Erik Hoogcarspel
Wijsheidsweb, 26 december 2019
Het jaar 1600 roept bij de meeste Nederlanders een automatische reactie op: ‘slag bij Nieuwpoort!’. Ons historisch besef is in hoge mate geconditioneerd door beduimelde geschiedenisboekjes en leerkrachten die al blij waren als er orde heerste in de klas.
De echte geschiedenis speelt zich echter af buiten de klaslokalen en presenteert zich niet pedagogisch verantwoord in hapklare brokken. Het jaar 1600 markeert in de Europese geschiedenis de overgang van de Renaissance waarin de verbeelding het wereldbeeld bepaalde naar de moderne tijd waarin de logica het leidende principe werd. Het is de overgang van de ‘Ars Memoria’, de geheugenkunst, naar het ‘Vertoog over de methode’.
Toegegeven, dit laatstgenoemde boek van René Descartes zou pas 36 jaar later uitkomen, maar het einde van de wetenschap der verbeelding was in het jaar 1600 een feit geworden door de verbranding van één van de meest eigenzinnige, geniale en miskende filosofen uit de westerse geschiedenis: Giordano Bruno.
Van Nola tot Rome
Giordano Bruno werd geboren in 1548 als Felipe Bruno in het oude stadje Nola, dicht bij Napels. Zijn leven lang heeft Felipe met genoegen teruggedacht aan zijn jeugd en in zijn boeken keren elementen van het landschap en personages uit zijn jeugd regelmatig terug. Zijn ouders waren weliswaar arm, maar ver verwant aan een adellijk geslacht. Op zijn zevende ging Felipe in Napels naar school. Toen hij deze doorlopen had, bood de toen machtige orde van de Dominicanen de beste kansen voor een vervolgopleiding. Op zijn vijftiende trad Felipe in en kreeg als nieuwe naam ‘Giordano’; op zijn 24ste was hij al priester.
Giordano ontpopte zich als een zelfstandige denker en begon te twijfelen aan de door de kerkelijke ‘auctoritas’ goedgekeurde leerstellingen. De leer van de drie-eenheid kwam hem sinds zijn 18e al absurd voor.
Hij maakte van zijn opvattingen geen geheim en op zijn 28ste maakte hij het te bont door zijn al te deskundige verdediging van het Ariaanse standpunt (volgens welke Jezus aan het kruis gestorven was).
Hij vluchtte naar Rome, maar daar werd hij betrapt op het bezit van verboden boeken (het ging om werken van St. Chrysostomus en Hieronymus, met aantekeningen van Erasmus). Giordano legde daarop zijn monnikspij maar af en ging op reis.
Na veel omzwervingen kwam hij in Genève, dat toen al geregeerd werd door Calvijn en zijn volgelingen. Daar bestudeerde hij de werken van de hervormers. Met hun kritiek op de oude scholastiek kon hij het wel eens zijn, maar niet met alle conclusies die zij daaruit trokken. Zo werd hij voor de eerste keer gearresteerd vanwege een door hem geschreven schotschrift[2] . Uiteindelijk bleken volgens hem de hervormers net zulke opgeblazen kikkers als de katholieke scholastici.
Aristoteles’ bestaansreden
In 1578 maakte Giordano een intellectuele crisis door. Hij keerde zich tegen de grote Aristoteles, die in die tijd meestal de filosoof werd genoemd en gold als de absolute autoriteit op wetenschappelijk gebied en de enige weg naar ware kennis.
Aristoteles deelde de planten en wezens in allemaal aparte soorten, die allemaal hun eigen bestaansreden hebben. Deze bestaansreden is het prototype, de immateriële essentie die een plant of wezen zijn specifieke vorm geeft en zijn groei stuurt.
Het prototype is ook het doel van al het leven, want elk leven streeft ernaar een volmaakte materiële uitdrukking te zijn van zijn prototype. De prototypes vormen een immateriële structuur die niet alleen de hemelse blauwdruk, maar ook als geheel de zin is van de gehele aardse werkelijkheid. Alles wat bestaat is een combinatie van het prototype en de materie.
Aristoteles dacht volgens het model van de ambachtsman: een timmerman die een tafel maakt heeft het prototype van wat hij wil maken in zijn hoofd en verwerkelijkt dit in de materie, in dit geval het hout. De tafel is klaar en geslaagd als deze is geworden zoals de bedoeling was en deze bedoeling is het waarom en hoe, dus de zin van het bestaan van de tafel.
De bestaansreden van de dingen ligt dus volgens Aristoteles in de dingen zelf, om precies te zijn in de essenties ervan. De reden van het bestaan van de tafel, is om zo goed mogelijk tafel te zijn. De bestaansreden van elk mens is om zo goed mogelijk mens te zijn.
Een onophoudelijke stroom van ontstaan en vergaan
Giordano zag de wereld echter als een onophoudelijke stroom van ontstaan en vergaan, waarbij alles voortdurend ontstaat en vergaat ten koste of ten gunste van iets anders. De zin van het bestaan ligt niet in de individuele dingen, maar in het totaal en volgens Giordano was Aristoteles te kortzichtig geweest om dat te kunnen begrijpen.
Giordano zag het als zijn taak om het leger van filosofische mollen – de bewonderaars van Aristoteles – tot inkeer te brengen. Het heelal is volgens Giordano een dynamisch systeem van tegenstellingen, die elkaar oproepen. Niets bestaat onafhankelijk van iets anders, daarom is er ook geen apart bestaande materie. Juist de materie laat de vormen ontstaan en de vormen maken materie mogelijk. Materie en vormen zijn afhankelijk van elkaar zoals golven van de zee.
