Fred de Haas
(2012) ― De late Spaanse Middeleeuwen ― het vroege Middellandse Zeegebied ― de politiek van Ferdinand van Aragon en Isabella van Castilië ― de activiteit rond de Spaanse handelsvloten ― de rijke Spaanse taal ― de regionale invloeden van het Iberisch schiereiland ― de Spaanse muziekinstrumenten en versvormen ― de harpmuziek van Vera Cruz en oude Arabisch-Andalusische akkoordenschema’s
deel 1 – deel 2 – deel 3
In onderstaande beschouwing neem ik u in vogelvlucht mee naar de wortels van de muzikale erfenis die erfenis die de Cariben en Latijns-Amerika van het oude Spanje hebben ontvangen. Deze wortels reiken tot in de late Spaanse Middeleeuwen en het vroege Middellandse Zeegebied.
De politiek van Ferdinand II van Aragón (1452-1516) en Isabella I van Castilië (1451-1504), de activiteit rond de Spaanse handelsvloten, de rijke Spaanse taal, de regionale invloeden van het Iberisch schiereiland, de vele Spaanse muziekinstrumenten en versvormen, de oude Arabisch-Andalusische akkoordenschema’s die nog doorklinken in de Polo van het Venezolaanse eiland Margarita getuigen nog steeds van een innige verbondenheid van het Caribisch gebied met het Latijns-Amerikaanse continent en de muziekcultuur van de vroegere Spaanse conquistadores.
Vanaf de 15e eeuw heeft de economische en culturele invloed van Spanje zich doen gelden in de Cariben en op het vasteland van Zuid-Amerika.
Een van de culturele componenten wordt gevormd door de Latijns-Amerikaanse muziek waarvan de wortels tot diep in de Spaanse Middeleeuwen, de Renaissance en de Barok reiken.
Dat geldt niet alleen voor de ‘academische’ salonmuziek maar ook voor de ‘volksmuziek’, genres waartussen in de voorbije eeuwen een opmerkelijke overdracht plaatsvond.
Llibre Vermell de Montserrat, Ad mortem festinamus (± 1400) ― Jordi Savall
Volksmuziek
Onder ‘volksmuziek’ verstaan we hier de muziek die grote groepen in een samenleving beschouwen als hun erfgoed en identiteit, met dien verstande dat dit enigszins vage begrip ‘identiteit’ aan voortdurende verandering onderhevig is.
Dit artikel belicht de historische achtergronden en kenmerken van de door de oude muziek van het Iberische schiereiland beïnvloedde Latijns-Amerikaanse volksmuziek, speciaal die van het Caribisch gebied, het vroegere scharnierpunt van de ‘Latijnse ziel’.
Smeltkroes van culturen
Vier eeuwen lang vormde het Caribisch gebied een gemeenschap die openstond voor invloeden van overzee: het Iberisch schiereiland (Spanje en Portugal), Afrika, Kaapverdië, de Canarische eilanden, het Middellands Zeegebied en later Frankrijk, Engeland, Nederland en andere.
Daarbij is het van belang te beseffen dat de kolonisatie van Zuid-Amerika in de eerste eeuw (de 16e) vooral plaatsvond vanuit Andalusië en Extremadura, een gebied dat achthonderd jaar onder Arabische heerschappij had gestaan en waar veel verschillende culturen elkaar hadden ontmoet, getolereerd en bevrucht. Laten we in dit verband eens luisteren naar het ensemble Mudéjar dat de sfeer oproept van de Spaans-Arabische Middeleeuwse beschaving:
Música andalusí ― Leilun ‘ayib & Ya shadine ― Ensemble Múdejar
Aan de oorsprong van de Andalusisch-Arabische muziek stond de uit Iran afkomstige musicus Ziryab die zich in Andalusië vestigde onder het kalifaat van Abd al Rahman II (822-825). Ziryab werd beroemd door zijn luitspel en zijn zang.
Eeuwenlang zou de Arabische muziek op het Iberisch Schiereiland klinken totdat de herovering van Spanje door de Christenen ervoor zorgde dat, vooral vanaf de 13e eeuw, de ‘Spaanse’ Arabieren naar het zuiden trokken, gevolgd door de Arabische muziekscholen die zich zouden vestigen in Marokko, Tunesië, Libië en Algerije:
En una noche maravillosa (Moaxaja) ― Nuba marîbat Al-Huseyn [Bitâyhî]
Toen de katholieke Koningen Ferdinand en Isabella de Arabieren en Joden uit Spanje hadden verdreven na de val van Granada in 1492, verdween ook langzamerhand de Islamitische en Joods-Sefardische beschaving en werd in Spanje de katholieke cultuur overheersend.
Zo kwam het dat het katholicisme via het Spaanse koloniale imperium over het grootste deel van Zuid-Amerika kon worden verbreid.
