Hans Feddema
Essay, voorjaar 2017, als een reactie op de kerkcrisis van vandaag
Een valkuil in religies is vaak, o.a. in de middeleeuwen bij het christendom, dat men niet gericht is op leven nu, maar op een toekomstige beloning, namelijk in het hiernamaals en dat om die te verkrijgen men dan moet voldoen aan zekere eisen. Eisen als dogma’s voor waar houden, dan wel een heilig boek letterlijk opvatten en deze zo uit de religieus verhalende context van vroeger halen.
En dat terwijl het bij religieus leven in brede zin, ook bij yoga, veeleer om een pad of een weg gaat. Heet dit niet een weg van verbinding en transformatie, dus ‘onze innerlijke reis’, ook bij het joden- en christendom, Jezus ons immers ‘mensen van de weg’ noemend? Maar deze religies zagen daarnaast helaas zichzelf lange tijd als ‘door God uitverkoren’ of als de enige ware religie. Iets wat vaak tot het ‘alleen wij hebben gelijk’ en/of tot oorlog leidde, maar bovendien in onze tijd van globalisering en invloed van Aziatische spiritualiteit niet langer is vol te houden. Daardoor ontstond er in het westen tevens een pluriforme meer individuele spiritualiteit, een nieuw of ‘flexibel’ type, die vaak twee of meer religies met elkaar verbindt en ook tegenstellingen als orthodox en vrijzinnig overstijgt.
De Amerikaanse liberale theoloog Marcus Borg verwoordde in zijn boek ‘Het hart van het christendom. Modern geloof en traditie’, dan ook als een der eersten voor het christendom twee duidelijk te onderscheiden paradigma’s: a) het oude en b) het nieuwe. Elk met eigen kenmerken. In het oude paradigma wordt de bijbel gezien als 1) een ‘product van God, dus met goddelijk gezag’ en ook als 2) ‘letterlijk-feitelijk’ op te vatten en tevens gezien als 3) de ‘openbaring van leer en moraal’.
Nieuwe Paradigma
In het nieuwe paradigma is volgens Borg de bijbel daarentegen 1) een ‘menselijk antwoord op God‘, voorts niet feitelijk, maar wel als 2) ‘iets uit de geschiedenis’ en voorts als ‘metaforisch uit te leggen’. Tevens is de bijbel dan niet als een soort moraal- of gebodenboek, maar veeleer 3) met een ‘metaforische en rituele functie’[1].
Dat die twee paradigma’s zich elkaar nog wel eens wat vijandig bejegenen, is in mijn perceptie onnodig. Hoe verschillend ze ook zijn qua spiritualiteit en qua Gods- en mensbeeld, waarom zouden de aanhangers ervan elkaars visie niet gewoon respecteren? Zelf kiest Borg als mens van deze tijd onomwonden voor het nieuwe paradigma. Hoezeer hij het oude afwijst als ‘ruis’ of een visioen dat ‘niet langer zeggingskracht heeft’ — hij schetst dit mede als ‘product van het modernisme’, omdat ‘de onfeilbaarheid, letterlijke interpretatie en idee van foutloosheid van de bijbel pas let wel rond 1600 opkwam’ — hij meent dat de Geest er niettemin voedend door zou kunnen hebben gewerkt. Het oude vandaag te moeten afwijzen als een zich er niet meer in kunnen herkennen, hoeft dus zijns inziens niet betekenen: ‘het (fel) veroordelen’.
Dat klinkt sympathiek. In spiritualiteit gaat het immers niet (zozeer) om veroordelen en om waarheid-claims, die beiden nogal eens tot conflict en oorlog leidden, maar meer om mystiek, het verbindende tussen religies. De ander steeds (ver)oordelen? Vandaag is er meer de attitude de ander in innerlijke kracht proberen te brengen of zoals psychiater Helberg in Zomergasten (2017-08-04) zei: ‘in zijn/haar eigenwaarde versterken’.
