Ton Lathouwers
Bron: Lezing uit de syllabus Spiritualiteit in het dagelijks leven (1995)[1]
Op 28 Januari 1881 stierf op 59-jarige leeftijd de Russische schrijver Fjodor Michajlovitsj Dostojevski, waarschijnlijk de boeiendste en meest spirituele schrijver, die Rusland heeft voortgebracht. Zijn hele leven werd bepaald door de vraag naar het bestaan van God en de onsterfelijkheid. Zijn romans zijn evenzovele pogingen iets uit te spreken over datgene, waarvan hij wist dat het onuitsprekelijk is.
In zijn jonge jaren komt hij onder invloed van het Europese positivistische en materialistische denken, dat toen Rusland heel populair was. Maar dan zorgt een aantal gebeurtenissen in zijn persoonlijk leven ervoor, dat er een soort innerlijke doorbraak plaatsvindt en zijn levensvisie voorgoed verandert.
Vanaf dat moment zal hij, met een bijzondere intuïtie voor het vervreemdende karakter van de westerse beschaving — iets waarin hij zijn tijd ver vooruit was — niet ophouden de pretenties daarvan te ontmaskeren.
Dostojevski
Persoonlijke geraaktheid
Samenvatten, wat de kern is van zijn oeuvre, is onmogelijk. Ik kan wel aangeven waarom en waarin Dostojevski mij persoonlijk zo bijzonder geraakt heeft. Dat is allereerst zijn overtuiging dat elke poging, het leven verstandelijk te benaderen, tot mislukken gedoemd is. Dat we tenslotte altijd weer te pletter lopen tegen onze eigen — filosofische, theologische, psychologische en morele — zekerheden. En dat alleen het inzicht in deze onmacht en aanvaarding ervan redding brengt.
Van probleem naar bevrijding
Vandaar dat Dostojevski zijn romanfiguren steeds eerst wanhopig laat worstelen met een onoplosbaar probleem of een uitzichtloze situatie, om hen vervolgens aan gene zijde van de angst en vertwijfeling de innerlijke bevrijding laten vinden.
De gebroeders Karamazov
Ik zal in mijn voordracht ook Dostojevski zelf aan het woord laten en enkele — soms ontroerende, soms schokkende — passages uit zijn belangrijkste roman ‘De gebroeders Karamazov’ citeren. Juist omdat Dostojevski’s eigen taal en uitbeelding een geladenheid hebben, die door geen enkele omschrijving ook maar bij benadering tot hun recht komen.
Han Fortmann
Raakvlak psychologie en religie
Sommige dingen, die ik onder ogen kreeg, die troffen mij omdat zij eigenlijk bij Dostojevski heel dramatisch soms terugkomen. Allereerst, de lezing over neurose. Ik heb mijn doctoraat gemaakt bij Han Fortmann. Misschien kent U die. Dat is de man die in Nijmegen vergelijkende godsdienst- en cultuurpsychologie doceerde. En mijn doctoraat ging over Russische literatuur tussen Oost en West. En Vooral dat raakvlak van psychologie en religie, wat een heel subtiel grensvlak heeft, ga ik bespreken.
Neurose
In verband met die neurose herinner ik mij een opmerking van Fortmann, die staat niet in zijn boeken, maar het is een opmerking, die mij enorm getroffen heeft. En ik denk veel meer dan die twee tekstjes, die hier op de kaft staan. Ik heb de lezing niet gelezen, ik kan er niet over oordelen, maar Fortmann zei altijd: Neurotici, dat zijn zeer begenadigde mensen. Ik ben zelf erg neurotisch, zei hij van zichzelf. Maar ik moet zeggen, terugkijkend op mijn leven dat ik dankbaar ben, want het is ook een genade.
Bevrijding in de verscheurdheid
Ik heb dat een enorm indrukwekkend getuigenis gevonden. Wat bij hem terug keert in een paar regeltjes, die hij wel publiceert in vijftien bladzijden, in een essay over precies dat raakvlak van psychologie en religie, waar Dostojevski middenin zit. Want Dostojevski was als mens een zeer verscheurd mens. En precies in die verscheurdheid bereikt hij hoogten of diepten, die voor hem bevrijdend waren.
