Caribische en Afrikaanse rolmodellen 2

0

Fred de Haas

Caribische en Afrikaanse rolmodellen 1Caribische en Afrikaanse rolmodellen 2

Rolmodellen ― Césaire ― Senghor ― Sartre ― Toussaint ― Delgrès ― Lumumba ― Mongo Beti ― Leopold II ― vooroordeel en onbegrip ― zegeningen van de ‘zelfontplooiing’ ― angst voor ‘macoutisme’ ― ‘zwartheidsaanhangers’

Louis Delgrès uit Guadeloupe

Buste Louis Delgrès (1766-1802)[1]

Het feit dat de slavernij was afgeschaft door de Franse revolutionairen in 1794 was dus bij Napoleon niet in goede aarde gevallen. Frankrijk kon eigenlijk economisch gezien niet buiten de opbrengsten en de werkkracht van de koloniën. Vandaar dat hij in 1802 besloot om de slavernij opnieuw in te voeren. Generaal Richepanse gaat scheep met 4000 man om uitvoering te geven aan dit plan.

Louis Delgrès en Joseph Ignace, gekleurde inwoners van Guadeloupe en in dienst van het Franse leger, die de bedoelingen van Richepanse doorzagen, deserteerden uit het leger om de opstand tegen de Fransen voor te bereiden. Delgrès hangt een aankondiging op de muren van Basse-Terre waar hij commandant was:

‘Aan de hele wereld de laatste kreet van onschuld en wanhoop. In de mooiste dagen van een eeuw die voor altijd beroemd zal zijn vanwege de overwinning van de Verlichting en de Filosofie, ziet een klasse van onfortuinlijke mensen (= de zwarte bevolking, FdH) die men wil vernietigen zich verplicht om haar stem te verheffen naar het nageslacht om haar onschuld en ongeluk bekend te maken wanneer zij eens zal zijn verdwenen’.

Profetische woorden die binnen drie weken in vervulling zouden gaan.

Standbeeld van de mulattin Solitude (circa 1772-1802, Guadeloupe)[3]

De aanhangers van Delgrès die al acht jaar van de vrijheid hadden geproefd en zich ontwikkeld hadden van gedwongen plantagearbeiders tot beoefenaars van andere beroepen, waren vast van plan hun vrijheid te verdedigen tegen de Fransen en tegen lokale meelopers als gouverneur Magloire Pélage die door Aimé Césaire later bestempeld zou worden als ‘koloniale hond’.

Ook deden veel vrouwen mee aan het verzet, o.a. de beroemde, zwangere, mulattin Solitude, die als slavin was verhandeld, verkracht en geslagen[2].

De ‘koloniale hond’ Pélage lokt Ignace in de val. Hij richt zijn kanonnen op Ignace en zijn getrouwen met als resultaat 675 dode vrouwen, jonge en oudere mannen. De overlevenden werd doodgeschoten.

Delgrès had zich verschanst in het dorpje Matouba en wist dat het einde nabij was. Wat kon hij met driehonderd mensen beginnen tegen 8000 met geweren en kanonnen bewapende Franse soldaten? Hij had ― als laatste verzetsdaad ― vaten met buskruit onder het terras van het landhuis begraven. Toen de Fransen op het punt stonden het huis binnen te vallen liet hij het kruit ontploffen. Richepanse laat de overlevenden doodschieten en ophangen. De mulattin Solitude mag haar kind nog ter wereld brengen (een zwarte baby kon worden verkocht op de slavenmarkt!) en werd de volgende dag zelf naar het schavot geleid en opgehangen. Tienduizend opstandelingen werden doodgeschoten of stierven een vreselijker dood.

Patrice Lumumba, premier van Congo

Patrice Lumumba (1925-1961)[4]

Een bijzondere persoonlijkheid was Patrice Lumumba (1925-1961), die premier van Congo was toen in 1960 de onafhankelijkheid van Congo werd uitgeroepen in Kinshasa, dat tot die tijd nog Léopoldville heette. Tijdens die ceremonie waarbij de Belgische koning Boudewijn, premier Eyskens en enkele Belgische ministers aanwezig waren hield Lumumba een redevoering die de Belgische delegatie met ontzetting vervulde. De verongelijkte Boudewijn kon nog maar net door Eyskens ervan worden weerhouden onmiddellijk te vertrekken naar Brussel.

