Henny Sol
Scriptie, Saswitha Opleiding voor Yoga en Wijsbegeerte, 1 april 2018
deel 1 – deel 2 – deel 3
Het Achtvoudige Pad
Reiziger, een weg is er niet, al gaande wordt de weg gebaand.
(Machado, 1912, uit het gedicht Caminante)
In het tweede deel van zijn boek beschrijft Patanjali hoe het ‘verhinderen van de wijzigingen van het denkend beginsel’ bereikt kan worden:
De oefeningen die leiden tot concentratie zijn acht in tal: verdraagzaamheid, religieuze oefeningen, houdingen, het inhouden van de adem, beheersing, oplettendheid, contemplatie en meditatie.
(Judge, 1996, p. 28)
Het geheel van die oefeningen heet Ashtanga, wat Acht (ashta) Ledematen (anga) betekent en wat meestal wordt vertaald als ‘Het Achtvoudige Pad’.
Die twee invalshoeken zetten twee heel verschillende beelden neer. Ledematen horen bij één lichaam en dat lichaam heeft alle ledematen nodig om goed te functioneren; want de verschillende ledematen hebben verschillende ― elkaar aanvullende ― functies. Een pad is heel iets anders; dat begint ergens en gaat ergens naar toe. Dat dat pad achtvoudig is houdt bovendien in dat je in feite tegelijkertijd acht ― op de een of andere manier samenhangende ― paden bewandelt. Die samenhang wordt meestal als een hiërarchie ingevuld. Het pad wordt dan een ladder met acht treden.
Maar als je je het Achtvoudige Pad als een ladder met acht treden voorstelt zal na de achtste trede toch weer een nieuwe trede op duiken; als alles waar ik mijn aandacht op richt Een en Veel is, met een oneindig aantal ‘deuren’, moet hetzelfde gelden voor het verhinderen van die wijzigingen. Ook daar zal sprake zijn van gradaties; van een beetje, wat meer en enorm veel Verlichting (Kapleau, 1967, p. 301-311). Je zult die acht treden dus telkens weer (cyclisch) betreden en elke rondgang zal weer nieuwe dingen tevoorschijn brengen. Het is in ieder geval niet zo dat na het beklimmen van een laddertje met acht treden de klus wel geklaard is en je tot in de eeuwigheid in een gelukzalig nirwana zult verkeren. Dat is te naïef.
Wat dat betreft kun je je het Achtvoudige Pad dus beter voorstellen als acht ledematen die samen een geheel vormen, op allerlei manieren samenhangen, elkaar over en weer beïnvloeden. Je kunt overal beginnen en het zal nergens eindigen.
Hoe kom je tot vakmanschap, tot kennis van iets, van wat dan ook? Het allereerste begin is het besef dat het je ontbreekt aan dat vakmanschap, aan die kennis. Dat klinkt eenvoudig genoeg maar valt toch niet mee:
(…) het voornaamste kenmerk van het ‘zijn’ van de moderne mens ― het kenmerk dat alles verklaart wat in hem ontbreekt ― is de slaap. De moderne mens leeft in slaap, in slaap wordt hij geboren en in slaap sterft hij … Wat ‘helder bewustzijn’ genoemd wordt, is slaap en een slaap die veel gevaarlijker is dan de slaap ‘s nachts in bed … Alles wat de mensen zeggen en alles wat zij doen, zeggen en doen zij in slaap. Dit alles kan geen enkele waarde hebben. Alleen ontwaken en wat tot ontwaken leidt, heeft in werkelijkheid waarde ….
(Ekker, 1984, p. 24)
De beste manier om er achter te komen hoezeer je een slaaf bent van de denker, hoezeer je geleefd wordt en hoe weinig je zelf eigenlijk in te brengen hebt is je teweerstellen, tegen de denker in gaan. Daarbij kun je de adem gebruiken om de denker tot rust te laten komen, te (laten) verstillen.
Als je beweging (van iets) zichtbaar wil maken moet je (dat iets) vast proberen te zetten. Dat vastzetten is Yama, beheersing, vaak genoemd als de eerste trede van de ladder. Yama levert geen morele voorschriften. Yama brengt je tot bewustwording van je feitelijke situatie, laat zien hoe het feitelijk werkt, laat je beseffen dat je voortdurend slaapt, dat je geleefd wordt.
