Erik Hoogcarspel
Velen van ons hebben de uitzending van het televisieprogramma “Even tot hier”[1] gezien, waarin Youp van het Hek een parodie zong van een van zijn meest bekende liedjes: “Flappie”. Het lied dat hij zong heette dit keer “Wappie”. Overigens heeft Facebook de officiële clip van de website van “Even tot hier” verwijderd. Blijkbaar vist Facebook graag in troebel water en wil ze sympathie kweken bij de wappies.
Een wappie is iemand die niet gelooft in het bestaan van een corona-epidemie en denkt dat alle drukte en voorzorgsmaatregelen berusten op een kwaadaardig complot.
Tijdens de TV-toespraak[2] van minister-president Mark Rutte hebben ze de aandacht op zich gevestigd door aan de rand van de Hofvijver op potten en pannen te slaan en op fluitjes te blazen, zo hard dat ze op de achtergrond hoorbaar waren.
Ketelmuziek
Het geluid van blikken trommels en fluitjes deed me onwillekeurig terugdenken aan de eerste keren dat ik een Tibetaanse eredienst bijwoonde. Ook daar wordt veel misbaar gemaakt door middel van trommels, bellen, bekkens en toeters, zij het dan dat deze wat regelmatiger en ritmischer klinken dan de ketelmuziek net buiten het torentje. Indiase poeja’s komen wat meer in die richting vanwege de Indiase voorliefde voor chaos.
Waar de wappies het coronavirus ontkennen, ontkennen de Indiërs en de Tibetanen fijn stof. Tijdens de poeja of eredienst worden er vaak enorme hoeveelheden kaarsen of boterlampjes gebrand die samen met de bossen wierook de longen een ervaring geven die niet onderdoet voor die van een drukke snelweg tijdens het spitsuur. Indiërs zwaaien bovendien vaak stellages met brandende kaarsen voor hun gezicht in grote cirkels, zodat de vlammen goed flakkeren en de fijn stofproductie maximaal wordt, waarna met de andere hand de lucht naar het gezicht wordt bewogen zodat zoveel mogelijk fijn stof in longen terechtkomt.
Een andere overeenkomst is dat in beide gevallen ketelmuziek wordt geproduceerd uit ideële motieven. In het geval van de Indiërs en de Tibetanen is het de bedoeling om de aandacht te trekken van niet bestaande wezens, die geen fysieke oren hebben, om hen er zodoende een plezier mee te doen. Na afloop heeft men dan een goed gevoel over zichzelf omdat men zijn plicht, misschien zelfs wel zijn best heeft gedaan. Men hoopt dat dit genoeg is om deze niet-bestaande wezens te vermurwen voor elkaar te krijgen wat men zelf graag wil, maar niet kan volbrengen.
Harmonie en geloof
In China is men inmiddels tot bezinning gekomen. Daar heeft men de productie van fijn stof in de tempels aan banden gelegd door op verschillende plaatsen het branden van wierook te verbieden.
De ketelmuziek staat echter ook daar in hoog aanzien. In de vijfde eeuw voor het begin van onze jaartelling prees Confucius dit zelfs aan als het meest geëigende middel om harmonie in de maatschappij te brengen. Wie wel eens tijdens een viering van het Chinese nieuwjaar een draken- of leeuwendans heeft gezien, weet uit ervaring dat er op dit punt nog niets is veranderd. 25 Eeuwen later zijn de wappies aan de andere kant van de aardbol nu blijkbaar tot hetzelfde inzicht gekomen.
Dat laatste zal niet iedereen even gemakkelijk herkennen. Streven de wappies nu wel echt naar harmonie? Is het niet zo dat ze juist chaos willen? Zelf zeggen ze dat ze bezwaar hebben tegen de coronamaatregelen omdat ze niet geloven dat er zoiets als corona bestaat. Ze zetten dus eigenlijk hun geloof in tegen de wanorde die volgens hen door het virus wordt veroorzaakt en streven daarom wel degelijk naar meer harmonie.
