Ameen Carp
De Soefi-gedachte, 2008-09
Als men zich verdiept in het moderne Soefisme, het Universele Soefisme, merkt men dat er gesproken wordt over de Boodschap. De Boodschap van liefde, harmonie en schoonheid. De boodschap van deze tijd.
Een goddelijke boodschap, zoals er door de eeuwen heen steeds weer een goddelijke boodschap werd gegeven door de grote boodschappers als Krishna, Boeddha, Zarathoestra, Mozes, Jezus, Mohammed en anderen.
Als we spreken over de Soefi Boodschap is dat in feite niet juist, het is dezelfde Goddelijke Boodschap, die in alle tijden werd gegeven en nu in een Soefikleed werd gebracht door een Indiase mysticus, die zichzelf zag als ‘de pen die de boodschap’ schreef.
Hazrat Inayat Khan was diep doordrongen van deze geweldige opdracht. In de toespraak die hij 13 augustus 1923 hield voor cherags (‘lichtdragers’ die dienst doen in de Universele Eredienst), zei hij:
Onze heilige taak is te doen ontwaken bij hen die rondom ons zijn en bij hen die wij kunnen bereiken de geest van tolerantie voor de religie, het heilige boek en het devotionele ideaal van de medemens. Onze tweede taak is ervoor te werken dat de mens de andere mensen van verschillende naties, rassen, gemeenschappen en sociale klassen gaat begrijpen. Hiermee bedoelen wij niet dat alle rassen en naties één moeten worden noch dat alle klassen één moeten worden; wat wij bedoelen is dat onverschillig onze religies, naties, ras of klasse, wij voor elkaar werken in het belang van die ander. En dat wij dit beschouwen als onze dienst aan God. Wij moeten een geest van wederkerigheid creëren onder de mensen van verschillende rassen, naties, verschillende klasse en gemeenschappen want het geluk, welzijn van een ieder, hangt af van het geluk en het welzijn van allen’.
En hij voegde daaraan toe:
Nu kan je vragen: wat is de Boodschap? De Boodschap is dit: de hele mensheid is als één lichaam en alle naties, gemeenschappen en rassen zijn de verschillende organen ervan en het geluk en welzijn van ieder van hen is het geluk en welzijn van het hele lichaam. Als één orgaan in het lichaam pijn lijdt, voelt het hele lichaam een deel van die pijn. Deze Boodschap werkt er voor dat de mens erover begint na te denken dat zijn welzijn niet ligt in voor zichzelf te zorgen, maar in het zorgen voor anderen. Wanneer er wederkerige liefde en goede wil zullen zijn voor de medemens, dan zullen betere tijden aanbreken.’
De Soefileraar Hazrat Inayat Khan was dus de brenger van een goddelijke Boodschap en hij gaf zich totaal aan deze taak, een heilige taak, zijn missie.
Zendelingen en missionarissen
Nu rijst de legitieme vraag: in hoeverre zijn de werkers van het Universele Soefisme te vergelijken met de zendelingen en missionarissen, die in navolging van de apostelen van Jezus de wereld intrekken om de boodschap, die Jezus Christus had gebracht te verspreiden? Deze zendelingen en missionarissen trekken naar Afrika, zending, hun missie te verrichten.
In vroeger dagen was hun missie om waar mogelijk christenen te maken. Een mens die nog geen christen was werd een ‘ongelovige’ genoemd, ook al was die mens hindoe, moslim, de aanhanger van een natuurgodsdienst. In de ogen van de zendeling was hij een ongelovige, nog erger een heiden en hij moest zo mogelijk bekeerd worden tot het ware geloof, het christelijk geloof, het geloof in Jezus Christus. Dat die zendelingen en missionarissen ook scholen stichtten en zorgden voor medische verzorging (hospitalen en klinieken) waren andere belangrijke taken, die met liefde en zorgvuldigheid werden uitgevoerd. Tegenwoordig is gelukkig het accent anders komen te liggen; er wordt niet meer of veel minder gesproken over heidenen en ongelovigen en het werk op scholen en ziekenhuizen gaat door. Toch blijft de bekering tot het christelijke geloof de essentie van hun missie.
Bestaat die bekeringsdrang ook bij de soefi’s? Nee. Bij de plechtige ordinatie van een cherag wordt de volgende vraag gesteld: ‘Wat zijn de voorwaarden waaraan moet worden voldaan bij het uitvoeren van de Universele Eredienst?’
Het antwoord bestaat uit drie elementen:
- Een bestaande religie niet te bekritiseren of tegen te werken.
- Geen af weer te tonen tot wat niet met je ;eigen ideeën overeenkomt.
- Ons geloof niet aan anderen op te dringen of toegewijde volgelingen van een religie te bewegen hun geloof op te geven teneinde de Universele Eredienst te volgen.
Hieruit volgt duidelijk dat de werkers van de Soefi Beweging geen ‘bekeringen’ zullen proberen te verkrijgen. Daarbij kan men ingewijd worden in de Innerlijke School van de Soefi Beweging zonder de eigen band met zijn/haar religie op te hoeven geven. Er zijn onder de leden van de Soefi Beweging belijdende leden van verschillende geloofsrichtingen.
Bekeren of inspireren
Hoe wordt dan de Soefi Boodschap verspreid? Dat geschiedt door de boeken van Hazrat Inayat Khan, die in vele talen zijn vertaald. Door toespraken in de Universele Eredienst, door lezingen, artikelen, interviews, gesprekken, door boeken over het Universele Soefisme, en door de Soefi gebeden die talloze mensen dagelijks uitspreken. En vergeet niet de uitstraling van toegewijde leerlingen. Men voelt deze vibraties, die zich in stilte verspreiden. Er is dus sprake van het verspreiden van een bepaalde geestelijke boodschap. Dat geschiedt door een aantal zeer toegewijde soefi’s, de ‘werkers’, de mensen die het als hun roeping voelen om hun leven, spreekt met nadruk over ‘onze heilige taak’. En hij zei:
Wij doen dat samen.
Wat is dan het verschil met de zendelingen en missionarissen van vroeger en nu? De christelijke werker probeert de christelijke boodschap te verspreiden en zal proberen tot ‘bekering’ te doen overgaan. Dat is in het soefisme anders. De christelijke werker krijgt beloning, onderdak, zekerheid. Iedere soefiwerker doet dit uit roeping. Vrijwillig. Hij of zij leeft in de wereld, heeft een werkkring of had deze. Uiteraard hoopt de soefi dat deze boodschap van liefde, harmonie en schoonheid de mensen, waar dan ook, zal aanspreken, zal inspireren en gelukkig zal maken.
In het gebed Salat luidt de laatste zin:
Moge de Boodschap van God wijd en zijd reiken, de hele mensheid verlichten en maken tot één enkele broederschap in het vaderschap van God.
[1]Bron: Hazrat Inayat Khan: Naturmeditationen; Verlag Heilbronn, Heilbronn 2000, ISBN 3-923000-94-4