Laten we, voordat we over die gebeurtenis vertellen, eerst een stapje terugdoen in de tijd en eens kijken wat Lumumba, ooit een eenvoudige postbeambte en directeur van een brasserie, te vertellen had tijdens een internationaal seminar in Abidjan (Nigeria) in 1959, één jaar vóór de onafhankelijkheid van Congo.

In zijn toespraak in Abidjan komt Lumumba naar voren als een gematigd man die alle Afrikaanse landen oproept tot samenwerking; immers, verdeeldheid was altijd een bron van ellende geweest:

‘die tweedracht waarop de koloniale machten altijd hebben gesteund om beter hun overheersing te kunnen vestigen, heeft zeer veel bijgedragen ― en draagt nog steeds bij ― tot de zelfmoord van Afrika’.

Toch blijkt hij bereid om, ondanks alle verschrikkingen die het koloniale bewind heeft veroorzaakt, de hand te reiken aan de kolonisator:

‘In de strijd die wij vandaag op een vredelievende manier leveren voor de verovering van onze onafhankelijkheid, zijn wij niet van plan om de Europeanen uit dit continent te verjagen noch om ons meester te maken van hun bezittingen noch om hen dwars te zitten. We zijn geen piraten. […] Wij willen ons niet van het Westen afscheiden, want we weten best dat geen enkel volk ter wereld aan zichzelf genoeg heeft. Wij zijn voorstanders van vriendschap tussen de rassen, maar het Westen moet wel gevolg geven aan onze oproep. De Westerlingen moeten begrijpen dat vriendschap niet mogelijk is binnen betrekkingen van onderwerping en onderworpenheid’.

Lumumba was oprecht en niet rancuneus in zijn streven naar samenwerking, hoewel hij als geen ander wist welke wandaden de Belgische kolonisator, de ergste die Afrika ooit heeft gekend, in Congo had uitgehaald. In de tijd van Leopold II waren hele dorpen platgebrand als de dorpelingen naar de zin van de Belgen niet voldoende rubber hadden weten te verzamelen. Er werden armen en benen afgehakt, mensen afgebeuld en te weinig te eten gegeven; er werden waterputten opgeblazen en mensen onthoofd.

Cartoon met Leopold II De wereld wordt in Berlijn verdeeld[5]

Heeft het Westen geluisterd naar de uitnodiging van Lumumba? Welnee! Het Westen had alleen belangstelling voor de overweldigende rijkdom aan grondstoffen in Afrika en was er alleen maar op uit om deals te sluiten met de nieuwe, corrupte regeringen om hun economische belangen veilig te stellen na die zogenaamde onafhankelijkheid.

Toen dan eindelijk de ceremoniële plechtigheid plaatsvond waarbij Congo de onafhankelijkheid verkreeg waren er twee toespraken gepland, een van de Belgische koning Boudewijn en een van de voor België ‘betrouwbare’ Congolese President Kasavubu, die van tevoren was doorgesproken en goedgekeurd. Niet verwonderlijk, omdat de toespraak van Kasavubu was geschreven door Jean Cordy, de voormalige kabinetschef van gouverneur-generaal Cornelis. Er kwam echter ook nog een derde, waar men minder op had gerekend: de toespraak van premier Lumumba.

Zoals te verwachten was stak Boudewijn de loftrompet over België en had zelfs lovende woorden over voor zijn oudoom koning Leopold II, die heer en meester was van Kongo van 1885-1908 en onder wiens verantwoordelijkheid vele wandaden waren verricht.

Boudewijn was ook zo naïef om de Congolezen aan te sporen zich het vertrouwen van de Belgen waardig te tonen. De koning:

‘Wees niet bang om u tot ons te wenden. Wij zijn bereid om u terzijde te blijven staan, om u te helpen met onze raad, om met u de specialisten en ambtenaren te vormen die u nodig zult hebben’.

Gemutileerde Congolese kinderen onder Leopold II[6]

Ja, dat zou inderdaad nodig zijn omdat de Belgen, net als andere kolonisators, de Congolezen alleen maar een rudimentaire scholing hadden gegeven. Slechts enkele tientallen hadden een hogere opleiding kunnen volgen met tot gevolg dat er in 1960, het jaar van de ‘onafhankelijkheid’, geen Congolese artsen, ingenieurs of officieren waren. In de openbare dienstverlening waren er vijfduizend banen waarvan er maar drie bezet waren door Afrikanen.