Hogere vrijheid
En daar heeft Fortmann ooit over geschreven. Dat staat in het boek 1-’Heel de mens’ in het hoofdstuk ‘Geestelijke gezondheid en het heil’, waarin hij wil laten zien, dat het om heel iets anders gaat. Heil, diepst verlost, bevrijd, verlicht zijn is iets totaal anders dan psychisch goed functioneren. Dat kan midden in de gebrokenheid en daarom zegt hij ook — en wij komen dat opnieuw tegen bij Dostojevski en bij maar een paar andere mensen in de vorige eeuw, Nietzsche en Kierkegaard — dat er een hogere vrijheid is dan de vrijheid waar de therapie en psychologie op gericht zijn.
Fortmann noemt dat zo:
“Er is een hogere vrijheid, waarop zelfs het woord vrijheid niet meer van toepassing is, zeker niet vrijheid als de mogelijkheid van kiezen tussen twee dingen. Er een hogere vrijheid dan dit kiezen tussen goed en kwaad.”
Verscheurdheid
Dat is zegt hij letterlijk:
“Ja zeggen tegen de eigen verscheurdheid. Tegen de brokstukken, tegen de schaduw, tegen het stukvallen. Tegen de ontreddering”.
Daar zegt hij dan bij:
“Hier is geen naam voor. Dat zou ik als christelijk auteur kunnen noemen; een vrijheid die besprenkeld is met tranen en waarvoor wij enkel de begrippen geloof hoop en liefde kunnen hanteren.”
Het wonderlijke is, dat het bijna op dezelfde manier bij Dostojevski terugkeert. Maar ook bij een auteur, die genoemd wordt in uw paper “Een God met twee gezichten” (Lezing d.d. 26 maart 1995 door Prof. N.A. Schuman). Dat twee gezichten, dat wijst al op verscheurdheid. Het beeld, dat wij maken is altijd verscheurd.
Denken en willen
Twee stukken van de puzzel en we zitten er mee en wij krijgen het niet aan elkaar. Niet met ons denken, niet met ons willen, En daar begint iets totaal anders. Dat is de ontdekking die Dostojevski doet net als de auteur die onderaan vermeld is Rabbi Nachman van Bratislava. Een Joodse Rabbi, die zegt iets wat ook helemaal van toepassing is op Dostojevski. Rabbi Nachman zegt — en dat zou een demonstratie kunnen zijn van Fortmanns woorden over neurose —
“Geen ziel zo heel als een gespleten ziel”.
Hij zou weten waarover hij sprak, want hij zal zichzelf zo gevoeld hebben.
Gespleten ziel
Misschien is er geen regel, die zich zo leent als een inleiding op Dostojevski, als dat woord van Rabbi Nachman van Bratislava, waarin alles zit, wat Dostojevski daarover zegt. Over de mens en over de verscheurdheid en de neurose. Er is geen ziel zo heel als een gespleten ziel.
Dostojevski, Nietzsche en Kierkegaard
Van impasse naar religie
Er wordt wel eens gezegd, dat Dostojevski samen met Nietzsche en Kierkegaard een soort drie-eenheid vormt van mensen die met een heel diep fingerspitzengefühl ervaren hebben hoe vervreemd onze westerse cultuur is.
Hoe diep wij in een impasse zitten, waar Fortmann over praat in zijn boekje ‘Heel de mens’, maar ook in het boekje met die vraag ‘Wat is er met de mens gebeurd?’. Wat is er met ons gebeurd. In wat voor een impasse zijn wij gekomen.
Deze drie figuren hebben bijna in een schreeuw getuigenis gegeven van een vastlopen in die impasse. En precies juist als ze vastgelopen zijn, in een hoek gedreven, geen enkele kant meer uit kunnen met hun rede met hun eigen mogelijkheden, de diepste religieuze ontdekking doen.
Ik zal dat toelichten aan Dostojevski, maar ik hoop dat U ooit belangstelling krijgt voor Kierkegaard en Nietzsche, die ieder voor zich die zelfde weg gingen. En die dezelfde ontdekking deden maar een totaal andere taal gebruikten. Dostojevski is een auteur, die door veel mensen, die alles wat religie is, afwijzen, gewaardeerd wordt als de enige auteur, die iets zinnigs kan zeggen als je in je leven over de grens gegaan bent.
