Ameen Carp
Uit: De Soefi-gedachte, december 2008
Soefisme als sociale gedachte, Soefisme als innerlijke gedachte, Soefisme als religieuze gedachte
Als je in de keuken van het Soefi Centrum Den Haag rondkijkt, zie je twee ingelijste affiches, die ieder drie lezingen van Inayat Khan aankondigen.
De linker affiche kondigt aan:
Soefisme als Sociale Gedachte op 8 mei; Soefisme als Religieuze Gedachte op 15 mei; Soefisme als Innerlijke Gedachte op 23 mei.
Het jaar wordt niet genoemd, maar het moet 1924 geweest zijn. De lezingen werden gehouden in de Anna Paulownastraat 78, Den Haag. Het huis waar Sirdar van Tuyll van Serooskerken woonde samen met zijn echtgenote Saida Henriëtte Willebeek Le Mair, de bekende illustratrice van Kinderboeken, en waar sinds 1922 het Soeficentrum is gevestigd. De lezingen werden gehouden in de voorkamer van het huis, parterre.
De zaal was toen nog niet gebouwd. Die werd eerst in 1929 in gebruik genomen.
De naam Khan staat op de affiche fout gespeld als Kahn. De entreeprijs was ƒ 1.= voor de drie lezingen!
De eerste lezing is niet te vinden in de uitgave ‘The Complete Works – 1924’ en blijkt bij nader onderzoek niet gehouden te zijn. Hazrat Inayat Khan was op de aangekondigde datum nog in Suresnes, dus er was een verschuiving in het programma van de Soefileraar. Hoe dat bekend gemaakt is aan het publiek, is niet bekend.
De andere twee lezingen zijn wel gehouden en vinden we in het genoemde deel terug maar met andere titels en data. We komen een andere keer op deze twee lezingen en op de andere affiche terug.
Hazrat Inayat Khan over Soefisme als sociale gedachte
Wat zou de Soefileraar, de Murshid, zoals hij door zijn leerlingen werd genoemd, gezegd hebben over Soefisme als sociale gedachte? Wij kunnen het alleen maar raden.
Hazrat Inayat Khan was geen systematische filosoof. Niet iemand die met een bepaalde methodische aanpak een stelsel van filosofieën gaf. Evenmin was hij een man die een sociaal plan aanbeval. Hij was socialist noch kapitalist. Hij was een mysticus, musicus, dichter, geestelijk leraar, die zijn opdracht zag in het geven van de wijsheid van het soefisme aan de mensheid. Hoe de mens innerlijk en uiterlijk leven in harmonie kan brengen en zich tot een vollediger, bewuster mens kan ontwikkelen.
Vermoedelijk zag Hazrat Inayat Khan de sociale gedachte van het Soefisme in het openen van het hart voor het leven van de medemens. Door de medemens te leren zien als een schepping van God, net als jezelf, ga je meeleven met diens leven, met zijn vreugde en verdriet, met zijn successen en mislukkingen, met de kinderen, kleinkinderen van die vriend of buurman, met de opgaven van het leven die je zelf ook kent.
Met de medemens die gezond was en plotseling ernstig ziek wordt.
Met de vriendin die een kind verloor en de collega op kantoor die zijn kans op promotie in rook ziet opgaan. Of de buurman, die in korte tijd beide ouders verloor.
Of de andere buurman, die net gezinsuitbreiding kreeg. Het leven van een kleine mensengemeenschap, waarvan je deel uitmaakt.
En je leeft mee en deelt in hun vreugden en verdriet.
Maar hoe ga je nu om met tegenstanders, met mensen die je bekritiseren, die over je roddelen, je dwarszitten, je kleineren? Ook zij zijn scheppingen van God. Ook zij zijn medeburgers. Je probeert met hen beleefd, geduldig, vriendelijk om te gaan. Maar kun je ze liefhebben, zoals Jezus ons vroeg?
Dat is moeilijk. Maar het helpt als je ze ziet als medereizigers op het levenspad. Ook zij hebben een goddelijke vonk in zich. Als je die probeert te zien en je liefde geduldig daarop richt, helpt dit de scherpe kant van die menselijke relatie zachter te maken.
Het positieve, het lichtende aspect van de medemens
Van Hazrat Inayat Khan is bekend dat hij altijd, bij iedereen, de mooie eigenschappen zag en naar voren haalde. Hij haalde in conversatie altijd het positieve, het lichtende aspect van de medemens naar voren. In ieder mens zag hij God en in de Vadan dichtte hij:
Waar ik ook dwaal, ontmoet ik U.
Waarheen ik reik, vind ik U, o Heer.
Waarheen ik mijn oog wend, zie ik de glorie van Uw aanschijn.
Wat ik ook aanraak, het is Uw geliefde hand.
Wie ik ook zie, U zie ik in mijn ziel.
Wie ook mij iets geeft, ik neem het aan van U.
Aan wie ik ook iets geef, ik bied het U ootmoedig aan, o Heer.
Wie ook tot mij komt, Gij zijt het die komt.
Tot wie ik ook roep, ik roep tot U.
Daarbij, leren wij ook niet veel van de menselijke tegenstanders? Mogelijk is hun kritiek op ons gedrag terecht. Mogelijk moeten we veel geduldiger, tactvoller, bescheidener zijn. Door de confrontatie met anderen wordt ons karakter gevormd.
Maar hoe staat het met de ons onbekende, met de voorbijganger, de medereiziger in de bus, de dame aan de kassa? En hoe is het met degene die zich voordringt in de rij, met de norse beambte aan het loket, met de examinator die je laat zakken voor een examen? Staat je hart dan nog steeds wijd open? Ben je dan nog steeds liefdevol, vriendelijk, geduldig?
Brotherhood
Naast de Innerlijke School – die staat voor de innerlijke ontwikkeling – en de Universele Eredienst – die staat voor het herkennen van de ene religie in de veelheid van religieuze expressies – schiep Hazrat Inayat Khan de activiteit van de Broederschap, ‘Brotherhood’. Daarin ga je je verbondenheid ervaren met alle medemensen, los van verschillende achtergronden van ras, natie, sociale klasse en religie.
Je voelt je daarin verbonden met alle mensen, wat ook hun graad van ontwikkeling, sociale status, politieke gezindheid moge zijn.
Tegenwoordig heet die activiteit ‘broeder/zusterschap’, als volledige erkenning dat ook de vrouwen onverbrekelijk deel zijn van deze wereldwijde activiteit, die met zoveel liefde en oprechte interesse wordt beoefend en beleefd in de Soefi Gemeenschap.