Vooraanstaande soefi-mystici

Hoofdredactie m.m.v. Paul Mulders

Soefi stromingen — Over de mystieke soefi stroming: de tasawwufDe oorsprong en ontwikkeling van tasawwufVooraanstaande soefi-mystici — Soefi-ordes in oost en west — Over een universele stroming binnen de soefi-leefwijzen

Rabi‘a al-Basra (717-801)

Aan het legendarische levensverhaal van de mystica Rabi‘a — Rābi‘a al-‘Adawiyya al-Qaysiyya als ‘vierde’ (de letterlijke betekenis van haar naam) dochter van een arme familie en het eerste deel van haar leven een slavin en gedwongen prostituee — is de idee van de onvoorwaardelijke liefde voor God om God alleen, La illaha Il’Allah, verbonden.

In die dagen een nieuw idee in de jonge beweging van tasawwuf. Tot dan toe concentreerden de islamitische soefi’s in navolging van christelijke woestijnmonniken zich vooral op het innerlijk gevecht met het ego en met de eigen demonen.

Onvoorwaardelijke en allesomvattende liefde voor Allah of God

Rabia al Adawiyya[10]

Rabi’a Basri introduceerde een heel nieuw perspectief en toon, niet zozeer het ascetisme en de versterving, maar de onvoorwaardelijke en allesomvattende liefde voor Allah of God. Niemand anders dan zij heeft de geschiedenis van tassawuf met haar eigen leven zo ingrijpend beïnvloed.

Het zou overigens nog zeker twee eeuwen duren voordat dit idee van de grenzeloze Godsliefde onder de soefi-mystici gemeengoed werd. Haar uitzonderlijke levenswandel wordt in vele anekdotes, verhalen en in enkele teksten van haar hand beschreven. Toen mensen haar vroegen waarom zij met een brandende toorts in de ene hand en in de andere hand met een emmer water over straat liep, antwoordde zij:

Die emmer water gebruik ik om de hel uit te doven en de toorts om de hemel in brand te steken, opdat niet de vrees voor de hel of het verlangen naar het paradijs mij zal belemmeren om God lief te hebben om Zijns wil.

Werkelijkheid

In de liefde bestaat er niets tussen hart en hart.
Wat we zeggen komt voort uit verlangen,
ware woorden vanuit een echt proeven.
Iemand die proeft, weet;
iemand die uitlegt, liegt.
Hoe kun je de echte vorm van Iets beschrijven
in de aanwezigheid waarvan je uitgedoofd wordt?
En in wiens zijn besta je dan nog?
En wie leeft er dan als een teken van jouw reis?[1].

Abu Hamid Al-Ghazali (1059-1111)

Al-Ghazali[11]

De theoloog, filosoof en later mysticus Abu Hamid Al-Ghazali — aanvankelijk een religieuze leraar in Bagdad, heeft een buitengewone en cruciale rol gespeeld in de institutionalisering en legitimatie van tasawwuf. Voor zijn tijd waren er al een aantal bijzondere handboeken over tasawwuf verschenen en vond er ook een eerste vorm van organisatie in ordes of broederschappen plaats. Dankzij hem werden de ervaringen en leerstellingen van deze mystici gedeeltelijk opgenomen in de islamitische leer. Zijn werken hadden ook een enorme invloed op de verdere ontwikkeling van de islamitische wetenschappen.

Een gebeurtenis die voor deze ontwikkeling verantwoordelijk was, bleek een hele persoonlijke: een vorm van bekering die hij beschreven heeft in zijn boek Al-Muniqidh min al-Dalal, dat wat ontoereikend als De Redder van de Dwaling, ook in het Nederlands is vertaald.

De kennis van het hart

Na een diepe persoonlijke crisis en retraite, nam de grote theoloog Abu Hamid al Ghazali na een zwerftocht van elf jaar door heel het Midden-Oosten, afstand van zijn eerdere rationalistische filosofische en theologische posities om te erkennen dat er nog een andere bron van kennis is, de ma’arifa, of de kennis van het hart, die minstens zo belangrijk is. Echte kennis is niet louter een verzameling informatie, maar een proces van transformatief leren.