Cioran
Emil Cioran is een Roemeens filosoof, die in Parijs leefde. Een zeer bittere pessimistische auteur, maar met een diepe religieuze achtergrond, die zegt er is maar een schrijver die over de grens gegaan is in zijn leven en toch bleef schrijven. Dat is Dostojevski.
Brodsky
Want op een bepaald ogenblik — als je geschreven hebt, als je de ervaring hebt van de verscheurdheid en diepste heling — kun je bijna niet meer schrijven. Cioran wijst dan op het feit, dat Boeddha en Christus nooit iets op papier hebben gezet. Wat misschien wel een heel boeiend gegeven is. De Nobelprijswinnaar Brodsky, Joseph Brodsky, een Rus, zegt ook, dat Dostojevski voor hem de enige auteur is, die over de laatste vraag van het leven zinvolle dingen zegt of liever zinvolle vragen stelt.
Fortmann
Toen ik bij Fortmann kwam en vertelde, dat ik met Russische literatuur bezig was, heb ik het aan deze Fortmann te danken, dat hij mij stimuleerde op die weg verder te gaan. Fortmann was geboeid door de eenzijdigheid van het Westen en wat het Oosten ons kon leren. Hij was geraakt door het feit, dat Russen eeuwenlang, vooral in de negentiende eeuw wisten: Wij lijken op Europeanen: blond haar, blauwe ogen, min of meer, maar wij zijn geen Russen. Wij zijn Aziaten.
Alexander Blok
Het beroemdste gedicht van Alexander Blok “Muskieten” drukt dat heel diep uit. Andere werken in de negentiende eeuw houden zich met die vraag bezig. Rusland tussen Europa en Azië. Wat is onze diepste bestemming. Waar horen wij thuis. Het antwoord van veel Russen was: Nergens. Niet in het Oosten, niet in het Westen.
Tolstoi
Maar in hun kritiek op het Westen kwamen mensen als Dostojevski, maar ook Tolstoj en anderen vaak heel sterk overeen met wat honderd jaar later Fortmann schreef. Wat het Oosten formuleert in de ontmoeting met het Westen is onze verschrikkelijk diepe eenzijdigheid, onze neiging om toch weer de dingen aan elkaar te praten, rationeel te verklaren, er een mooi verhaal van te maken of in de woorden van Dostojevski — ik zal ze dadelijk citeren — om uiteindelijk de leer te laten gaan boven het leven. Of te wel het bewustzijn van leven belangrijker te vinden dan leven zelf.
Een oude Zenmeester
Toen ik, net benoemd in Leuven in 1968, eigenlijk min of meer in wanhoop naar Japan reisde omdat ik ook het gevoel had, dat ik zelf in mijn leven met al mijn intellectuele bagage vastgelopen was en er niet uit kwam en vol vragen zat, kwam ik in Japan in aanraking met een oude zenmeester, bij toeval — zo er toeval is. Toen ik vertelde, dat ik erg geroerd was door Dostojevski, zei deze oude zenmeester, die het Westen kende: Dostojevski — hij had hem gelezen — dat is wijsheid van het Oosten. De wijsheid van Zen met een Russisch kleedje.
Dat is veel hè, dat een zenmeester over Dostojevski kan zeggen: dit is wijsheid van het Oosten, terwijl Dostojevski, als wij hem horen, in de grond een diepe Christelijke auteur is. Maar wel christelijk op een heel eigen authentieke manier.
Dostojevski als zoeker
Een zoeker, een man die vragen stelt, een man die nergens thuis is. Een man die aan het einde van zijn leven schrijft:
“Elke keer als ik het onder woorden breng, doe ik dat omdat ik in mij een diepe onrust vind. Ik moet het verwoorden. Ik moet het uiten. Maar als ik, zie wat ik op papier gekregen heb, al is het de mooiste roman, dan kom ik in opstand tegen de eigen woorden en dan moet ik zeggen: Nee, dat is het niet. Ik veeg het uit. Ik begin over nieuw.
Of, ik schrijf nooit meer. Want dan komt opnieuw die diepe drang om het onverwoordbare toch te verwoorden en dan begin ik opnieuw te schrijven, om opnieuw te ontdekken: Nee, dat is het niet.”