De crisis werd overwonnen doordat Giordano een manier zag om de rol van geest of bewustzijn te combineren met het bestaan van materie. Daartoe moest hij radicaal met de heersende christelijke ideeën breken, te beginnen met het idee dat God de wereld heeft gemaakt. Want als alles van elkaar afhankelijk is, dan is het enige dat niet afhankelijk is het totaal.
Creatieve aandacht ligt aan de materiële werkelijkheid ten grondslag
God is per definitie niet afhankelijk van iets anders, Hij is dus het geheel, Hij is de wereld. God is daarom materieel en de materie is goddelijk! God is oneindig en een mysterie, dus is het heelal oneindig en een mysterie. Er zijn oneindig vele werelden in het heelal, oneindige vele zonnen en planetenstelsels, net als het onze.
Alles wat van God gezegd kan worden: namelijk zijn oneindigheid, goedheid, ondoorgrondelijkheid enzovoort, geldt dus ook voor de materiële werkelijkheid. Als gezegd wordt dat God creatieve aandacht of liefde is, kan dat alleen maar betekenen dat aan de materiële werkelijkheid creatieve aandacht ten grondslag ligt.
Dat de mensen daar anders over denken, is een tegennatuurlijk verval. Met de juiste levenswijze en oefening kan men de werkelijkheid weer ervaren zoals deze is.
Aristoteles heeft er dus niets van begrepen. De prototypes zijn niet de oorzaken van de dingen in de wereld, maar de gevolgen ervan, of liever: zij zijn de weerspiegeling van de dingen in een veld van begrippen, die elkaar wederzijds oproepen. Deze begrippen zijn slechts hulpmiddelen waarmee de mens de oneindige materiële werkelijkheid leert begrijpen.
De geest van tolerantie en vrijheid
In 1583 komt Giordano in Engeland. In Londen vond hij de geest van tolerantie en vrijheid die hij elders zo had gemist. Hij bleef er twee jaar en legde enkele keren zelfs bezoekjes af bij koningin Elizabeth. Hij publiceerde nog een dik boek over de geheugenkunst in het Latijn, maar begon vervolgens in het Italiaans te schrijven, een taal voor de gewone mensen, wat toen niet erg gebruikelijk was.
Zes boeken schreef hij: ‘Het souper op Aswoensdag’, ‘Over oorzaak, principe en eenheid’, ‘Over de oneindigheid van het heelal en de werelden’, ‘De uitdrijving van het triomferende beest’, ‘De Kabala van het paard Pegasus’ en de ‘Over de heldhaftige vervoeringen’ (in de boeken staat dat ze gedrukt zijn in Venetië en Parijs, maar dat is onjuist, het was Londen).
Ondanks het feit dat het hem in London zeer goed ging, keerde hij na twee jaar terug naar Parijs en schreef daar twee kritieken op Aristoteles in het Latijn: ‘Een relatie tussen de verbeelding en de natuurkunde’ en ‘120 stellingen’.
Toen studenten tegen zijn colleges in opstand kwamen zag Giordano zich weer genoodzaakt te vertrekken, ditmaal naar Duitsland.
Universiteit van Wittenberg
Na enkele keren weggestuurd te zijn bij grote universiteiten, werd hij ontvangen aan de liberale universiteit van Wittenberg, waar Gentile, de grote humanist, ook les gaf. Daar schreef hij nog meer boeken in het Latijn, weer tegen Aristoteles maar ook over de geheugenkunst.
De geheugenkunst was de kunst om de werkelijkheid zo volledig mogelijk in de menselijke geest te laten weerspiegelen, of misschien moet je zeggen ‘plaatsnemen’. In die zin was het de moeder van alle wetenschappen.
Tijdens zijn verblijf uitte Giordano zijn bewondering voor de kritische Duitse geest en voor denkers als Albertus de Grote en Paracelsus en zelfs Luther, maar hij moest niets hebben van de protestantse dogmatiek.
Vervolgens ging hij naar Praag en schreef weer tegen Aristoteles en weer over de geheugenkunst.
De religie van de zon
Hij begint dan te denken aan een nieuwe religie van harmonie en verdraagzaamheid: de religie van de zon, die zou moeten aanknopen bij de Egyptische religie die volgens hem de moeder was van alle religies. In Egypte werd de zon al vereerd en de zon was nu net door Galileï in het middelpunt van het heelal geplaatst.
Het is niet onmogelijk dat Giordano’s ideeën de opkomst van een beweging als de Rozenkruisers heeft gestimuleerd. Vele van hun leerstellingen zouden direct van Bruno afkomstig kunnen zijn. Elke religie is volgens hem in wezen magie, al willen de theologen dat niet toegeven. Met religie manipuleer je immers de verbeelding en daarmee de erotische energie. Het gaat er nu om, dit bewust te doen en de erotische energie aan te wenden voor het scheppen van een verdraagzame samenleving, in plaats van er alleen maar conflicten mee te maken, zoals de kerkleiders tot dusver hadden gedaan.
In 1589 komt Giordano aan bij de universiteit van Brunswijk, waar hij de doctorstitel ontvangt. Van de boeken die hij daar heeft geschreven zijn de manuscripten bewaard gebleven: ze gaan over magie, kosmologie en geneeskunde.
In 1590 reist hij naar Frankfurt. Daar verbiedt de burgemeester hem de overnachting. Uiteindelijk wordt hem gastvrijheid verleend in een Karmelietenklooster.
