Zen without dirty hands

0

Ton Lathouwers

Teisho, 20 juli 2001, de Tiltenberg[1]

Koffie zetten

In de Tiltenberg waar deze conferentie plaatsvindt, loopt tegelijk ook een tentoonstelling met foto’s. Raadselachtige foto’s omdat ze zo gewoon, zo onopvallend gewoon zijn.

Afgebeeld wordt telkens dezelfde persoon die elke keer met aandacht dezelfde handeling uitvoert. Het gaat om heel simpele handelingen zonder geschiedenis: koffie zetten bijvoorbeeld. Niets meer dan dat: een onbekend iemand die met aandacht iets doet en de camera die dat met dezelfde liefdevolle, niet tussenkomende aandacht registreert.

De kunstenaar bleek zelf bijzonder getroffen door de aandacht waarmee een op zichzelf idiote handeling wordt uitgevoerd. En, net als ik, zal het u al wel eens opgevallen zijn dat veel van onze handelingen eigenlijk idioot zijn: herhalen van zaken die op zichzelf zinloos zijn.

Zinloosheid

Ryozen Kannon (Quan Yin) in zazen[2]

Ook het alsmaar herhalen van het gaan zitten in zazen lijkt, na het enthousiasme van de eerste ontdekking, zinloos te zijn en het zitten in zazen heeft veel te maken met het in het licht laten treden van die ogenschijnlijke zinloosheid. Geen wonder dat een bekende zenlerares ooit zei:

“we are all idiots”.

Je doet steeds hetzelfde en het gaat je tegenstaan ook al omdat het geen enkel perspectief blijkt te hebben. En het helpt niet dat je nog zo vaak hoort of leest dat net dan ene, dat net die ene handeling — koffie zetten, de plantjes water geven, de hond uitlaten, gaan zitten in zazen, … — een eindeloos perspectief biedt, een grenzeloze totaliteit openbaart. Dat net in dat ene, ogenschijnlijke idiote, de volheid van het bestaan zich kan openbaren. Allemaal mooie woorden die alleen al daarom gewantrouwd moeten worden.

Het onbegrensde ervaren

Toch moet je het erop wagen, toch moet je die gok aandurven. Met alle schroom tegen wat wij uitspreken en verwachten of precies niet durven te verwachten. Misschien moet je die eindeloze herhaling op je nemen tot je diep in die handeling het onbegrensde wonder van die handeling ontdekt en ervaart.

En zelfs dat is maar een begin of één kant van een wonderlijk verhaal zo u wil. Want die ervaring van het mysterieuze, het onbegrensde blijft toch maar een particulier gebeuren dat alleen voor het individu van belang lijkt te zijn, dat die ontgrenzing plots ervaart. Maar er is nog een diepere dimensie al kun je daar enkel schroomvol, tastend over spreken.

Tarkovski

Misschien dat beelden in dit verband meer zeggen dan beschrijvende woorden. Ik herinner mij in dit opzicht een opmerkelijk beeld uit de openingsscène van ‘Offret’, een film van de Russische cineast Tarkovski die ik al zo vaak gezien heb. Een heel aangrijpend beeld overigens van een onbestemde dreiging: op een kil, woestijnachtig stukje kaal strand in een verlaten landschap ligt een krakkemikkig bootje. (Het offer [Offret] — Andrei Tarkovski[3])

De dreiging op de achtergrond van dit doodse beeld wordt weliswaar pas later ingevuld met de suggestie van een derde wereldoorlog en de begeleidende doodsangst, ontreddering, niets weten, niet te weten wat te doen en toch te moeten handelen.
Die schaduw hangt al loodzwaar over de openingsbeelden en toch zegt plotseling iemand iets heel wonderlijks:

“Als iedereen over de hele wereld, elke dag, één enkele handeling in stilte en met aandacht zou doen, bijvoorbeeld een glas onder de kraan houden, een paar slokken nemen en het glas dan leeggooien, meer niet, als iedereen op aarde deze handeling eindeloos blijft doen, geloof me, de wereld zal worden gered”.

Dat gaat oneindig veel dieper dan de op zich ook waardevolle ervaring dat een ogenschijnlijk banale handeling als het drinken van een glas water een mysterie is. Maar dat diezelfde banale handeling, herhaald in stilte en aandacht, ook de wereld kan redden, neen, de wereld zal redden, is van een heel andere orde.