Begin daar maar eens een land mee op te bouwen.

Oudoom Leopold II

Je kunt je dan ook voorstellen dat Lumumba uit zijn vel sprong toen hij die hooghartige, koloniale en racistische toon van Boudewijn hoorde die ook nog goede woorden over had voor zijn oudoom Leopold.

Lumumba’s speech kunt u op Internet meelezen[7].

Hier volgt het fragment waarvan de ‘nette’ mensen binnen het Parlementsgebouw van Kinshasa bleek wegtrokken en de mensen ‘buiten’ (de speech werd door luidsprekers versterkt) tot uitzinnig enthousiasme bracht.

Speech van Lumumba

‘De wonden die we hebben opgelopen in 80 jaar koloniaal bestuur zijn te vers en te pijnlijk om ze uit onze herinnering te kunnen bannen. We hebben zwaar werk gekend dat van ons werd geëist in ruil voor een loon waarvan we onze honger en dorst niet konden stillen, waarvan we geen kleren konden kopen of fatsoenlijke huizen, waarvan we onze lieve kinderen geen goede opvoeding konden geven.
We hebben ironische opmerkingen moeten aanhoren, we hebben van de ochtend tot de avond beledigingen naar ons hoofd gekregen en we kregen slaag omdat we Negers waren. Wie kan ooit vergeten dat je niet tegen een Zwarte ‘JIJ’ zegt omdat ie een vriend is, maar omdat het respectvolle ‘U’ alleen was gereserveerd voor Blanken? […]
We hebben meegemaakt dat er in de steden prachtige woningen stonden voor de Blanken en hutten voor de Zwarten die op instorten stonden, dat een Zwarte niet werd toegelaten in de bioscopen, niet in de restaurants en niet in de zogeheten ‘Europese’ winkels, dat een Zwarte zittend of liggend op de bodem van een schip moest reizen, aan de voet van de Blanke die in zijn luxe hut zat’.

Dat soort dingen had Boudewijn natuurlijk liever niet willen horen. Want het was allemaal zo waar en zo diep beschamend. Zó zag het afschrikwekkende gezicht van de kolonisator er in vroeger tijden inderdaad uit.

Aimé Césaire, de zwarte burgemeester van Fort-de-France, Martinique had al in 1950 een rake karakterisering gegeven van de kolonisator in zijn ‘Discours sur le colonialisme’:

‘De kolonisatie, zeg ik nog eens, ontmenselijkt de beschaafdste mens; het koloniseren, de koloniale onderneming, de koloniale verovering, gebaseerd op en gerechtvaardigd door verachting voor de inheemse mens, brengt onvermijdelijk een verandering in die mens teweeg; de kolonisator die, om zichzelf een goed geweten te bezorgen, er gewend aan raakt in de ander een beest te zien, oefent zich erin om die mens als beest te behandelen en heeft, objectief gezien, de neiging om zelf in een beest te veranderen’.

Het woord ‘kolonisator’ kan rustig worden vervangen door het woord ‘mens’. Denk maar aan wat er is voorgevallen in de Tweede Wereldoorlog (de Holocaust), aan de miljoenen mensen die zijn afgeslacht in de Congolese Oorlogen van de jaren 90 van de 20e eeuw en wat er nu voor misdaden tegen de menselijkheid worden begaan in het Midden-Oosten.

Ditzelfde idee, verwoord door Césaire, kwam al naar voren in het in 1899 verschenen boek ‘Heart of Darkness’ van Joseph Conrad dat zich afspeelt in de Kongo. In het boek verandert een beschaafd mens in een soort monster.

Laten we ons daarom niet blindstaren op de slavernij. Het kwaad zit overal, in wit en zwart. Het is van alle tijden. Mensen hebben het kennelijk hard nodig om door maatschappelijke structuren te worden gedisciplineerd.

Het einde van Lumumba

We kennen allemaal het einde van Lumumba. De idealist werd in de steek gelaten door het Westen, zocht in zijn wanhoop aansluiting bij de Sovjet Unie en werd door Amerika en België via stromannen om het leven gebracht door Congolese soldaten in aanwezigheid van Belgische soldaten. Het een en ander gebeurde met volle medewerking van de voor het Westen ‘betrouwbare’ president Kasavubu en de dienstwillige kolonel Mobutu die de volgende jaren als een weerzinwekkende en duistere dictator over Congo zou heersen alvorens de macht in 1997 af te staan aan Kabila, die de chaos in stand hield.

