Oorsprong, ontwikkeling en filosofie van het hindoeïsme

Hoofdredactie m.m.v. Nivedita Yohana

Hindoe richtingen — Oorsprong, ontwikkeling en filosofie van het hindoeïsme  — De Veda’s, AUM en de heldendichten — Yoga scholen of wegenHinduism: an overview  — Perspectieven vanuit de Advaita Vedānta — Kastenstelsel

In het midden van het 2e millennium v.o.j. vielen de veetelende nomadenstammen van de Arya (ariërs betekent edelen) de civilisatie van de Indusvallei het noordwesten van het huidige India en Pakistan binnen.

Pas veel later bereikten zij ook de Austrische stammen in het stroomgebied van de Ganges en de Dravidische volken in het zuiden van het huidige India. De Arische religie was hoofdzakelijk polytheïstisch, zoals die in de Rig Veda wordt weergegeven. Zij vereerden de goden van water (Varuna) en vuur (Agni), van dood en leven en hanteerden offerrituelen met als doelen voorspoed en na de dood onsterfelijkheid in de hemel te verkrijgen.

De verschillende mythologieën versmolten zich in het begin van het eerste millennium v.o.j.. Rond 800 tot 500 v.o.j. worden deze polytheïstische mythologieën verdrongen door een monotheïstische filosofie over de goddelijke almacht, het Brahman, de ziel of het innerlijke wezen der dingen.
Ongeveer vanaf de 3e eeuw v.o.j. wordt het hindoeïsme sterk teruggedrongen door de uitbreiding van het boeddhisme. Het hindoeïsme herwon weer terrein door veel van het boeddhisme te absorberen. Zo wordt ook Boeddha voorgesteld als een van de goddelijke incarnaties van Vishnu.

Zo’n 600 miljoen mensen zijn hindoe. Niet alleen in India, maar bijvoorbeeld ook in Sri Lanka, Birma, Maleisië, Thailand en Indonesië komen veel hindoes voor.

Verlossingsfilosofie

Het hindoeïsme is een verlossingsfilosofie (dit geldt ook voor het boeddhisme en het jaïnisme) waarbij het denken is gebaseerd op wedergeboorte, karma en verlichting. De filosofie is gebaseerd op de ervaring van het menselijk lijden en op de bevrijding daarvan en daarmee onkwetsbaar of ‘verlicht’ te worden.

De scholen kennen voor het verkrijgen van verlichting of inzicht uit ervaring min of meer dezelfde werk- en denkwijzen. Aan deze benadering wordt veel waarde gehecht:

  • Het uit het hoofd leren, sravana. Je verneemt iets, je hoort iets, dat neem je op en je leert het uit het hoofd, of beter gezegd ‘to learn by heart’.
  • Het er over nadenken, manana. Je gaat er over denken, kritisch nadenken over allerhande thema’s.
  • Het diep tot je laten doordringen, nididhyasana. Het mediteren, het contempleren, het inzicht laten doordringen, het incorporeren, het belichamen, het lichaam ermee laten doorstralen, de kennis ter harte nemen en verteren en het je toe-eigenen. Deze inzichten komen dus voort uit de ervaring, de praxis van meditatie, contemplatie, enz., en niet uit het denken over de dingen.

Dat alles voor elkaar te krijgen, vergt van de leerling veel toewijding, ijver, liefde, nederigheid, vertrouwen, beheersing en innerlijke kalmte. Een kundig student moet ook vaak beproevingen doorstaan. Een ethische levenswandel, yogaoefeningen op het gebied van lichaamshouding en ademhaling en meditatie zijn hiervoor hulpmiddelen. Deze methoden versterken de geest zich te concentreren en het denken te centreren, wat de poort kan openen naar hogere vormen van bewustzijn en gewaarzijn van het leven. Darsana is het zien, de waarneming, het inzicht, de zienswijze, de beschouwingswijze. Het is te beschouwen als het onmiddellijk, direct en intuïtief zien van de werkelijkheid. Het gaat om de spirituele waarneming van het Zelf.

