Hoofdredactie[1] m.m.v. Machteld Roede en Fred de Haas
Zoroastrische, joodse, christelijke, islamitische richtingen — Joodse richtingen — Joodse richtingen in historisch perspectief — Joods denken en Joodse denkers — Joodse mystiek — Religieus en seculier Jodendom — Joodse geschriften
De premoderne tijden
De herkomst van het Joodse volk ― genoemd naar de latere stam van Juda ― is in prehistorische nevelen gehuld.
Historische bronnen verwijzen naar semitisch sprekende stammen die aan het einde van de bronstijd, het begin van de ijzertijd delen van Kanaän bewoonden.
Er zijn aanwijzingen dat zij ruim 3000 jaar geleden leefden in het huidige Palestina, waar, in de tweede helft van het laatste millennium v.o.j., bij het vereren van hun goden in rituelen en mythische verhalen, geleidelijk aan ‘een hoogste god’ het primaat kreeg.
Waar de erkenning van andere goden naast ‘de ene’ ― G-d’ ― vanuit de confessioneel perspectief taboe is, beweren kritische geleerden dat vroege Joodse stammen G-d als de schepper van de mensen en beschermer van het volk zagen, terwijl andere goden zorg droegen voor allerlei domeinen van leven en dood. Een dergelijke werkverdeling is gebruikelijk in gemeenschappen met meergodenverering, waarbij de onderlinge relaties tussen de goden belangrijker is dan de schepping van de mensheid.
Aartsmoeder Sara en aartsvader Abraham
Aartsmoeder Sara en aartsvader Abraham (Genesis 17) staan aan de wieg van de monotheïstische ― joodse, christelijke en islamitische ― religieuze richtingen.
Joden eren Abraham (אַבְרָהָם Hebreeuws: Avraham) als eerste jood. Abraham of Ibrahim (Arabisch: ابرَاهِيم) is ook de aartsvader van de moslims. Hij wordt in minstens 50 verzen van de Koran genoemd. Zo verhaalt soera 37: 102-107 over het bijna offeren van zijn zoon.
Aartsmoeder Sara ― wier oorspronkelijke naam Sarai was ― werd later Sara genoemd (Hebreeuws: שָׂרָה, Śārāh; Arabisch: سارة, Sāra), dat letterlijk ‘vorstin’ of ‘voorname vrouw’ betekent, vanwege een goddelijke belofte ‘dat er koningen uit haar nageslacht zouden voortkomen’.
Zij deelde volgens de Hebreeuwse Bijbel dezelfde vader als Abraham, Terach. Daarmee zou ze zowel zijn halfzuster als zijn vrouw zijn; een transcultureel thema in mythen dat in die tijd in meerdere culturen gebruikelijk was. Op hoge leeftijd baarde zij Isaak, waarmee Gods belofte in vervulling was gekomen.
Op deze mythe gaat het gebruik terug bij het bereiken van de 50-jarige leeftijd met een pop uit te beelden ‘dat iemand Abraham heeft gezien’; of aan een 50-jarige vrouw een ‘Sara als koek’ te schenken.
Isaak en Rebekka
Over Isaak (in de Koran Ishaq, Arabisch: اسحاق, ʾIsḥāq) bestaan minder verhalen. Wel legendarisch ― in de kunst verbeeld en door de filosoof Kierkegaard als exemplarisch voor ‘het religieuze leven’ besproken ― is het moment dat Isaak op de berg Moria (Tempelberg) door zijn vader geofferd zou worden voor God. Een engel zou dit hebben voorkomen.
Als nomadenvorst verbleef hij zijn leven lang in Kanaän. Bijzonder ten opzichte van de andere aartsvaders is dat hij niet meerdere vrouwen had en zijn leven lang samenleefde naast de als sterke vrouw geportretteerde aartsmoeder Rebekka (Hebreeuws: רבקה, Rivkah; Arabisch: رفقة ، ريبيكا).
Jozef
In Genesis 37 staat het verhaal van een belangrijke nakomeling van Sara en Abraham: Jozef (Hebreeuws: יוֹסֵף jôsef; Grieks: Ἰωσήφ Iōsēph), zoon van Jakob en Rachel, wiens naam letterlijk ‘Hij moge toevoegen’ betekent. En ook in de Koran is Yusuf (Arabisch: يوسف) vermeld in zo’n 20 soera’s.
Vanwege een hongersnood wordt Jozef door zijn broers als slaaf verkocht aan Egyptische handelaren.