Ter afsluiting een citaat uit het zeer lezenswaardige boek ‘Congo, een geschiedenis[8]:

‘De moord op Lumumba werd een tijdlang stilgehouden. Om alle sporen uit te wissen groef Gerard Soete, de Belgische adjunct-inspecteur-generaal van de Katangese politie, kort nadien het stoffelijk overschot van de drie slachtoffers op (N.B. Er waren nog twee anderen tegelijk met Lumumba geëxecuteerd, FdH).
Naar verluidt stak er nog een hand, mogelijk die van Lumumba, uit de grond. Soete zaagde de lichamen in stukken en loste ze op in een vat zwavelzuur. Uit Lumumba’s bovenkaak trok hij twee met goud bezette tanden. Van de hand sneed hij drie vingers af. In zijn huis bij Brugge bewaarde hij jarenlang een doosje dat hij soms aan bezoekers liet zien. Het bevatte de tanden en een kogel. Vele jaren later gooide hij ze in de Noordzee’.

Bij de onafhankelijkheid werden de goudreserves van de Banque du Congo naar België overgebracht, de winsten van de Belgische ondernemers weggesluisd en een slimme truc met de onderhandelende Congolezen uitgehaald die natuurlijk niet over genoeg financiële kennis beschikten om het te kunnen opnemen tegen de haaien in Brussel.

Onder Mobutu zou Congo worden geplunderd en leeggeroofd door de eigen President en zijn partijgenoten. Politieke tegenstanders werden opgehangen en doodgeschoten.
Begin jaren 80 van de 20e eeuw werden er lijken van tegenstanders vanuit vliegtuigen in de Congorivier gedropt en soms gebeurde dat ook met levende mensen. Merkwaardig dat je daar nooit iemand over hoorde[9].

Kameroen

Mongo Beti

De leraar-schrijver-boekhandelaar-boer Alexandre Biyidi-Awala (1932-2001) is beter bekend onder zijn schrijversnaam Mongo Beti. Die naam betekent ‘kind van de Beti’ een Bantoestam in Kameroen. Het doet denken aan het Antilliaanse ‘Yiu di Tera’.

Charles de Gaulle (1890-1970)[10]

Mongo Beti kan worden beschouwd als de aanklager van het misdadige Franse kolonialisme en neokolonialisme in het land Kameroen dat in 1960 zijn ‘pseudo-onafhankelijkheid’ kreeg. Hij was de man die in 1978 zei dat het kapitalisme de doodsvijand was van Afrika.

Vier maanden voor zijn dood heeft hij nog gesproken op een symposium van AIRCRIGE[11] Laten we hemzelf aan het woord laten:

‘Tussen 1955 en 1970 hebben er bloedige gebeurtenissen plaatsgevonden in Kameroen.
[…]
De bevrijdingsoorlog in Kameroen is bijna onopgemerkt gebleven in de internationale gemeenschap. Van 1954 tot 1962 wordt de aandacht van de wereld en in het bijzonder van de Fransen in feite helemaal in beslag genomen door het overweldigende geraas van de oorlogen die elkaar opvolgen van Indochina tot de Maghreb (Noord-Afrika). De Afrikaanse stuiptrekkingen zijn te verscheiden en te uiteenlopend om de geesten te boeien. Trouwens, de soorten onafhankelijkheid die vanaf 1960 werden verleend aan de gaullistische leerlingetjes uit die kolonies, de toekomstige dictators, sussen het geweten van de zeldzame delen van het Franse volk die zich nog ongerust maakten. Na 1962 maakte de Gaulle met gemak de mensen wijs dat de dekolonisatie van Afrika beëindigd was en de sfeer idyllisch. Als er hier en daar nog wat onrust was, zoals in Kameroen (je kan immers niet alles verborgen houden) dan was dat een zaak van Afrikanen onder elkaar in een land dat als eerste zijn onafhankelijkheid had uitgeroepen.
[…]
Tot 1970, het jaar waarin de laatste grote leider van de beweging (Ernest Ouandié, FdH) gevangen werd genomen, zal het parool zijn: maak ze allemaal dood.
Er zijn genoeg getuigenissen van die moordpartijen, ondanks een meedogenloze censuur op al het geschrevene, beeld en geluid. Ik (= Mongo Beti, FdH) heb er een paar van vastgelegd in een boek dat ik heb gepubliceerd in 1972 bij François Maspéro onder de titel ‘Main basse sur le Cameroun’ (Kameroen in de houdgreep, FdH) dat me de woede van President Pompidou, vertegenwoordigd door zijn minister van Binnenlandse Zaken, Raymond Marcellin, op de hals heeft gehaald’.