Eén van de belangrijkste Yama voorschriften is Ahimsa (geweldloosheid). Daarbij is wat mij betreft de kern: ‘maak niet kapot’, ‘hou het heel’ en vooral: ‘besef dat het een geheel is’. Dat heeft niets te maken met morele regels maar alles met verruimen van denken en voelen. En voor andere Yama voorschriften als niet-stelen, niet-liegen enzovoorts geldt steeds iets vergelijkbaars: het brengt je tot overpeinzen van bezit, van waarheid enzovoorts. Dat zichtbaar maken van de beweging lukt overigens ook al prima door voornemens als niet-whatsappen of niet-tv-kijken. Doe gewoon ‘omgekeerde’ daden. Doe niet wat je altijd doet, doe juist wat je nooit doet. Maar het gaat om de bewustwording van je situatie en niet om hoe je dat bereikt.
Saswitha noemt Yama niet maar introduceert de Yama-idee in feite al in het eerste hoofdstuk van de Swabhawat:
U maakt dus een lijstje van alles wat u in uzelf tegenkomt en wat bestreden moet worden. Steeds komt er wat nieuws bij. Misschien gaat er ook hier en daar een streep door. Eén ding echter: meen nimmer dat iets dood is! Steeds zult u bemerken dat hetzelfde onkruid, dikwijls in iets andere vorm, terugkeert in uw denktuin.
(Saswitha, 1976, p. 32)
Het gaat hier nota bene om een persoonlijke invulling van wat bestreden moet worden, vanuit de idee ‘Geen huis dat verdeeld is in zichzelve, zal blijven bestaan’(Saswitha, 1976, p. 28). Of ― in mijn eigen woorden ― : het gaat er om een compacter mens te worden, jouw verschillen op te lossen.
Op die eerste trede wordt het automatisme doorbroken, worden Manas en Ahamkara uit-een-gezet en oefen je in zelfwaarneming (Wesseling, 1998, p. 24). Vervolgens zal dat uit-één-gezette weer één moeten worden gemaakt. Dat is Niyama (niet-beheersing), de tweede trede van de ladder. De zelfwaarneming, alertheid is een vanzelfsprekendheid geworden.
In allerlei boekjes en op internet kun je lezen wat je qua Yama níet moet doen, qua Niyama wat je wél moet doen. Dat is wat mij betreft te simpel. Ahimsa’en zonder besef van waar het om gaat zal niemands slaap verstoren.
Denkend aan het opbouwen van kennis is de stap die in het algemeen komt na het besef dat het je aan die kennis ontbreekt het opbouwen van de basisvaardigheden die je later nodig zult hebben. De vaardigheden moeten tegen die tijd een vanzelfsprekendheid, een automatisme voor je zijn geworden.
Eén van de Niyama voorschriften is Samtosha (tevredenheid). Samtosha brengt je tot overpeinzen van waarom je niet tevreden bent en wat tevredenheid eigenlijk is. Ook daar is de klus niet geklaard als je een tevreden glimlach op je gezicht tovert. Samtosha is te verbinden met Saswitha’s opmerking dat je niet meer moet verwachten dan gegeven wordt (Saswitha, 1976, p. 67). Als je niet krijgt wat je wilde krijgen is of je veroorzaking niet goed (en dan zul je je moeten verdiepen in wat er nodig is, wat er moet gebeuren om dat gevolg wel te veroorzaken) en/of dat wat je wilde is irreëel (en dan zul je je wensen bij moeten stellen wat zal leiden tot een je verdiepen in jezelf (waarom wil ik dat, wat wil ik precies, enzovoorts)). Je verdiepen in je ontevredenheid kan zo leiden tot begrip van hoe het is, tot tevredenheid met hoe het is.
In het eerste hoofdstuk van de Swabhawat zou je het opstellen van het lijstje van wat bestreden moet worden, het puntdenken, het omgekeerd lezen, het beoefenen van gemeenschapszin (dat ook de idee van een afgescheiden ik oplost) als Niyama oefeningen kunnen beschouwen. Waar Yama steeds vraagt om dingen niet te doen, vraagt Niyama om wél te doen. Misschien kun je zeggen dat Yama afbreekt en Niyama opbouwt.
Gemeenschapszin tonen is niet een handeling op zichzelf, maar een gestaag medeleven, waarin u delen van uw ‘ik’ kunt offeren. De stap die u tijdens uw wandeling terugdoet, als de arbeid uw pad kruist, de hand die u reikt om een ander te steunen, geven ongemerkt een verlichting van taak aan allen en dus ook aan u. Indien iedereen dit deed, zou het geheel er veel baat bij hebben.