Sindsdien werd hij een hartstochtelijk pleitbezorger voor de dynamische eenheid van de uiterlijke en innerlijke weg; van de buiten- en binnenkant der dingen, waarbij het primaat voorbij elke twijfel bij de laatste lag. In zijn bekendste boek dat hij na zijn periode van zwerven schreef ‘Ihya’ ‘ulum ad-din, De herleving van de religieuze disciplines, gaf hij een omvattende beschrijving en uiteenzetting van alle religieuze wetenschappen en praktijken. Het is nog steeds een standaardwerk is binnen de islamitische theologie van vandaag. Zijn mausoleum is te vinden in Tus (Khorasan), de stad van zijn geboorte en waarnaar hij de laatste tien jaar van zijn leven terugkeerde.

Het is de plicht van een leraar dat hij zijn leerling geen advies onthoudt. Nadat deze de uiterlijke wetenschappen bestudeerd heeft, moet hij hem de innerlijke onderrichten. Hij moet hem vertellen, dat het doel van het onderricht eruit bestaat nabijheid tot God te verwerven, geen macht of rijkdom. God schiep ambitie als een middel om achter die kennis aan te gaan die echt wezenlijk voor een mens is.[2]

Farid al-Din ‘Attar (omstreeks 1145-circa 1220)

Detail van het kaft van het epos van Farid_al-Din_Attar
“De conferentie van de vogels” [12]

De Perzische dichter Farid al-Din ‘Attar uit Nishapoer is een belangrijke Soefi-schrijver en dichter. Hij leefde en werkte daar aanvankelijk als een apotheker in een bazaar, in een parfumwinkel. De naam ‘Attar betekent ook parfum of apotheker.

Tegelijk onderhield hij als marktkoopman een nauw en duurzaam contact met een soefi-leraar uit zijn stad. Zo werd hij een verhalenverteller en een hartstochtelijk volger van het mystieke pad. De tijd waarin hij leefde was, net als in deze jaren, politiek gezien hard en wreed. Zo ontkwam hij op honderdjarige leeftijd niet aan zijn eigen onthoofding.

De conferentie van de vogels

‘Attar is vooral bekend geworden door twee teksten: een bundel met de overgeleverde verhalen rond de bekendste Soefi-heiligen Tadhkirat al-Awliya; maar nog veel meer door een tweede: Manṭiq al-ṭayr, De conferentie van de vogels. Het is zijn bekendste mystieke epos dat nu nog steeds in theaters wordt vertolkt.
Daarin beschrijft hij in een allegorische en poëtische stijl de weg van de zoeker door zeven valleien naar de ultieme kennis van en vereniging met God. Het is een reis van dertig verschillende vogels onder leiding van de hop, die alles meemaken, tegenkomen en ondergaan die een oprechte zoeker op zijn levenspad ook doormaakt. Uiteindelijk arriveren ze op de berg Qaf bij de Simoergh, een mythische vuurvogel. Om daar te ervaren dat zij en deze gestalte uiteindelijk in elkaar opgaan en een zijn. En altijd zijn geweest.

In de duisternis van de nacht begon een Soefi te huilen.
Hij zei: ‘Deze wereld is als een gesloten doodskist,
waarin we gevangen zitten en waarin we,
door onze onwetendheid, ons leven in dwaasheid en verdriet doorbrengen’.

Wanneer de Dood komt om de plank van de kist weg te nemen,
zal iedereen die vleugels heeft naar de Eeuwigheid vliegen.
Maar zij die geen vleugels hebben zullen erin opgesloten blijven.
Dus, vrienden, doe je best om, voordat de plank weggenomen wordt,
een vogel op de Weg naar God te worden;
doe alles wat je kunt om je vleugels en veren te ontwikkelen.[3]

Ibn al-‘Arabi (1165-1240)

Ibn Arabi[13]

Muḥyī al-Dīn Ibn al-‘Arabi, ook wel bekend als de sheikh al-akbar, de grootste meester, was een uitzonderlijke mysticus, dichter en filosoof van soennitische origine. Ook in Europa werd hij door zijn grote toewijding en begaafdheid gekend en geëerd met de titel ‘Doctor Maximus’.

