Ton Lathouwers
Teisho (zentoespraak) in het meditatiecentrum ‘t Hool te Eindhoven, augustus 2000[1]
De symboliek van Quan Yin
Vandaag wil ik het graag hebben over de symboliek van Quan Yin, die wel als de belangrijkste bodhisattva uit het Chinese boeddhisme beschouwd wordt. Ik kan mij voorstellen dat voor velen deze symboliek heel onduidelijk is, en dat het vaak gezien wordt als een soort Chinese folklore.
Onlangs vertelde een boeddhistische non uit Engeland, mij hoe ook daar altijd veel kritiek komt als er over Quan Yin gesproken wordt. Er wordt dan gezegd: dat is allemaal folklore, daar doen wij niet aan in het westen!
Alle reden dus om eens wat meer stil te staan bij de betekenis van Quan Yin voor ons, en zowel de kritiek als ook de symboliek te relativeren.
Betekenis van de symboliek
Want wat er nu eigenlijk in deze symboliek uitgedrukt? Nou, dat kun je niet zeggen!
Op het diepste niveau is dat iets wat een ieder voor zelf moet ontdekken, moet ervaren. Dat is niet te vertellen of uit te leggen. Het kan best dat het je helemaal niet raakt. Maar het kan ook dat je plotseling een licht ziet vallen op wat er bedoeld wordt met die symboliek, met die beelden, met die gestalte. En dat je dan iets voelt van de warmte en vooral van het leven daarin.
Zen is leven!
Ik ben eens erg onder de indruk geweest van een uitspraak van een Chinese zenmeester aan wie men vroeg wat zen was. Hij zei dan:
“Het is leven, het lééft, het lééft!”
Hij zei dat heel nadrukkelijk, bijna als een waarschuwing. Omdat hij zag hoe diep in ons de neiging is om het levende af te schermen en uit het zicht te verliezen door accenten te leggen op andere zaken die minder levend zijn.
Vertrouwen
Soms lijkt het wel alsof we daar stiekem meer vertrouwen in hebben, zoals in technieken en methoden, en in woorden als: energie en krachten.
Neutrale concepten en begrippen die eigenlijk in de weg staan, maar waar we soms meer aan gehecht zijn: de dharma, de leer, het boeddhisme, de zen, het zitten, de hara, de verlichting — wat dat ook is!
Het lijkt alsof we soms meer vertrouwen hebben in dergelijke woorden dan in het levende, in een levende persoon, een gestalte.
De huiver en het verlangen om een persoon te vertrouwen
Misschien is het ook wel te begrijpen dat er een huiver is om een gedaante of een
persoon te vertrouwen. Want wat je in je leven ontmoet van anderen lijkt dikwijls
willekeur, en ook wat je zelf kunt overbrengen is soms zo krakkemikkig en fragmentarisch,
ondanks alle goede bedoelingen en goede inzet. Dus ontstaat er wantrouwen.
Neutrale begrippen zoals: energieën, dharma, koan, daar hoef je niet bang voor te zijn, die doen je niks. Nee inderdaad, maar ze doen misschien ook helemaal niks! Uiteindelijk doen die dode dingen, waar we zo’n vertrouwen in hebben, ons totaal niks.
En dan is het toch weer het levende gelaat dat opduikt, ook uit een heel diep verlangen om het gelaat te ontmoeten. Om echt te ontmoeten, om leven te ontmoeten in plaats van begrippen, concepten, energieën. Want niemand die in nood zit roept niet: ‘O Energie, help mij!’ Nee, dan roep je om een gestalte, om een gelaat.
Het diepste mysterie van het Mahayana boeddhisme
Bij Daisetz Suzuki in het derde deel van zijn “Essays on Zenbuddhism” kunnen we lezen hoe centraal deze gestalte van Quan Yin staat in de traditie van het Mahayana boeddhisme. Quan Yin komen we in Japan ook wel tegen als Kanzeon of Kannon — waarnaar ook de camera van het merk Canon is genoemd.
Kannon is die alles ziet. Suzuki schrijft hoe in de gestalte van Quan Yin zich het diepste mysterie van het Mahayana boeddhisme uitdrukt, of wij daar raad mee weten of niet. Tussen haakjes: Mahayana boeddhisme is veel meer dan alleen zen. Zen is één manier waarop het gekristalliseerd is in de geschiedenis, en waarop wij ermee in aanraking komen.