Heilsverwachting

Maitreya Boeddha[4]

Toch is dat wat elke religie ons voorhoudt in talloze variaties: dat de wereld zal worden gered. Elke religie opent dat perspectief van redding, van heilsverwachting: dat alle tranen zullen worden gedroogd, dat alle lijden zal ophouden.

Maar alleen al het woord ‘heilsverwachting’ toont al het gevaar aan dat alle heil wordt geprojecteerd op een verre, onmogelijk voor te stellen of na te voelen toekomst aan de andere kant van de tijd. De wereld zal worden gered, ooit, bij de wederkeer van de Christus of de komst van de Maitreya Boeddha. Ziezo, keurig samengebald in een plaatje dat zo in een zilveren lijstje op het huisaltaar kan.

Verandering begint in ons hart

Te zeggen dat die redding integendeel nu gebeurt in een tijdloos heden, is evenwel al even gevaarlijk. Want het lost niks op als wij over het hier en nu gaan praten in een heel andere toonaard. Het vervangen van een apparaat aan woorden en beelden door een ander arsenaal van begrippen haalt niets uit. De verandering zal moeten ingrijpen op ons hart, zal moeten uitgaan van ons hart, van onze diepste existentiële ervaring.

Het verzelfstandigen van een abstract ‘hier en nu’ blijft uiteindelijk even levenloos en troosteloos als heilsverwachtingen geprojecteerd op een onvoorstelbare toekomst. Met dit voorbehoud in gedachten is het belangrijk toch te luisteren naar de ontroerende getuigenissen die de zentraditie maar ook onze eigen westerse traditie gewijd hebben aan die onvoorwaardelijke redding ‘right here, righ now’, van al wat is.

Het ‘nu’ verbonden met verleden en toekomst

Zo zegt de dichter T.S. Eliot ergens:

“dit moment te leven is inclusief een oneindig verleden en een oneindige toekomst.”

Laat u niet misleiden door de abstracte, filosofisch klinkende toon van deze woorden. Uit het leven en het werk van deze bijzonder authentieke dichter blijkt dat deze woorden een diep beleefde ervaring vertolkten. Zij maken duidelijk dat het wezenlijk om veel meer gaat dan een geïsoleerd “nu” dat aan de tijd en de geschiedenis ontheven zou zijn. Want dat is het gevaar van woorden, van uiteindelijk alle woorden.

Zo lijkt het indrukwekkende getuigenis van Juliana of Norwich:

“All shall be well”,

zo lijken die woorden aan het begin van Tarkovski’s film de belofte in te houden dat alles gered zal worden, door liefde, door schoonheid of door zelfs de schijnbaar onbelangrijke herhaling van een aandachtig gedane handeling.

Doorgaan, met of zonder perspectief

Dit gaat onze onmiddellijke bevatting te boven maar het blijft ons aanspreken en dan met name die context van eindeloze, alles omvattende bevrijding waarin het alsmaar herhalen van een schijnbaar zinloze handeling perspectief, zin en betekenis krijgt. Koffie zetten, een glas water drinken, zitten in zazen, de gelofte van de bodhisattva uitspreken, tot je een ons weegt of nog minder. En toch doorgaan. Desnoods zonder perspectief, zonder dat je ook maar iets voelt.

Water geven aan een dode boom

Het offer [Offret] — Andrei Tarkovski[5]

Dat inzicht komt in diezelfde film van Tarkovski aan bod in een prachtig beeld dat trouwens geïnspireerd is door een bekend Russisch verhaal. Het gaat over een jonge novice in een Russisch klooster die het absoluut niet meer ziet zitten. Het enthousiasme waarmee hij gehoor heeft gegeven aan de roepende stem van God is wellicht al helemaal verzand in de verveling van altijd dezelfde routine van het klooster.

En dan krijgt hij van zijn geestelijke leidsman, zijn staretz, de opdracht om elke dag water te geven aan een dode boom. In het begin protesteert de jongen want een dergelijke idiote onderneming gaat in tegen elk gezond verstand: die boom is dood en geen zondvloed zal hem ooit tot leven wekken. Van een zinloze handeling gesproken.

