebaseerd op een achterhaald beeld van het ouder worden in onze moderne samenleving, namelijk dat ouderdom in de ogen van deze bio-ethicus zonder meer gelijkstaat met verval, fysieke achteruitgang en verlies van creativiteit en productiviteit. Maar het ergste, zo voegt hij daaraan toe, is het verlies van fysieke en mentale onafhankelijkheid.

Emanuel maakt daarmee in de ogen van zijn criticus een karikatuur van dat ouder worden. Het nieuwe ouder worden wordt hiertegenover opgevat als een persoonlijke zoektocht, een proces van unieke zelfverwerkelijking. Ook hoge leeftijd kent zijn bloei, al zit daar natuurlijk een stevige verlieskant aan. Dat ligt geheel in de lijn van enkele recente boeken, waarin zelfs betoogd wordt dat mensen zich in hun laatste levensjaren juist gelukkiger voelen dan in hun jongere jaren. Belangrijk voor die zienswijze is een mega-onderzoek onder 340.000 Amerikaanse mannen en vrouwen tussen de 18 en 85 jaar, onder leiding van de Amerikaanse psycholoog Arthur Stone. Inzet van dat onderzoek was de vraag hoe gelukkig deze mensen waren met hun leven, of ze last hadden gehad van stress, angstig waren geweest, zorgen hadden gehad, e.d. Tegen de verwachting in was de uitkomst van dit onderzoek dat de oudste groep, tussen 80 en 85 jaar, zich het gelukkigst voelde.

Pieter Jan Entrop: de Levenstrap [13]

In de ogen van deze psycholoog vertoont geluk in de levensloop een U-curve. Op 18-jarige leeftijd voelen we ons top. Daarna gaat het langzamerhand bergafwaarts, maar rond het 50e jaar groeit het geluksgevoel weer, om te stijgen tot zelfs boven de 80. Die omslag op middelbare leeftijd relateert deze psycholoog aan een veranderde levenshouding en mentaliteit bij het ouder worden. De lichamelijke aftakeling wordt dan namelijk gecompenseerd door het nog beschikbare reservoir aan kennis, vaardigheden en toegenomen geestkracht.

Twee andere Amerikaanse psychologen bouwden hierop voort en bevestigden die uitkomst, zij het met andere accenten.[6] Fysiek worden we minder, maar in cognitief en emotioneel opzicht juist beter. In hun onderzoek wordt verzet tegen het ouder worden dan ook niet aangetroffen. Op zijn minst gaan biomedische gerontologen ervan uit dat het verouderingsproces kan worden vertraagd, zo niet stopgezet. De zoektocht naar de eeuwige jeugd vindt tegenwoordig plaats in de laboratoria van biomedici, en de spreekkamer van de cosmetische chirurg.

Novogeront

Ten slotte verwijs ik in dit verband naar het intrigerende boek van Time-journaliste Catherine Mayer, getiteld: Amortality. On pleasures and perils of living agelessly. Het is een methode van leeftijdsbeheersing die erop gericht is veroudering en doodgaan zolang mogelijk te ontkennen en past naadloos in het hedendaagse perspectief van de maakbare mens, dat tegenwoordig furore maakt en ook een van de discussiethema’s van Civis Mundi is. Daarin wordt vergrijzing niet zo zeer als een doem, maar als een zegen voorgesteld, in de veronderstelling dat een gezonde levensduur aanzienlijk verlengd kan worden dankzij het voorkomen of herstellen van allerlei aandoeningen die tot nu toe nog tot ouderdomskwalen gerekend worden. Dit impliceert wel het overwinnen van traditionele weerstanden tegen ingrepen in het levensproces zoals het diagnosticeren en zo mogelijk verhelpen van genetische defecten met behulp van genetische modificatie. Daarmee kan een nieuw concept van de oudere mens gecreëerd worden, de zogenaamde novogeront, die tot op hoge leeftijd actief blijft en als zodanig een nieuwe stap in de evolutie betekent.[7]