Daar dient hij aan het koninklijk hof en brengt zijn gave, de dromen van de koning te kunnen voorspellen, hem geluk. Vooral door zijn uitleg van het droombeeld van de zeven dikke en de zeven magere koeien. Dit was volgens Jozef een voorspellende droom. De symboliek van dit droombeeld betekende volgens hem, dat er na zeven jaren van overvloed zeven jaren van schaarste zouden komen. Door zijn advies graanvoorraden aan te leggen om deze dreigende hongersnood te voorkomen, stelde de farao Jozef aan als grootvizier. Jozef vergaf zijn broers en nodigde de familie uit in Egypte te komen wonen, waar zij als stamvaders en stammoeders het Joodse volk zorgden voor talrijk nageslacht.
Mozes
Een volgende farao, die volgens Exodus 1:8 ‘Jozef niet gekend had’, maakte de stam van Jozef tot slaven. De reden was de vrees dat in tijden van oorlog deze oorspronkelijk ‘vreemde stam’ de kant van de vijand kon kiezen. Daarom moesten pasgeboren jongetjes worden gedood.
Mozes (Hebreeuws: מֹשֶׁה Mosje, Oudgrieks: Μωυσῆς) werd als baby verstopt en als vondeling werd hij opgevoed door de dochter van de farao. Eenmaal volwassen doodde hij een Egyptenaar en vluchtte naar Midjan. Daar trouwde hij en leefde als schaapherder.
In een visioen zag hij God en hoorde diens naam JHWH. Hij kreeg de opdracht van de farao de vrijlating van zijn volk te eisen. Teruggekeerd naar Egypte (Exodus 4:18-31) bond Mozes, samen met Aäron, de strijd aan met de farao, waardoor beide volken verwikkeld raakten in een zware strijd en tien plagen volgden. Uiteindelijk in de Pesachnacht liet de farao Mozes en zijn volk gaan.
Ook de Koran verhaalt over Mozes of Musa (Arabisch: موسى) in een 16-tal verzen.
Tegen de achtergrond van deze mythisch-religieuze verhalen tekent zich de geschiedenis van het Joodse volk af. De uittocht uit Egypte, de Exodus, de Jetsiat Mitsrajim (circa 1300 v.o.j.) markeert met de bevrijding uit de slavernij de vorming van het joodse volk.
Exodus: vorming van de joodse identiteit
De joodse identiteit is verweven met (inter)culturele mythische wijsheid in een wordingsgeschiedenis en historische dynamiek van slavernij en bevrijding, onderdrukking en overheersing.
Mozes figureert in deze context en verhalen met een typische heldendichtstructuur[4] op als redder van het Joodse volk. Zo wist Mozes ― door middel van wonderen en met hulp van JHWH ― de achtervolging door de farao van zich af te slaan.
Bij de Schelfzee (Rode Zee) dachten de Israëlieten door de Egyptenaren in het nauw te zijn gedreven. Mozes forceerde een doorgang, door de zee te splijten. Over de droge bodem van de zee liepen zij hun vrijheid tegemoet…. Toen zij verdwaald waren, wees een wolk- en vuurkolom hen volgens Exodus 13:22 de weg.
Nog meer wonderen markeerden de uittocht van de Israëlieten, zoals de transformatie van de bittere bron van Mara, waar Mozes hout in gooide, in zoet drinkwater.
De afkondiging van De Tien Woorden
In de woestijn van Sinaï kreeg Mozes Gods wetten door, de Tora (letterlijk wet, onderwijzing) de belofte van het land Kanaän als ze zich aan de wetten zouden houden. Behalve de tien geboden, die op stenen tabletten werden geschreven, wetten over de inrichting van de tabernakel en de offerdienst.
Zo betoonde Mozes zich de leider van zijn volk, gedreven door een eschatologische[5] mythe over het beloofde land ― een ‘wenkend utopisch perspectief dat ooit zal aanbreken, de messiaanse tijd’, waarin:
“Geen volk nog het zwaard (zal) trekken tegen een ander volk, geen mens meer (zal) leren wat oorlog is.”
Jesaja 2:4, Micha 4:3
De afkondiging van de zogenoemde Tien Woorden, ofwel asjeret ha-dibrot (Hebreeuws: עֲשֶׂרֶת הַדִּבְּרוֹת), de tien geboden, smeedde, mythologisch gezien, de verzamelde menigte samen tot ‘het joodse volk ― tot dan joodse stammen die meerdere goden eerden en, vanuit Mozes’ perspectief van de ‘ene G-d’ bezien, ‘het gouden kalf’ aanbaden ― aan de voet van de berg Sinaï.
De Stenen Tafelen der Wet (Arabisch:وصايا عشر, Alwasaya Aleashr) staan ook in soera 7:145; 154 van de Koran.
De vijf boeken van de Tora beschrijven de veertigjarige reis door de woestijn en de morele en rituele voorschriften en joodse leefregels.