(Saswitha, 1976, p. 39)
Met een verbeterd, verfijnder zicht op wat zich binnen en buiten je afspeelt zul je vloeiender (met minder horten en stoten) meebewegen met veranderingen. Niet dat alles opeens OK is; het kan ook heel goed niet OK zijn. Maar je beeldvorming verloopt subtieler, en je houding is minder vooringenomen. Dat is Asana (niet-Zijn, de-houding-van-geen-houding), de derde trede:
(…) dat niet-forceren in de lichamelijke houdingen en bewegingen ook in de geest toe te passen, ook in het denken dat aspect mee te laten spelen.
(Wesseling, 1986, p. 17)
Asana kan ook worden opgedeeld in As (Zijn) en Ana (Gaande). Ook dan is de kern wat mij betreft een beweeglijker Zijn, een vloeiender meegaan met, een beter voegen in het gebeuren.
Training in zelfwaarneming, in zonder je te identificeren met dat wat je waarneemt (verdraagzaam) waar te nemen zal steeds beter zichtbaar maken hoe de dingen voortdurend veranderen, zal het vaste losser maken, de vormen vloeiender (vormlozer). Een steeds dieper besef dat het enig onveranderlijke verandering is. Pranayama (beheersing van de adem, de levensenergie) is de vierde trede. Beheersing is daarbij vooral niet-forceren. Het is beheersen zoals je je moedertaal beheerst: een diep kennen. Misschien kun je zeggen dat pranayama het moeitelozer meegaan met het stromen, het verloop van de levensenergie is om zo te komen tot een steeds beter begrip van wie en wat je in diepste wezen bent.
De kern van het Achtvoudige Pad is denk ik dat met elke trede de dingen vloeiender worden, vormlozer, meer gaan stromen. Dat je steeds beter de subtiliteit, complexiteit van het leven beseft en dat de ‘wijzigingen van het denkend beginsel’ meer en meer verstillen.
Pratyahara is de vijfde trede. Meestal wordt Pratyahara omschreven als ‘het terugtrekken van de zintuigen uit de buitenwereld’. Dat is een wat wonderlijke omschrijving, al is het maar omdat de buitenwereld zoals ik die zie niet bestaat, tot in detail mijn eigen schepping is. Feitelijk is de buitenwereld binnenwereld omdat het de uitkomsten van mijn verbeelding zijn die ik zie.
Het vormlozer, vloeiender, subtieler, verfijnder worden van de waarneming zal met Pratyahara nog een stap verder gaan. Ik denk dat het er om gaat de idee dat je via de zintuigen de buitenwereld waarneemt los te laten, dat je met het betreden van de Pratyahara trede het denken niet langer zet in het afgescheiden ik.
(dat je) niet meer geïdentificeerd (bent) met de scheiding binnenwereld ― buitenwereld.
(Wesseling, 1986, p. 17)
De drie laatste treden worden vaak in één adem genoemd: Dharana-Dhyana-Samadhi of Concentratie-Meditatie-Contemplatie. Bij wijze van spreken ― want je bent het onderscheid binnen ― buiten al voorbij ― zou je kunnen zeggen dat bij de oefeningen die bij de Dharana en Dhyana treden horen de aandacht meer en meer naar binnen wordt gericht, naar het observeren en laten verstillen van de ‘wervelingen van het denkend beginsel’.
Concentratie is dan de poging al je aandacht bijeen (con) te brengen (centreren) op één punt (centrum). Dat is moeilijk, maar als je oefent ga je dat beseffen en soms ― haast per ongeluk ― kan het ineens wel lukken en is er even geen ik dat zich op iets concentreert. Dan is er slechts ‘een geconcentreerd zijn’. Patanjali omschrijft zo’n volmaakte concentratie als volgt:
Tijdens concentratie vertoeft de ziel in de toestand van een toeschouwer zonder schouwspel.
(Judge, 1996, p. 3)
Moeiteloze aandacht. Naarmate die momenten langer worden wortel je je meer en meer in de toestand van een toeschouwer zonder schouwspel. Dat is een heel andere toeschouwer dan de toeschouwer met een schouwspel. Als toeschouwer zonder schouwspel sta je tussen ik en niet-ik in. Dat is wat mij betreft ook de betekenis van Meditatie: Medi (midden) en Stasis (van het Griekse ‘staan’). Meditatie is noch dit noch dat. Zonder vaste punten, wiebelend in het midden. Los.