Zijn laatste redevoering
Dat loopt als een rode draad door zijn werken heen. Nooit thuis, zelfs niet in zijn eigen werken. Niet in Rusland, niet in Europa. Zijn laatste redevoering een paar maanden voor zijn dood als hij in Moskou de ‘Poesjkin-rede’ gaat houden in een volle zaal met duizend mensen, tegenstanders van hem, nihilisten, westers-georiënteerden, spreekt hij dat opnieuw uit.
Wat kan Rusland de wereld bieden? Rusland, met zijn primitieve sprookjes, met zijn volksgeloof, met zijn analfabeten, met zijn ongevormde primitieve mensen, maar die nog kunnen wenen, die nog kunnen knielen, die nog kunnen huilen, die nog kunnen bidden.
Het is een heel dramatische lezing geweest, want Dostojevski struikelde toen hij het podium op kwam. Alle bladzijden vielen uit zijn hand. Hij had ze niet genummerd. Hij zat achter de lessenaar en hij kon ze niet meer op volgorde krijgen.
Vanuit het hart gesproken
Hij is vier keer opnieuw begonnen, toen heeft hij het weggelegd en is hij uit zijn hoofd met zijn hart gaan praten en dat werd een grandioze lezing, die vooral werd toegespitst op de vraag: Wat kan de Rus Europa bieden om te ontdekken hoe zij in een impasse geraakt zijn? Wat kunnen wij aanreiken met onze primitiviteit, waar we iets bewaard hebben van wat in het Westen weg is?
Och eigenlijk met het allerbelangrijkste waar de rede en het verstand en de wil niet bij kunnen. Hij eindigt zijn leven met een vraag die ons open moet maken, waar hij begint zijn leven te ontdekken.
De jongere Dostojevski
Daarom zou ik nu iets willen vertellen over Dostojevski zijn begin. Hoe komt het, dat hij zo botst op de onmacht van het Westen. Ja Dostojevski is westers opgevoed. Hij is ingenieur geworden. Hij verheerlijkte de westerse cultuur zoals ook de overgrote meerderheid van de Russische intelligentsia, de gestudeerde jongeren.
Hij was schrijver, een beetje Dickens-achtig. Hij zat in progressieve groeperingen. Hij kwam terecht in een complot, want hij vond Rusland achterlijk, primitief, bijgelovig. Dostojevski was helemaal niet gelovig. Religie was niets voor hem. Hij dreef de spot met Russische schrijvers als Gogol, die de religie verdedigden. Hij raakte in een verzetsgroep, zij werden verraden en zij werden gearresteerd.
Het vonnis
En dan begint zijn andere leven. Hij wordt ter dood veroordeeld met een aantal gezellen. Hij is absoluut overtuigd: mijn laatste uur is geslagen. Op de dag van de executie, ik ben op die plek geweest in Petersburg, wordt hij naar buiten gebracht, vastgebonden aan de executiepaal, het vonnis wordt voorgelezen, ze worden geblinddoekt, het vuurpeloton treedt aan en op het allerlaatste moment komt er bericht, ze krijgen gratie. Ze worden naar Siberië verbannen.
Achteraf blijkt dat het een doorgestoken kaart was, men wilde deze mensen angst aanjagen. Men wilde een voorbeeld stellen voor heel de gemeenschap: Kijk uit, spot niet met onze geheime dienst!
Niet geleefd, maar gedacht over het leven
Maar voor Dostojevski is dat, schrijft hij, de diepste confrontatie geweest met zichzelf en met het leven. Vier of vijf keer komt hij er op terug in dagboeken, in de romans, in de roman ‘De Idioot’ en in de roman ‘Demonen’; wat hij beleefde in laatste momenten vastgebonden en wetend het is voorbij. Want wat flitst er door hem heen: Ik heb nooit geleefd. Het is te laat. Ik heb nooit geleefd! Ik heb gedacht over het leven. Ik heb geschreven over het leven, geredeneerd maar geleefd, neen. Nu is het te laat. Met een schok met een flits. Dan krijgt hij gratie.
Siberië
Hij komt in Siberië tussen rovers en moordenaars. Hij houdt het daar bijna niet vol. Hij schrijft heel pittige brieven aan zijn broer Michail. Het enige wat hij leest is het Evangelie. Het enige boek wat toegankelijk was. Hij kijkt naar die rovers om hem heen.
Op den duur kruipt hij met hen in de barak waar ze zelf een primitief kruis gemaakt hebben en waar ze een zelf gemaakte kaars hebben neergezet en waar ze soms ‘s avonds zitten na de dwangarbeid. Een uur, twee uur, huilend biddend op hun knieën. Doodstil, roepend en smekend.