Het inzetten van het geloof tegen maatschappelijke problemen is in de Lage Landen trouwens lange tijd zeer populair geweest. Men placht toen gelovigen die teveel misbaar maakten en zich niet konden vinden in het geloof van de meerderheid, ter lering en vermaak op de grote markt op te stoken. Dit laatste gaat nu niet meer omdat alle evenementen zijn verboden en dan heb ik het nog niet eens over het fijn stof.
Als ik terugdenk aan mijn actieve jaren bij het Tibetaanse boeddhisme, dan realiseer ik me dat ook ik toen het geloof inzette tegen de wanorde, terwijl ook ik ketelmuziek produceerde. Trommelen, toeteren en zinloze teksten opzeggen, ik heb het allemaal gedaan, omdat men ik geloofde dat dit de wanorde in mijn geest tot bedaren zou brengen.
Ik weet niet of dit gelukt is, ik laat het oordeel graag aan anderen over, maar het brengt mij wel op de gedachte dat ik op mijn manier misschien ook wel een soort wappie was.
Ruimte en verandering
Sinds de uitbraak van het coronavirus begin dit jaar, is er iets veranderd. We zijn ons allemaal bewust geworden van de publieke ruimte. Deze publieke ruimte verscheen voor de meesten van ons voor het eerst nadat in maart de samenleving op slot ging. Opeens waren de straten leeg en mensen gingen elkaar uit de weg.
De publieke ruimte werd zelfs een fysieke ruimte doordat je er verplicht was om een mondkapje te dragen.
Voordat dit gebeurde was deze publieke ruimte iets waar je nooit bij stil stond, iets wat er gewoon was, wat vanzelfsprekend was. Als iets vanzelfsprekend is, dan weet je niet meer dat het bestaat. Alles wat bestaat, is onderworpen aan de tijd en daarom min of meer broos en veranderlijk.
Zo ook de publieke ruimte die vroeger een soort vanzelfsprekende zekerheid bood, maar hierbij nu in gebreke blijft. Dat komt niet alleen omdat ze nu merkbaar bestaat, maar ook omdat het anker dat haar op de plaats hield, de religie, is losgekomen en met haar mee dobbert op de woeste oceaan van de geschiedenis. Religie biedt geen zekerheid meer, zij is volledig geïndividualiseerd en een kwestie van persoonlijke voorkeur geworden, van keuze en van vraag en aanbod.
Daarom kan ze ook niet meer de politiek op zijn plaats houden. Net zoals de publieke ruimte is ook de politieke ruimte een verwarrend gebied geworden. Het is een ruimte die verandert omdat er gewerkt wordt, waar wetten worden gemaakt en problemen worden opgelost. Het is ook een ruimte vol ruïnes, overblijfselen uit het verleden, zoals het koningshuis, dat alleen nog maar een mooie gevel heeft maar waarvan het dak vol met gaten zit. De politieke ruimte is ten slotte een verdeelde ruimte, die steeds opnieuw wordt uitgevonden en waar macht wordt uitgeoefend, zowel tussen de verschillende deelnemers onderling als naar buiten toe.
Een ruimte kan alleen maar bestaan als deze niet helemaal doorzichtig is. Als je ergens helemaal onbelemmerd doorheen kunt kijken, kun je het niet meer zien. Als een ruimte doorzichtig wordt, kijk je er doorheen en zie je alleen nog maar de achtergrond. Op sommige plekken is het zeewater zo helder dat als je er zwemt de bodem dichtbij lijkt en je denkt dat je er kunt staan, ook al is het water meer dan drie meter diep.
Omdat elke ruimte bestaat uit zichtbare dingen, betekent dit dat alles wat zich in die ruimte bevindt een achterkant moet hebben die zich aan het zicht onttrekt en zijkanten waarvan je maar gedeeltelijk kunt zien. Wat zichtbaar is verbergt ook altijd een gedeelte van zichzelf, dit heet tegenwoordig driedimensionaal. Als je in deze ruimte een vaste plaats hebt, ben je zeker van de ruimte. Je weet wat je kunt zien en wat niet en je weet dat het noodzakelijk is dat het zo is. Ruimte ervaar je echter pas goed door je er te bewegen, door steeds een beetje zekerheid op te geven en terug te vinden. Daarom laat een video van iemand die door het huis loopt veel meer van de ruimte zien dan een aantal foto’s.
