Leven is zingen

0

Wim Lamfers

De mensch ging werken zonder zingen –
geen weet waarom, geen weet voor wien.
Onschuld en schoonheid, eerstelingen,
zijn wereld’s vijanden sindsdien.

‘De eenhoorn’ – A. Roland Holst
Adriaan Roland Holst[1]

Sinds kerken voor veel mensen gewone gebouwen zijn geworden, waarin velen amper komen, zingen wij bijna niet meer. Onze voorouders zongen, alleen of in gezinsverband, bij allerlei gelegenheden: in de kerk, tijdens het werk, op een verjaardag, op een trouwerij, om een kind in slaap te wiegen, aan tafel, rond het harmonium, rond een sterfbed. Daardoor was het (kerk)lied niet weg te denken uit hun bestaan.
Loven, je blijdschap en dankbaarheid uiten door te zingen, omdat een leven zonder tevredenheid, dankbaarheid en God loven voor het goede in het leven een bestaan is waaraan een wezenlijke dimensie ontbreekt, die alleen maar positieve impulsen geeft aan je leven. Een leven zonder zang en (huis)muziek is een gemiste kans om schoonheid, plezier en verdieping te ervaren, stuk voor stuk onmisbare elementen voor een rijk gevuld bestaan, dat als goed en zinvol wordt ervaren.

Omdat de dichter Rainer Maria Rilke weet dat leven en zingen onlosmakelijk bij elkaar horen, stelt hij:

‘Gesang ist Dasein’.

Omdat hij beseft dat vooral het lied wijding geeft aan het leven, beweert hij heel stellig:

Het goede leven wordt gevierd, intens beleefd, geheiligd, aan God gewijd door te zingen.
Voor de dichter Adriaan Roland Holst geldt ook dat leven en loven onlosmakelijk bij elkaar horen. Zonder het schijnbaar overbodige lied ontbreekt er iets wezenlijks in het leven, want zingen is, net als liefhebben, de ziel van het bestaan.

Zingen is een spontane uiting, die niet rationeel verklaarbaar is en ook niet verklaard behoeft te worden: ‘geen weet waarom, geen weet voor wien’. Zingen doe je zomaar, omdat vreugde je hart vervult. Je zingt, omdat je behoefte hebt aan troost, door bekende woorden te zingen, die je lief en dierbaar zijn geworden in de loop van je leven. Je zingt om het leven te verfraaien met een lied dat schoonheid ademt. De waarom-vraag vindt ook hier, waar vooral het ervaren telt, geen uitleg. Het lied heeft niet altijd een adres, een zin, een bedoeling. Maar het klinkt wel, het welt wel zomaar op uit het hart.

Muzikanten in middeleeuwse dracht[2]

Dichters weten dat leven zingen is, omdat gedichten eeuwenlang gezongen werden in plaats van alleen maar gesproken, zoals nu vaak gebeurt. Reciteren gebeurt immers vanouds op een bepaalde, vaak verhoogde toon. ‘Dasein’ zonder zang is een dooie boel, een ‘Sein zum Tode’ (Kierkegaard, Heidegger). Een leven waarin het lied ontbreekt mist iets wezenlijks, iets dat je hart verblijdt, iets dat je overeind houdt in de moeilijkheden.

Waarom is zingen tijdens het werk of bij een feestelijke gelegenheid vandaag de dag eigenlijk niet langer vanzelfsprekend? Dat komt doordat op het lesprogramma van veel scholen zangles ontbreekt. Daardoor hebben wij maar al te vaak het zingen verleerd. Maar ontbreekt het zingen in ons leven niet vooral doordat wij, consumenten, naar muziek luisteren in plaats van zelf muziek te maken, ons laten vermaken in plaats van de kunst te verstaan onszelf te vermaken? Het harmonium, de piano zijn uit huis verdwenen, omdat er onvoldoende ruimte is in veel hedendaagse huiskamers, die nu beheerst wordt door een (liefst groot) beeldscherm. Wij musiceren niet meer, omdat wij niet meer op een koor of op de fanfare zitten. Huismuziek, in de Barok vaak een vanzelfsprekendheid, is een zeldzaam product geworden, net als huisconcerten. De gehorigheid van veel huizen in Nederland is er ook niet beter op geworden. Hoeveel mensen wonen in een vrijstaand huis, waardoor je vrij en blij kan zingen? Hoeveel mensen beschikken over een ruim erf of een grote tuin, waardoor je vrij en blij buiten kan zingen? Of zingen en musiceren wij niet langer omdat er iets aan onze creativiteit ontbreekt, nu het consumentisme, dat ook maar een tijdverschijnsel is, hoogtij viert? Waardoor verschillen wij zo van al die muzikale mensen en families uit de zeventiende en achttiende eeuw?