Van Mandela is de uitspraak: ‘Als ik iemand iets goeds zie doen, geef ik een compliment en als ik hem of haar iets fout zie doen, bied ik m’n hulp aan’. Dat is zeker functioneel met het oog op elkaars innerlijke reis, voeg ik toe. Ook Frits de Lange wijst in zijn recent uitgekomen ‘Innerlijke Onrust’ op geloven als pelgrimeren,
Waarbij ‘de reis de bestemming’ is. Maar was de perceptie van de innerlijke reis als mens naast een uiterlijke, in het christendom eeuwenlang wel optimaal werkzaam? Dus de visie van Jezus, dat we ‘mensen van de weg’ zijn en we als individu op dit pad ‘wedergeboorte’ dienen te ondergaan, dat wil zeggen innerlijke transformatie, een pad door Boeddha de weg tot verlichting genoemd.
Innerlijke transformatie in dit leven
Hiermee kom ik op mijn centrale thema, namelijk levenskunst en wat daarbij een hoofdaccent dient te zijn. In het oude paradigma was en is dat nogal ‘het hiernamaals en wat men moet geloven en doen om gered te worden’. Maar in het nieuwe is in plaats van ‘verlossing’ volgens Borg — ik zie dat ook zo — het hoofdaccent:’ transformatie in/tijdens het leven door de relatie/verbinding met de Bron’.
We stuiten hier op een nogal wezenlijk verschil. Een verschil dat tevens een verklarende factor lijkt voor de grote opkomst van de nieuwe spiritualiteit als impuls tot vernieuwing.
Studenten-Ekklesia van Leiden vroeg me februari 2017 in hun dienst voor te gaan en daarbij die impuls als thema te nemen, het thema, dat naast het volksboeddhisme in Zuid-Sri Lanka[2] deel uitmaakt van mijn antropologisch onderzoek. Ik deed dat op zich graag, — ik beschouw het koor onder leiding van Wim de Ru er al een sieraad van spiritualiteit in die diensten — net als ik ook wel elders deed, onder meer in de Vrije Gemeente in Amsterdam en Bloemendaal.
Maar ik had ook eerdere vernieuwingsimpulsen zoals de nogal eens vergeten vijf andere vormen van spiritualiteit als thema kunnen nemen: 1) de Karmelitaanse, 2) de Benedictijnse, 3) de Ignatiaanse, 4) de Franciscaanse en 5) de calvinistische Nadere Reformatie. Het geeft aan, dat vernieuwingsimpulsen steeds weer opkomen in religie als instituut, ja er bij horen.
Spiritualiteit raakt de kern van ons bestaan, namelijk als de relatie met de Bron van leven. Ze is gericht op verbinding met het goddelijke en op het beleven en toepassen van die relatie op het levenspad van de mens: ‘de mythische held met de vele gezichten’. Met als vier vruchten: ‘innerlijke transformatie, zelfacceptatie, heel-wording en bewustzijnsverruiming’ , zoals ik dat verwoordde in m’n boek: Keizer Zonder Kleren, Ken jeZelf, God als Kracht en het Dogma Voorbij[3].
‘Tweede geboorte’?
Vruchten lijken mooi, maar — zal men mogelijk vragen — zijn die wel echt nodig op ons levenspad? Een begrijpelijke vraag, omdat we al vrij gauw na de geboorte vergeten, waar we vandaan komen als ziel en wat onze missie is op onze reis. Een levensdoel dus, al of niet in de geestelijke wereld ooit afgesproken voorafgaande aan de incarnatie. De kerk leerde ons eeuwenlang dat we, om ‘in de hemel’ te komen in ‘verlossing’ moesten geloven, in casu door het ‘reinigende bloed’ van Jezus aan het kruis, wat vooral na of door Anselmus een kerkelijke leerstuk werd. Het maakte mede dat in het christendom onze innerlijke reis in het leven nogal eens stiefkind werd. En dus ook het werken aan vruchten als ‘innerlijke transformatie, zelfacceptatie, (zelf)heling, compassie en bewustzijnsverruiming’. Waarom zou je in die zin aan jezelf gaan werken, als het ‘bloed van Jezus’ de oplossing is? Dat ‘Jezus alles had volbracht’, was in calvinistische kringen vaak een argument, zo herinner ik me uit m’n jeugd, tegen het rooms katholieke leerstuk van het ‘doen van goede werken’. Toch was de focus van de meeste religies in oorsprong op onze innerlijke reis in het leven. In wezen ook Jezus, die behalve over ‘het koninkrijk van het goddelijke in ons’ sprak over wedergeboorte. En tevens Paulus, die het had over de vruchten van de geest.