Zijn geboorteplaats is de stad Murcia, in Zuid-Spanje. Al vroeg in zijn leven kreeg hij bijzondere visioenen en inzichten die hem eerst naar de bekende Soefi-leraren in zijn omgeving leidden. Hij zou in Andalucia een hemelse vogel hebben geschouwd, wat hem ertoe dreef een reis naar het Oosten te ondernemen, die hem op zesendertig jarige leeftijd naar Mekka bracht. Daar was hij bijzonder onder de indruk van de heilige plaats, de Ka’ba, waar de zichtbare wereld (ghayb) de onzichtbare werkelijkheid (shuhus) ontmoet. Hij kreeg onderdak bij een sjeikh, wiens dochter bij hem het beeld opriep van de eeuwige wijsheid (Sophia aeterna). Over deze bijzondere ontmoeting schreef hij:

Nooit zag ik een vrouw, wier gelaat schoner was, zachtmoedig van hart en begiftigd met spirituele kracht en het vermogen haar symbolische wijsheid in verlokkende taal te gieten.[4]

Na wat omzwervingen onder meer naar Konya, de stad van de bijna contemporaine mysticus Mevlana Rumi, vestigde hij zich in Damascus.

Praktische en systematische theologie en spiritualiteit met elkaar verbonden

Ibn al ‘Arabi werd, meer dan enig andere islamitische mysticus, een auteur die praktische en systematische theologie en spiritualiteit op het hoogst voorstelbare menselijke niveau met elkaar verbond. Zijn overgeleverde geschriften, ongeveer 500 (sic!) zijn voor een mens te talrijk om allemaal te bestuderen en tot zich te nemen. Van de honderden werken die aan hem worden toegeschreven zijn al-Futuhat al-makkiyya en Fusus al-hikam het meest bekend.

Het grootste en centrale inzicht dat Ibn al ‘Arabi aan de theologie en mystiek, binnen tasawwuf en de Islam, maar ook ver daarbuiten, heeft geleverd ligt in zijn ervarings-geïnspireerde opvatting over de Eenheid van alle Zijn, wajd al wujud.
Er is maar een Zijn en het hele bestaan is niet anders dan een manifestatie of uiterlijke afstraling van dat Ene Zijn of Wezen. Het is tot op zekere hoogte een islamitische vertolking van de neoplatonische leer van Plotinus (Alexandrië, 204–270). Religiewetenschappers vergelijken hem ook graag met Meister Eckhart, de grote mysticus uit de christelijke traditie die honderd jaar later leefde[5].

In zijn essentie is God onkenbaar, hoewel hij zich op drie manieren of boeken kenbaar maakt: als de aangeboren en diepste kern in elk mens, in het boek van de Koran en in het boek van de natuur de kosmos.

Laat ons naar vereniging gaan

Luister, o innig geliefde!
Ik ben de realiteit van de wereld,
het centrum en de omtrek.
Ik ben de delen én het geheel.
Ik ben de wil gevestigd tussen hemel en aarde.

Innig geliefde!
Ik heb je zo vaak geroepen
en je hebt mij niet gehoord.
Ik heb mijzelf zo vaak aan jou getoond
en je hebt mij niet gezien.
Ik heb mijzelf zo vaak geurig gemaakt
en je hebt mij niet geroken.
Smakelijk voedsel
en je hebt mij niet geproefd.

Waarom kun je mij niet bereiken door
het voorwerp dat je aanraakt;
of mij inademen door zoete geuren?
Waarom zie je mij niet? Waarom hoor je mij niet?
Waarom? Waarom?

Voor jou gaan al mijn verrukkingen
alle andere verrukkingen te boven;
en het plezier dat ik je verschaf
gaat al het andere plezier te boven.
Bij jou krijg ik de voorkeur
boven al de andere goede dingen,
Ik ben schoonheid, ik ben genade.

Heb mij alleen lief, alleen mij.
Heb jezelf lief in mij, alleen in mij.
Hecht jezelf aan mij,
niemand is meer binnenin dan ik.
Anderen heb je lief uit eigen gewin,
ik heb je lief omwille van jouzelf
en jij, jij vlucht weg van mij.

Innig geliefde!
Je kunt mij niet rechtvaardig behandelen,
want als je mij benadert,
is dat omdat ik jou benaderd heb.