Maar die jongen doet het toch. Elke dag loopt hij kilometers ver om die dode boom water te geven. Allicht vloekend, zeker vol onbegrip om zoveel idiotie. Maar één dag, plotseling, stond die dode boom volop in bloesem. Wat dat ook moge betekenen want wat hier aarzelend onder woorden wordt gebracht gaat uiteraard om veel meer dan een dode boom die tegen alle beter weten in begint te bloeien.

Er is altijd nieuw leven

Dit poëtische beeld gaat om wat wij mogen hopen, om wat wij mogen verlangen, om waar wij uiteindelijk zicht op krijgen. En dat ik niet anders kan samenvatten dan dat er iets onvoorstelbaar nieuw is en dat dat leven is, oneindig veel groter dan ik ooit kan begrijpen, lees: er begripsmatig vat op kan krijgen.

De plaatjes van de os

Riding the Bull Home (nr 6)[6]

Datzelfde beeld blijkt overal en altijd weer op te duiken. Ook in de zentraditie. Sommigen onder u zullen “de plaatjes van de os” kennen, een verhaal dat de dynamiek van de zenweg probeert te verbeelden aan de hand van verschillende etappebeschrijvingen op een vergelijkbare wijze als Johannes van het Kruis dat bijvoorbeeld in een christelijke verbeelding deed met de bestijging van de Berg Carmel.

De plaatjes van de os verbeelden de lotgevallen van een man — in mijn bewerking is het vrouw — die het zicht op zichzelf, zijn ziel, zijn bestemming, die onbestemde diepe essentie — die hier is verbeeld door een os — is kwijtgeraakt.

Aan het eind van een heel lange en langdurige zoektocht eindigt het verhaal tenslotte op de markt waar de man heel gewoon staat te zijn. Misschien een koffietje drinken, boodschappen doen, die heel gewone dingen van ‘niets speciaals’. Hoe ongelooflijk gewoon en dat als resultaat van zo een eindeloze zoektocht?

De wasformule van Dreft

Maar schijn bedriegt. Want twee slotverzen zetten dat ogenschijnlijk doodgewone plotsklaps in een heel ander perspectief:

“En overal waar zij komt, staan plotseling alle dode bomen in bloei”.

Die doodgewone passage op de markt verbergt en toont tegelijk iets onvoorstelbaars.

Geen tegennatuurlijk of bovennatuurlijk wonder of mirakel maar het echte wonder: dat dode bomen in bloei staan waar zij voorbijkomt. Dit is het perspectief waar onze Westers-christelijke traditie die verbijsterende belofte:

“Zie, ik maak alles nieuw”

voor bezigt. Ook dat is uiteraard maar een woord. Nieuw. Spreek het tien keer na elkaar uit en het smaakt alweer oudbakken. De wasformule van Dreft die al honderd keer nieuw en vernieuwd is geweest. Het ‘nieuwe’ waarover deze belofte het heeft, gaat evenwel veel dieper. Zij houdt in dat ons hart nieuw wordt, dat wij een nieuw hart krijgen.

De zentraditie heeft het nogal makkelijk over het verliezen van het ik, van dat kleine ego waar wij telkens weer over struikelen. Als je dat beeld maar voldoende herhaalt, zal het ook zijn zeggingskracht verliezen.

Hoop vanuit een groot verlies

Maar als de psalmen het hebben over “schep een nieuw hart in mij”, als zij het totaal ontdaan hebben over “vermorzeling des harten” dan gaat het precies over die ultieme verlorenheid. En van daaruit weer te spreken over hoop, het vanuit die vermorzeling weer uit te schreeuwen van verlangen van bevrijding voor alles en allen … om dat perspectief gaat het. Als dat oneindige perspectief buiten beeld wordt gelaten, dan wordt bevrijding, verlichting, vernieuwing een strikt individueel avontuur dat verzandt en dichtslibt.

Alexander Blok

Alexandr Blok — Verzameld Werk[7]

Persoonlijk ben ik altijd bijzonder ontroerd geweest door die atheïstische Russische auteurs die die profetische stem van hoop en verlangen levendig hielden al hadden zij geen enkel religieus referentiekader waarin zij die konden uitdrukken. Maar de stem van hun hart bleek sterker.

In het dagboek van de dichter Alexander Blok die ik voor mijn doctoraal diepgaand bestudeerd heb, komt een regel voor die mij in dit verband bijzonder bijgebleven is:

“Onze kunstenaars en schrijvers en zoekers, atheïsten en religieuzen, hielden het uit in de duisternis, omdat zij geloofden in het licht”.