Mahayana, Levinas en Buber
Mahayana was een grote vernieuwing in het boeddhisme. Het betekent dat ik in mijn bestaan altijd betrokken ben op anderen. Dat was een nieuwe ervaring tegenover de verstarring van het boeddhisme 2000 jaar geleden.
Dat ik altijd te maken heb met anderen en anderen met mij, een soort onpeilbare solidariteit tussen ons onderling. Zoals dat in onze joods-christelijke traditie o.a. ook door Levinas tot uitdrukking is gebracht.
Op het moment dat ik tot bestaan kom, is daar een Ander. Of dat nu mijn moeder is bij de geboorte of later de kinderen waar je mee speelt, de mensen waar je mee omgaat.
Er zijn anderen, die jou soms opvangen of die jij soms kunt opvangen.
Dit komen we tegen bij Levinas, Buber en in het boeddhisme in de woorden ‘pratitya samutpada’: dat we samen oprijzen uit de leegte. Als ik er ben, ben jij er, is daar een ander.
En die betrokkenheid zegt Suzuki: dat is het diepste mysterie! Tussen haakjes zegt hij erbij dat zelfs de Boeddha’s van alle tijden dat diepste mysterie van de bodhisattva nooit kunnen peilen.
De hemel zwijgt
Het is het diepste mysterie van het bestaan: dat er een ander luistert waar wij denken dat niks luistert, dat de hemel zwijgt. Dat klopt ook. Voor mij in ieder geval. Ik heb nooit paranormale verschijnselen gehad, geen bliksemflitsen gezien, ik heb nooit verschijningen gehad. De hemel zwijgt.
Toch is daar die diepe zekerheid, dieper dan het zwijgen, dat wij gehoord worden. “Luisteren naar de noodkreten” — dat komt zo diep van binnenuit — dat besef, waarover Suzuki spreekt, dat uiteindelijk boeddha-natuur, verlichting, licht, God, álles opzijschuift als het erom gaat anderen in nood te horen en daarbij te zijn.
Het ingrijpen door de Ander
En nogmaals, en dat is het moeilijkste en dat maakt het onpeilbaar, ook al zien wij het niet. Ook al kunnen wij nooit onze vinger leggen in de geschiedenis op de momenten waarop die kracht, dat onbekende, die andere gedaante, de Ander, genade, werkt.
We zien soms dat, tegen alle verwachtingen in, het leven doorgaat. Dat er nieuwe perspectieven komen, als door een wonder. Maar we kunnen er nooit onze vinger opleggen en zeggen: kijk, dáár gebeurt het, dáár wordt ingegrepen.
En toch is dat, zo zegt Suzuki, het meest fundamentele: er wordt ingegrepen.
Een gestalte
Je zou het ook anders kunnen zeggen, en Suzuki zegt dat bij herhaling als hij bijvoorbeeld praat over de koan — de onmogelijke vraag van het leven, dat het een diepe ervaring is te ontdekken dat er echte vrede komt waar je beseft met heel je wezen dat jij het zelf niet kunt. Wij kunnen onszelf niet met onze haren uit het moeras trekken.
Hoe je dat dan allemaal noemt, doet er niet toe: overgave, vertrouwen, geloof, een sprong in het geloof, genade, dat doet er niet toe. Dat zijn betrekkelijke woorden.
En één van die woorden is Quan Yin — zij die luistert naar de smeekbeden.
Uiteindelijk komt er een punt waarop je ontdekt dat ik, wat dat ik ook is, doorbroken moet worden. Vermorzeling des harten, wordt dat ook wel genoemd.
Er moet iets gaan stromen, íets. Maar misschien is het veel dieper om te zeggen: een gestalte. Dat ‘iets’ is een neutraal en kil begrip.
Iets of iemand
Veel dieper is het besef dat wat uiteindelijk redt, geen methodes of technieken zijn. Niets van dat alles. Geen instrument wat wij in de hand nemen, maar iets wat ik niet onder woorden kan brengen. En wat dan toch een vertolking krijgt als een gedaante, een gelaat, iemand.