Ik ben je nader dan je jezelf bent.
Ik ben je nader dan je ziel, dan je adem.
Wie van alle schepselen
zou jou behandelen zoals ik?
Ik ben jaloers op hoe jij in jezelf bent.
Ik wil dat je bij niemand anders hoort,
zelfs niet bij jezelf.
Wees de mijne, wees voor mij zoals je in mij bent,
hoewel je je daar niet eens van bewust bent.

Innig geliefde!
Laat ons naar vereniging gaan.
En als we de weg vinden
die naar afscheiding leidt
zullen we die weer te niet doen.[6]

Mohammed Jalal al-din Rumi (1207-1273)

Kalligrafie van een dansende derwisj uit de Ottomaans-Turkse traditie[14]

Hoewel bijna overlappende tijdgenoten, is het niet duidelijk of beide mystici, Ibn al ‘Arabi en Mevlana Rumi elkaar ooit ook persoonlijk ontmoet hebben. Maar zeker wel via een tussenpersoon, een belangrijke leerling van Ibn al ‘Arabi, Sadr al-Din Qunawi die in het jaar 1273 de begrafenis van Mevlana Rumi zou leiden.

De jonge Rumi, afkomstig uit Balkh in het noorden van het huidige Afghanistan, groeide op in een spirituele familie. Zijn vader kende in Balkh als religieuze leraar en mysticus een groot aanzien en invloed, maar besloot zijn plek rond 1214 uit angst voor de nadering van de Mongoolse horden te verlaten. Na een zwerftocht van enkele jaren door vele steden in het islamitische gebied, vestigde de familie zich uiteindelijk in Konya, het Iconium uit de christelijke traditie van Paulus. Een stad met een grote syncretische of plurale inslag. Volgens de traditie deed de karavaan toen ook Nishapoer aan waar de inmiddels oude ‘Attar woonde. Toen de stoet voorbijkwam zou deze, duidend op vader en zoon, gezegd hebben:

‘zie hier een rivier die gevolgd wordt door een oceaan’.

Mevlana Rumi was toen nog een jongen van zes jaar.

Mevlana Rumi volgde zijn vader als religieuze geleerde en leraar in de stad Konya op. Op een gegeven moment ontmoette hij daar de zwervende derwisj Shamsi Tabriz. Deze ontmoeting zou zijn leven in de jaren die daarop volgden compleet op zijn kop zetten.
Rumi werd van al zijn uiterlijke geleerdheid ontdaan, in metaforische zin onthoofd. En vond hierdoor in zichzelf een veel diepere bron van kennis en liefde.

Mathnawi, Winkel van eenheid

Een bron die hem tot op de dag van vandaag tot de belangrijkste Perzische dichter zou maken. Met een boek, de Mathnawi i-Masnawi, Spirituele Coupletten, dat wel de Koran in het Farsi (Perzisch) wordt genoemd. En met een spirituele veerkracht en duurzaamheid die hem, als een islamitische mysticus en dichter na 800 jaar na dato tot de belangrijkste dichter in de Verenigde Staten maakte.

Zijn grote spirituele en episch-didactische werk is de Mathnawi, Masnavi-i Ma’navi. Zelf noemde hij dit leergedicht ‘de winkel van eenheid’. De Mathnawi is een poëtische en educatieve hertaling of leergedicht, van de Koran, de hadith, de overlevering van verzamelde en vastgelegde verhalen en parabels uit de islamitische en zo rijke Perzische traditie. Het zesdelige boek bevat meer dan 25.000 verzen of 50.000 dichtregels. Het opent met de beroemde zin:

Luister naar het riet hoe het een verhaal vertelt,
een klaagzang over scheiding —
zeggende: Sinds ik van het rietbed werd gescheiden,
heeft mijn jammerklacht man en vrouwe doen kreunen.[7]

Bespeler van de Neyfluit in Kerman, Iran – foto Joke Koppius

Deze symboliek verwijst, vergezeld door de klank van de Turkse rietfluit of ney, naar de onvermijdelijke opheffing van de eenheid van alle leven en de daarop volgende menselijke ballingschap en dualisme. Het is deze afgescheidenheid die de mens weer naar zijn ‘rietbed’, zijn bron of oorsprong doet terugverlangen.