De abt omschreef hem later als een zeer scherpzinnig en geleerd mens, maar zonder gevoel voor het geloof.
De inquisitie
Vanuit Italië ontving Giordano van een zekere Giovanni Mocenigo een uitnodiging om naar Venetië te komen. Giordano besloot te gaan. Hij besefte wel dat zijn opvattingen niet strookten met die van de paus, maar vond de tegenstellingen niet zo groot dat compromissen uitgesloten waren. Hij wilde ook graag met katholieken over zijn ideeën spreken. Toch had hij bange voorgevoelens.
Mocenigo bleek een confessor te zijn in dienst van de inquisitie en hij lokte Giordano in de val, op 23 mei 1592 werd hij gearresteerd. Hoewel de inquisitie nog weinig macht had in de republiek Venetië, won zij deze keer.
Giordano hoopte er nog op dat hij de paus zou kunnen overtuigen van de waarde van zijn ideeën en zijn eerlijke bedoelingen. Op 23 februari 1593 werd hij naar de gevangenis van Rome overgebracht. Hij is daar ongetwijfeld gemarteld.
In 1599 werd hij opnieuw onderzocht door een congregatie van kardinalen (waaronder enkele die ook Gallileï hadden vervolgd).
Op de brandstapel
Op 17 februari van het jaar 1600 werd hij verbrand. Op weg naar de brandstapel zei hij minachtend
‘jullie die het vonnis uitvoeren hebben meer angst dan ik die het onderga’
en hij keerde minachtend zijn gezicht af van het crucifix dat hem werd voorgehouden.
Op 7 augustus 1603 werden zijn werken op de index geplaatst.
In de tweede week van januari 1998 zijn eindelijk de stukken van de processen tegen Giordano Bruno voor het publiek vrijgegeven door het Vaticaan.
In 1997 verscheen de Franse vertaling van de volledige werken van Giordano Bruno.
Erotiek
Vandaag de dag heeft het woord ‘erotiek’ een nogal eenzijdige betekenis gekregen. De filosofische betekenissen die het woord heeft gehad vanaf de Griekse tijd tot in de renaissance, is door de beeldenstorm en de verbeeldingsarmoede van het Calvinisme en de moderniteit verloren gegaan.
Erotiek is vandaag de dag één van de vele namen van de orgasme-industrie, ontstaan uit een merkwaardige combinatie van haat tegen het lichaam en tegen genot enerzijds, en een biecht- en slavenromantiek anderzijds.
Niets fascineert de huidige westerse mens meer dan de minutieuze beschrijving en volledige biecht van begane seksuele perversies gevolgd door de totale onderwerping aan de publieke moraal: de spijt de tranen en de belofte het nooit meer te doen.
Zelfs de president van de Verenigde Staten heeft zich in de zomer van 1998 aan deze procedure moeten onderwerpen, maar velen zijn hem voor gegaan en het ritueel wordt nog dagelijks voltrokken in soapseries en talkshows. Als gevolg hiervan wordt het orgasme onder het teken van verbod ervaren, maar een gebod dat overtreden moet worden om in stand te kunnen worden gehouden.
Daarom staat het in een genegeerd centrum van de publieke belangstelling: seks is verboden, maar moet kunnen en dat zullen we laten zien ook. Daarom wordt van elke goedkope film of serie de verhaallijn talloze malen onderbroken door vertoningen van een schijnbaar eindeloos gehijg, gezucht, gesteun, gelik en gelebber waar de hoofdpersoon op één of andere manier bij betrokken is.
De aanhangers van deze dubbelhartigheid wordt meestal wordt aangeprezen als een exclusief westerse verworvenheid en het product van ‘de seksuele revolutie’.
Onwetende volgelingen van een gefrustreerde Weense psycholoog uit het begin van 20e eeuw, presenteren deze beelden meestal als de verborgen waarheid over het wezen van de mens. Zo is de enige manier die we hebben kunnen bedenken om met dit zelfbedrog om te gaan, van het orgasme een consumptieartikel te maken.
Dit consumptieartikel heeft twee merknamen: ‘seks’ voor in de Volkskrant en ‘erotiek’ voor in de NRC.
Het is het favoriete middel voor een simplistische grap en één van de belangrijkste middelen om de kijkcijfers op te schroeven, zowel door een biecht voor de camera als door pornofilms laat op de avond. Beide tonen voor een gelouterd oog de intense lelijkheid van het Calvinisme: met andere woorden van het ascetisme als volksbeweging.
Plato: Erotiek is een heilzaam geschenk van de goden
De renaissance dacht heel anders over erotiek. De oorsprong hiervan ligt in de Platoonse dialoog ‘Het Symposion’. Daarin vertelt Socrates, de held van alle dialogen van Plato (427-347 v.o.j.), hoe hij uit de mond van de oude wijze vrouw Diotima de geheimen van de erotiek te horen heeft gekregen.
Eros is in wezen verlangen naar het mooie en aantrekkelijke. Hij komt voort uit de tegenstrijdige combinatie van zowel het ervaren van een tekort, namelijk in het verlangen naar het mooie en aantrekkelijke, als van een overvloed, namelijk in het vooruitlopen op en in het beeld van de genieting.
Genot is immers op zich het ervaren van één of ander soort overvloed. Wie geniet, vergeet even de tijd. ‘Alle Lust will tiefe, tiefe Ewigkeit’, zou Nietzsche in 1883 schrijven in zijn boek ‘Also sprach Zarathustra’. Op het moment van genot is er een minstens momentane overvloed van het mooie en aantrekkelijke. De spanning tussen verlangen en genieten wordt opgeheven in het genietend zich te buiten gaan.