Processen tegen de Franse Staat

Mongo Beti (1932-2001)[12]

Minister Marcellin liet het boek direct in beslag nemen, waarop Beti een proces begon tegen de Franse Staat. Na vier jaar won hij het proces. De Franse pers keek de andere kant uit. De intimidaties bleven komen en op een dag werd hij op het politiebureau van Rouen ontboden en werden hem zijn documenten ontnomen.

Ineens was hij statenloos geworden.
Wéér begint hij een proces en wint ook ditmaal. Ook nu verschijnt geen woord hierover in de Franse kranten. Het boek was er de oorzaak van dat hij door alle media werd genegeerd. Ook aan zijn romans werd geen aandacht meer geschonken.
Je kunt alleen maar spreken van een laffe boycot.

Teleurgesteld

Beti neemt, na een langdurige stilte, de pen weer ter hand, publiceert romans en richt met zijn vrouw in 1978 het tijdschrift ‘Peuples noirs, peuples africains’ (Zwarte volken, Afrikaanse volken) op dat onvermoeibaar de wandaden van de neokoloniale regeringen in Kameroen aan de kaak stelt.
Dat bezorgde hem natuurlijk veel vijanden, vooral van de kant van oud-kolonialen die het liefst verhalen schreven en lazen van ‘hoe goed het wel was in Kameroen’, zoetsappige verhalen dus waar de honden geen brood van lusten en die van domheid en hypocrisie aan elkaar hangen.
Maar daar leende Beti zich niet voor. Hij vond dat het niet de taak van een schrijver was om de wereld te verheerlijken, maar om de samenleving een ongemakkelijk gevoel te geven en een slecht geweten. Dat maakt vooruitgang mogelijk.

Beti keert in 1991 terug naar Kameroen waar hij een boekhandel sticht: ‘La librairie des Peuples noirs’ (Boekhandel van de zwarte volken). Hij gaat ook terug naar zijn dorp om daar de dorpelingen te helpen bij het organiseren van landbouwactiviteiten. Maar hij wordt zwaar teleurgesteld door de mentaliteit van de bevolking. De mensen willen eigenlijk alleen maar lekker leven op kosten van Mongo Beti die zich voor hen uitslooft.

Wat Mongo Beti overkwam is een bekend fenomeen: doe iets grootmoedigs voor het volk en ze zullen je vaak niet dankbaar zijn.

In 1993 beschrijft hij nog eens de grote mislukking van het neokoloniale systeem in ‘La France contre l’Afrique, retour au Cameroun’ (Frankrijk tegen Afrika, terugkeer naar Kameroen).
De grote bananenplantages zijn in handen van het Franse kapitaal, de dorpen zijn arm, de arbeiders werken 60 uur in de week voor een schamel loon en blijven leven onder de armoedegrens. Het land wordt beroofd. Het hout wordt geëxporteerd. Er worden geen producten van gemaakt anders komen de Franse meubelfabrikanten in opstand.
Multinationals als Péchiney strijken de winsten op en betalen geen belasting. Enfin, de gebruikelijke streken die we allemaal zo goed kennen en die nog steeds worden uitgehaald als corrupte regeringen een oogje dichtknijpen of als er ― tegen vergoeding ― belastingfaciliteiten worden gecreëerd.
Beti zag dat het volk waarvoor hij zich inzette helemaal niet zo graag geëmancipeerd wilde zijn, dat journalisten niet onafhankelijk waren en dat er compromissen werden gesloten, dat er werd gedraaid en geschipperd. Hij heeft daaronder geleden en hij heeft het zijn eigen mensen niet in dank afgenomen.