Mondelinge en schriftelijke overlevering van de wetten
De Tora, de Tanach ― de canonieke verzameling bijbelboeken, die ongeveer overeenkomt met het Oude Testament van de christelijke Bijbel ― getuigen van ‘het rechte pad’ ― een letterlijke betekenis van ‘orthodoxie’ ― ofwel hoe te leven vanuit het ‘rechte geloof’.
Bezien vanuit het joodse religieuze ideaal belichaamden de oude gebruiken rond de meergodenverering een ‘afgodendienst’ en moreel verval.
Hiertegen predikten profeten, zoals Amos, Jeremia en Jesaja.
13 Houd op met die zinloze offergaven.
Ik heb een afschuw van jullie wierook;
jullie feesten, nieuwemaan en sabbat,
ik duld ze niet naast al dat wangedrag.
(…)
16 Was je, reinig je,
maak een eind aan je misdaden,
ik kan ze niet meer zien.
Vermijd alle kwaad
17 en leer goed te doen.
Zoek het recht, houd tirannen in toom,
bied wezen bescherming, sta weduwen bij.
Jesaja 1:10-18
De verwoestingen van de tempels en de diaspora
Belangrijk in de joodse geschiedenis zijn twee tempels: volgens de bijbel (2 Kronieken 1) heeft er behalve de Tweede Tempel ― waarvan het restant, de Westmuur (Klaagmuur), archeologisch bewezen is ― een Eerste Tempel, ook de Tempel Salomo genoemd, bestaan. Deze Tempel is door koning Nebukadnezar ― koning van het Babylonische rijk ― in 586 v.o.j. verwoest en in brand gestoken.
Een groot deel van de Joodse bevolking is toen naar Babylon weggevoerd inclusief het koper, zilver en goud uit de tempel.
De diaspora ― de verspreiding van Joodse stammen over de rest van de wereld ― is begonnen met de uittocht naar Babylon. Ook door handel te drijven, verspreidden Joden zich over de hele Hellenistische wereld.
De Perzische koning Cyrus veroverde Babylon 70 jaar later. Hij heeft de Joden in 538 v.o.j. toestemming gegeven terug te keren naar Jeruzalem ― er keerden 50.000 joodse bannelingen terug ― en de muren van de stad en de tempel te herbouwen.
Die tweede tempel is onder leiding van koning Zerubbabel en hogepriester Jozua herbouwd en in 516 v.o.j. ingewijd (Ezra 3-6). Kort voor het jaar nul heeft de Bijbelse koning Herodes de Grote besloten de tempel te restaureren ― dat duurde 80 jaar tot 64. Men zegt dat de tempel in pracht de tempel van Salomo overtrof. Sindsdien wordt de tweede Joodse tempel ook de Tempel van Herodes genoemd. De Tweede Tempel is in 70 verwoest door de Romeinse generaal Titus. Tegenwoordig staat van de Tweede Tempel de Klaagmuur nog overeind (Westmuur). De Klaagmuur is voor joden de meest heilige plaats.
De verwoestingen van beide tempels gelden als de belangrijkste keerpunten in de Joodse geschiedenis en worden herdacht op Tisja Bea (Hebreeuws: תשעה באב, voor de negende dag van de maand). Drie weken voorafgaand aan Tisja Beav beginnen de Joden met vasten en vanaf dat moment gelden er stringente beperkingen in het dagelijks leven.
Joodse leefregels
De terugkeer naar Jeruzalem in 538 v.o.j is samengegaan met het wegsturen van ‘uitheemse’ vrouwen en ‘halfbloed’ kinderen om de stam te zuiveren. Die ijver voor (ras)zuiverheid vormt een onderdeel van de joodse leefregels smettenvrij te leven.
Zo staan in de bijbel maatregelen van de priester Ezra tegen huwelijken tussen Joodse mannen en vrouwen van niet-Joodse afkomst en vice versa:
11 Die Gij geboden hadt door den dienst Uwer knechten, de profeten, zeggende: Het land, waar gijlieden inkomt, om dat te erven, is een vuil land, door de vuiligheid van de volken der landen, om hun gruwelen, waarmede zij dat vervuld hebben, van het ene einde tot het andere einde, met hun onreinigheid.
12 Zo zult gij nu uw dochteren niet geven aan hun zonen, en hun dochteren niet nemen voor uw zonen, en zult hun vrede en hun best niet zoeken, tot in eeuwigheid; opdat gij sterk wordt, en het goede des lands eet, en uw kinderen doet erven tot in eeuwigheid.
Ezra 9[7]
Nieuwe vormen van praxis
Na de Babylonische ballingschap en de bouw van de Tweede Tempel zijn er nieuwe vormen van praxis opgekomen.