De politieke, de religieuze en de publieke ruimte hebben zich van elkaar afgescheiden
Als nu de politieke, de religieuze en de publieke ruimte zich van elkaar hebben afgescheiden, kun je onmogelijk in elke ruimte nog hetzelfde perspectief houden. Het is erg moeilijk om je in verschillende ruimtes tegelijk te bewegen.
Je kunt je armen bewegen terwijl je loopt, omdat je ze van uit hetzelfde perspectief beleeft, maar wat als je je armen vanuit een ander perspectief in een andere ruimte ervaart dan je benen?
De splitsing van de verschillende ruimtes brengt veel mensen aan het twijfelen, want je kunt niet alles kiezen en ook niet overal voor verantwoordelijk zijn. Bovendien worden in onze competitiesamenleving allerhande eisen aan ons gesteld, terwijl we onszelf niet hebben gekozen. Als je jezelf zou kiezen zou het verschil tussen de kiezer en het gekozene wegvallen en zou er niets meer gekozen worden en niemand meer iets kiezen.
Sören Kierkegaard
De filosoof Sören Kierkegaard dacht dat je pas echt iemand werd door jezelf te kiezen, daarom kwam hij tot de conclusie dat alleen het geloof zekerheid biedt.
Je wordt dus volgens hem alleen jezelf door het geloof in God, maar het merkwaardige is dat er dan niets meer te kiezen valt. Voor hem bestond de wereld hoofdzakelijk uit God en hij zelf en het geloof was voor hem zonder achterkant.
Eigenlijk leefde hij in een platte wereld, maar voor gewone mensen is de wereld een stukje ingewikkelder. Bovendien moet je voor een echte keuze verantwoordelijk worden gehouden, maar hoe kun je verantwoordelijk zijn voor je keuzes als je je in een ruimte bevindt waar vele dingen voor je verborgen blijven?
De economische ruimte
Er is echter nog een vierde ruimte, een ruimte die probeert de andere drie op te slokken en te overheersen en dat is de economische ruimte. De economische ruimte is die van het eigenbelang, van het voordeel, van de korting en het buitenkansje.
Het moderne individu wordt verondersteld om de keuzes die hij of zij maakt in publieke ruimten, de politieke en de religieuze, te doen op grond van eigenbelang.
Je bekeert je bijvoorbeeld tot een bepaalde religie vanwege de status die dit geeft, je kiest een politieke partij omdat je denkt er rijker van te worden en je probeert in de publieke ruimte mensen voor je karretje te spannen.
Als je dat niet doet ben je een idealist, dan zorg je niet goed voor jezelf en kom je niet voor jezelf op. Je mist ambitie en zou eigen gedwongen de TBS-kliniek in moeten.
Ook in de economische ruimte hebben de dingen verborgen achterkanten wazige zijkanten, dus de meest berekende keuzes pakken totaal anders uit dan je had verwacht of gehoopt. Dit klopt niet met de reclames, die zeggen dat alles altijd lukt, dus het ligt voor de hand om te vermoeden dat er iets grondig mis is met de wereld.
Als je er dan bovendien vanuit gaat dat elke ruimte eigenlijk een soort economische ruimte is, dat dus iedereen alleen uit eigenbelang handelt, dan ligt het voor de hand om te vermoeden dat er een complot tegen je wordt aangespannen.
Wat de zaak nog veel ingewikkelder maakt, is dat je zelf deel uitmaakt van elke ruimte. Dat wil zeggen dat de ondoorzichtigheid van de ruimte ook geldt voor jezelf, voor het lichaam dat je in die ruimte bent. Zonder lichaam kun je niet handelen en weet je niet waar je je bevindt.
Door te handelen verander je mee met de ruimte, zowel voor jezelf als voor de anderen. Het is als bij een sportwedstrijd: zonder regels en een scheidsrechter weet je nooit of je gewonnen hebt. Het kan echter gebeuren dat je wint zonder je een winnaar te voelen, of dat verlies aanvoelt als een overwinning.