Hij werd in het Turks Mevlana ‘onze meester’ genoemd, naar de door zijn zoon gestichte Mevlevi-orde. Deze soefi-orde staat in het Westen vooral bekend om het ritueel van de dansende derwisjen in hun witte gewaden.
Bij zijn dood streden de joden, christenen en moslims van Konya om de eer hem naar zijn graf te mogen dragen. In Konya is zijn mausoleum nog steeds een heilige plaats voor gelovigen en volgelingen over de hele wereld.

Divan-e Shams-e Tabrizi

De Divan-e Shams-e Tabrizi is een grote verzameling lyrisch-poëtische teksten of ghazals die Mevlana begon te spreken (en zijn leerlingen opschreven), nadat hij voor de tweede maal van zijn dierbare spirituele vriend Shamsi van Tabriz gescheiden werd.

Zou jij buigen?

Als de Vriend in jou opstaat,
zou jij dan voor hem buigen?

Zou je je afvragen waar hij vandaan kwam
en hoe hij hier komt?
staat dit de ontmoeting in de weg.

Als je dan zegt ‘ja, ik zal buigen’,
is dat belangrijk.

Maar als je antwoordt:
‘kan ik er ook op rekenen?’

Drukke mensen rennen van her naar der
en murmelen ‘oh, nu weet ik het, nee, toch niet’.

Heb je wel eens een kameel met oogkleppen gezien,
die nu eens deze kant op draait en dan weer naar de andere?

Wees stil en wentel je zonder wil.
Steek je hand niet op om iets te vragen.

O dierbare, die als een Jozef in de put van het lichaam verkeert,
zie, er hangt een touw recht voor je. Strek je hand daar naar uit!
Een blinde man heeft je voor
achttien valse munten gekocht.

Lege metalen kopjes slaan rinkelend tegen elkaar
en de volle maan komt uit haar verborgenheid tevoorschijn.
Maak alsjeblieft een geluid!
Jij bent de kostbare wilde hyacint,
die voor de sikkel gespaard wordt,
niet de tarwe dat Adam at.

Met dit gedicht herinner ik je eraan
je te kleden in de bloem van de kwaliteiten van de Geliefde,
niet in je door zelfafwijzing verscheurde jurk.[8]

Hafiz van Shiraz (circa 1320-circa 1390)

Tombe van Hafiz, Shiraz – foto Joke Koppius

Hafiz of Hafez is de koosnaam van de lyrische Perzische dichter en soefimysticus Moḥammad Shams al-Dīn Ḥāfeẓ. Lange tijd verdiende hij in de stad Shiraz zijn brood als bakker. Een hartstochtelijke verliefdheid op een jonge vrouw uit een hogere klasse, bracht hem in een persoonlijke crisis, waarin hij uiteindelijk niet voor haar maar voor de goddelijke, de Ene Liefde koos. Zijn poëzie is wel de volmaaktste uitdrukking genoemd van de menselijke ervaring van de goddelijke liefde.

In die jaren ontving hij ook een klassieke religieuze opvoeding, leerde de Koran uit zijn hoofd en schreef commentaar over religieuze klassiekers. Zijn grote verliefdheid zette hem ook aan tot de poëzie. Als hofdichter zou hij later de bescherming van meerdere heersers van Shiraz ontvangen.

Beslissend in zijn ontwikkeling was zijn ontmoeting met de soefi-leraar Mohammed ‘Attar. Elke dag zou Hafiz hem een nieuw gedicht gebracht hebben. Veertig jaar lang zou deze Hafiz streng in zijn spirituele ontwikkeling volgen en begeleiden. Totdat hij zelf de vereniging met de Ene ondervond.

Zijn lyrische gedichten of ghazals, staan bekend om hun uitzonderlijke schoonheid van klank en vorm. In hem kwam, net als in Mevlana Rumi enkele decennia eerder, het verlangen naar de vereniging met de goddelijke liefde tot volle bloei. Nog meer dan Rumi, brak Hafiz op libertijnse wijze vaak de conventionele codes van de islamitische traditie. Dat leidde tot veel ophef en kritiek en soms ook tot zijn verbanning. Maar hij weigerde ondanks uitnodigingen van andere hoven zich elders te vestigen dan in Shiraz.