De zienswijzen of darsana’s van de Indiase traditie zijn als volgt samen te vatten:
De mens is deel van de kosmos en heeft deel aan alles wat zich daarin manifesteert. Hij is een microkosmos in de macrokosmos. Het bestaan voltrekt zich in een eeuwige herhaling van leven en dood, een nooit eindigende kringloop waarin dood slechts een tijdelijk rustpunt is. Traditioneel wordt darsana omschreven als degene die de ware natuur van de wereld (samsara) doorziet. Vanuit een spiritueel gezichtspunt darsana betekent een waar perspectief op de wereld.

Wedergeboorte

Het leven bevat de vijf elementen ruimte, lucht, vuur, water en aarde. Men hield zich bezig met vragen als: wat is de oorsprong en de drager van het leven? Is dat water, adem, vuur etc.?

De oudste leer is dat het water oorsprong en drager van leven is. Daarvan is het idee van de wedergeboorte afgeleid. Regen doet planten groeien. Het sap in de planten is de drager van leven. Dat sap neemt de mens op door de plant te eten. Daardoor blijft hij in leven. Via het zaad van de man en de moedermelk wordt nieuw leven geschonken. Als de mens sterft valt het lichaam via de lijkverbranding in de elementen uiteen. Het water uit het lichaam verdampt en stijgt weer ten hemel.

Nieuw ten opzichte van de oudere brahmaanse leer waarin de dood definitief is, is de visie dat ook het leven in het tussenbestaan of dodenrijk ten einde moet komen en weer leidt tot het aardse leven. Die kringloop voltrekt zich steeds weer.

Karma en dharma

Hoe komt het dat sommigen een gunstige en sommigen een ongunstige wedergeboorte treffen? Dat heeft te maken met de leer van de vergelding van de daden, karma.

De aard van de volgende existentie wordt bepaald door handelingen en daden in het huidige leven. De wens bij het sterven is ook van invloed op het nieuwe karma. Het gaat meer nog om de intentie, de instelling die uit die handeling blijkt, niet alleen om de handeling.

Door te leven volgens de dharma kan men zijn karma en dus zijn volgend bestaan beïnvloeden. Het begrip dharma heeft afhankelijk van de religie nogal verschillende betekenissen. Onder meer gaat het om de gedragscode en de leer. In de betreffende hoofdstukken wordt er nader op in gegaan. De mens zit dus gevangen in zijn handelen — of dat nu goed of slecht voor het karma is — en daarmee in de kringloop van geboorten, samsara. Samsara is de stroom van existenties. Deze is te herkennen in het ritme van dag en nacht, de wisseling van de seizoenen, het komen en gaan en het sterven en geboren worden.

Verlossing

Het verlangen om de kringloop van wedergeboorten — samsara — te kunnen beëindigen heeft geleid naar het zoeken van wegen om eruit te worden verlost. De drang om zich eraan te onttrekken is het begin van het streven naar verlossing, moksha.

Dat streven komt voor het eerst naar voren als de filosofische stromingen opgang doen. Het bereiken van die verlossing kan alleen als mens op aarde, dus niet in een tussenbestaan of in het dodenrijk. Die mogelijkheid zich te ontwikkelen tot verlossing te komen is aan de mens gegeven. Daarom wordt er ook een beroep op hem gedaan.

Er is dus een uitweg uit de samsara en dat is het verlossende inzicht, het realiseren van je diepste zelf, ‘atman’. Als je verlicht bent produceer je geen nieuw karma meer, het oude karma raakt op en het vliegwiel van de wedergeboorte wordt niet meer aangedreven.

Er zijn ontelbare manieren die leiden tot moksha, de toestand van bevrijding uit de aardse vorm en uit de kringloop van de wedergeboorte, de samsara.

Een weg naar moksha verloopt langs dharma, artha en kama. Artha zijn de noodzakelijke handelingen om materiële dingen te verwerven. Kama omvat de handelingen die dienen om de behoefte aan zintuiglijke handelingen te stillen.