Wie de Franse taal een beetje machtig is kan eens op facebook luisteren naar wat ooggetuigen te vertellen hebben op ‘Cameroun: autopsie d’une pseudo-indépendance’.
U vindt daar ook koppelingen naar beelden van de Franse wandaden. Zoekt u zelf maar. Ik vind het niet mijn taak om u de weg te wijzen in dat labyrint van misdaad. De Fransman van de beschaving is daar ver te zoeken.

Toen Beti stierf in 2001 wilde de regering van Kameroen hem publiekelijk eer betuigen, maar de familie heeft daar even publiekelijk voor bedankt.

Ruimere context

Het was de bedoeling van dit artikel om in het kader van de bewustwording het denken op en over de Caribische eilanden in een wat ruimere context te plaatsen. Er is meer onder de zon dan alleen het eigen huis, de eigen straat, buurt en nationale omgeving, hoewel dat de plaatsen zijn waarop je als burger direct invloed kan uitoefenen.

Het is echter ook voor het Caribisch gebied van belang om te weten dat er ook op andere plaatsen in de wereld mensen zijn die worden geconfronteerd met een specifieke problematiek die o.a. zijn oorsprong vindt in het koloniale tijdperk.

Als je kennis neemt van de gruwelijkheden die er in bepaalde oud-koloniale gebieden van, bijvoorbeeld, Frankrijk (Algerije!), België (Congo!) en Nederland (Indonesië!) hebben plaatsgevonden, dan zijn de Antilliaanse eilanden bepaald bevoorrecht te noemen, hoewel het natuurlijk niet ‘politiek correct’ is om dit zo te stellen.
Terwijl de Antilliaanse eilanden onder het Statuut (1954) geruime tijd in betrekkelijke welvaart verkeerden moest de feitelijke, vaak met slachtpartijen gepaard gaande dekolonisatie van andere gebieden nog beginnen.

We hebben bij het opvoeren van de verschillende rolmodellen in het kort stilgestaan bij de houding en actie van het Westen. Die manier van handelen gaat op verhullende wijze en in andere vorm tot op de dag van heden nog steeds door.
In ‘De grote Desillusie’ (2002) legt Joseph E. Stiglitz, Nobelprijswinnaar economie, uit hoe de politiek van de Wereldbank en vooral die van het IMF de onderdrukking bevorderen die de belangen dient van een bepaald aantal overheersende landen.

‘Het IMF wordt altijd geleid door een Europeaan, de Wereldbank door een Amerikaan. De bestuurders worden achter gesloten deuren gekozen en men heeft het nooit nodig geacht hen te vragen of ze eerdere ervaring hebben opgedaan met ontwikkelingslanden’.

Je kunt je echter ook niet aan de indruk onttrekken dat heden ten dage de Westerse landen en Amerika ook ingrijpen met menslievende bedoelingen. Maar hun politieke analyses zijn naïef en de gevolgen hiervan zijn rampzalig.

Nederland

Het Afro-Curaçaose deel van de bevolking der Benedenwinden is sinds 1954 aan een gestage politieke opmars bezig die nog steeds wordt gekenmerkt door tal van ‘struikelingen’ op de ‘Boeliaanse’ rots, veroorzaakt door bestuurlijke incompetentie en laaggeschooldheid van regering en ambtenaren.

Langzaamaan begint bij alle politieke partijen het besef door te dringen dat het, gezien de kleinschaligheid van de gemeenschap, verstandig is om in vele opzichten samen te werken met de koninkrijkspartner Nederland, niet in de laatste plaats omdat de dreiging van de internationale misdaad op de Antillen zeer groot is. Alleen in samenwerking met Nederland kunnen gewelddadige criminele organisaties worden aangepakt en tal van misstanden effectief worden bestreden (bestuurlijke corruptie, fraude bij verkiezingen etc.).

Voormalig Procureur Generaal G. Schram[13]

Om nog eens te citeren uit de toespraak van de voormalige Procureur Generaal G. Schram:

‘Deze ondermijnende criminaliteit is een veelkoppig monster. Gewelddadig, gewetenloos, uitsluitend gericht op macht en financieel gewin, vretend aan de fundamenten van de rechtsstaat, buitengewoon goed georganiseerd en door een deel van de samenleving min of meer geaccepteerd’.