In vergelijking met Rumi is de poëzie van Hafiz wat speelser en lichtvoetiger. Hij maakt een ruimer en voller gebruik van zijn grote verbeelding.

Diwani Hafiz i Shirazi

Tombe van Hafiz inscriptie-detail – foto Joke Koppius

De Diwani Hafiz i Shirazi, zijn overgeleverd werk, bestaat uit 500-700 gedichten. Oorspronkelijk zouden dat er wel tien keer zoveel geweest zijn, maar veel clerici en fundamentalisten hebben die vernietigd. Er bestaat geen definitieve versie van de Diwan, de pas later verzamelde werken van Hafiz. De huidige edities variëren van 573 tot 994 verschillende gedichten.

Hafiz had een grote invloed op de Perzische dichtkunst na hem. En hij is nog steeds ongemeen populair. Nu nog steeds kan men in Iran een terloopse voorbijganger treffen, die zowel gedichten van hem als van Mevlana Rumi uit zijn of haar hoofd kan opzeggen.

Mijn zoete, gekreukelde engel

Je hebt niet slecht gedanst, mijn dierbare
terwijl je probeerde de handen van de mooie Ene vast te houden.

Je hebt met grote stijl je wals gedanst,
m’n zoete, gebroken engel
om ooit Gods hart zo dicht te naderen.

Onze Partner is erom berucht dat Hij moeilijk te volgen is,
en zelfs Zijn beste musici zijn niet altijd eenvoudig om naar te luisteren.

Wat zou het als de muziek voor een tijdje was gestopt?

Wat doet het ertoe als de toegangsprijs tot het Goddelijke
vannacht buiten je bereik ligt?

Wat zou het toch, mijn dierbare,
als je het niet in je hebt om te dobbelen voor Echte Liefde.

Het verstand en het lichaam zijn erom berucht
het hart te gijzelen;
maar Hafiz kent de gewoonten van de Geliefde.

Heb geduld

Want Hij is niet in staat
om jou lang weerstand te bieden.

Je hebt niet slecht gedanst, mijn dierbare,
terwijl je de Schone, de Ene probeerde te kussen.

In werkelijkheid heb je met een geweldige stijl gewalst,
o mijn zoete,
o mijn zoete, gekreukelde engel.[9]

Noten

[1] poemhunter.com/rabia-al-basri
[2] Abu Hamid Al Ghazali
[3] poemhunter.com/poem/in-the-dead-of-night-9.
[4] Steigerwald, D. (2014). The Mystical Visions of Ibn Arabi. Geraadpleegd 2017-11-25 amaana.org/ismaili/ibn-arabi-diana-steigerwald.
[5] Braak, A. van der (2016) De universele mystiek van Meister Eckhart en Ibn al-Arabi. Geraadpleegd 2017-11-25 nieuwwij.nl/opinie/universele-mystiek-meister-eckhart-en-ibn-al-arabi.
[6] Braak, A. van der (2016) De universele mystiek van Meister Eckhart en Ibn al-Arabi. Geraadpleegd 2017-11-25 nieuwwij.nl/opinie/universele-mystiek-meister-eckhart-en-ibn-al-arabi.
[7] Reshad Feild, De Rede kan Liefde niet uitdrukken, Mirananda, nd, pp 80-84.
[8] Ode 2938 uit: Coleman Bark & Nevit Ergin (1999). The Glance. Ghazal: Viking Penguin.
[9] Hafiz. “I Heard God Laughing. Renderings of Hafiz door Daniel Ladinsky.” Vertaling van Cora Barakat Slieker. Uit: Soefi Poëzie, door Cora Barakat Slieker in eigen beheer uitgegeven.
[10] Bron: Rabi‘a al-Basra
[11] Bron: Al Ghazali
[12] Bron: de conferentie van de vogels
[13] Bron: Ibn Arabi
[14] Bron: door essani666.deviantart.com Tekst: “Ya olduğun gibi görün ya da göründüğün gibi ol”. “Doe je voor zoals je bent; wees zoals je je voordoet”.

update 2020-10