Bovendien is er altijd nog het toeval, het onverwachte en onberekenbare. Je wordt dus nooit wat je bent en je bent nooit wat je wordt. Veel hangt af van wat anderen van je denken, maar dat kan snel veranderen. Je maakt keuzes, je handelt in een ruimte, maar je moet ook de gevolgen daarvan ondergaan en die zijn niet helemaal duidelijk. Hoe meer ruimtes er zijn waarvan je deel uitmaakt en hoe veranderlijker die ruimtes zijn, hoe groter je onzekerheid.
De economische, publieke, religieuze en politieke ruimten worden bedreigd
Het coronavirus heeft het allemaal pijnlijk duidelijk gemaakt. De economische ruimte wordt bedreigd door ineenstorting. Nu pas wordt duidelijk hoezeer de economie door de reclame aan de ene kant ieder mens probeert te reduceren tot een eenzame machteloze consument en aan de andere kant parasiteert op de behoefte van mensen om een gemeenschap te vormen en samen te komen.
Zelfs nieuws media kiezen hun onderwerp niet meer alleen op grond van nieuwswaarde, maar vooral om publiek aan zich te binden.
De publieke ruimte wordt bedreigd door de klimaatramp. Door een economie van verspilling dreigt ze fysiek onmogelijk te worden.
De religieuze ruimte wordt bedreigd door onverdraagzaamheid en onbegrip. Doordat ze uiteengevallen is in verschillende individuen en stromingen zonder centraal gezag, wordt ze gepolitiseerd en verbonden aan het streven naar de macht.
De politieke ruimte ten slotte wordt bedreigd door verstarring, bedrog en machtswellust. Het populisme is een verdienmodel, dat net zo werkt als de nieuwsmedia en de consumptie-industrie.
De deuren langs
Misschien is het ook wel door al deze onzekerheden dat de wappies zo extreem zijn en zoveel aandacht krijgen. Wij voelen een soort plaatsvervangende schaamte. We zijn verontrust over het feit dat mensen zoals wij zomaar iets kunnen geloven dat wij ons zelf niet kunnen voorstellen. We gaan zelfs stiekem aan onszelf twijfelen. We voelen de behoefte om aan elkaar te vertellen dat zij gek zijn en niet wij. Hoe komen ze erbij?
Geloven dat je als je lang genoeg op je krent zit en Tibetaanse mantra’s zegt kunt gaan zweven of oplossen in licht, dat gaat nog. Geloven dat er 2000 jaar geleden een maagd zwanger raakte van een niet bestaand wezen en dat haar kind na ruim 30 jaar met huid en haar door de stratosfeer heen is opgestegen naar een planeet die nog door geen enkele ruimtetelescoop is waargenomen, ach smaken verschillen nu eenmaal.
Geloven dat iets waar dagelijks de media vol van zijn niet bestaat en dat er een elite is van parasieten die zich jong houdt ten koste van het onschuldige en machteloze leven, ja, dat is een belediging van de mensheid. Er zijn per slot van rekening grenzen!
Dit leidt ons tot de vraag waarom wij in het algemeen iets geloven en waarom we zo’n geloof niet gewoon in stilte kunnen belijden. Het tweede gedeelte van de vraag is niet zo moeilijk te beantwoorden: iets in je eentje geloven is verschrikkelijk saai en bovendien heb je dan steeds het gevoel dat je je geloof zelf heb verzonnen. Als je weet dat iemand anders dezelfde overtuiging heeft, krijg je eerder het gevoel dat het wel waar moet zijn. Dit wordt nog versterkt als je elkaar laat merken dat je hetzelfde gelooft.
Dit is de reden waarom weinigen hun geloof alleen voor zichzelf kunnen houden.