De erotiek is dus het vermogen zichzelf te buiten te gaan. Daardoor draagt zij ook het gevaar in zich van degeneratie en moreel verval, maar tegelijk de mogelijkheid boven zichzelf uit te stijgen in plaats van zichzelf te ontvallen.
De christelijke scholastiek heeft alleen het gevaar gezien, maar volgens Plato is dit een bijverschijnsel dat kan worden vermeden. Erotiek is een heilzaam geschenk van de goden.
Natuurlijke erotiek
De natuurlijke erotiek openbaart zich eerst in het concrete: we worden verliefd op een mooi lichaam, daardoor leren we echter op den duur, eventueel met de juiste filosofische begeleiding, lichamelijke schoonheid in het algemeen waarderen.
Vervolgens raken we onder de indruk van schoonheid van karakter, waardoor in een volgend stadium we belangstelling krijgen voor goede karaktereigenschappen in het algemeen, dus voor ethiek.
Uiteindelijk krijgen we belangstelling voor het wezen van de ethiek: het beginsel van het goede en zo krijgen we belangstelling voor de filosofie zelf: het zoeken naar wijsheid.
Het doel van dit streven naar wijsheid is volgens Plato het schouwen van het universele beginsel van de eenheid van goedheid, schoonheid en waarheid. Het was één van Plato’s stokpaardjes dat er zoiets bestaat als universele eenheid van goedheid, schoonheid en waarheid, ook wel de God van de filosofen genoemd en dat dit de zin is van alles wat er is en de bron van alle prototypes.
Symposion
Giordano Bruno baseerde zich op de in 1484 door de bekende filosoof en vertaler Marsilio Ficino becommentarieerde vertaling van het Symposion. Volgens Ficino bewijst ons verlangen naar aantrekkelijkheid en schoonheid dat we er gevoel voor hebben. Iedereen heeft dus gevoel voor schoonheid en daarmee erotiek, het vermogen om tot verlichting te komen. Het probleem met de meeste mensen is echter dat het gevoel voor schoonheid zich uitsluitend richt op lichamelijke aantrekkelijkheid.
Vier verschillende niveaus van erotiek en van bestaan
Ficino onderscheidde in navolging van Plato’s dialoog ‘Pheadrus’, vier verschillende niveaus van erotiek en van bestaan.
- Het laagste is het lichamelijke of materiële niveau. Dit hebben alle mensen gemeenschappelijk, want iedereen is gevoelig voor lichamelijke schoonheid en aantrekkelijkheid.
- Als we bij het zien van een mooi lichaam de materiële aspecten, zoals gewicht, ondoordringbaarheid en plaats wegdenken, krijgen we een beeld van de schoonheid en aantrekkelijkheid van de ziel van die persoon. Dit is het tweede niveau.
- Denken we ook verleden, heden en toekomst weg, zodat alles tegelijk aanwezig is, dan krijgen we een beeld van de schoonheid en aantrekkelijkheid van de engel, het derde niveau van het bovennatuurlijke beginsel dat in de persoon weerspiegeld wordt.
- Denken we ten slotte hierbij alle verschillen en veelheid weg, dan krijgen we een aanschouwing van het Ene, het Goddelijke dat het wezen is van al het bestaande. Dit is het wezen van het zijn, het goddelijke licht van pure tegenwoordigheid, waarvan het zonlicht een materiële afspiegeling vormt.
Dit proces van reductie tot het wezenlijke werd ‘abstractie’ genoemd. Het is echter niet een zich afwenden van de concrete werkelijkheid en een zich verliezen in een wereld van niet bestaande denkbeelden, maar juist een meer diepgaande ontmoeting van wat echt bestaat. God is werkelijker dan een engel en die weer werkelijker dan de persoon.
Dat de meeste mensen zich alleen met lichamelijke schoonheid bezighouden is tegennatuurlijk, want het niveau waarop de mens van nature functioneert, is het tweede, dat van de ziel.
Hij zou dus in de eerste plaats vertrouwd moeten zijn met ethische schoonheid van het eigen niveau, zoals ook de engelen en het goddelijke zich niet interesseren voor lagere vormen van schoonheid.
Het lot van de gewone mens wordt volgens Ficino uitgebeeld in het verhaal van Narcissus, die zichzelf vergeet, omdat hij verliefd wordt op zijn eigen spiegelbeeld. Zo is de mens zichzelf, zijn ziel vergeten, omdat hij verliefd is geworden op zijn weerspiegeling in de materie.
God is in dit perspectief de bron van alle schoonheid en tevens het toppunt van schoonheid, het ultieme object van alle erotiek.
De verheffing van de mens en de weg naar verlichting en geluk is dus een soort ortho-erotiek, een opvoeding van de mens tot de juiste erotiek, waarbij deze steeds subtielere niveaus van esthetische beleving gewaar wordt.
Bij Ficino gaat dat via het steeds overdenken van overtuigende argumenten. Zo is alles wat de gewone ogen zien relatief. Zintuigelijke schoonheid is dus vergankelijk en onderhevig aan persoonlijke voorkeur en grillen.
Bovendien bestaat er niets op deze wereld, dat echt absoluut perfect mooi is. De mensen zien alleen iets moois in dingen die mooi lijken, het vermogen iets moois te zien, komt dus uit henzelf voort. Beauty is in the eye of the beholder.