Wij kunnen niet vragen wat dit licht is. Het is een woord, een vinger die naar de maan wijst maar niet de maan zelf. Woorden als ‘geluk’, als ‘liefde’ als ‘verlossing’, ‘bevrijding’ ‘bloesem’ als ‘zie, ik maak alles nieuw’ kunnen enkel verwijzen, zij houden het vuur brandende maar zij kunnen zeer snel weer een andere valkuil worden.

Het donker uithouden door hoop

Het ware wonder is dat alles tot leven kan komen. En dat dat niet alleen over een onpeilbare toekomst gaat maar dat het net zo goed nù is. Een geloof misschien, een oervertrouwen zeker, dat niet terug te voeren is op wat je rondom je ziet maar dat van diep van binnen komt en waarover je enkel kunt getuigen. Onze zoekers hielden het uit in het donker omdat ze geloofden in het licht.

Daarom wil ik graag een gedicht van Norman Brown, ‘De nacht in staren’ citeren. Het gaat ongeveer als volgt:

Voor het geopende venster van het universum
sta ik met mijn geopende ziel
en ik kan niet anders dan
een eindeloze keten van hoop tegen alles in,
van uitzien naar licht,
levend houden.
Vanaf het vroegste begin tot een verste toekomst,
van oneindig veel generaties, en nu levend in mij …

En dan vervolgt het:

Waar kom je vandaan?
En waar trek je ons naartoe, waar roep je ons naartoe?
O oneindige dorst naar geluk, o oneindige dorst naar licht.
Want nooit door de eeuwen heen,
ben jij verzadigd kunnen worden.
Wat is jouw oorsprong, en wat jouw bestemming?
Dorst naar geluk, en dorst naar licht.

Uiteraard zijn ook dit maar woorden. Maar toch drukken zij iets uit wat uitreikt boven alles wat onmiddellijkheid is. Toch drukken zij iets van wat wij, meer dan wat ook, nodig hebben om levend te blijven. Noem het desnoods, hoop, met alle gerechtvaardigde wantrouwen dat bijvoorbeeld de zentraditie daartegen aanvoert. Hoop.

Dostojevski, Norwich, Eliot

Juliana van Norwich[8]

Met Dostojevski zeg ik dat het leven verschraalt, als er niet dat oneindige verlangen en tegelijk dat oneindige vertrouwen, zeg maar oervertrouwen is, dat uitgedrukt wordt in beelden als “dode bomen in bloesem” of Juliana van Norwich’s

“all shall be well, all will be well”.

En dat dit zo zal zijn door, om het met alweer de dichter T.S. Eliot te zeggen,

“de loutering van ons verlangen, in het diepste van ons smeken”.

Geen enkel woord kan het uitdrukken. T.S. Eliot zei het trouwens ook zelf:

“for us there is only the trying, the rest is not our concern”.

Vandaar deze woorden, deze onophoudelijke beelden: licht, geluk, bloesem, liefde, bevrijding en dat door de loutering in het diepste van ons smeken.

De profetische stem

In de vurig bepleite en hoogst wenselijke ontmoeting tussen boeddhisme en christendom is er één stem waarmee met name het christendom zich bijzonder helder kan uitspreken in het koor der stemmen: de profetische stem. Die onvermoeid blijft getuigen van de hoop en het verlangen. Die onvermoeibaar, ook in de barre dagen van ballingschap en verwezenheid, bleef spreken en getuigen dat

“alle tranen gedroogd zullen worden, dat alles nieuw wordt, dat wij alles zullen leven van de boom des levens”.

Nogmaals, vergeet niet dat deze beloftes heel concreet zijn, dat zij jouw en mijn tranen betreffen, al die onmogelijkheden in ons leven, heel concreet, heel werkelijk. Dat is geloof, dat is verlangen, dat is geloof en profetie.

Het scheppen van symbolen

In een belangrijke discussie, een tiental jaren terug in de VS, stemden de theoloog Cobb en de boeddhistische filosoof Masao Abe merkwaardig overeen in het onderkennen van het belang van het profetisch visioen en hoe dat hoort bij de mens. De mens koestert het profetisch visioen op dezelfde plek en met dezelfde kracht als dat hij symbolen schept. Daarom is het belangrijk die profetische stem levend te houden en er elke keer weer nieuwe woorden en een nieuwe taal voor te vinden.