Hoe zou je nog verder kunnen gaan? Contemplatie is overdenken en misschien moet je dat inderdaad opvatten als ‘het denken voorbij’ (Wesseling, 1986, p. 17). Dat de concentratie omklapt in een Alles zijn, dat feitelijk en verbeeld ineens samenvallen, dat je nergens meer naar kunt wijzen omdat je Alles bent.
Samadhi wordt ook vaak verbonden met Verlichting. Tegenover licht kun je zowel donker als zwaar plaatsen. Tegenover verlichting komt dan belasting te staan. Je bent dan op weg naar verlichting als je je ontdoet van alles wat je terneer drukt, als je de last die je met je mee torst van je af laat glijden, loslaat.
Verlichting als ‘weer licht worden’ verbind ik met uitspraken van Don Juan, een Mexicaanse tovenaar die zeer waarschijnlijk is ontsproten aan de fantasie van de Amerikaanse schrijver en antropoloog Carlos Castaneda, die leentjebuur heeft gespeeld bij een groot aantal spirituele en mystieke tradities.
(…) we are luminous beings. We are perceivers. We are an awareness; we are not objects ; we have no solidity. We are boundless.
(Castaneda, 1974, p. 100)
Als het gaat om weer licht te worden, zowel in de betekenis van weer lichtvoetig te worden als weer stralend komt haast vanzelf de vraag naar waar, hoe en wanneer we dat licht, dat lichte zijn kwijtgeraakt. Kinderen zijn nog licht. Het valt blijkbaar niet mee om die openheid van geest te behouden als je ouder wordt. Opvoeding, onderwijs en maatschappelijke conventies dragen zeker bij aan het donkerder en zwaarder worden, aan het doden van de verwondering. En natuurlijk is het ook rustgevender als je vasthoudt aan de antwoorden die je ooit eens verzonnen hebt.
Als het Achtvoudige Pad een ladder is zul je die ladder tienduizend keer moeten beklimmen, elke keer hetzelfde en ook elke keer anders. Het zijn treden die op elkaar volgen ― in die zin is het een stappenplan voor de weg naar Verlichting ― maar het zijn ook acht ledematen. Je hoeft niet te wachten met concentratie oefenen tot je afgescheiden ik is vervluchtigd. Je kunt overal beginnen en het zal nergens eindigen.
Verlichting is niet ver weg. Als je je ontdoet van de last die je meetorst is dat verlichting. En momenten dat het ik er even niet is kent iedereen: liefde, sex, opgaan in waar je mee bezig bent, een heerlijke maaltijd, een koud glas bier op een terras op een warme zomerdag. Het zijn piepkleine voorproefjes van wat Samadhi zal zijn. Misschien nog te gekoppeld aan omstandigheden of materie, maar dat is een kwestie van verbeelding. Voor een toeschouwer zonder schouwspel zijn er denk ik sowieso geen omstandigheden. Wat Samadhi is zal ik zien als het zover is, maar opgaan in waar je mee bezig bent is zeker een begin.
Swabhawat Yoga
Je bent goed zoals je bent; en dan gaan we beginnen.
Als ik al iets geleerd heb in de yoga opleiding dan is dat dat er meer wegen naar Rome leiden. Klanken en beelden (tekeningen) kunnen je ook naar bewustwording leiden. En je kunt de elementen in jezelf zwaarder maken door aan die elementen meer aandacht te geven. Wroeten in de aarde verbetert je geworteld zijn en in de nabijheid van water word je ook zelf vloeiender. Mijn neiging tot het geordende, gestructureerde en precieze denken (en altijd maar doorvragen) is niet de enige manier. In de yoga opleiding was voor mij het nieuwe vooral gelegen in de dingen anders doen dan ik gewend was. Niet dat ik daar altijd even enthousiast over was, maar anders is vaak al beter omdat het anders is. Ik miste het deducerende logische denken maar was toch ook verbaasd over waar het associatieve denken mij bracht.
Kunnen we iets doen? Volgens Gurdjieff niet. Pas als we beseffen dat we niets kunnen doen kan het mogelijk worden iets te doen. We doen niet. We worden gedaan. Het is het begrip van de denker, de mens als gewoontedier. We hebben geen macht over onze gedachten en daarmee ook niet over onze handelingen als uitdrukkingen van die gedachten. Daarnaast is het ook zo dat elke handeling weliswaar voorverbeeld wordt in het bewuste/onbewuste denken maar zich feitelijk afspeelt in de onkenbare werkelijkheid. Zelfs als we welbewust doen hebben we geen macht over de handeling. Want die is magisch.