Zoals samenkomsten om uit de Tora te lezen en gezamenlijk te bidden en uitleggingen over een stuk uit de Tora te horen, een praxis waaruit de synagogen, huizen van samenkomst ofwel beth ha-knesset zijn ontstaan onder leiding van geletterden en met tenminste tien volwassen mannen. Deze ‘deskundigen in de heilige teksten’ vormen een religieuze elite, de schriftgeleerden ofwel de Farizeeën (Hebreeuws: פְּרוּשִׁים, pĕrûšîm) ― dat letterlijk ‘de afgescheidenen’ betekent ― voorlopers van de rabbijnen.
De Farizeïsche overtuigingen zijn basaal voor de rabbijnen; ze vormen de basis van het traditionele joodse geloof.
Het traditionele joodse geloof
De Talmoed
Een aantal decennia nadat de Tweede Tempel in 70 viel, werd in de Joods-Romeinse oorlog ook de stad als geheel verwoest. Met het verlies van Jeruzalem als centrum van mondeling doorgegeven tradities, werden deze op schrift gesteld.
Rabbi Jehoeda ha-Nasi (ca. 135-ca. 200) voegde de vele joodse tradities (misjnajot) samen tot het centrale joodse geschrift ― de Misjna (Hebreeuws: מִשְׁנָה) ― dat letterlijk “herhaling” of “leer” betekent en allerlei levensgebieden bestrijkt: landbouw, gebeden, familierecht, strafrecht, sjabbat, de Joodse feesten en rituelen, voeding, etc.
De neerslag van debatten over de Misjna door de rabbijnen in Babylonië en Palestina, wordt de Gemara genoemd. Gemara en Misjna samen vormen de Talmoed.
Daarnaast bestaat de zogenoemde Midrasj (Hebreeuws: מִדְרָשׁ, midrāš, dat “onderzoek” of “uitleg” betekent) uit een rabbijnse methode van Bijbelexegese over rituele en morele voorschriften en allerlei casuïstiek.
Religieus-wijsgerige centra in de middeleeuwen
In de middeleeuwen ontstonden er bloeiende religieus-mystieke stromingen en theologisch-wijsgerige centra, eerst in het huidige Irak en later in Spanje, Frankrijk en Duitsland. Daaronder waren rabijn Sjlomo ben Jitschak (afgekort tot Rasji, 1040–1105) en de rabbijn, rechtsgeleerde, filosoof en arts Maimonides (1138-1204), en andere belangrijke en gezaghebbende commentatoren.
Sjlomo ben Jitschak (1040–1105)
Het leven van Rabbi Sjlomo ben Jitschak (acroniem Rasji) is omzweemd met legenden over zijn bestemming een beroemd joods leidsman te worden. Hij werd geboren in Troyes in Noord-Frankijk en kreeg, toen hij met zijn ouders naar Worms in Zuidwest Duitsland verhuisde, daar zijn joodse opvoeding in de Synagoge. Teruggekeerd in Troyes sloot hij zich aan bij de Rabbijnse rechtbank.
Hij schreef commentaren op de Hebreeuwse Bijbel ― zoals de Tora, de Profeten en de Geschriften (chetoeviem, Hebreeuws: כתוּביִם) uit de Tanach ― en op de Talmoed (de mondelinge wet).
Dankzij zijn uitleg kunnen hedendaagse joden inzicht verkrijgen in deze teksten. Ook via de mondelinge overlevering worden joodse tradities van generatie op generatie doorgegeven sinds de tijd van Mozes.[9]
Ook andere geleerden becommentarieerden de joodse geschriften en werden gezaghebbend in de Europese filosofische en theologische debatten.
Maimonides (1138-1204)
Van invloed in dit opzicht is de rabbijn, rechtsgeleerde, filosoof en arts Maimonides uit Córdoba, Spanje (Hebreeuws: משה בן מימון, Mosje ben Maimon; Arabisch: Moesa ibn Maimon, موسى بن ميمون).
Zijn filosofische werk heeft grote invloed, zowel op het joodse denken als daarbuiten. Zijn dertien geloofsartikelen zijn gezaghebbend. Naast medische werken schreef hij onder meer een commentaar op de Misjna (Misjné Tora).
In zijn meesterwerk ― Moreh Nevuchim, The Guide for the Perplexed ― (1190) geeft hij zijn filosofische visie. Het werk is geschreven in de vorm van een brief aan zijn leerling, rabbi Joseph ben Judah van Ceuta. Hij vergelijkt het rationalisme van Aristoteles filosofie met middeleeuwse christelijke theologen teneinde de sublieme mysteries van het goddelijke te onthullen.[11], [12]
Middeleeuwen: Joodse mystieke stromingen
De Joodse mystieke richting van de kabbala is te vinden in het esoterische commentaar van de Zohar (Hebreeuws: זהר dat letterlijk “schitterendheid, uitstraling” betekent). Ook de Rabbi Jitschak Luria (1534-1572) stond aan de basis van een mystieke stroming.