De collectieve dimensie van het zitten in stilte

Zazen[9]

Laten wij verder ook nooit vergeten dat deze profetische stem geen particulier gebeuren is maar uitdrukkelijk gericht is op de andere, met de andere. De zenweg heeft allerminst als bedoeling mensen geïsoleerd op te sluiten in een reageerbuis waar tijd en andere reagentia uiteindelijk de verlichting zouden bewerkstellingen.

Integendeel, hoe geïsoleerd deze activiteit van zitten in alle stilte ook lijkt, het is een zitten met alles en iedereen en een zitten voor alles en iedereen. Ook deze collectieve dimensie van met allen en voor allen is een aspect dat de Joods-christelijke traditie verrijkend kan inbrengen in de dialoog christendom-boeddhisme.

De ervaring namelijk van de ontmoeting met de ander als een ander waardoor authentiek ontmoeten mogelijk wordt, het besef ook dat ik, door het loutere feit alleen al van mijn bestaan, een bestaan in betrokkenheid op de ander bén.

Elie Wiesel en Levinas

Deze laatste vaststelling is niet zomaar een zoetsappige ethische conclusie. Mooi om te zeggen en prompt weer te vergeten. Deze ervaring engageert ons veel dieper en verder dan wij soms mee wensen te gaan. Zo is er de anekdote van de Joodse schrijver Elie Wiesel die tijdens een herdenking in het vernietigingskamp van Auschwitz uitriep:

“God, vergeef het de beulen niet”.

 Later las ik bij Levinas:

“Zelfs God,”

en maken wij verder even abstractie van deze geladen term,

“zelfs God kan niet vergeven over het lijden van anderen heen. Wij kunnen vergeven wat ons is aangedaan. Maar nooit, nooit kan een derde vergeven wat een ander is aangedaan door een ander.”

Misschien dat wij kunnen aanvaarden wat er ons overkomt in het leven, dat wij tot overgave kunnen komen. Maar het is inderdaad onloochenbaar dat wij diezelfde aanvaarding, diezelfde overgave nooit kunnen uitspreken over het lijden van anderen.

Het hart van mededogen

Jinarakkhita, ofwel Teh Ching[10]

Zodra de ander in ons blikveld komt en dat gebeurt al meteen door het simpele feit van ons bestaan zelf, zodra dat gebeurt, kantelt het perspectief radicaal. Dat is trouwens een heel belangrijke bijdrage aan de verdieping die het Mahayana-boeddhisme aanbracht in het klassieke boeddhisme dat toch veel exclusiever betrokken was op het eigen heil en de eigen redding.

Mijn leraar, Teh Ching ofwel Jinarakkhita, stevig geworteld in de Chinese Rinzai-Chan traditie, stond erop dat elke morgen het begin van de Avatamsaka-sutra werd gelezen waarin ondubbelzinnig wordt gesteld:

“Zonder het hart van mededogen”

— lees: zonder die onmiddellijke en onvoorwaardelijke betrokkenheid op de ander —

“is de meditatie, hoe betekenisvol zij verder ook mag zijn, van nul en generlei waarde”.

Toen ik dat de eerste keer hoorde, was ik geschokt en geïrriteerd. Maar de warme persoonlijkheid van Teh Ching, de minzame aandrang waarmee hij het bleef herhalen en uitdrukken, hebben mij aan het denken gezet waarna die eindeloos herhaalde woorden mij steeds dieper zijn gaan raken als onontkoombaar juist.

Betrokkenheid op de ander

Laten wij niet vergeten dat die betrokkenheid op de ander, op deze meditatie als een voertuig van bevrijding, alles en allen omvattend, opeens en bijna zonder voorgeschiedenis zijn opwachting maakte in het boeddhisme.

Het was er ineens en zo ongehoord nieuw dat die eerste monniken die het uitspraken, zo een 500 jaar na de Boeddha, zich verbijsterd afvroegen of ze zichzelf nog wel boeddhist konden noemen. Zo ketters leek het, zo ongehoord dat ze vreesden zichzelf buiten de eigen gekoesterde en vereerde traditie geplaatst te hebben.