Mensen zijn in staat tot het zien van iets moois door een gevoel voor schoonheid dat in de ziel huist in de vorm van een licht, dat tevens het licht van de waarheid is en de bron van alle deugden. Het is dus een weerspiegeling van de Platoonse God, dat later door Meister Eckhart het ‘Seelenfünklein’ zou worden genoemd.
Je maakt de ziel mooier en aantrekkelijker door de ervaring van deugd en schoonheid. Zo louter je de ziel en bereid je haar voor op wijsheid. Ethiek en esthetiek gaat vooral om filosofie.
De heldhaftige vervoeringen
De leer van ortho-erotiek staat ook bij Giordano Bruno voorop, maar bij hem wordt de ethiek en de overdenking van argumenten vervangen door wat hij noemt: ‘furor’, vervoering. Hij verandert zelfs het woord ‘erotisch’ door het woord ‘heroïsch’ (hetgeen in het Italiaans, maar één letter verschilt), om het actieve karakter en het verschil met de christelijke beschrijvingen van de liefde aan te duiden.
Voor Bruno is erotiek boven jezelf uitstijgen, oftewel vervoering, hij spreekt van ‘furori heroici’, heldhaftige vervoeringen. Sommigen zouden vandaag de dag in dit verband misschien spreken van transcendent bewustzijn, anderen van ‘uit je dak gaan’.
De voorliefde voor de vervoering en het plaatsen van de wil boven het intellect vormen belangrijke motieven voor Giordano’s afkeer van Aristoteles.
Aristoteles is ervan overtuigd dat de wereld logisch in elkaar zit en dat alles gaat volgens regels en wetten. Giordano meent dat de regels maar bijzaak zijn en dat ze altijd achter de feiten aanlopen. De poëzie bijvoorbeeld, gaat niet volgens de regels, deze vloeien uit haar voort zoals ook de logica uit de logos, de zin en betekenis.
Passieve en actieve vervoering
Er zijn twee soorten vervoering: die welke de zelfbeheersing en het bewustzijn verminderen (deze zijn vandaag de dag nogal populair, Giordano noemt ze ‘dierlijk’) en die welke deze beide doen toenemen (Giordano noemt deze ‘goddelijk’).
De goddelijke soort kan weer worden verdeeld in een passieve, waarbij men door goden en geesten wordt bezocht en een actieve waarin men zelf hogere vermogens ontwikkelt.
In de passieve vervoering wordt men vervuld van het goddelijke, bij de actieve, de heroïsche, is men zelf het goddelijke. Men heeft het vermogen tot deze soort erotiek door een natuurlijke liefde voor het Ene. Deze roept op tot het transformeren naar zijn evenbeeld. Zo ontstaat er contact met het goddelijke en wordt men zelf goddelijk. God is in zijn wezen niet kenbaar, alleen via zijn gelijkenis. Deze gelijkenis kan gemaakt worden in de geest door het intellect en de verbeelding. Als dat gebeurt, wordt de geest tot licht getransformeerd en vermengt zij zich met de echte God.
Tegenstellingen hebben elkaar nodig
Het motief van de erotiek is ook het leed dat het gewone bestaan met zich mee brengt. Bruno’s kijk op de wereld doet hier verrassend boeddhistisch aan. Alles is volgens hem gemengd of samengesteld, daarom is er geen genot dat niet met leed gepaard gaat. Zonder leed is er zelfs geen genot mogelijk: de tegenstellingen hebben elkaar nodig om te kunnen bestaan.
Daaruit volgt dat niets op zich bevredigend is, tenzij het als een uiterste van pure vergetelheid zonder spijt en zonder besef van tegenstellingen. Onwetendheid kan echter niet de toegang zijn tot de hoogste staat van zijn. De hoogste staat van zijn is het eindpunt van een lange geestelijke ontwikkeling, anders zou elke idioot dat weten en zouden we niet bij Jezus of Socrates in de leer hoeven te gaan
De heroïsche liefde is eigenlijk een marteling die we onszelf aandoen, omdat ze verlangt naar het afwezige en niet tevreden is met het aanwezige. Tevredenheid behoort tot de armen van geest. (Dit is ongetwijfeld een snier naar de vele populaire en goedkope christelijke preken.)
Het lot
Wie het einddoel bereikt en de verlichting ervaart, is niet tevreden, maar gelijkmoedig. Zo iemand beziet de willekeurige veranderingen van vreugde en leed als illusie, als een ijdel niets. Deze geestestoestand is het resultaat van de heldhaftige vervoering.
Men stijgt ook boven de ethiek uit: goede en kwade daden verliezen hun betekenis omdat ze gedaan worden op een goddelijke manier door een goddelijk persoon. Deze vervoering maakt dus een einde aan alle emotionele tegenstellingen en complexiteit die volgens Bruno het gewone leven kenmerkt. Zij brengt de geest tot diepe eenheid en maakt het zelfs mogelijk wellust te ervaren zonder het bijbehorende leed.
Bruno onderscheidt in navolging van Ficino vier stadia van de goddelijke vervoering: het poëtische stadium, het priesterlijke, het profetische en het erotische.
Deze ontstaan doordat de minnaar achtereenvolgens vervuld raakt van vier aspecten van het beminde: als object van jaloezie, van verering, van het lot en van liefde of aantrekking.
‘De jaloezie is de ijver van de minnaar om zich met het beminde te verenigen … De liefde komt tot rust, want hij die bemint komt tot rust in de liefde …’
Het voorwerp van verering is de beminde, de tegenhanger van de minnaar. Het lot is niets anders dan de loop der dingen, waaraan de mens is onderworpen, die de liefde mogelijk maakt en bedreigt. De liefde, ten slotte, is geen lage, vulgaire en banale drijfveer, maar een heldhaftige heer, de leider en gids van de minnaar.