In Oost-Europa ontstonden naast joodse schriftgeleerdheid ― zoals in Vilnius of Wilna dat ‘het Jeruzalem van Litouwen’ werd genoemd ― ook mystieke richtingen, zoals in chassidische gemeenschappen.
Krachtenmetingen tussen de monotheïstische religies
Belemmeringen en beperkingen
Het christendom werd ― na een eeuwenlange machtsstrijd met de islam en het jodendom ― de belangrijkste godsdienst in Europa.
Er ontstond tussen de katholieke kerk en het jodendom een gespannen verhouding. Jezus als Messias ― als Gods zoon en als zoenoffer voor de zonden der wereld ― zien èn veel joodse leefregels (besnijdenis, voedselwetten) losser laten, vormden een struikelblok voor de traditionele joden.
Nadat in het middeleeuwse Europa de katholieke kerk een dominante machtsfactor werd en de ‘orthodoxe’ godsdienst ging bepalen, werden de joden in hun levenspraktijk met allerlei middelen belemmerd en gediscrimineerd. Ze werden economisch achtergesteld, mochten slechts beperkt land bezitten, konden geen lid worden van gildes, moesten in getto’s leven en werden voor vergrijpen zwaarder gestraft.
Christenen beschuldigden de Joden van het laten kruisigen Jezus.
Uiterlijke kenmerken
Joden en moslims werden in het katholieke Europa in de Middeleeuwen gedwongen een teken te dragen, zoals de Jodenhoed of de gele Jodenring, vooral tussen 717 en 1586 en in het Rijngebied.
Het dragen van een dergelijk onderscheidend teken werd zowel voor joden als moslims in 1215 op het Vierde Lateraans Concilie onder paus Innocentius III verplicht gesteld.
Kruistochten
Tijdens de Eerste Kruistocht begon een periode van wreedheden tegen joden uit de regionen van het huidige Engeland en Duitsland.
Kruisvaarders die ten strijde trokken tegen de moslims keerden zich in eerste instantie tegen joodse gemeenschappen in Trier, Speyer, Worms, Mainz en Keulen.
Zo’n 12.000 Joden werden in deze Rijnsteden gedood.
Vele joden trokken naar Polen, waar er uiteindelijk miljoenen woonden, merendeels arm.
Daar bouwden zij joodse centra van rabbijnse wijsheid op, die in Europa beroemd werden.
Verbanningen en vooroordelen
Regelmatig is sprake van verbanningen van joodse gemeenschappen.
Van 1290 tot 1655 werden de Joden verbannen uit Engeland.
Na eeuwen van vreedzame co-existentie werden joden in 1492 uit het Iberisch schiereiland verbannen (uit Portugal in 1497), tenzij zij zich bekeerden tot het katholieke geloof. Veelal rijke Sefarden trokken via Antwerpen naar Amsterdam, waar ze kleurrijk afstaken bij de sobere Calvinisten.
Omdat het voor Christenen verboden was rente te bedingen, traden Joden vaak op als financiers. Ze werden daardoor rijk, hetgeen weer jaloezie opriep.
Joden bleven met het naleven van hun strenge reinigingswetten bij grote epidemieën zoals de pest veelal voor de dood gespaard. Christenen schreven dit echter toe aan hun samenwerken met de duivel.
Op het einde van zijn leven keerde ook Luther zich tegen hen:
‘Over de Joden en hun leugens’ (1543)
“Wat zullen wij Christenen doen met dit verworpen en verdoemde volk, de Joden? Omdat ze onder ons leven, mogen we hun gedrag niet tolereren, nu dat we ons bewust zijn van hun leugens en hun godslasteringen.
Het gaat erom om hun synagogen of scholen in brand te steken en om te begraven en te bedekken met vuil wat niet wil branden, zodat niemand ooit weer een steen of sintel van hen zal zien.
Dit dient te gebeuren ter ere van onze Heer en van de christenheid, zodat God zal kunnen zien dat wij christenen zijn, en niet zulk openbaar liegen, vervloeken en belasteren van Zijn Zoon en Zijn christenen vergoelijken of willens en wetens tolereren.”
Pogroms in Midden- en Oost-Europa
Toen tsaren begin 17e eeuw pogroms organiseerden trokken meestal arme Asjkenasische joden uit Midden- en Oost-Europa ook naar de tolerante Republiek der Zeven Nederlanden. De Nederlanden kenden geen getto’s. Joden waren vrij hun geloof te belijden en op meerdere plaatsen verrezen synagogen en er werden 230 Joodse begraafplaatsen ingericht. Rembrandt woonde in Amsterdam enige tijd te midden van hen en heeft ze geschilderd (het Joodse Bruidje).