Uit het jodendom komt het begrip van een nieuw hart, en uit de islam overgave aan God, terwijl het in het boeddhistische pad gaat om loslaten, dus een sterven aan een oude zijnswijze en zo tot een nieuwe vorm van zijn herboren te worden. In het taoïsme hanteert men daarvoor het woord ontledigen, er mee bedoelend: sterven aan het oude, als je herboren wilt worden. ‘Sterven en opstaan’ is trouwens ook iets wat we in het christendom kennen, evenals het woord heiliging. Toch stuit dit mijn inziens wezenlijke accent van spiritualiteit, namelijk de weg van innerlijke transformatie, bij veel mensen binnen en buiten de kerk op weerstand. Net zoals Nicodemus niet meteen ‘halleluja’ zei, toen Jezus hem de noodzaak van wedergeboorte voorhield. Het is daarom goed er nog wat nader bij stil te staan.
Vervreemding en zich afgescheiden voelen
Aan het mysterie van de incarnatie van de ziel in een samensmelting van een spermazaadje en een eitje in een baarmoeder ga ik voorbij. Het kind dat via die incarnatie en zeker na de geboorte ontstaat, krijgt al gauw een zeker zelfbesef, bijvoorbeeld in de zin dat het honger voelt of een luier als die nat is, vervangen wil zien. En naast het gevoel een wil te hebben, ontdekt het ook al snel dat er tevens anderen zijn met ook een wil, ja dat het naast en in of tegenover een soort ‘Umwelt’ leeft, waar je verbinding mee kunt hebben, maar waarvan je je ook afgescheiden kunt voelen. Die ‘Umwelt’ bestaat, zoals Paulus het ooit noemde, uit ‘twee werelden, een materiële en een geestelijke’. Een kind kan soms vanuit innerlijk weten of het onbewuste iets zien en zeggen wat verrast en als wijs overkomt. Maar de herkomst van de ziel vanuit de geestelijke wereld vervaagt niettemin vrij snel, omdat het kind (over)levend al gauw vooral zichzelf wil worden in de nieuwe aardse dualiteitssituatie, niet in de laatste plaats via het contact met degenen om haar heen. Dualiteit? Ja het kind wordt zich al opgroeiende ook bewust van de tegenstellingen — goed en kwaad, licht en donker etc. — in het aardse en hoe daarmee om te gaan. Hoe ook, wezenlijk in deze is dat het kind met zijn groeiend zelfbewustzijn meestal vergeet waar het vandaan komt en zo tegelijk een gevoel van afgescheiden zijn ontwikkelt en daardoor nogal eens vlucht in verslavingen en depressie. Ook al is dat ‘zich afgescheiden voelen‘ de verklaring van veel eenzaamheid bij de moderne mens, toch is het doen groeien van zelfbewustzijn zonder te veel zelfafwijzing op zich van belang om zich tot volwassen menselijke wezens te kunnen ontwikkelen. Mensen zonder ik-bewustzijn voelen zich immers vaak slachtoffer of in elk geval een speelbal in het leven. Anderzijds ligt hier ook de grote valkuil dat men zich een balling gaat voelen in het leven, want geheel los van de onzichtbare geestelijke wereld.
Activisme en presteren. En kiezen voor lagere emoties en projectie?