De wil
De wil is de kern van elk mens en dus het belangrijkste geestelijke orgaan, het intellect is het vermogen tot inzicht, de geest het morele vermogen en de ziel de plaats van de emoties.
Opvallend is dat Giordano de wil in het centrum plaatst, terwijl sinds Plato alle filosofen het vanzelfsprekend vonden om het intellect in het centrum te plaatsen. Vandaar dat de standaarddefinitie van de mens was ‘zoôn logikon’ of ‘animal rationale’, met andere woorden ‘een wezen dat kan denken’ en niet ‘een wezen dat kan willen’.
Het lichaam wordt omvat door de ziel, deze door de geest en deze weer door God. De ziel brengt leven in het lichaam. De geest verheft, vereent en stabiliseert. De verbeelding vormt denkbeelden naar aanleiding van de waarneming en verbindt, verstrooit en beweegt ze. Het intellect ondergaat deze denkbeelden en verbindt ze met andere processen in de geest. De kunst van het geheugen is hierbij van het grootste belang, omdat hierdoor de juiste denkbeelden worden gevormd en op de juiste manier geordend.
Deze beelden komen ook terug in het werk van Giordano, daardoor krijgt het een poëtische stijl, maar wordt het ook voor oningewijden moeilijk te begrijpen.
De heldhaftige liefde en het heldhaftige intellect
De twee vleugels van de ziel zijn de heldhaftige liefde, de goede heerser en het heldhaftige intellect, de mentale integriteit die absolute waarheid wil. Het intellect jaagt op wijsheid en schoonheid, en activeert de wil en de scherpzinnigheid op het gebied van het onbekende. Het zoekt ideeën in de spiegel van gelijkenissen.
De liefde is gericht op de dingen zoals ze zijn, het intellect op de dingen als begrip. De liefde verandert zichzelf in de geliefde en zo wordt het intellect zelf de prooi waarop het jaagt; het wordt het eigen begrijpen, het object van eigen inzicht.
Het lot martelt de minnaar door ongelukkige of ongewenste gebeurtenissen. Het object neemt de geest volledig in beslag en de jaloezie laat de minnaar niet met rust, wat soms de liefde kan doen verdwijnen. De liefde is het kind met het dwaze hoofd omdat het de verliefden dwaas maakt, maar hen ook zuivert. Bij hen die het meest mathematisch of speculatief ingesteld zijn en die dus het beste intellect hebben, wekt hij het genie op. Het zuivert het intellect, wekt het op, vervult het van enthousiasme, ontwikkelt een heldhaftige gloed in de ziel en een wedijver van deugden en grootheid, door de wens die ze hebben om te behagen en zich de beminde waardig te tonen. Het maakt echter de meesten stom, zodat die zich gedragen als idioten, waardoor ze het object van minachting worden.
De liefde is een vuur omdat hij het beminde in de minnaar verandert.
Het is niet anders willen, het geeft vrede en maakt verdwaasd.
De wereld is de onmogelijkheid, de marteling; blind en misdadig voor de stervelingen.
De beminde is de fascinatie, de volheid en hoogste schoonheid.
De gerichtheid is het onvervulde, de melancholie en de enige dood.
De liefde toont het paradijs, zij is het hoogste goed.
De wil ontvangt de vreugde uit zichzelf door de liefde.
Het intellect ontvangt de verveling als een soort ondankbaarheid
De geest, de natuurlijke genegenheid, ontvangt de bemoediging
De ziel, de passieve gevoelige substantie, ontvangt de last van de jaloezie
Alles komt echter samen en wordt verenigd in de onverzadigbare liefde.
Italiaanse dialogen, blz. 267
De methode
Giordano Bruno geeft in zijn boek ‘Over de heldhaftige vervoeringen’ een concrete beschrijving van de methode die hij gebruikt om de erotische vervoering op te wekken.
Het boek is een dialoog en één van de sprekers, Tansillo, legt het uit:
‘Van de berg komt het vuur, van de schoonheden komt de vervoering en de vervoering van liefde toont zich in tranen… van een enkele aandoening van het hart ontstaan zowel liefde als haat… De kapitein is de wil van de mens, die zetelt op het achterschip van de ziel en met het roer van de rede de affecties van de lagere krachten bestuurt, die de woelige stroom van de natuur met zich mee voert.
… op zeker moment roept hij al zijn soldaten, dat wil zeggen, hij wekt al zijn krachten op, alle gevolgen van deze krachten, de tegenstrevende gedachten, waarvan sommige de ene kant uit gaan en andere een andere. Hij probeert deze te verenigen onder één enkel teken, één enkel bepaald doel. Als dan een aantal van de gedachten die bevolen worden zich direct en gehoorzaam te aandienen, niet komen (meestal zijn er altijd die voortkomen uit natuurlijke krachten, die niet gehoorzamen en zeker niet aan de rede), probeert de kapitein op zijn minst om hun werkzaamheid tegen te houden en als dat niet kan ze af te wijzen.
Op deze manier treedt hij op, de ene gedachte doodt hij met de degen van de woede en de andere verbant hij met de gesel van de minachting… En nu kijkt hij naar een ding, het ding waarnaar hij zijn aandacht richt, met een eenduidige blik, omdat hij zich tot rust heeft gebracht, vervult hij zijn geest ermee en geniet van één enkele schoonheid en hij blijft erop gefixeerd, want het intellect werkt niet door te bewegen, maar door in rust te zijn. Daardoor hij is slechts gevoelig voor één enkele steek, waardoor hij gedood wordt, dat wil zeggen die hem de hoogste volmaaktheid geeft.