Het Evangelie
Dat maakt indruk en dan schrijft hij aan zijn broer: wat hebben deze mensen, wat wij niet hebben? Waar halen zij de kracht vandaan om in een uitzichtloosheid te vertrouwen.
Dan praat hij met die mensen: Wat is dat, dat zogenaamde bidden van jullie?
En dan gaat hij maar met tegenzin lezen in het Evangelie. Dan wordt er iets in hem wakker. Dan herinnert hij zich het laatste moment voor zijn executie. Ik heb nooit gelééfd!
Steeds dieper dringt het tot hem door: het is waar, ik heb nooit geleefd. Ik kan van deze primitieve mensen leren, die nooit kunnen lezen, die niets weten, maar die bidden. Die misschien monsters zijn geweest in het leven maar die kunnen knielen en ontroerd kunnen zijn.
Epileptische aanvallen
Hij krijgt na vier jaar gratie. Hij krijgt intussen epilepsie aanvallen, waar hij geen raad mee weet. Vlak voor zo’n aanval heeft hij zeer heldere momenten, net als voor de executie, waarbij het lijkt of hij doordringt tot het mysterie van het bestaan. Hij kan dat niet verklaren, want hij weet, het is opgeroepen door een ziekte. Ik weet, het is epilepsie.
Dadelijk val ik tegen de grond en toch ervaar ik een helderheid, die ik niet kan verklaren. Of ik bij de oorsprong van de dingen sta, zoals de wereld er uitzag op de eerste dag van de schepping. Ongerept, even helemaal zuiver. En dat is zijn grootste paradox. Het is opgeroepen door een ziekte, verstandelijk moet ik zeggen het is een pathologisch fenomeen, maar wat ik ervaar in dat proces is van zo’n overtuigende helderheid, dat ik niet anders kan dan daarin geloven.
Twee vrouwen
Een nieuwe vraag, waar hij niet uitkomt. Hij leert een weduwe kennen, een zeer moeilijke vrouw waar hij mee trouwt. Ze sterft kort daarna. Terwijl die vrouw nog leeft, leert hij een ander kennen, Apollinaria Sloeslova, die hem alle donkere kanten van de erotiek leert kennen, alle donkere kanten van zijn ziel, die hem bijna tot vertwijfeling brengt, waar hij een aangrijpend boek over schrijft ‘De Speler’, een heel klein boekje, waarin hij schrijft:
“Ik zou haar soms kunnen vermoorden. En tegelijk, als zij tegen mij zou zeggen, dat ze een kick zou krijgen als ik mij van de berg naar beneden zou gooien, als haar dat zou opwinden, ik zou het hals over kop doen. Hoe kan ik zo leven met zo’n verscheurdheid. Ik ben verslingerd aan haar en ik haat haar. Want ik ben in de ban, dus niet vrij.”
Het schrijven is niet veranderd
En in die zelfde tijd gaat hij schrijven. En hij denkt: ik ben veranderd, door Siberië, door de schijnexecutie, door de epilepsie, ik zal anders schrijven. Maar hij schrijft niet anders. Dat lukt niet. Wat onder zijn pen vandaan komt is net als vroeger en met schok weet hij: er is niets veranderd. Hoe kan dat. Zijn schulden nemen toe. Zijn relatie met Apollinaria Sloeslova wordt griezeliger en griezeliger.
Hij verliest elk houvast en op dat moment, dat zegt hij zelf ook, plotseling, — dat irritante woord plotseling — onverwachts gaat er iets open voor hem. Met een flits, iets wat hij niet kan vasthouden. Wat hij nooit kan vasthouden, waar hij soms op terug komt, want Dostojevski is niet altijd helder.
Niks is permanent en alles is mogelijk
Niks is permanent. Plastic ook niet. Dat ontdekte Dostojevski ook. Zijn hekel was sindsdien een strijd tussen deze twee dingen: zijn verstand wat hem zegt:
“Je ziet toch wat de wereld is, een uitzichtloze troep, mateloos lijden”.
In een hoek gedreven worden, er niet uitkomen en daarnaast, dat plotselinge, in een flits ervaren: Jawel ik kan vrij zijn. Totaal vrij, van alles. Er is redding, Er is perspectief Letterlijk in zijn woorden:
“Alles is mogelijk”.