Yoga is strijd, weerstand. Dat wat je daarbij tegenkomt zet je aan het denken (verstand). Niet perse het gestructureerde logische denken (dat is zó derde chakra!) maar heel in het algemeen je verbeelding. Iets niet doen wekt je. Conform je gewoontes doorhobbelen maakt de vormen vaster, zwaarder. Weerstand bieden geeft beweging en in die beweging worden de dingen lichter. Patanjali’s pad gaat over hoe je jezelf er toe kunt verleiden je vaste punten los te laten, in beweging te komen, na te gaan denken, je te verdiepen in jezelf enzovoorts.
Alles verandert. Niets blijft hetzelfde. Dus de dingen worden groter of kleiner, zwaarder of lichter, sterker of zwakker, losser of vaster, soepeler of stijver. Komen tot stilstand of gaan bewegen.
Wij Westerlingen willen liefst direct resultaat zien van onze inspanningen. Dat resultaat is er ook direct, je moet alleen wel goed kijken. Als je drie keer achter elkaar de ploeg doet lijken je tenen de derde keer de grond net iets makkelijker te raken. Constateer dat welbewust. Of is dat slechts verbeelding?
Ik betrap me er zelf weleens op dat ik bij het doen van een yogaoefening iets bespeur in mijzelf en dan denk ‘Hé, is dat echt of verbeeld ik mij dat maar?’. Dat is heel grappig. Ondanks alles blijft het blijkbaar toch heel moeilijk te beseffen dat dat onderscheid er niet is. Dat het in-beelden-zetten echt is en dat dat is wat ik zie. Waar we aan gewend zijn vinden we ‘echt’ en als we iets nieuws voelen schrikken we, dat vinden we eng, want we zijn gewoontedieren.
Niets moet. Anderen of mijzelf dingen opleggen in ‘moet’ modus werkt averechts. Beter is: wat kan ik doen? Dan zal ik eerst moeten erkennen dat ik word gedaan. Dan het uiteenzetten (verschil maken) en bewegen. Misschien dat ik dan misschien iets kan doen. Met mededogen en respect voor hoe je zo geworden bent, hoe het zo in vele jaren is opgebouwd. Je verdiepen in jezelf, aandacht geven aan jezelf.
‘Je bent goed zoals je bent en dan gaan we beginnen’ is een uitspraak die tijdens de opleiding eens werd aangehaald van Saswitha. Ik heb daar lang over gemijmerd. ‘Je bent goed zoals je bent’ is iets wat ik nog niet heb bereikt. Dat gaat mij nog veel tijd en energie kosten. Ik kan dus ook nog niet beginnen. Wel is ‘je bent goed zoals je bent’ in een yogales heel fundamenteel. Naast ‘en dan gaan we beginnen’ natuurlijk.
Saswitha zei tijdens de colleges die ik lang geleden bijwoonde: ‘We zitten stikvol onzin denkbeelden’. Dat is mij goed bijgebleven. Ik geloof niet dat mijn yoga cursisten zitten te wachten op nog weer nieuwe verhalen uit de Indiase mythologie of Oosterse filosofie. Ik zou hun hoofden niet voller maar leger willen maken door in te gaan op de woorden die we gebruiken (en wat voor beelden we zo neerzetten en of dat nou wel klopt en of je dat niet anders moet zien), de dingen anders te doen, een niet-verwachte insteek te kiezen.
Uiteindelijk wil ik denk ik bovenal op de een of andere manier de verwondering, de verbeelding, de verbazing stimuleren. Eigenlijk vooral om het gevoel dat ik diep van binnen heb, dat het toch wel een waanzinnig heelal is waarin we leven, over te brengen.
De drie belangrijkste levensvragen die Kant ooit stelde schieten mij te binnen: Wat kan ik weten, wat behoor ik te doen, waar mag ik op hopen?
Begrip, kennis heeft geen einde. Alles ― of het nu geestelijk of stoffelijk is ― heeft een oneindig aantal deuren. Er is geen uiteindelijk begrip en de werkelijkheid is altijd nog veel gekker dan je kunt verzinnen. We kunnen er ongezien van uitgaan dat al onze zekerheden, vaste waarden, uitgangspunten op termijn zullen vervluchtigen. Het enig onveranderlijke is verandering.