Ineens was daar die betrokkenheid op de ander, begrip voor de ander, het verlangen om aanwezig te zijn bij de ander, om een bevrijdend voertuig te zijn. Ineens werd die eigen bevrijding, inzet van een al eeuwenlang bestaand boeddhisme, onlosmakelijk verbonden met de bevrijding van alles en iedereen.

Ketters, godslasterlijk. Zo moet deze correctie op de Boeddha hen hebben geleken maar, net als Luther, stonden zij daar en konden zij niet anders dan gehoor te geven aan de stem van hun eigen hart.

Shantideva

Shantideva op een schilderij uit de 19e eeuw[11]

De man die mee gestalte heeft gegeven aan deze radicale ommekeer of ze op zijn minst heel diep vertaald heeft is Shantideva. Hij zegt ergens:

“Toen ik dat”

 — lees: die betrokkenheid op de ander —

“ontdekte, werd mijn eigen bevrijding — mijn eigen “all shall be well” — onlosmakelijk verbonden met de bevrijding van alles en iedereen. Het was als een bliksemflits in een volslagen duister, zo nieuw. Alsof ik na jaren ploeteren in de modder plotseling een parel vond”.

We doen er goed aan deze formulering van dit volslagen nieuwe ervaren, door Shantideva en zovele andere naamloos gebleven monniken, in herinnering te brengen. Want dat is de achtergrond van wat onze traditie als opdracht naar Quan Yin lijkt toe te schuiven maar wat ons aller geboorterecht is door het simpele feit van ons bestaan: luister naar de noodkreten.

Hisamatsu Shin’Ichi

Zelfs de Boeddha kan het diepste mysterie niet begrijpen. Is dat niet het grootste mysterie van alles: dat de Bodhisattva aan haar eigen ultieme bevrijding, de uitkomst van kalpa’s worstelingen, verzaakt om bij de anderen te zijn.

Dat aspect moet ook Hisamatsu Shin’Ichi bijzonder geraakt hebben, getuige het “deep desire” dat hij gebruikt in zijn meer eigentijdse vertolking van de gelofte van de bodhisattva. Dit diepe verlangen opent de geschiedenis, herstelt haar in haar rechten, dit perspectief van hoop en verlangen en inzet maakt toekomst mogelijk, zet dode bomen in een voor het nuchtere verstand onbegrijpelijke bloei. Wat dood leek is, wordt levend, wat onmogelijk was, wordt toch open, de bevrijdende ruimte van mogelijkheid.

Beelden van solidariteit en liefde

Quan Yin, Goddess of Mercy — © Caroline Young

Ik wil graag besluiten met een tekst van Dostojevski. Zoals u wellicht weet, heeft deze Russische auteur zich uiterst zelden en dan nog in hoogst bedekte termen uitgelaten over wat voor hem het moment van bevrijding is geweest. Als hij het al doet is dat middels de dramatis personae van een romanfiguur.

Ik ken evenwel geen tekst die zo diep uitdrukt waar het in die verzen van de Avatamsaka-sutra om gaat, waar uitgedrukt wordt dat de meditatie zonder hart van mededogen harteloos blijft, een sollipsistisch[12] avontuur dat heilloos blijft.

Want daar, in die ontdekking dat in mijn bevrijding ook de bevrijding van alle anderen in het geding is, kantelt het perspectief 180 graden. Daar wordt het perspectief waarlijk religieus en krijgen zoveel symbolische uitdrukkingen hun ware reliëf. Met voor op dat symbolische beeld van Quan Yin die luistert naar de noodkreten, die afdaalt tot in de diepste hel, tot, wat Masao Abe een keer zei, tot in de uiterste mislukking, de uiterste verworpenheid.

Zij blijft erbij. Een ander beeld is dat van de Amidha Boeddha die de gelofte aflegt alleen het Boeddhaschap te willen bereiken als iedereen absoluut en onvoorwaardelijk daarin deelt. De kracht van de verrijzenis wortelt in de liefde en alleen zo is de bloesem op het dode hout mogelijk.

Dat laatste besef wordt zo treffend vertolkt door de Paasicoon. De verrijzenis uit de dood staat hier tegen een afgrond van donker en zwart. Christus daalt af tot de diepste diepten en je ziet Hem oprijzend uit het duister terwijl hij Adam en Eva rechts en links met Zich meeneemt. De verrijzenis is mogelijk precies omdat er onvoorwaardelijke solidariteit en liefde is.