‘De herinneringen uit een souterrain’
En dan begint bijna plotseling en achter elkaar zijn oeuvre er uit te komen. Het eerste stuk van zijn oeuvre dat is ‘De herinneringen uit een souterrain’, uit het ondergrondse uit dat opgesloten zitten onder de aarde, want zo voelt hij zich. Bijna masochistisch, bijna ziekelijk en verscheurd en uitzichtloos, maar daarin een ontdekking, die aan de basis staat van heel zijn verdere schrijven.
Ik zal dat citaat voorlezen. Dat boek is werkelijk geschreven in één hijg, in een plotseling-alles-er-uit-moeten, met een kracht, met een woede bijna, met een opstand tegen wat ons leven verplettert.
Als een schreeuw
“De evidenties, de zogenaamde zekerheden, tegen alles wat bewijs is, wat klaarblijkelijk zo is, leg je daar maar bij neer. Het leven is lijden, dood is dood! Buig daarvoor.”
Het hele werk is een schreeuw van: Nee, ik buig niet, voor niets. Tegen alle evidenties in, tegen bewijzen, tegen verklaringen, tegen redeneringen stel ik diep in mijn hart dit nee-schreeuwen tegen alles wat de wereld vastlegt; tot de muurwacht, tot het kristallen paleis; tot een mierenhoop, tot een dode structuur.
Alsof het onder stroom staat
En dat boek is werkelijk in een hijg geschreven. Op bepaalde passages staat letterlijk tegen ons, tegen de lezers: Sorry, mijne heren ik moet even op adem komen. En dat gevoel heb je ook met dat boek. Dat is geladen of het onder stroom staat.
Ik heb een citaat meegenomen:
“De zogenaamde zekerheid, die het verstand ons geeft met haar belachelijke twee keer twee is vier, die getuigt. Dat is de vraag niet, of ik het goed vind. Ik heb het maar te slikken. Twee keer twee is vier.
En zo zijn de natuurwetten en zo zijn de morele wetten en ik slik. Het heeft niets te maken met wat ik diep in mij voel. Je moet het nemen zoals het is, met alle resultaten. Want een muur is een muur en een muur is een muur enzovoorts. Maar verdomd nog aan toe, wat kan mij dat schelen.
Als dat op een of andere reden niet strookt met de stem van mijn hart, met de schreeuw van mijn hart. Alsof zo’n stenen muur van zekerheden, van bewijzen, van evidenties geruststelling betekent. Een soort vredesparool, waar we keurig voor kunnen buigen, want dat doen wij toch allemaal, wij buigen allemaal voor het twee keer twee is vier en het redeneren.
Wat een weergaloze kletspraat. Ik kan immers alles begrijpen, alles inzien. Alle onmogelijkheden. Alle stenen muren en toch met geen enkele daarvan, met geen enkele onmogelijkheid verzoenen. Ik verzoen mij, zeg ik met geen enkele onmogelijkheid. Het leven suggereert mij: dit kan niet. Het lijden van het verleden, Auschwitz, de verschrikkingen die achter ons liggen, de verschrikkingen van de mensen, die suïcide plegen.
Daar kunnen wij niets meer aan doen. Het zij zo. Dit is onmogelijk.”
Nee zegt Dostojevski, dat kunnen wij wel. Tegen alles in als wij maar willen. Alles is mogelijk. Dostojevski beroept zich daarop, maar dat mocht van de censuur niet, want men vond dat een vlag op een modderschuit, op een tekst van Paulus. Dat voor God alles mogelijk is, het onmogelijke mogelijk is. En hij zegt dat ook.
Censuur
Later schrijft hij aan zijn broer:
“De schandalige honden van de censuur hebben mij verboden in dit stuk, waarin ik schreeuw tegen de zekerheden, mij te beroepen op Christus, op de religie, op de kern, op de diepste grond van de religie. En nou wordt het maar een filosofisch verhaaltje. Ze hebben gewoon niet gezien, dat inderdaad de consequentie van mijn boek is, het religieuze perspectief: ‘Alles is mogelijk’. Grenzeloze hoop en alles komt goed. Daarover dadelijk.