We gaan luisteren naar een voorbeeld van de Joods-Sefardische muzikale beschaving die, overigens, in de 19e en 20e eeuw aan een opleving begon:
Música sefardí ― Shir Nashir, canción medieval en judeo-catalán (siglo XIV) ― Rosa Zaragoza canta
Het Caribische gebied
Nadat de inheemse (‘Indiaanse’) gemeenschap was vernietigd, werd in het Caribisch gebied de Spaanse en, later, de Afrikaanse cultuur dominant.
Je kunt dan zelfs spreken van een Afro-Andalusische invloed die tot op de dag van vandaag in de Spaanstalige Caribische gebieden zijn stempel drukt op een cultuur waarvan de muziek een van de vele verschijningsvormen is.
De handel die ontstond rond de grote, commerciële Spaanse vloten en de bloeiende slavenhandel zorgden er ook voor dat er in de koloniale tijd veel verbinding was tussen het Iberisch schiereiland en de overzeese gebieden.
Zo kon eeuwenlang een culturele overdracht betrekkelijk ongestoord plaatsvinden.
De Spaanse taal
De eerste Spanjaarden die voet aan wal zetten op de Caribische eilanden en het Zuid-Amerikaanse vasteland, waren voornamelijk afkomstig uit Andalusië en Extremadura.
Het soort Spaans dat in de eerste eeuw overwegend werd gesproken in de koloniën, vertoonde dan ook voornamelijk de kenmerken van het Andalusische Spaans, waarvoor de ge-aspireerde ‘s’ of het weglaten van de s-klank en de d-klank tussen twee klinkers karakteristiek was.
Deze kenmerken zijn tot op heden bewaard gebleven in het Caribisch gebied.
Om een idee te krijgen van deze uitspraak kunt u luisteren naar de woordvoerders van een jolige groep Cubanen die allerlei Cubaanse gerechten staan aan te prijzen:
Guantanameros en Habana. Cambron y su gente.
Vooral het Caribisch gebied, met inbegrip van de kustgebieden van Colombia en Venezuela zou deze ‘slordige’ uitspraak blijvend met zich meedragen.
In deze en volgende eeuwen zouden zich, naast de officiële ― koloniale ― ‘moedertaal’ Creoolse talen als het Papiaments van de ABC eilanden, het Creools van Jamaica en Suriname, het Creools van Haïti en de Franse Caribische gebieden ontwikkelen uit het Spaans, het Portugees, het Engels en het Frans.
Ook zouden zich talrijke elementen uit onder andere de Bantoe talen vermengen met het Creools en de uitspraak ervan beïnvloeden.
Voorlopers van het Caribische Creools waren het Afro-Spaans of ‘Guineo’ uit Andalusië dat daar al werd gesproken aan het eind van de 14e eeuw en ― vanaf de 15e eeuw ― het Afro-Portugees van de Afrikaanse westkust.
Sporen van op Spaanse leest geschoeide Creoolse talen die in de 17e eeuw werden gesproken in, bijvoorbeeld, Puerto Rico, kan men terugvinden in de Spaanse toneelteksten van die tijd en o.a. in de poëzie van Sor Juana Inés de la Cruz.
Handel en culturele contacten
Door de grote bedrijvigheid rondom de Spaanse handelsvloten ontstonden er veel contacten en uitwisselingen op allerlei gebied.
Portugezen, Spanjaarden, Basken, Galiciërs en Catalanen brachten hun eigen cultuur mee en dus ook hun eigen muziek en ‘cancioneros’ (liederenbundels).
Vanaf het einde van de 16e eeuw kon de muziek in het Caribisch gebied zich vrij ontwikkelen en zich losmaken van de traditionele regels die nog steeds in Spanje golden.
De kosmopolitische samenstelling van de bevolking zorgde ervoor dat invloeden uit verschillende culturen elkaar konden doordringen.
Het was dus niet zo dat Spanje een onomkeerbaar dogmatisch stempel op de muziek heeft kunnen drukken, al zou het officiële Spanje dat natuurlijk wel graag gewild hebben.
Zo kon het gebeuren dat in de Spaans/Portugese koloniën geboren muzikanten muziek begonnen te maken die de uitdrukking was van de geest van de toenmalige bevolking.
Er ontstond op die manier een Creoolse volkscultuur met eigen ensembles en orkesten die zich zouden gaan onttrekken aan de invloed van de Kerk en de officiële Spaanse kapelmeesters die bijzonder groot was.