Hoop? Je mag overal op hopen. Maar in ‘ik hoop dat …’ schemert ook iets door van toeval; als je hoopt dat iets gebeurt heb je het blijkbaar niet in de hand. In principe klopt dat natuurlijk want een handeling is magisch maar het lijkt mij dat je beter wat minder energie kunt stoppen in hopen en wat meer in hoe je dat waar je op hoopt voor elkaar kunt krijgen. ‘Verwachten’ staat mij meer aan. En ik denk aan de Swabhawat waarin staat dat je niet meer moet verwachten dan gegeven wordt (Saswitha, 1976, p. 67). In de verwachting zit het beeld van wat je denkt veroorzaakt te hebben, het beeld van wat je denkt te krijgen. In die zin is er ook iets voor te zeggen om te hopen op wat je niet verwacht want dat zet je ― misschien ― aan het denken.
Blijft over: wat kunnen we doen? Gewoon je best. Zonder verwringen, niet-krampachtig, ontspannen de dingen doen naar beste weten. Met een open oog, een open geest en in je achterhoofd het besef dat het allemaal wel eens volkomen anders zou kunnen zijn dan je denkt. En dat ook als je slaagt of mislukt het niet per se betekent dat je het bij het rechte of verkeerde eind had. Saswitha zei tijdens die colleges die ik al noemde eens:
We gillen om vrijheid, maar de vrijheid die we hebben willen we niet pakken. Vandaag moet als gisteren zijn en morgen net zo. (…) De mens is zo’n gewoontedier dat je ‘m soms wel eens dood zou willen schoppen.
Doe het eens anders. Laat het eens los. Keer het eens om. Sla eens linksaf waar je altijd rechtsaf slaat. Doe eens niet wat je altijd doet en doe eens wel wat je nooit doet. Denk eens anders dan je gewend bent. Zie eens de lol van het anders doen, het anders denken. Een maat waaraan je af kunt meten of je het goed gedaan hebt, of je de dingen echt naar beste weten hebt gedaan, is er eigenlijk niet. Of het zou dat gevoel binnenin je moeten zijn dat Robert M. Pirsig in zijn boek ooit zo prachtig verwoordde (Pirsig 1977, p. 159):
The ultimate test is always your own serenity.
- Blavatsky, H. (1968). De Geheime Leer. Den Haag: Algemene Boekencentrale.
- Bryson, B. (2006). Een kleine geschiedenis van bijna alles. Amsterdam: Atlas.
- Castaneda, C. (1974). Tales of power. New York: Simon & Schuster.
- Du Sautoy, M. (2017). Wat we niet kunnen weten. Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds.
- Ekker, M. (1984). Gurdjieff, De mens en zijn werk. Wassenaar: Mirananda.
- Feyerabend, P. (1975). Against method. Londen: New Left Books.
- Judge, W. (1996). De Yoga aforismen van Patanjali. Deventer: Ankh-Hermes.
- Kant, I. (1919). Kritik der reinen Vernunft. Leipzig: Felix Meiner.
- Kapleau, P. (1967). The three pillars of Zen. Boston: Beacon Press.
- Keus, D.C. (1971). Bhagavad Gita. Deventer: Kluwer.
- Kuhn, T. (1962). The structure of scientific revolutions. Chicago: University of Chicago Press.
- Lao Tse (1947). Tao Teh King. Bussum: Kroonder.
- Leadbeater, C. (1985). De Chakra’s. Amsterdam: Uitgeverij der Theosofische vereniging.
- Machado, A. (1912). Campos de Castilla. Madrid: Alianza Editorial Sa.
- Newton, I. (1687). Philosophiae Naturalis Principia Mathematica. Londen: Pepys.
- Ouspensky, P. (1975). Op zoek naar het wonderbaarlijke. Wassenaar: Servire.
- Pirsig, R.M. (1977). Zen and the art of motorcycle maintenance. Londen: Corgi Books.
- Saswitha (1974). Dood gaan, dood zijn. Amsterdam: Wetenschappelijke Uitgeverij.
- Saswitha (1976). Amsterdam: Wetenschappelijke Uitgeverij.
- Saswitha Opleiding voor Yoga en Wijsbegeerte. (sd). 2e
- Vaihinger, H. (2014). De filosofie van het Alsof. Utrecht: IJzer.
- Wesseling, H. (1986). Yoga (Hatha). Deventer: Ankh-Hermes.
- Wesseling, H. (1998). Wat een verschil verschil maakt. Geen uitgever.
- Wittgenstein, L. (1973). Philosophical investigations. Hoboken: Prentice Hall.