Berucht is Bohdan Chmelnytsky ― een 17e-eeuws kozakkenleider ― die aan het hoofd stond van de gewelddadige kozakkenopstand in 1648. Deze opstand was zowel gericht tegen de Poolse adel en tegen Asjkenazische Joden. Tijdens deze pogrom lieten zeker enkele tienduizenden joden het leven.[15]
Ondanks de bloedige machtsstrijd tussen de monotheïstische religies (jodendom, islam, christendom) in Europa en het nabije Oosten kwamen joodse gemeenschappen tot spirituele en culturele bloei.
De moderne tijd
De Verlichting: emancipatie en assimilatie
Het fundamentele uitgangspunt van de moderne tijd ― dat alle mensen gelijkwaardig zijn ― gaf Joden gelijke rechten.
Deze letterlijke bevrijding uit de getto’s gaf Joden de vrijheid het leven naar eigen overtuiging in te richten.
De gelijkwaardigheid kon in West-Europa daadwerkelijk waar gemaakt worden; in Oost-Europa, leefden miljoenen joden in sloppenwijken en dorpen (sjtetls), die vaak het doelwit vormden van pogroms en antisemitische sentimenten.
De beweging van de joodse Verlichting, die modern onderwijs en wetenschap binnenhaalde ― de zgn. Haskala ― ontstond in de tweede helft van de 18e eeuw, met als belangrijke voortrekker de filosoof Moses Mendelsohn.
Vele joden bleven trouw aan het overgeleverde traditionele jodendom.
Anderen distantieerden zich daarvan en assimileerden aan de cultuur van de natie waar zij woonden. Bekende voorbeelden zijn Heinrich Heine, Sigmund Freud en Gustav Mahler.
In de 19e eeuw ontstonden het liberale jodendom [Hebreeuws: יהדות רפורמית, Jahaduth Reformit] ― vooral onder invloed van Rabbijn Abraham Geiger (1810-1874) ― en het aanvankelijk seculiere zionisme. Veel Joden voelden zich aangetrokken tot het socialisme.
Zionisme en de staat Israël
Vanaf eind 19e eeuw emigreerden tot in de jaren 20 van de 20e eeuw één miljoen joden naar de Verenigde Staten. Er waren ook veel seculiere joden, die geleidelijk aan een veilig en zelfstandig bestaan in de Europese landen niet mogelijk achten.
Het antisemitisme in Oost-Europese en West-Europese landen ― denk aan de beruchte Dreyfuss-affaire in Frankrijk, een gerechtelijk schandaal rond de Joods-Franse officier Alfred Dreyfus (1859-1935), die op basis van valse getuigenissen ervan beschuldigd werd voor Duitsland te spioneren ― was er de oorzaak van dat men ging denken aan een eigen joods thuisland. Dit werd weldra gezocht in het toen nog Ottomaanse Palestina.
Het zionisme[17]
De term ‘zionisme’ is afgeleid van ‘Zion’, de naam van de Tempelberg in Jeruzalem. Het betekent in zijn algemeenheid het streven van joden naar een eigen, nationale Staat in Palestina. Een markant moment is het eerste zionisten congres in Bazel in 1897, georganiseerd onder invloed van Theodor Herzl, die onder de indruk van de Dreyfuss affaire in Frankrijk in 1896 het boek ‘Der Judenstaat’ had gepubliceerd.
De term werd geïntroduceerd door de Oostenrijkse journalist Nathan Birnbaum (1864-1937) en vervolgens overgenomen door de journalist Theodor Herzl (1860-1904) die er, in tegenstelling tot Birnbaum, een politieke lading aan gaf.
Ook was Birnbaum een voorvechter van het algemeen gebruik van het Jiddisch, een streven waarin hij verschilde van de uit Litouwen afkomstige Eliezer Ben-Yehuda, een arts die in Parijs studeerde en op een dag besloot alleen maar Hebreeuws te gaan spreken.
De stad Jeruzalem kreeg een grote politieke en symbolische waarde. Herzl ging strijden voor de politieke wedergeboorte van de joden en een Joodse Staat die, naar zijn mening, zou beginnen met het ontstaan van joodse kolonies in wat hij noemde ‘het land van zijn voorouders’.
Vanaf de tijd dat de leiding van het zionisme zich verplaatste naar Berlijn (1889), begonnen de Ottomaanse Turken zich in het toenmalige Constantinopel (nu Istanbul) zorgen te maken over de mogelijke toestroom van Joden naar Palestina.