De kwetsbaarheid en eindigheid van het leven worden bestreden door steeds meer technisch-medische middelen, met verlenging van de levensduur tot gevolg. Maar er is op een eigenaardige wijze ook een heel andere, namelijk spirituele weg tot dat doel bewandeld, en wel door de volgelingen van het bijzondere boek A Course in Miracles, een hedendaagse openbaring van gene zijde, dat als kroonboek van de nieuwe spiritualiteit is aangemerkt. Het is opgetekend door een klinische psychologe en atheïste, Helen Schucman. Haar volgelingen weigeren de eigen kwetsbaarheid en eindigheid onder ogen te zien. Het idee van technologische en spirituele maakbaarheid beoogt hetzelfde, te weten het negeren van de dood als levenseinde. De Cursus is de expressie van een oud en tegelijk nieuw verlangen, namelijk een bestaanswijze te ontwikkelen die immuun is voor de dood als feitelijk gegeven, en zodoende te leren leven zonder enige angst voor de dood, het ultieme teken van onze kwetsbaarheid als sterfelijk wezen.[8]

Hoewel ik zelf tot op hoge leeftijd actief probeer te blijven, heeft het geen zin te ontkennen dat we ondanks voortgaande activiteit geleidelijk aan de overgang ondergaan van langzaam krimpende activiteit en daarop steunende verwachtingen. Dat mondt ten slotte uit in het loslaten van de illusies van weleer, en berusting in het einde lopen van de eigen fysieke zijnswijze, dat tegelijk de overgang inluidt naar een nieuwe, onbekende zijnswijze. Probleem in dat proces van veroudering is wel dat fysieke en geestelijke veroudering niet synchroon kunnen lopen, zoals ik zelf ervaar.

Positief punt

Positief punt dat in die neergaande ontwikkeling te onderkennen valt, is de mogelijkheid die dat biedt tot een beter inzicht te komen in het eigen geschiedverloop, tot betere kennis ook van de grote lijnen die zich daarin scherper gaan aftekenen, evenals tot een beter besef van de historische betrekkelijkheid van de eigen tijd en de eigen verrichtingen. Dit is temeer een opgave voor diegenen die zich in hun tijd van grote activiteit en ambitie onderscheiden hebben door bijzondere prestaties als schrijvers, politici, ondernemers, sportlieden e.d., en daarmee zodoende roem en bekendheid oogstten. Maar die eens genoten roem vergaat niettemin op termijn in groeiende vergetelheid. Sic transit gloria mundi, zo vergaat aardse roem, zoals de Romeinen dat in hun tijd al plachten te zeggen. Al zijn er beroemdheden die zich aan die Romeinse ervaring onttrekken. Zo is in eigen land een wereldvoetballer als Johan Cruijff van allerlei kanten al onsterfelijk verklaard.

Levende in een moderne samenleving en cultuur, waarin we menen alles zoveel mogelijk naar onze hand te kunnen zetten, groeit met het klimmen der jaren ook het besef dat de dingen nogal eens heel anders lopen dan beoogd en verwacht, mede doordat we ons verkijken op de loop der dingen en de bedoelingen van andere tijdgenoten daarbij. In eerste instantie wordt daarop, in de tijd waarin we nog vitaal en vol ambitie zijn, met zekere ergernis gereageerd. Maar bij het naderen van de ouderdom gaat dat veelal over in een zeker gevoel van gelatenheid.

Gelatenheid als hulpmiddel

In een recent boek van de Duitse filosoof Wilhelm Schmid, bekend geworden door zijn belangrijke boeken over levenskunst, beschrijft deze filosoof heel adequaat in tien stappen de weg naar gelatenheid; een houding die bij uitstek kan helpen het ouder worden goed te verwerken. Dat idee van gelatenheid is sinds de Romeinse filosoof Epicurus in de westerse filosofie een belangrijk begrip geworden, zich met name uitend in het vermogen de ouderdom gelaten te aanvaarden zoals hij komt.[9]

In de Nederlandse letterkunde is het J.C. Bloem geweest die dat gevoel van gelatenheid prachtig vertolkt heeft in het volgende gedicht:

De Gelatene

Ik open ‘t raam en laat het najaar binnen,
Het onuitsprekelijke, het van weleer
En van altijd. Als ik één ding begeer
Is het: dit tot het laatst beminnen.