Zoiets wordt dan vervolgens (wat) onderdrukt door activisme in beroep, familie- en politiek-maatschappelijk leven, dus in ons ‘uiterlijke leven’, waarbij behalve er goed uit te zien, scholing, bezit en prestaties vaak hoog scoren. Maar het gevolg daarvan is, dat de vervreemding vaak nog meer toeslaat, m.a.w. men helemaal geen contact heeft met ons innerlijke (goddelijke) Zelf, maar meer gaat kiezen voor lagere emoties en waarden als egocentrisme, overbezorgd zijn, angst, anderen (sterk) veroordelen, soms zelfs in anderen kwaadaardig en gewelddadig onderdrukken. Een ik-gerichtheid die dan vaak nog wordt versterkt door de in de jeugd verdrongen schaduwen.
Carl Jung, wiens grote ontdekkingen door theologen nog veel te weinig worden benut in hun overwegingen, gaf die schaduwen veel aandacht, er op wijzend, dat erkenning daarvan al heling is. Ouders en andere opvoeders, niet altijd opererend als ‘heiligen’, kunnen soms authentieke verlangens van kinderen onderdrukken, waardoor de laatsten uit ‘onderdanigheid’ of om te ‘pleasen’ ze maar verdringen. Iets wat je verdringt, schijnt een ‘schaduw’ te worden, wat naast het vele oordelen over anderen een zondebok-mechanisme tot gevolg heeft, dus dat men de eigen schaduw (onbewust) nogal eens projecteert. Werken aan het helen van schaduwen, lijkt hoe dan ook van groot belang.
In dat licht is de in de meeste religies voorkomende oproep tot hergeboorte te zien, ook wel ‘tweede geboorte’, zoals in de Yoga wordt verwoord. En tevens dat er sprake is van een innerlijke reis, omdat de ziel wil leren in en van het aardse leven, daarin innerlijk groeien met andere woorden. Een herboren worden, die in wezen een vertolking is van de oorspronkelijke betekenis van het woord religare, wat ‘terug verbinden met God’ of ‘met de geestelijke wereld’ betekent. Iets waar de religies voor lijken te zijn opgericht circa 800 vC.
Ook al hadden inheemse volken als de Indianen al veel langer door, dat we naast het opgaan in het aardse we ons tevens moeten/kunnen (terug) verbinden met de geestelijke wereld. De Bosjesmannen in Botswana, waar ik vrij veel antropologisch onderzoek deed, spraken van ‘de grote’ en ‘de kleine honger’, met de eerste bedoelend ‘honger naar zingeving en naar verbinding met het Hogere’.
Verschuiving van waarden
Wedergeboren worden is trouwens niet iets, wat het ego doet, maar wat gebeurt via de ziel, een vitaal sturend beginsel en kracht, zoals Aristoteles het formuleerde. Plato zag al dat de ziel een reis maakt.
Vandaag spreken we ook wel over bewustzijn of over het hogere Zelf in ons. Het gaat er allereerst om de ziel te ontdekken in zichzelf, dus te ‘ontwaken tot ons ‘ware Zelf’. Soms ook na een lange zoektocht elders of via het afbreken van de muren, die we er om heen optrokken. Een afbreken waarin de geestelijke wereld ons subtiel helpt: we staan er niet alleen voor. Dit laatste ook bij het helen van onze schaduwen en het werken aan onze lagere emoties, zonder ze te verketteren, iets wat transformeren heet of werken aan zelf.
Die weg naar binnen met een pelgrimstocht naar Santiago de Compostela of Ithaka gepaard doen gaan — het ging daar trouwens niet om de bestemming maar om het onderweg zijn — of met bezoek(en) aan een klooster of een ashram, wat ik beide wel deed/doe, is op zich niet perse nodig. Het ontwaken tot je wezenlijke Zelf, tot wie je werkelijk bent, kan gewoon op een stille plek in je huis of elders, al of niet met een brandende kaars. Dit ontsluieren of ontdekken van je innerlijke Zelf heet wel verbinding of verbonden zijn. Een verbonden zijn niet alleen op verheven momenten, maar ook in het gewone leven, bij wijze van spreken bij de afwas. Gewoon blij zijn en liefde uitstralen, zonder zich afgescheiden en vervreemd te voelen.