Als je daar nu lang genoeg mee doorgaat, wordt het op den duur vanzelfsprekend dat er iets mis is met mensen die iets anders geloven. Het schiet je dan opeens te binnen dat je eigenlijk de wereld een stukje beter maakt als je die sukkels, die er nog niets van hebben begrepen, hun dwalingen laat inzien. Dan komt er een moment dat je ‘s ochtends vroeg met een bijbel in je aktetas de deuren langsgaat, of bij het torentje van de minister-president je potten en pannen gaat mishandelen.
De troost van het absurde
Geloof is dus een bescherming tegen onverwachte veranderingen, het geeft een gemeenschapsgevoel waardoor je je veilig voelt. Hoe meer een geloofsgemeenschap onder druk komt te staan, hoe meer het gemeenschapsgevoel groeit en hoe meer veranderingen er plaatsvinden hoe meer je je geloof nodig hebt.
Wat hierbij opvalt, is dat het niet zoveel uitmaakt wat je nu precies gelooft. Wat het geloof sterk maakt, is de druk van buiten, daarom kun je ook niet van je geloof af gebracht worden door logische of wetenschappelijke argumenten. Die worden immers allemaal aangevoerd door mensen die er niets van begrijpen!
De christelijke kerkvader Tertullianus (ca. 160-ca. 230) schreef al in zijn boek De Carne Christi (Over het vlees van Christus): Credo quia absurdum (ik geloof omdat het absurd is, hij gebruikt eigenlijk een langere zin maar die komt op hetzelfde neer).
Religie is het cultiveren van het gemeenschapsgevoel
Daarbij komt nog dat de Franse socioloog David Émile Durkheim (1858–1917) ontdekte dat religie niets anders is dan het cultiveren van het gemeenschapsgevoel. Religie is het besef dat er een macht bestaat die boven onze eigen vermogens en begrippen uitstijgt en dat is precies de macht van de gemeenschap.
Hij constateert in zijn boek over religie dat tijdens de Franse revolutie alles wat ook maar iets te maken had met religie werd afgeschaft.
Op het zelfde moment echter vormden de idealen van de revolutie, het vaderland, de vrijheid en de rede op hun beurt weer een nieuwe religie.
In 1794 werd revolutie de nieuwe religie
De filosoof Marc Richir beschrijft hoe tijdens deze revolutie in 1794 de plaats van de macht leeg kwam en daarbij het symbool van het Franse gemeenschapsgevoel was verdwenen. Er was een uitwisseling tussen de omwentelingen van de politieke machtsstructuren, van het gemeenschapsgevoel en van het zingevingskader. De revolutie werd daardoor de nieuwe religie. Dat was het enige wat men nog met elkaar gemeen had, het enige dat de gemeenschap nog kon garanderen.
Perspectieven
Hier komt nog een andere moeilijkheid bij. Als je deel uitmaakt van een ruimte kijk je altijd scheel. Met de ene oog, dat wil zeggen aan de ene kant van je beleving, ervaar je de dingen die in de ruimte zijn vanuit je eigen perspectief. Tegelijkertijd is er echter, vanuit je andere oog, een ander perspectief, namelijk hoe je vermoedt dat de anderen de dingen ervaren en hoe je er met elkaar over spreekt. Omdat je deel uitmaakt van een gemeenschap bestaan de dingen voor jou ook vanuit het perspectief van de gemeenschap. Je probeert voortdurend beide perspectieven met elkaar te combineren, wat natuurlijk nooit lukt.
Toch is het zo dat beide perspectieven elkaar mogelijk maken, ze kunnen niet zonder elkaar. Niemand leert uit zichzelf de wereld kennen, er zijn altijd anderen bij jouw ervaringen betrokken, al was het alleen maar in je herinnering. Zonder de deelname van anderen in de wereld zou je niet kunnen twijfelen en verschillende mogelijkheden kunnen overwegen. Je kunt dit herkennen aan narcisten, dit zijn eenzame starre mensen.
Aan de andere kant hebben de dingen zonder jouw perspectief geen voorkant en zonder het perspectief van de anderen hebben de dingen geen achterkant, tenminste als je de achterkant van iets opvat als dat wat iemand ziet als hij of zij aan de kant staat.