Vooral de Jezuïeten deden er alles aan om de inheemse bevolking op te leiden tot volwaardige Europese musici. ‘Letanía’ (eind 17e eeuw), gezongen in het Guaraní, een van de inheemse talen van Paraguay, is een voorbeeld van dit laatste:
Letanía ― Anónimo en Guaraní ― Música en las Misiones Jesuíticas de Paraguay o Bolivia
De aanwezigheid van de Jezuïeten[5] in Zuidelijk Brazilië, Argentinië en Paraguay is nog steeds zichtbaar in de vele 17e eeuwse ruïnes van hun bouwwerken die door Unesco in 1993 tot Werelderfgoed verklaard zijn:
Reducciones Jesuíticas Guaraníes ― Jesuiten Guaraní Reduktionen (Paraguay, Argentina)
De bevolking kreeg de beschikking over harpen en violen en speelden daar al gauw even virtuoos op als hun collega’s in Europa. Bezoekers uit Spanje waren stomverbaasd dat ze in de koloniën zulke schitterende polyfonische en Barokmuziek konden horen. Ook kwamen er inheemse componisten die prachtige ‘Europese’ muziek schreven. Beroemd zijn de 17e eeuwse muziekstukken die gevonden zijn in de archieven van de kathedraal van Puebla en Lima. Een voorbeeld van spel op de harp van Paraguay:
La Sol Fa Mi Re ― Gaspar Fernandes ― Baroque Music in the New Spain (Puebla Cathedral, 17th century)
Het grote aantal instrumenten dat vanuit Spanje het nieuwe continent binnenkwam, moest het leven veraangenamen en de bevolking gunstig stemmen voor het Spaanse koloniale gezag. Dat was een bewuste en bijzonder geslaagde politiek van de Spaanse koningen.
En daaraan is het ook te danken dat er zo’n grote verscheidenheid aan instrumenten in Zuid-Amerika te vinden is.
En ― no hay mal que por bien no venga (elk nadeel heeft zijn voordeel) ― de Zuid-Amerikanen zijn verwoede liefhebbers van hun eigen muziek geworden. En, mét hen, ook vele anderen.
Een nieuw muzikaal huis
De nieuwe volkscultuur zou een nieuwe muzikaal huis bouwen op de fundamenten van de oude Spaanse modellen. Daarbij bleef men voor wat de zang betreft het soort verzen gebruiken die zich het beste leenden voor de muzikale behoefte.
Andalusisch-Arabisch, instrumentaal en zang
Zo bestond er een grote voorkeur voor het 8-lettergrepige vers dat heel karakteristiek was voor Spanje en Portugal. Maar men hield ook van de onregelmatige seguidilla die was afgeleid van de Arabische ‘Zéjel’:
Música Andalusí Btâyhî Moaxaja Zejel ― Calamus
‘Eigen’ Zuid-Amerikaanse muziek
De vorming van die ‘eigen’ muziek kreeg zijn beslag in de 18e eeuw. Bovendien kwam door de komst van grote aantallen Afrikanen de tweedelige maat in zwang die zich op intrigerende wijze aansloot bij de driedelige Spaanse.
U hoort de Venezolaanse harpist Hugo Blanco speelt een tweedelig Afrikaans ritme op zijn harp, begeleid door cuatro en trombone:
Hugo Blanco y Su Conjunto ― Ritmo Africano (1963)
Villancicos en Aguinaldos
Directe nakomelingen van de Spaanse muziek uit de 16e eeuw zijn de Villancicos ― de Kerstliedjes en Aguinaldos (liedjes gezongen rond Nieuwjaar). Deze muzieksoorten vertonen grote overeenkomsten in Puerto Rico, Venezuela, Colombia en het gebied rond Vera Cruz in Mexico.
Luister naar de Estudiantina uit Guadalajara in ‘Vamos pastores vamos’:
Estudiantina Guadalajara ― Vamos pastores vamos
Het is curieus om te constateren dat deze Kerstfolklore niet voorkomt in gebieden waar suikerriet, koffie en cacao werd verbouwd omdat de Kersttijd samenviel met de oogst, zoals in Santo Domingo en Cuba. Oneerbiedig gezegd was er toen even geen tijd voor het zingen van Kerstliedjes! Er was werk aan de koloniale winkel.
Paraguayaanse Polca
Als laatste wil ik aantekenen dat genres als de oorspronkelijke Paraguayaanse Polca, de in vele landen gespeelde salonmuziek als de mazurka, de wals, de danza en andere dansvormen niet uitsluitend afkomstig zijn van het Iberisch schiereiland maar ook uit landen als Frankrijk en Oostenrijk.
Ook de vormgeving van de folklore is zeker niet alleen terug te voeren op Spanje.
Noten
[1] Bron: Vicente Espinel
[2] Bron: Spanish Galleon Firing its Cannon
[3] Bron: Spaans galjoen San Martín Admiral Álvaro de Bazán’s flagship at the Battle of the Terceira Islands (Battle of the Azores), which would seal the unification of the Kingdoms of Spain and Portugal.
[4] Bron: Sor Juana Inés de la Cruz
[5] Hun geschiedenis wordt in het Spaans verteld op https://youtu.be/wE2nyxjCowg