In 1893 verbood de Turkse regering zelfs de emigratie van Joden naar Palestina.
Socialisme
In de 19e en 20e eeuw werd het socialisme aantrekkelijk voor Joden, mede tegen de achtergrond van heersende armoede en antisemitisme. Hun verlangen naar een maatschappij met gelijke kansen voor iedereen en zonder discriminatie van minderheden was goed te rijmen met de ideeën van het marxisme ― dat messiaanse kenmerken heeft in een materialistische en seculiere vorm.
In Oost-Europa ontstond in de eerste helft van de 19e eeuw de ‘Bund’, een vooral in Polen invloedrijke Joodse Arbeiderspartij. Henri Polak richtte de eerste Nederlandse vakbond was de Algemene Nederlandse Diamantwerkersbond, in 1894 op.
De 20e en 21e eeuw: de joodse droom van het beloofde land en antisemitisme
Nazitijd
In de 20e eeuw voegden de nazi’s een vermeend ‘biologische’ motivering toe aan het al aanwezige antisemitisme en verklaarden de Joden tot een parasitair ras. Bij het door de nazi’s elimineren van Joden speelden rassenideologie en antisemitisme door elkaar.[21]
De Neurenberger Wetten ontnamen Joden hun burgerrechten, met een lange lijst van indicaties over wie Jood was, waarbij niet de rabbinale moederafstamming werd aangehouden. Volgens de joods-religieuze wetgeving is immers iemand alleen joods wanneer de moeder joods is. De ‘vaderjoden’ zijn voor de orthodoxen weliswaar geen Jood, maar ze hebben even hard onder de Holocaust[22] (de Shoa, Hebreeuws: השואה Ha-Shoah genoemd) geleden.
Tijdens de nazitijd werd het dragen de gele Jodenster verplicht.
Na WOII
De weinigen die de concentratiekampen overleefden werden na terugkeer helaas in meerdere gevallen onvriendelijk, vijandig ontvangen. Maar door schaamte en empathie over het ondenkbare wat gebeurd was, kwam antisemitisme weinig meer voor.
Het antwoord van het christendom op de Shoa leidde na de Tweede Wereldoorlog tot een dialoog tussen diverse christelijke kerken en joodse gesprekspartners.
Het Tweede Vaticaans Concilie onder paus Johannes XXIII (1962-1965) betekende een rehabilitatie van het jodendom als te respecteren religie.
In de verklaring Nostra Aetate:
“Al is het waar, dat de Joodse gezagsdragers met hun aanhangers hebben aangestuurd op de dood van Christus (Vgl. Joh. 19, 6) toch mag wat tijdens zijn lijden is misdreven niet alle Joden van die tijd zonder onderscheid en evenmin de Joden van onze tijd worden aangerekend. En al is de Kerk het nieuwe volk Gods, toch mag men de Joden niet voorstellen als door God verworpen of als vervloekt, alsof dit zou zijn af te leiden uit de H. Schrift. Laten dus allen vermijden, in de catechese en bij de prediking van het woord Gods ook maar iets te leren, dat niet in overeenstemming is met de waarheid van het Evangelie en met de geest van Christus.”
In de 21e eeuw steken antisemitische tendensen de kop weer op. Synagogen worden bewaakt en met een keppeltje over straat lopen wordt afgeraden.
De staat Israël
Geïnspireerd door het zionistisch ideaal trokken vele tienduizenden joodse immigranten in verscheidene golven naar Palestina ― tot de Eerste Wereldoorlog deel van het Ottomaanse rijk daarna ― tot 1948 Engels mandaatgebied. Zo kwamen vele overlevenden van de Tweede Wereldoorlog naar Palestina en beleefden daar de stichting van de staat Israël in 1948.
Dit sterk socialistisch georiënteerde zionisme introduceerde de actieve leef- en werkgemeenschap, de kibboets. Het ging gepaard met een cultureel zionisme, dat onder meer het Ivriet (modern Hebreeuws) als landstaal introduceerde.
Palestijns verzet en ballingschap[24]
Na WO II viel het Ottomaanse Rijk uiteen.
De Britten kregen het Mandaat over Palestina.
Twintig jaar lang verzetten de Palestijnen zich tegen de Britse voogdij en tegen de joodse immigratie die na 1933 massaal toenam vanwege het opkomende nazisme in Duitsland.
Ze verzetten zich tegen de verkoop van hun land aan de joodse immigranten. De Engelsen proberen tevergeefs de landverkoop terug te dringen via de Land Transfer Regulations.