Je kunt dat heel goed zien in het geval van de wappies: bij hen zijn beide perspectieven zo ver uit elkaar komen te liggen, dat ze niet meer kunnen worden gecombineerd. Ze kunnen niet denken dat het mogelijk is dat het virus bestaat, dat ze zich misschien vergissen. Ze zien hun eigen perspectief als vanzelfsprekend uitgangspunt en hebben daarbij zelf een nieuw groepsperspectief, een complottheorie, bedacht of van anderen overgenomen dat sterk afwijkt van het bestaande perspectief van de gemeenschap waar van ze deel uitmaken. Ze kunnen zich niet voorstellen dat er een ander perspectief bestaat, alleen maar dat de anderen gewoon blind zijn voor wat vanuit hun perspectief zo vanzelfsprekend is.
De ellende van lekkage en de lekkage van de ellende
Hoe kom je zover, hoe word je wappie? We leven op dit moment in een tijd van onzekerheid. Het kapitalisme, de politieke ideologie van de grootste partij van Nederland, is failliet. Wat leraren maatschappijleer generaties lang in alle scholen van Nederland de jeugd trots hebben verkondigd, is een leugen.
Een van de belangrijkste principes ervan, het zogenaamde ‘trickle-down’ of doorsijpel-principe, is wetenschappelijk onhoudbaar gebleken.
De rijkdom van de rijken maakt niet automatisch de armen rijker en gelukkiger. Rijkdom is als lachgas, het stijgt omhoog en veroorzaakt een korte roes die verslavend is. Daarnaast is een principe dat misschien nog wel belangrijker is, het principe van de onbegrensde groei vanwege de klimaatcatastrofe totaal absurd geworden. Het kapitalisme heeft van ons allemaal eenzame egoïstische consumenten gemaakt. Enerzijds veroorzaken we de klimaatcatastrofe door ons verspillend koopgedrag, anderzijds maken we onszelf en anderen arm en ongelukkig omdat we niet genoeg verspillen.
Het hoogtepunt is de Zwarte Vrijdag waar we ons arm kopen door de kortingen, maar een depressie daardoor niet kunnen voorkomen. Tegelijkertijd is de kloof tussen arm en rijk, de voorwaarde voor de doorsijpeleconomie, enorm gegroeid. Het is echter geen rijkdom en geluk, maar armoede en ellende dat van boven naar beneden doorsijpelt.
Samen tegen iedereen
De mensen aan de onderkant van de samenleving voelen zich in de boot genomen. Ze voelen zich bedrogen door de ongekende luxe die de reclame hen elke dag belooft, ze voelen zich bedrogen door de positieve praatjes van de politici in de media en ze voelen zich bedrogen door dat de saamhorigheid in de buurt, in het dorp of in de familie door de politiek is kapot gemaakt.
En nu wordt door een virus het laatste restje hen ook nog afgenomen.
De symboliek is maar al te duidelijk: de elite bestaat uit parasieten, ze voeden zich zelfs met het leven van onschuldig kwetsbaar leven, de politiek is een groot complot om de macht en de wetenschap wil de mensen inspuiten met nano-computers om ze hun wil te ontnemen. Het gaat er niet meer om of het waar is, maar om hoe het voelt.
Het enige wat je nog kunt doen is wat ketelmuziek produceren aan de voet van de ivoren toren van de macht. Samen tegen iedereen.
- Durkheim, Émile (2007). Les Formes élémentaires de la vie religieuse. Parijs: CNRSÉd.
- Richir, Marc (1990). De la sublieme en politique. Zagreb: Synthesis philosophica, pp. 411-430. Zie: https://marc-richir.eu/fr/articles-en-francais/
Noten
[1] Even tot hier ― Seizoen 4 Afl. 7 19 december 2020
[2] TV-toespraak
[3] Bron: Boterlampjes
[4] Bron: Drakendans
[5] Bron: Lege straten
[6] Bron: Een platte aarde, Gleason’s new standard map of the world (1892)
[7] Bron: Publieke ruimte
[8] Bron: De hemelvaart van Christus ― Maerten de Vos
[9] Bron: Émile Durkheim
[10] Bron: When top level guys look down they see only shit