O, ja het verstand is best iets goeds, dat staat buiten kijf, maar het is toch alleen maar verstand en het bevredigt alleen maar mijn verstandelijke vermogens. Maar er is iets meer en dat kan je niet vertalen.”
Wolja: vrijheid en wil
In het Russisch staat er ‘wolja’. ‘Wolja’ betekent ‘vrijheid’ en het betekent ‘wil’. Vaak wordt het vertaald met ‘wil’. Maar wolja is ook ‘vrijheid’, dat is de vrijheid, waarvan Kierkegaard ooit zegt, dat
“de diepste vrijheid niet die vrijheid is van kiezen tussen goed en kwaad maar de vrijheid van de ontdekking, dat het onmogelijke mogelijk is”.
Het verstand weet weinig van leven
Dat waar ik sta voor een muur er toch opening is. Onbegrensde opening. En hoewel ons leven, zoals het zich uit, gewoonlijk niet veel fraais is, het is tenminste leven. Maar geen tweedemachts worteltrekking. En ik wil leven om heel mijn levenskracht, inclusief mijn verlangen naar redding, mijn hoop uit te drukken. Wat weet het kenvermogen, wat weet het redenerend verstand. Nog niet het honderdste deel.
‘De droom van een belachelijk mens’
Elke keer komt Dostojevski daarop terug. Ik zal een stukje voorlezen uit een verhaal. Als U Dostojevski niet wil lezen — het zijn vaak hele dikke pillen — hij heeft ook iets geschreven van een vijftiental bladzijden en dat heet ‘Son mesje cs loeka’, ‘De droom van een belachelijk mens’. Want hij weet: als ik dit neer schrijf, maak ik mij belachelijk. Iedereen zal mij uitlachen. Niemand zal het geloven. Dat was ook zo. Men vond Dostojevski een idioot. Dostojevski was in Rusland amper een geliefde schrijver. Tolstoj dat ging. Dostojevski was een randfiguur. Het is pas veel later, dat men ontdekte hoe groot zijn diepte was.
Het echte leven
In dat verhaal beschrijft hij hoe iemand van de aarde in een droom op een andere planeet komt waar alles nog ongerept is, zoals Dostojevski, dat in zijn diepste momenten heeft ervaren. Heel even, dat zuivere. Het is een beschrijving van die andere werkelijkheid. Om er maar mee te beginnen omdat het zo hoopvol is. Omdat veel van de dingen, die Dostojevski zegt zo pijnlijk zijn om te horen. Maar dit is het uitgangspunt. Dit is de slotfase. Dit is het echte leven. Dit is wat gevallen is, verdwenen is. Dood gemaakt is, versteend is door ons redeneren.
Het weten van het hart
Wat wij van de wereld gemaakt hebben, zegt hij letterlijk, dat is een mierenhoop. Een kristallen paleis. Maar wat het was, is wat hij beschrijft in dat verhaal. ‘Kinderen van de zon en van het leven’. Nooit zag ik op aarde zo’n onbevangenheid. En het leek mij onbegrijpelijk, dat zij, die zoveel wisten, intuïtief niets kenden van onze wetenschap. Toch ontdekte ik spoedig, dat hun weten een weten van het hart was. Gevoed door andere gronden dan bij ons op aarde. Dat hun streven, hun innerlijke gerichtheid anders was. Zij streefden helemaal niet naar kennis, naar begrijpen, naar bezitten. Voor hen was het leven voltooid, schoon, oneindig dieper.
Het zijn aangrijpende teksten, het zijn soms verscheurende teksten. Je kunt Dostojevski lezen als een mooie roman, als een avonturen roman, als een politieke roman. Maar de achtergrond is iets anders.
Leo Sjestov
Een Russische schrijver, iemand die beter dan wie ook Dostojevski kende, dat is Leo Sjestov. Dat is ook toevallig de enige auteur, die Cioran die ik noemde zo waardeert.
Joseph Brodsky, die schrijft iets over Dostojevski, wat ik U zou willen voorlezen, omdat het nooit zo helder verwoord is, wat Dostojevski werken ons duidelijk maken. Ook voor Leo Sjestov was dit bevrijdend.
Het klinkt heel paradoxaal dat tegenspraken, ontdekken dat er stukken van de puzzel niet te rijmen zijn, dat wij er niet uitkomen, dat dat bevrijdend is. Voor Dostojevski was dat de sprong van de overgave. Van het geloof, grenzeloos, in de genade en in de mogelijkheid van de genade. En in de aanvaarding en in de redding van iedereen. Maar voorafgaand de ontdekking van de tegenspraak.