Dostojevski: Aljosia, een mislukte monnik

De gebroeders Karamazov[13]

Dan de beloofde tekst van Dostojevski die dit alles, heel voorzichtig, bijna tastend probeert uit te drukken. Aljosja, een deerlijk mislukte monnik, op het dieptepunt van zijn leven als zijn wereld helemaal instort, gaat naar buiten en hij ziet de duisternis en de onpeilbare sterren. En ineens is hij geraakt, hij is aangeraakt tot in de diepste grond van zijn bestaan, aangeraakt door het mysterie. Tot vier keer toe wordt van hem gezegd: hij wist niet wat hem overkwam. Hij wist niet waarom hij ter aarde knielde, en de tranen kwamen. En dan staat er iets heel opmerkelijks:

“Maar precies op dat moment zwoer hij de aarde en de schepselen, en iedereen, en alles wat er was op moeder aarde onvoorwaardelijk trouw te blijven. Trouw tot in alle eeuwigheid. Erbij te blijven. Hij weende zelfs om de sterren aan het firmament. En hij voelde hoe mysterievolle tranen hem, hier op aarde, verbonden met al die werelden, met al die anderen. En hoe heel dat web, web licht, van donker trilde.”

Opmerkelijk, ook al omdat zo een tekst uit onze eigen traditie en tijd dichterbij brengt datgene wat in een heel andere traditie de Avatamsaka-sutra uitdrukt.

Misschien dat het vanuit dit ervaren weer mogelijk wordt om de taal van de profetieën — over de tranen die gedroogd worden- werkelijkheid te laten worden; juist omdat wij nooit over het lijden van de anderen heen kunnen stappen, omdat wij het nooit mogen aanvaarden.

Wij gaan weer de stilte in.

Noten 

[1] De van bandopname uitgetypte letterlijke tekst van deze lezing is door WW redacteur Gea Smit voor het Wijsheidsweb enigszins geredigeerd, en voorzien van afbeeldingen en tags.
[2] Bron: Ryozen Kannon statue in Kyoto, Japan.
[3] Bron: The Sacrifice [Offret] — Andrei Tarkovsky [1986]
[4] Bron: Tashilhunpo Monastery in Shigatse, Tibet, is one of the Six Big Monasteries of Gelugpa (or Yellow Hat Sect) in Tibet. This is the biggest statue of a sitting Maitreya Buddha in the world inside the Maitreya Chapel. The statue stands 26.2 meters high and is decorated with gold, copper, pearl, amber, coral, diamond and other precious stones.
[5] Bron: The Sacrifice [Offret] — Andrei Tarkovsky [1986]
[6] Bron: Mounting the Ox, slowly I return homeward. The voice of my flute intones through the evening. Measuring with hand-beats the pulsating harmony, I direct the endless rhythm. Whoever hears this melody will join me.
[7] Bron: Alexandr Blok — Verzameld Werk — 6 delen — 1971
[8] Bron: Statue of Julian of Norwich, Norwich Cathedral, by David Holgate FSDC
[9] Bron: what is zen
[10] Bron: Teh Ching ofwel Jinarakkhita
[11] Bron: Shantideva
[12] Solipsisme is het geloof of de filosofie dat er maar een enkel bewustzijn bestaat: dat van de waarnemer. Het hele universum en alle andere personen waarmee gecommuniceerd wordt, bestaan slechts in de geest van de waarnemer.
[13] Bron: First page from the first edition of Brothers Karamazov by Fyodor Dostoevsky.

Avatar foto

studeerde wis- en natuurkunde, en Slavische talen en letterkunde. Hierna volgde hij gedurende vier jaar een studie vergelijkende cultuur- en godsdienstwetenschappen over de ontmoeting tussen Oost en West. In 1968 werd Ton Lathouwers benoemd tot gewoon hoogleraar Russische letterkunde te Leuven, met een nevenopdracht aan de theologische faculteit: religieuze thematiek in de moderne literatuur. In 1987 verkreeg Ton Lathouwers zijn officiële autorisatie (transmissie) als leraar Chinese Rinzai Chan van de Chinese Ch’anmeester Teh Cheng. Sindsdien begeleidt hij zengroepen in Nederland, België en Zweden.