Leven! ‘Iets’ is niet zo levend, althans niet voor mij. Maar ‘iemand’, een gestalte, iets dat opduikt als een vinger die wijst naar de maan. Die echter ook in de weg kan staan.
Quan Yin kan ook in de weg staan. Plaatjes kunnen in de weg staan, symbolen kunnen in de weg staan.
Maar toch hoort het bij mensen om schoonheid te scheppen, om beelden te scheppen. Kunst, als verwijzing naar grenzeloze ontferming, grenzeloos mededogen en grenzeloze betrokkenheid.
Mededogen
Er is een heel diep voelen dat er zoiets moet zijn. Vele mensen hebben in hun leven soms een heel klein iets daarvan ondervonden, een besef dat er iets bestaat als mededogen naar ons toe. Zoals het mij in mijn leven gered heeft.
Als ik dat nooit ondervonden had in mijn leven op beslissende, wanhopige en vreselijke momenten! Dat iemand een hand uitstak of mij aankeek. Dat er een gebaar was, zo echt en warm, dat ik kan concluderen: als dát er is, dan kan ik mij voorstellen wat het is als dat onbegrensd aanwezig is. En dan kan ik soms datgene toelaten, dat uiteindelijk het diepste is wat werkt.
De onbegrensdheid van een levende persoon
Zoals dat geformuleerd is in de Dharani van de Mededogende:
“Dit is het hart. Doe hier jouw werk”.
Wie die ‘jou’ ook is. Dat het laatste woord niet is: zwijgen en onverschilligheid, maar diepe betrokkenheid. De vraag daarbij is nogmaals: wat redt uiteindelijk? Methoden, technieken, begrippen, wetmatigheden? Altijd hebben we weer de neiging om daar naar toe te vluchten.
Of een levende persoon? Een levende persoon, onbegrensd, voor wie niets onmogelijk is, zoals dat in de hart sutra staat. Of zoals Kierkegaard dat uitdrukt, dat er voor een levende persoon geen grenzen zijn. Methoden en technieken zijn begrensd. Dat voelen wij ergens ook zo. Ook dat het onbevredigend is, zoals ook beelden onbevredigend kunnen blijven.
De ervaring vanuit het hart
Maar soms wordt dit beeld levend, uit ervaringen uit de roep van het hart! En zoiets is Quan Yin, 2000 jaar geleden ontstaan bij mensen die met vragen zaten: is het echt zo dat wij niets voor elkaar kunnen doen?
Zo kwam daar het diepe besef, tegen alles wat toentertijd boeddhisme was! En dat in die mate dat de mensen die dat voor het eerst vertolkten dachten, dat ze er niet meer bij hoorden. Zoiets van: ik val eruit, ik val buiten het bestaan, dit kan niet wat ik nu ervaar! Dat ging met wanhoop en tranen, en met veel pijn, en toch dat blijven bij het hart. Wij zijn op elkaar betrokken, wij kunnen elkaar helpen.
Avatamsaka sutra
Lees daar bijvoorbeeld de Avatamsaka sutra maar eens op na. Het kwam aanvankelijk aarzelend, maar nadat het eenmaal doorgebroken was met een halleluja bijna, met een vreugde en een opengaan.
We kunnen dat niet altijd beleven als we het lezen. Maar het kan ons wel raken als we zien hoe mensen die zo geworsteld hebben en wanhopig waren ineens een nieuwe ontdekking deden in hun hart, en dat verwoorden. Natuurlijk krakkemikkig zoals alle woorden, ook deze woorden van mij. En toch werd er iets uitgedrukt, met woorden en beelden, met roepen en met liederen.
En zo ontstaat Quan Yin. Luisteren naar de smeekbeden en weten: dit is waar, er wordt geluisterd. Ook al krijg ik geen antwoord, ook al zie ik het niet, en kan ik er mijn vinger niet opleggen. Weten met het hart, en juist waar de hemel zwijgt.