Zelfkennis is de sleutel voor het pad der bevrijding, het leven volgens de leer ofwel dharma, het niet langer gebonden zijn aan de illusies van de wereld der zintuigen en het overwinnen van angst en weerstand.

Het gaat om het onthechten, om het opheffen van de tegenstellingen en daarmee het bereiken van non-dualiteit. Volgens de Upanishads is dat het geval als men zijn diepste zelf realiseert. Niet als een afzonderlijke (te kennen) identiteit, maar juist als het verliezen van de (behoefte aan) zo’n notie, aan een ‘iets’. De leerling op dit pad van verlossing leert zich te identificeren met het al, met ruimte, met onveranderlijk bewustzijn. Dit is de grondgedachte van de Upanishads: Brahman is Atman.

  • Barlingay, S. S. (2016). A modern introduction to Indian aesthetic theory: the development from Bharata to Jagannātha. New Delhi: DK Printworld.
  • Coomaraswamy, A. K. (1939). The Vedanta and western tradition: an address devoted to the Vedanta of Sankaracaya, given before the Radcliffe College chapter of Phi Beta Kappa. New York: American Scholar.
  • Coomaraswamy, A. K. (1974). The Dance of Shiva: fourteen Indian essays ; with an introductory pref. New Delhi: Munshiram Manoharlal Pub. Pvt. Ltd.
  • Dalmia, V., & Sadana, R. (2012). The Cambridge companion to modern Indian culture. Cambridge: Cambridge University Press.
  • Das, G. (1908). Hinduism and India. London: Theosophical Publishing Society.
  • Dasgupta, S., & Dasgupta, S. (1961). A history of Indian philosophy. Cambridge: Cambridge University Pres
  • Davies, J. (2012). Hindu philosophy: the Bhagavad gītā, or, The sacred lay: a Sanskriet philosophical poem. Hong Kong: Forgotten Books.
  • Doeser, M. C., & Kraay, J. N. (1986). Facts and Values: Philosophical Reflections from Western and Non-Western Perspectives. Dordrecht: Springer Netherlands.
  • Heehs, P. (2006). Indian religions: the spiritual traditions of South Asia: an anthology. Delhi: Permanent Black.
  • Hiriyanna, M. (1975). The essentials of indian philosophy. London: Mandala Books.
  • Hiriyanna, M. (2017). The essentials of Indian philosophy. New Delhi: DK. Printworld.
  • Howard, V. R., & Sherma, R. D. (2016). Dharma: the Hindu, Buddhist, Jain and Sikh traditions of India. London: I.B. Tauris et Co. Ltd.
  • Monier-Williams, S. M. (2012). Hinduism. Place of publication not identified: Rarebooksclub Com.
  • Nugteren, A. (2005), Hindoeïsme, heden en verleden. Antwerpen: Garant Uitgevers
  • , & Tennyson, A. T. (2015). Rasa theory: an Indian approach to western literature. New Delhi, India: VL Media Solutions.
  • Perry, R. B. (1954). Realms of value; a critique of human civilization. Cambridge: Harvard University Press.
  • Radhakrishnan, S. (2006). Indian religious thought. Delhi: Orient Paperbacks.
  • Rao, D. J. (2012). Essence of Hindu religion and philosophy. New Delhi: Viva Books.
  • Sarvepalli Radhakrishnan & Moore, C.A. (ed. 1973) A source book in Indian Philosophy. New Jersey: Princeton Universersity Press.
  • Tagore, R. (1961). Rabindranath Tagore on art aesthetics: a selection of lectures, essays and letters. Calcutta: Orient Longmans.
  • Vatsyayan, K. (2007). Classical Indian dance in literature and the arts. New Delhi: Sangeet Natak Akademi.
  • Vroom, H. M. (1989). Religions and the truth: philosophical reflections and perspectives. Grand Rapids, MI: W.B. Eerdmans.
2018-03