Er was in dit leven niet heel veel te winnen.
Het deert mij niet meer. Heen is elk verweer,
Als men zich op het wereldoude zeer
Van de miljarden voor ons gaat bezinnen.

Jeugd is onrustig zijn en een verdwaasd
Hunkren naar onvergankelijke beminden,
En eenzaamheid is dan gemis en pijn.

Dat is voorbij, zoals het leven haast.
Maar in alleen zijn is nu rust te vinden.
En dan: ’t had zoveel erger kunnen zijn

Uit: Verzamelde Gedichten, Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2002.

Die ontwikkeling naar een zekere gelatenheid is temeer plausibel in een tijd als de onze, waarin we te maken hebben met een steeds sneller geschiedverloop, processen van globalisering van economie, politieke cultuur en technologische revoluties die ons aanpassingsvermogen voortdurend op de proef stellen. Nauwelijks de digitale revolutie verwerkt hebbend, staan we op de drempel van een vierde industriële revolutie; een nieuwe technologische omwenteling, die ons leven, ons werk en sociale relaties ingrijpend zal veranderen op een schaal en met een complexiteit die we nog niet eerder hebben meegemaakt. In het licht van dit alles krijgt het gevoel van betrekkelijkheid van wat ons kleinschalig leven eens zozeer in zijn greep hield en zo hoog scoorde nog een sterker accent.

Noten

[1] Zie o.a. F.R. Ankersmit, De toekomst van het verleden, in: A.C. Zijderveld (red.), Kleine geschiedenis van de toekomst, 1994, pp. 12-19.
[2] A.C. Zijderveld, Staccatocultuur, flexibele maatschappij en verzorgingsstaat, 1996.
[3] Henk Hofland. De negers van de toekomst. Socialisme en democratie, 12, 2009.
[4] Zie onder andere J. Baars, Het nieuwe ouder worden, 2006; B. Sipsma, Naar een nieuwe ouderenwereld, Civis Mundi, 2, 2009; K. van Beek e.a., Anders gaan denken over ouderdom, Socialisme en Democratie, 12, 2009.
[5] Zie S.W. Couwenberg, Tijdsein. Civis Mundi Jaarboek 2011, pp. 143-144.
[6] Zie Mindy Greenstein en Jimmy Holland, Lighter as We Go: Virtues, Character Strengths, and Aging, 2014.
[7] Zie D.H. Sipsma, Van oude mensen, de dingen die gaan komen, 2008; idem, Naar een nieuwe ouderen wereld, Civis Mundi 2, 2009.
[8] Zie Anton van Harskamp, Mijn zelf is heer en meester van het universum. Over spiritualiteit en kwetsbaarheid, in: Bert Muschinga en Bettine Siertsema, De utopie van de maakbaarheid, 2008, pp. 89-115.
[9] Zie Wilhelm Schmid, Gelatenheid – wat we winnen wanneer we ouder worden, Nederlandse vertaling, 2015.
[10] Bron: Bergon
[11] Bron: Azteken kalender
[12] Bron: Hedy d’Ancona Socratieslezing
[13] Bron: Pieter Jan Entrop Levenstrap

Avatar foto

(1926-2019) was oprichter en hoofdredacteur van het filosofisch tijdschrift Civis Mundi. Ooit begonnen als journalist, was Couwenberg in de jaren zestig politiek actief voor de toenmalige KVP. Van 1976 tot 1995 was hij hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Erasmusuniversiteit in Rotterdam. Hij publiceerde regelmatig in dagbladen, tijdschriften en boeken.