Jinarakkhita
Die uitspraken van Suzuki over dat dit het diepste mysterie is van het Mahayana kreeg voor mij onlangs weer nieuw leven. Ik kreeg een brief uit Indonesië van iemand die mijn oude chanmeester, Teh Ching ofwel Jinarakkhita, heeft opgezocht. Hij is nu ver in de 80 en het ziet ernaar uit dat het voor hem afloopt. Hij zit in een rolstoel, en ondanks Indonesië heeft hij het ijskoud, met dubbele sokken aan en dikke handschoenen. Hij is deels verlamd, en kan nog amper praten.
Quan Yin de belangrijkste gestalte in het bestaan
Maar is nog steeds zeer helder. Hij heeft ook mijn boek nog kunnen ontvangen, en kan ook nog steeds lezen. Het trof me in die brief te lezen dat hij heeft geluisterd naar een CD waarop wij onze sutra’s zingen, ook de sutra’s van Quan Yin, en dat hij daardoor zeer geroerd was.
Hij zei dat voor hem Quan Yin de meest belangrijke gestalte was binnen het boeddhisme, de meest belangrijke gestalte in het bestaan. Dat heeft mij enorm getroffen, dat hij bijna niet meer kon praten, maar dit kon zeggen.
Ik heb hem dat eerder horen zeggen. Toen hij al lang chanmeester was, is hij ongeveer acht jaar lang gaan oefenen in een Birmees klooster in de Theravadatraditie – waar niet met symbolen wordt gewerkt en Quan Yin niet bekend is – bij de beroemde Mahashi Sayadaw.
Hij is toen ook Mahastavira geworden in die traditie, omdat hij beide tradities wilde uitdrukken op een open manier en relativerend naar ieder vorm toe. Toch zei hij ooit eens tegen mij:
“Zonder de warmte en het mededogen van Quan Yin blijft alles dood”.
Vertrouwen in de levende ontmoeting
Zelfs na acht jaar trainen in een beroemd Theravadaklooster bij een beroemde meester had hij die warmte zeer gemist. En nu hij oud is en zijn tijd gekomen is, is eigenlijk het enige wat hij uitdrukt hoe belangrijk Quan Yin is. Wat dat ook is, wie dat ook is!
Het heeft mij ooit eens zeer ontroerd om te zien hoe ontredderd hij was toen hij iemand niet kon helpen. Dat vond ik heel groot.
Niet onmiddellijk denken: ik weet wel iets. Ik heb dat ook eens ondervonden toen ik het zelf verschrikkelijk moeilijk had. Toen heb ik hem ook zo gezien met een soort overgave én ontreddering. Niets kunnen doen en daar bij kunnen blijven. Misschien heeft dat mij meer geholpen dan alle andere dingen. Het grenzeloze vertrouwen in het leven, in Quan Yin. Niet in technieken, maar in het leven, in ontmoeting.
Sinjavski
Ik zou dat nog wat dichterbij willen brengen door iets te vertellen over een Russische schrijver, die mij zeer geraakt heeft. Hij is verbonden aan de Sorbonne in Parijs en geeft les in Russische letterkunde, zoals ik dat in Leuven deed.
Hij had nog nooit van Quan Yin gehoord. Hij is atheïst, politiek geëngageerd, schreef pamfletten — half porno, half politiek. Hij is gearresteerd geweest en naar Siberië verbannen, waar hij zeven jaar gezeten heeft.
Ik ken zijn artikelen van vroeger, ironisch en cynisch. Geen spettertje religie. En dan gebeurt er iets met hem in Siberië. Na vijf jaar wanhoop. Hij heeft dat allemaal neergeschreven op flarden briefjes die later zijn uitgekomen. En één van die briefjes vind ik zeer aangrijpend.
Helaas heeft men dat stukje weggelaten bij de eerste uitgave, omdat men er niks mee kon. Het werd beschouwd als abracadabra, maar het is zo ontroerend. Hij zegt daar:
“Een kleine deur is voor opengegaan, en ik heb gezien”.
En dat was plotseling en onverwacht, niet door boekjes of de bijbel, niet door boeddhistische teksten te lezen, niets.
De ondergaande zon
Hij zit op een boomstam voor de zoveelste dag, 365 dagen per jaar. ‘s Avonds mag hij even naar de ondergaande zon kijken, dan moet hij weer aan het werk en de barak in. En hij kijkt en ineens, daar gaat iets open! Plotseling, plotseling, en dat herhaalt hij bijna in elke regel:
“Een kleine deur is opengegaan en ik heb gezien”.