Naast psychoanalyse lijkt daarbij hoe ook zelfontwikkeling, zoals ook bij de joodse kabbala centraal staat, een ‘must’. Voorts zijn soefi technieken voor het beleven van het transcendente en niet in de laatste plaats meditatie, yoga, en inzicht in onze chakra’s daarbij belangrijke middelen. Dit met name voor 1) ons emotionele en 2) ons spirituele bestaansniveau. Zij het ook indirect wel voor 3) ons fysieke en 4) mentale bestaansniveau, omdat deze vier te onderscheiden zijn maar ook een eenheid vormen en/of op elkaar inwerken.
In onze cultuur was vooral het emotionele bestaansniveau lang stiefkind, ook op de scholen, waardoor velen niet weten hoe met anderen en met zichzelf om te gaan.
Gevolg is dat het niet ‘met elkaar door een deur kunnen’ in bijvoorbeeld het bedrijfsleven, scholen en kerken, veel voorkomt. Naast het emotionele bestaansniveau, dat recent gelukkig wel iets meer aandacht krijgt, was ook het spirituele bestaansniveau lang stiefkind. Helaas ook in de kerk, reden dat deze zich thans in een identiteitscrisis bevindt. Een kerk die te weinig stil staat bij deze impasse, elke hervorming afwijst, ja ook in haar functioneren geen of weinig aandacht besteedt aan de innerlijke reis van de mens, dit niet (weer) tot haar hoofdaccent maakt, zal in de huidige tijd niet lang nog kunnen overleven. Dit te meer omdat er thans veel cursussen buiten de kerk zijn, inclusief de psychoanalyse, waar indirect de spiritualiteit gestalte krijgt, althans via de nodige oefeningen daarin. Vooral op de leeftijd na 50 zien we hiervan al de vruchten. Een recent onderzoek in de VS constateert zo bij manlijke en vrouwelijke 50-plussers een verschuiving van waarden, minder op uiterlijkheid en het ik en meer op compassie en spiritualiteit gericht. Er is zelfs de film Verschuiving over gemaakt.
Maar waarom zou de kerk daar anno 2017 naast of in de gewone diensten hier ook niet (wat) meer aandacht aan kunnen geven, al of niet via op ons innerlijk gerichte creatieve wegen en methoden. Zoals via de thans in de samenleving populaire yoga — er zijn nu let wel meer yoga-groepen in New York dan in heel India — geleide meditatie, al of niet in het kader van de in nu bijna 1000 huiskamers plaats vindende ‘stadsverlichting’ (Tijn Touber), mindfullness of chakra-cursussen?
Als mensen samen mediteren of yoga doen, dan heeft dat uitstraling naar anderen. Het genoemde doorbrekende nieuwe religieuze paradigma zal er wel bij varen, indien ze indachtig de verhalen van Jezus (‘het Koninkrijk van God zit in jullie’), Parcival, Odysseus en andere ‘helden’, de innerlijke reis expliciet een plaats geeft in haar religiositeit?
- Borg, M. (2012). Het hart van het christendom. Modern geloof en traditie. Utrecht: Uitgeverij Kok/ van Veen Bosch & Keuning Uitgeversgroep.
- Feddema, H. (2016). Keizer Zonder Kleren; Ken jeZelf, het Goddelijke als Kracht en het Dogma Voorbij. Soesterberg: Uitgeverij Aspekt.
[1] Borg, M. (2012). Het hart van het christendom. Modern geloof en traditie. Utrecht: Uitgeverij Kok/ van Veen Bosch & Keuning Uitgeversgroep.
[2] In Zuid Sri-Lanka leidde ik een vanuit de VU geïnitieerd onderzoeksproject, waaruit vele antropologische artikelen en een half uur kwaliteitsfilm over ‘Demonenuitdrijving op basis van een bloedoffer door een sjamaan ‘in naam van Boeddha’ zijn voortgekomen.
[3] Feddema, H. (2016). Keizer Zonder Kleren, Ken jeZelf, het Goddelijke als Kracht en het Dogma Voorbij. Soesterberg: Uitgeverij Aspekt