De paradox
Het wonderlijke is dat het mij ook zo getroffen heeft in de weg van zenmeditatie. In het Oosten leert een leraar een leerling in de impasse te geraken. Leven met de brokstukken. Ontdekken: ik kan het niet rijmen. En dan de oproep: wat ga jij dan doen? Als jij ontdekt, dat je er met je eigen kennis niet uitkomt.
En precies zo schrijft Sjestov over Dostojevski:
“En Dostojevski, die ging maar voort met zijn verhalen. Hij hoopte, tussen aanhalingstekens, onzin op onzin, tegenstrijdigheid op tegenstrijdigheid, die het allemaal waard zijn, dat ze aangehaald worden”.
Wie nader tot Dostojevski wil komen die moet inderdaad een bijzonder soort geestelijke oefeningen verrichten. Hij moet uren, dagen, jaren doorbrengen in de atmosfeer van elkaar wederkerig uitsluitende evidenties. Van jongen, zie toch, het is toch zo. Dit is toch duidelijk, dat het zo is.
Nee, zegt Dostojevski, tegenspraak, paradox, jarenlang doorbrengen in de atmosfeer van elkaar wederkerig uitsluitende evidenties. Een ander middel is er niet.
Het onmogelijke wordt mogelijk
Dat is wat de weg van de zen meditatie is. Mensen op dat punt brengen. Vaak wordt het ook gezegd met dezelfde woorden. Wat ga je doen, als je beseft, dat wat je ook doet, het jou niet kan redden? Waar ga je staan als je weet, dat er geen plek is om te gaan staan?
Dostojevski, Kierkegaard en Nietzsche vragen: doen we dat? Dat is religieus de sprong. De sprong, waaruit plotseling die ontdekking komt, dat het onmogelijke mogelijk wordt. Dat als je niet meer kunt lopen, dat je kunt vliegen.
En dat is iets waar Dostojevski alleen maar over kan stamelen. Dat zegt hij ook. Als ik het onder woorden breng wordt het belachelijk, prekerig, houterig. Dan gum ik het uit. Bij voorbeeld: al Dostojevski’s positieve figuren zijn houterig. Dat zijn malloten. Zelfs Vader Zosima komt wat krakkemikkig uit de verf.
Sjestov over Dostojevski
Dostojevski is het grootst waar hij alleen maar de tegenspraken aanduidt. En ik citeer nog even Sjestov over Dostojevski:
“Alleen op deze wijze van tegenspraak kan men Dostojevski, tussen aanhalingstekens, te zien krijgen. Te zien, dat het leven een mysterie is. Te zien, dat niet twee keer twee gelijk heeft. Te zien, dat uit de dood het leven kan komen. Dat uit het niets de schepping komt. Elk moment. De bevrijding. En de vernietiging. Ook van het kwade. Dat God altijd het onmogelijke kan. En van ons vraagt.
Dat het lelijkste eendje in een prachtige zwaan verandert. Dat hier alles begint en niets eindigt. Dat alles gered wordt. Dat zelfs de gil in ons leven, de gil recht geeft op garantie. Dat het fantastische reëler is dan het natuurlijke.
Dat het leven de dood is en de dood het leven. En dat alle andere waarheden, die ons met hun vreemde ogen aanzien, van Dostojevski’s werken ons tegemoet spatten. Dat er een nieuwe waarheid te vinden is. Maar die we verliezen op hetzelfde ogenblik dat we haar willen pakken.”
Ik zou omdat toe te lichten het tweetal thema’s van Dostojevski willen behandelen, waarin dat heel indringend naar voren komt. Heel dramatisch ook. En dat zijn thema’s die ons allemaal eigenlijk aangaan.
Noten
[1] Deze van geluidsopname uitgewerkte syllabus is door WW redacteur Gea Smit voor het Wijsheidsweb enigszins geredigeerd, en voorzien van afbeeldingen en tags.
[2] Bron: Dostojevski
[3] Bron: Tombe Rabbi Nachman van Bratislava
[4] Bron: Cioran
[5] Bron: Blok
[6] Bron: Brodsky
[7] Bron: Chestov