En daarna, zo zegt hij, komen al die woorden, al die begrippen, al die beelden die geen belang hebben. Ook Quan Yin is maar een beeld, maar het gaat om waar het naar verwijst! Het is maar een facultatief communicatiesysteem, om een beetje te kunnen praten.
Hij zegt verder in zijn tekst:
“Hoe zal ik het uitleggen? Ik weet het niet! Het was of er een soort totaal passief beschikbaar-zijn was. Of ik een en al gespannenheid was en verlangen om mij te openen. En ik wist niet voor wat. Om te kunnen zien. En ik wist niet wat en wie. Maar om me te openen en te zien. Een en al spanning en tegelijk een diep besef, dat niets in mij — zelfs niet die gespannen verwachting, het opengaan en het zien kon afdwingen. Ik kon het niet, zelfs niet met dat verlangen”.
Met andere woorden het komt zo diep als wonder, als genade. Misschien vindt u dat heel irritant om dat zo te horen, maar ik kan het niet anders zeggen, omdat ik het zo vaak ervaren heb hoe waar dit is. Het komt plotseling, onverwacht, door niets in jezelf. Vandaar dat ik het zo vaak heb over het vertrouwen.
Dadenloos doen
En dat was ook de ervaring van Sinjavski, dat er een deur openging. Hij noemt dat ook een soort dadenloos doen. Een soort totaal gespannen ontspanning. Ik kan niks en toch verlang ik. Maar zelfs daardoor wordt het niet afgedwongen. Hij eindigt zo:
“Slechts als je alles hebt moeten neerleggen, als je alles hebt moeten opgeven, al je instrumenten uit handen hebt moeten geven, en niet meer weet waarin je nog kunt geloven, alleen dán heb ik mogen ontdekken dat de deur opengaat. Plotseling, en helemaal uit haarzelf”.
Hoe moet je zo’n ervaring noemen? Genade, een wonder? Het is zo’n authentieke getuigenis!
Later kan hij vertrekken uit Siberië, en wordt prof in Parijs. Hij schrijft daar over die episode, wat er met hem gebeurde bij de eerste ondervragingen, en wat er gebeurde met hem als de atheïst, de cynicus en de politieke pornoschrijver.
Noem het Quan Yin
En dat heeft alles te maken met Quan Yin, een figuur waarvan Sinjavski nog nooit gehoord had. Hij kende qua religie alleen iets van de Russisch-Orthodoxe kerk uit zijn jeugd. Maar desondanks schrijft hij:
“Je wordt naar de ondervragingen geleid, en je wordt weer geslagen en getrapt. Wát is het dan dat vanzelf, diep uit je hart, tegen alles in, tegen je eigen cynisme in, daar dat gebed komt? Moeder Gods, help mij! Help mij! Blijf jij tenminste overeind, al gaat de hele wereld naar de knoppen, al gaat alles stuk”.
Hij kende die schreeuw om dat gelaat, en vraagt zich af: wat is dat in ons? Hij schrijft verder:
“Ik heb dat mensen zien en horen doen waar niemand dat van verwachtte. Dit gebeurde ook bij mij. Spontaan kwam dat op. Aan haar zullen ze niet komen. Zij zal de redding geven. Er is iemand die luistert. Ik kon niet anders dan spontaan dat toelaten wat in mij opkwam”.
Je zou kunnen zeggen, dat dit hetzelfde is wat in het Mahayana boeddhisme spontaan opkwam in de gestalte van Quan Yin.
Vrouwelijke gestalte
Hiervan zegt Daisetz Suzuki in een andere publicatie:
“De diepste religieuze ervaring wordt in het oosten toch meer uitgedrukt in een vrouwelijke gestalte, die grenzeloze ontferming uitdrukt. Meer dan de mannelijke gestalte, God de Vader, die altijd iets van recht en straf meedraagt”.
Grenzeloze, alles omsluitende ontferming. Wat weten wij van de Moeder Gods? Wij weten niets! Niet waar zij ingrijpt in de geschiedenis.
De Akathist
Overigens, er is een prachtige hymne in de Russisch-Orthodoxe kerk die wij ook iedere maand in Nijmegen zingen — de Akathist, die soms bijna letterlijk overeenkomt met de sutra voor Quan Yin.