De eilanden zijn zelf nog niet in staat om door zelfreinigend vermogen en een deugdelijke justitiële infrastructuur misdaad en corruptie tegen te gaan. De voor de tweede maal onder curatele plaatsing van Sint Maarten is hier een duidelijk voorbeeld van, evenals de financiële ‘Aanwijzingen’ voor Aruba en Curaçao.

Dreiging Venezuela

Ook is er de dreiging van mogelijke invloeden uit het tweede gewelddadigste land van de wereld: Venezuela. In de woorden van Freedom House:

‘Vandaag de dag is Venezuela een giftig mengsel van corruptie en wanbestuur […] met schaarste, stijgende inflatie, toename van onderdrukking, persbreidel en slechts gedeeltelijk vrij Internet’.

Aruba, munt voor de Status-Aparte (1986)
Aruba, munt voor de Status-Aparte (1986)

Human Rights Watch wijst op de ernstige verslechtering van de mensenrechten in Venezuela, het intimideren, censureren en vervolgen van mensen die kritiek leveren op de regering. Ook op het feit dat de Justitie niet onafhankelijk is. Er is geen scheiding van machten in Venezuela:

 ‘Members of the Supreme Court have openly rejected the principle of separation of powers, publicly pledged their commitment to advancing the government’s political agenda, and repeatedly ruled in favor of the government, validating the government’s disregard for human rights’ (World Report 2014)
Leden van de Hoge Raad hebben openlijk het beginsel van de scheiding der machten verworpen, in het openbaar plechtig beloofd de politieke agenda van de regering te zullen bevorderen, en herhaaldelijk vonnissen uitgesproken ten gunste van de regering daarbij de minachting van de regering voor de mensenrechten bekrachtigend.

Laten we in dit verband de volksdichter Elis Juliana citeren:

‘Ma dia pueblo realisá
ku b’a usa mal astusia
pa b’a hòrta su konfiansa,
probechá di su kariño,
habuzá di su simplesa
o sea hunga ku su kurason,
dia e kuminsá na kastigá
e no konosé pordon’.

‘Maar de dag dat het volk beseft
dat je het vuil hebt behandeld,
dat je zijn vertrouwen hebt gestolen,
voordeel hebt getrokken uit zijn vriendelijkheid,
misbruik hebt gemaakt van zijn eenvoud
of gespeeld hebt met zijn hart,
als het volk begint te straffen
kent het geen pardon’.

Noten

[1] Bron: Louis Delgrès ― foto LPLT
[2] Voor de volledigheid vermeld ik hier dat er in de slaventijd veel vrouwen verzet hebben gepleegd, zoals Harriet Tubman (history.com/topics/black-history/harriet-tubman) in de VS en Nanny in Jamaica. Ook in onze tijd, in 2009, tijdens de beroemde stakingen van Elie Domota in Guadeloupe, deden er evenveel vrouwen als mannen mee.
[3] Bron: La Mulâtresse Solitude ― Alchetron Free Social Encyclopedia for the World
[4] Bron: Patrice Lumumba als premier van de Democratische Republiek Congo (1960) ― fotograaf onbekend, , Republic of the Congo (Léopoldville) government
[5] Bron: Cartoon met Leopold II ― François Maréchal
[6] Bron: Gemutileerde Congolese kinderen ― foto’s van diversen
[7] Textes et documents, no 123, Ministère des Affaires étrangères, Bruxelles
[8] Van Reybrouck, David (2014) Congo, een geschiedenis. Amsterdam: De Bezige Bij, bladzij 327
[9] Van Reybrouck, David (2014) Congo, een geschiedenis. Amsterdam: De Bezige Bij, bladzij 410
[10] Bron: Charles de Gaulle (1945) ― The National Archives UK
[11] Association internationale de recherche sur les crimes contre l’humanité et les génocides, 1997
[12] Bron: Mongo-Beti ― Alchetron Free Social Encyclopedia for the World
[13] Bron: Voormalig Procureur Generaal G. Schram ― foto OM

Avatar foto

studeerde cum laude af in de Franse, Spaanse en Portugese taal- en letterkunde. Vanaf het begin combineerde hij zijn functies met werkzaamheden als literair vertaler. Fred de Haas vertaalde onder meer uit het Papiaments, het Frans, het Spaans en het Russisch. Hij is leider, zanger en gitarist bij het Latijns-Amerikaans ensemble Alma Latina.