Hij brandt met één enkel vuur, dat wil zeggen verteert zichzelf door één enkele liefde … [de liefde wordt een vuur genoemd]… omdat zij de minnaar verandert in het beminde, zoals het vuur, het meest actieve van alle elementen, het vermogen heeft om al het andere, enkelvoudig of samengesteld, in zich te veranderen…
Hij kent een paradijs, dat wil zeggen een hoogste einddoel, want paradijs betekent gewoon het einde. Hier moet men een onderscheid maken tussen het absolute ware en essentiële einde en het einde in de zin van gelijkenis, afschaduwing en deelhebben. In de eerste zin kan er maar één einde bestaan, in de andere ontelbaar veel…’
The heroic enthusiasts (eigen vert.), blz. 42-22
Concentratieoefening
De verschillende gevoelens en de daardoor opgewekte gedachten moeten onder één enkel motief of leiding komen. Weerspannige gedachten moeten worden verbannen of gedood. Vervolgens moet men zich richten op één enkel object. Zo komt men tot rust, men moet in de schoonheid hiervan verblijven. Het hogere inzicht ontwikkelt zich nu eenmaal alleen in rust.
Giordano Bruno beschrijft hier een soort concentratieoefening die pas sinds de jaren zestig van de 20e eeuw door boeken uit India over yoga onder de aandacht is gekomen.
We vinden iets dergelijks voor het eerst bij Plotinus in de derde eeuw. Zijn oefeningen zijn mogelijk indirect uit India afkomstig. Plotinus had een bijzondere belangstelling voor India en het is niet onmogelijk dat hij iets heeft opgestoken van geruchten uit dat land of zelfs van Indiase handelaars, die vermoedelijk in zijn tijd Alexandrië hebben gewoond.
Zo vertonen enkele gnostische sekten uit die tijd ook opvallende boeddhistische trekken.
Bij Plotinus gaat het erom alles om je heen en vooral je lichaam te vergeten en alle aandacht te concentreren op de geest in rust. Plotinus zondert zich af van de wereld en trekt zich terug in zijn eigen geest. Hij gebruikt soms ook visualisaties.
Bruno’s methode is anders, veel actiever. Nadat hij in contemplatie is gaan zitten, probeert hij zich eerst bewust te worden van bestaande gedachten. Vervolgens worden deze afgewezen als zinloos en onbelangrijk. Dan kijkt hij, of liever gezegd: staart hij, naar een voorwerp totdat hij doordrongen wordt van een gevoel van schoonheid. We mogen aannemen dat gedachten die intussen opkomen steeds weer opnieuw worden afgewezen. Zo voelt de mediterende het verschil tussen dit voorwerp en zichzelf langzaam verdwijnen en een gevoel van diepe rust en eenvoud ontstaan. Vergeleken bij deze toestand lijkt niets op de wereld nog belangrijk. Wat eens alle aandacht in beslag nam, blijkt de innerlijke vrede niet meer te verstoren.
Inzicht ontwikkelen door mentale oefeningen
Er zijn grote verschillen met Plotinus en het zou heel goed kunnen dat Bruno deze oefening zelf heeft uitgevonden en ontwikkeld. Beiden komen echter wel hierin overeen dat ze trachtten inzicht te ontwikkelen door mentale oefeningen in plaats van door tekstverwerking.
Dit is in het westen zeer ongebruikelijk en veel vertalers van Bruno hebben er ook overheen gelezen.
Alle elementen van Bruno’s methode en die van Plotinus komen wel in de Indiase yogatraditie voor. Zelfs de ontdekking dat de geest van de yogi op een bepaald moment niet langer onder invloed is van menselijke begeertes en kan genieten zonder daaraan gehecht te raken en daaraan te lijden, is een belangrijk thema in een aantal Indiase teksten over yoga, maar uniek in de Europese filosofie.
Dat deze oefeningen tot resultaten leiden is wetenschappelijk vastgesteld, onder andere door onderzoek van Arthur J. Deikman in de Verenigde Staten, waar proefpersonen na 12 keer maximaal een half uur mediteren op een blauwe vaas in een laboratorium al resultaten bemerkten.
Sommigen vertelden van momenten van uitzonderlijke en onverklaarbare euforie, anderen voelden soms een onverklaarbare affiniteit en devotie voor de vaas of voor de kleur blauw, weer anderen kregen het gevoel alsof ze één werden met de vaas. Allen voelden de proefpersonen een zich steeds verdiepende innerlijk vrede.
Ten Slotte
Het voor zover we weten heeft Giordano Bruno geen volgelingen gehad. Hij bleef nooit lang op één plek en heeft zijn methode niet kunnen doorgeven. Hij was een vreemdeling in zijn wereld, enerzijds zijn tijd te ver vooruit en anderzijds te zeer geworteld in de Renaissance, de tijd die eigenlijk al voorbij was.
Bovendien was hij te eigenzinnig van karakter en te gedreven om veel mensen voor zijn ideeën te winnen. In een tijd dat veel mensen nog meenden dat de aarde plat was, zag hij een oneindig heelal met miljarden sterrenstelsels. Hij spotte met de mensen die zichzelf trachtten te verheffen door vasten, onthouding en discipline.