Al die situaties die hopeloos lijken worden genoemd, zoals de dood, ziekte, alle verschrikkingen van het bestaan. En zij zal redden. En in de Akathist bijna dezelfde woorden. Wat moet je daarvan denken? Mirakels?
Grenzeloos vertrouwen
Noch de schrijver van de Akathist, noch van de sutra, noch Sinjavski, zullen geloofd hebben in mirakels. Ze zagen dat er in het leven niet zoveel mirakels, zoals in Lourdes, plaatsvinden. En toch drukken zij met die woorden over dat zij zal helpen een diep vertrouwen uit. Een vertrouwen dat over al die impasses heen reikt, grenzeloos.
De beroete achterkant van een schedel
Nogmaals, als wij haar uitbeelden in woorden, in iconen en in gezangen, is het nog niet eens een verwijzing naar een verwijzing naar een verwijzing. Het is hooguit, zo is het geformuleerd, als een neerslag op de beroete achterkant van mijn schedel.
Meer kunnen wij niet als mens dan hele onvolmaakte vormen creëren. Maar dat hebben we wel nodig! Woorden, beelden, we proberen. Het zijn gestalten die verwijzen. Quan Yin is een gestalte die verwijst naar. Naar de diepste realiteit, zoals Daisetz Suzuki zegt, en zoals Sinjavski dat uitdrukt — iemand die nog leeft en die nu van daaruit leeft.
Iemand die dat in zich op heeft voelen wellen, dat gebed, dat roepen, dat schreeuwen, tegen al zijn eigen ironie en scepsis in.
Schreeuwen als Job, en weten: nog dieper dan het schreeuwen, er komt antwoord al weet ik niet hoe en niet wat. Want iedere keer blijft hij herhalen: wij weten niet hoe het werkt, wij weten niet wie zij is. Niets. Niet waar ze werkt en niet hoe, maar tevens is er een grenzeloos vertrouwen dát het werkt.
Elk leven is een groot wonder
Zó diep, dat heel het bestaan, elk leven, ook dat van mij — zo zegt hij — één groot wonder is. Ook al heb ik het gevoel, en daar eindigt hij mee, dat ik in de schijnwerpers sta en dat iedereen zegt: zie de mens. En dat ik wil verdwijnen, en ik weet niet waarheen. Maar ik kan niet anders dan blijven staan.
Quan Yin als gebed: Redt mij
En opnieuw komt dan dat gebed bij mij op mijn lippen:
“Redt mij!”.
Dat is naar mijn idee een eigentijdse uitdrukking van wat Quan Yin betekent. Quan Yin komt voor ons uit een totaal andere cultuur, en ik heb dikwijls in Singapore en in Indonesië in grote kloosters feesten meegemaakt voor Quan Yin met zo’n 800 à 900 mensen. Met zingen, wierook en passie, en het geloof!
Ik moet zeggen, het was voor mij even indrukwekkend als wat ik zag in Rusland bij de diensten met de Akathist. Ik hoop dat dit alles iets tot leven kan brengen, wat mensen kan bezielen, wat ze uitdrukken, en altijd onvolmaakt, in een gestalte.
Zij die luistert naar de smeekbeden. Die er altijd is, en die het diepste mysterie in elke religie uitdrukt.
Noten
[1] De van bandopname uitgetypte letterlijke tekst van deze lezing is door WW redacteur Gea Smit voor het Wijsheidsweb enigszins geredigeerd, en voorzien van afbeeldingen en tags.
[2] Bron: Quan Yin as Kuo hai, porcelain with white glaze blanc de Chine or Te-hua ware
[3] Bron: Daisetsu Teitarō Suzuki
[4] Bron: Emmanuel Levinas
[5] Bron: Martin Buber (1963)
[6] Bron: Mount Putuo statue of bodhisattva Quan Yin
[7] Bron: Kierkegaard
[8] Bron: Atumashi monastery
[9] Bron: Sinjavski
[10] Bron: Ryozen Kannon statue in Kyoto, Japan
[11] Bron: The Zografou icon of the Mother of God “Of the Akathistos”
[12] Bron: The bodhisattva Quan Yin