De stichting van de staat Israël, de katastrofe/ ‘Al-Nakba’ in 1948
De Stichting van de Staat Israël in 1948 betekende voor de Palestijnen een verlies van identiteit. Ze gingen zich een minderheid voelen in eigen land te midden van een vreemd volk.
De voorloper van het Israëlische leger, de Haganah, kondigde aan dat ze dorpen zouden aanvallen die waren toegewezen aan de Palestijnen.
Er werden 480 Arabische dorpen opgeblazen, in brand gestoken en vele inwoners gedood. Honderdduizenden Palestijnen werden verdreven van huis en haard ― bekend als de grote verdrijving van 700.000 Palestijnen uit hun woongebieden. De Palestijnen noemen deze tragische gebeurtenis ‘Al-Nakba’ (= de catastrofe).
Vanzelfsprekend was en is er hevig verzet van de Palestijnse bevolking.
Joden wereldwijd
Er leven nu wereldwijd circa 15 miljoen joden.
Het inwonertal van Israël bedraagt bijna 9 miljoen, waarvan 75% joods en 20% moslim (2020)[27] .
Zo’n 6 miljoen Joden leven in Noord-Amerika ― daarvan is het merendeel seculier en non-orthodox.
Volgens de gangbare strikte joodse voorschriften (de halacha) is iemand een Jood wie een joodse moeder heeft. In Nederland leven er volgens dat criterium ruim 38.000 Joden.
Veel joden met alleen een Joodse vader voelen zich ook Joods. Worden ook de mensen met alleen een Joodse vader meegeteld ― de vaderjoden ― dan betreft het ruim 50.000 joden in Nederland.[28] Ongeveer 20% daarvan is religieus betrokken, 4% is actief orthodox-religieus.
Noten
[1] De redactie is Manja Pach erkentelijk voor haar inbreng. Ook is geput uit Jodendom, een schets in vogelvlucht van Rob Cassuto, geraadpleegd op 24/2/2021
[2] Bron: Abimelech geeft Sara aan Abraham terug ― Elias van Nijmegen (1731)
[3] Bron: The Israelites Leaving Egypt ― David Roberts (1828)
[4] Bron: Campbell, J. (2008). The Hero with a Thousand Faces. Novato, California: New World Library.
[5] Griekse τὰ ἔσχατα, ta és-chata, “de laatste dingen”, en λόγος, lógos, “woord” betekent “de laatste dingen” en is kenmerkend voor het religieuze perspectief van vooral monotheïstisch religies, over een eindtijd is waarin de goede zielen in een hemel, paradijselijk oord of in een beloofd land zullen zijn.
[6] Bron: Belegering en verwoesting van Jeruzalem ― David Roberts (1850)
[7] Bron: statenvertaling.net/bijbel/ezra/9
[8] Bron: De verwoesting van de tempel van Jeruzalem ― Francesco Hayez (1867)
[9] Zie: https://hevratpinto.org/tzadikim_eng/083_rabbi_shlomo_ben_yitzchak_rashi.html geraadpleegd op 6/2/2021
[10] Bron: Maimonides
[11] Zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Maimonides geraadpleegd op 6/2/2021
[12] Zie: www.sefaria.org/Guide_for_the_Perplexed?lang=bi geraadpleegd op 6/2/2021
[13] Bron: “de Jood van Trimberg” — Codex Manesse. De hoed is een latere toevoeging aan de tekening.
[14] Bron: De inname van Jeruzalem in 1099 tijdens de Eerste Kruistocht Schilderij waarschijnlijk door Sébastien Mamerot (circa 14e-15e eeuw)
[15] Jansen, M. (2017) Grensland. Amsterdam: Uitgeverij G.A. van Oorschot, p. 36, 37
[16] Bron: Moses Mendelssohn kopergravure naar een schilderij van Anton Graff
[17] Historische research door Fred de Haas; letterlijke tekst (groten)deels overgenomen uit het Wijsheidsweb: de-assepoester-van-het-midden-oosten-1
[18] Bron: Birnbaum Nathan
[19] Bron: Theodor Herzl
[20] Bron: Titel der Erstausgabe von Der Judenstaat (1896) ― Theodor Herzl
[21] Zie: Machteld Roede op het Wijsheidsweb: Racisme en antisemitisme
[22] Door de nazi’s en hun bondgenoten voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog
[23] Bron: Cardinal Augustin Bea, credited with drafting Nostra aetate during the Second Vatican Council
[24] Bron: historische research door Fred de Haas; letterlijke tekst deels overgenomen uit Wijsheidsweb: De Assepoester van het Midden Oosten-2
[25] Bron: The British leaving Haifa in 1948
[26] Bron: Palestinian refugees
[27] Wikipedia.org/wiki/Israël
[28] ‘De Joden in Nederland anno 2009’, van Solinge en Van Praag.