Materie en geest zijn twee aspecten van één werkelijkheid
Nog voordat Descartes beroemd zou worden door de westerse filosofie op te zadelen met het dualisme van geest en materie, vond hij al de oplossing die vandaag de dag wel de twee aspectenleer wordt genoemd: materie en geest zijn twee aspecten van één werkelijkheid.
Degene die zijn gedachten op hun eigen manier uitwerkten waren Leibniz, die Bruno’s begrip ‘monade’ tot de basis van zijn filosofie maakte en Spinoza, die de weerspiegeling van geestelijke en lichamelijke werkelijkheid tot uitgangspunt nam.
Over de heroïsche erotische vervoering werd niet meer geschreven of gesproken, in plaats daarvan gaf men, zoals gebruikelijk in het modernistische verlichtingsdenken de voorrang aan de logica en het redenerend verstand.
Pas in de 19e eeuw nam Schopenhauer enkele existentiële inzichten van Bruno over, om te beginnen door de wil belangrijker te achten dan het intellect.
De mens is geen wezen dat erop uit is te denken en te begrijpen, maar een lijfelijk wezen dat iets wil. Voor alles willen we bestaanszekerheid, voedsel en veiligheid.
Het intellect is niet meer dan een middel om dat te bereiken. Het is niet het doel van ons bestaan, het is een middel, zoals vinnen voor een vis en vleugels voor een vogel.
Dit is het uitgangspunt waar vanuit mensen als Freud en Nietzsche de basis van de antropologie of het mensbeeld van de twintigste eeuw hebben uitgewerkt.
Geen van hen heeft echter ooit over de zin van de vervoering geschreven.
Was dit omdat dit hen teveel aan christelijke mystiek deed denken? Was het door het taboe op het lichaam dat ontstond in de door rationaliteit en volks ascetisme gedomineerde moderniteit? Was het zo vanzelfsprekend geworden dat filosofie beperkt moet blijven tot tekstverwerken?
Hoe dan ook, het is moeilijk om van schrijvers te weten te komen waarom ze ergens niet over schrijven, om de eenvoudige reden dat ze er niet over schrijven.
Over de heldhaftige vervoeringen
Dat de vervoering voor Giordano Bruno wel degelijk belangrijk was, blijkt uit twee feiten.
Om te beginnen heeft hij er een heel boek aan gewijd en noemt hij haar ook in andere boeken. Dit waren met name de boeken in het Italiaans, die dus bestemd waren voor een breed publiek. Bovendien getuigt zijn levensloop van een gedrevenheid en een overtuiging die moeilijk alleen uit verstandelijke motieven zijn te verklaren.
Hoe zou het anders kunnen dan dat hij de ervaringen heeft gekend die hij in zijn boek beschrijft en dat die hem inspireerden tot zijn wijdse, on-eigentijdse visie, zijn overtuigde oppositie tegen de religie van zijn tijd en zijn ogenschijnlijk gebrek aan angst?
De heroïsche erotiek is nog niet gedateerd. Vandaag de dag kennen de meeste mensen alleen de animale soorten van vervoering, maar de behoefte om ‘uit je dak te gaan’ wordt algemeen erkend.
Zoals bekend geeft dit alleen tijdelijke verlichting van het bestaan en eindigt dit meestal met vervelende katers of zelfs verslaving en dus totale ontreddering. De mens heeft altijd behoefte gehad aan vervoering, al is dit door de burgerlijke cultuur van het wereldse ascetisme hardnekkig ontkend.
Als er dan behoefte bestaat aan vervoering, aan het uit je dak gaan, misschien kan het dan geen kwaad eens wat te experimenteren met de door Bruno voorgestelde weg.
- Bruno, G. (1954, 1585). De Gl’ Heroici furori (Over de heldhaftige vervoeringen), Appresso Antonio Baio, Parigi 1585. ( Paul-Henri Michel). Paris: Soc. d’edition ‘Les Belles Lettres’.
- Davis, S. ed. (1978). Renaissance Views of Man. Manchester: Manchester University Press, p. 37-56.
- Deikman, A.J. (1963). Altered states of consciousness. In: The Journal of Nervous and Mental Disease. vol. 136, blz. 329 e.v. Baltimore: Williams & Wilkins.
- Yates, F. A. and Kegan, P. (1964). Giordano Bruno and the hermetic tradition. Londen: Routledge.
- Yates, F. A. (1988). De geheugenkunst. (vertaling van The art of Memory door Groot). Amsterdam: Bert Bakker.
Noten
[1] Bron: Giordano Bruno
[2] Een pamflet dat iemand op smadelijke wijze aanvalt
[3] Bron: Aristoteles
[4] Bron: Ars memoria houtsnede van een van de apparaten van Giordano Bruno met in de vier elementen: aarde, lucht, vuur en water.
[5] Bron: Standbeeld van Giordano Bruno door Ettore Ferrari (1845-1929) op de executieplaats Campo de’Fiori, Rome.
[6] Bron: The trial of Giordano Bruno by the Roman Inquisition. Bronze reliëf door Ettore Ferrari.
[7] Bron: Diotima door Jadwiga Łuszczewska
[8] Bron: Plato’s Symposium door Anselm Feuerbach (1869)
[9] Bron: Narcissus van Michelangelo Caravaggio
[10] Bron: Over de heldhaftige vervoeringen
[11] Bron: flee-loathsome-shadow-marsilio-ficino-1433-99-medici-florence/
[12] Bron: Plotinus
[13] Bron: Giordano Bruno, lithografie gemaakt in de zestiende eeuw