Zingen? Wij doen dat niet meer. Ontevreden consumenten en sceptici, die alles alleen maar vervelend vinden, geven geen uiting meer aan dankbaarheid voor het goede in het leven. Zij hebben echter niet door dat zij zo iets missen dat je voor depressiviteit kan behoeden. Consumenten zwijgen (verbitterd). Zo verdwijnt de muziek uit ons leven. Rasmusici als Luther en Bach zouden zich een leven zonder musiceren niet kunnen voorstellen. Thuis en in de kerk zingen en musiceren hebben hen immers gevormd tot wie zij zijn: uitbundige muzikale mensen. Wij luisteren veelal alleen nog maar naar Bach. Maar weinig mensen lezen nog geschriften van Luther of zingen zijn mooie liederen. Dat wij onszelf zo het nodige onthouden, onszelf zo tekort doen, wordt vaak niet eens beseft.

Zingen vormt je tot een muzikaal mens als je, net als in Engeland, op een koorschool zit, waar je in korte tijd al doende heel veel leert over diverse soorten muziek. Op mensen die zo’n gedegen opleiding hebben gekregen kan je alleen maar jaloers zijn. Je hebt in enkele jaren tijd een schat aan liederen meegekregen. Wat een brede culturele vorming! Wat een diepgang! Niet toevallig werd menig koorknaap een (gevierd) zanger of musicus van beroep.

Zingen vervult een belangrijke levensfunctie. Door te zingen leer je immers goed adem te halen, wat een wezenlijke bijdrage aan een goede gezondheid is. Goed ademhalen leer je echt niet alleen door naar yoga of een logopediste te gaan, maar eenvoudig door te zingen.

Zingen sticht gemeenschap. Koorleden weten dat. Door samen te zingen leer je, en dat niet alleen tijdens het zingen, naar elkaar te luisteren. Zo leer je, door te zingen, je egocentrisme af. Zo leer je, door te zingen, een dialoog te voeren, gedachten en ideeën uit te wisselen in plaats van gesloten of in monologen te leven. Samen zingen creëert de voor een mens o zo belangrijke verbondenheid.

Kerkkoor uit Johannesburg[3]

In het verpleeghuis zingen demente mensen samen allerlei liederen, zomaar uit het hoofd, terwijl datzelfde koppie het op zoveel andere terreinen jammerlijk laat afweten. Zij zingen liederen die zij vroeger op school of op zondagsschool hebben geleerd. Zij hebben iets gemeenschappelijks, waarover de generaties die bij popmuziek zijn opgegroeid en op de lagere school geen zangles meer hebben gekregen niet langer beschikken. Bij hen klinken er alleen nog maar liedjes uit luidsprekers, niet meer uit vrolijke, dankbare monden. Je zal de hele dag maar gestraft zijn met de terreur van de dreun van Radio 3 (waarnaar velen niet eens luisteren) in plaats van de schoonheid van Radio 4.

Demente mensen zingen uit volle borst. Muziek raakt je blijkbaar ook dan als er o zoveel langs je heen gaat. Merkwaardig dat wij daar niet meer gebruik van maken, terwijl wij weten dat muziek een therapeutische werking heeft, emotioneel helend werkt, troost biedt. Oude, vertrouwde liederen zingen geven je immers warme gevoelens, een gevoel van geborgenheid. Bekende liederen roepen ook herinneringen op. Mensen, beelden van vroeger zie je dan weer zo voor je. Dat geeft aan het ‘leven rust en duur … zin en samenhang’ volgens de dichter Willem Barnard.

In Estland, een land waar zingen velen wel vertrouwd is, bracht men zelfs door samen te zingen een bevrijdende revolutie tot stand. Wij kunnen hoogstens in een voetbalstadion nog wat samen schreeuwen. Maar zingen, ho maar… In Estland leeft, ondanks alle veranderingen die de moderne tijd nu eenmaal met zich meebrengt, een traditie voort die mensen diep raakt en die zij daarom niet opgeven: samen zingen. Samen volksliederen, koralen, liederen zingen die je vroeger thuis hebt geleerd. Een zingende revolutie. Over zin en noodzaak van het nodige zogenaamd overbodige gesproken. Hoe zingen een ander mens van je maakt, die vrij en blij diep kan ademhalen.

Tot voor kort beseften mensen dat leven loven is en dat loven het leven naar een hoger plan tilt, zin en samenhang geeft, dat loven het hart verheugt, een mens dankbaar in plaats van ontevreden, klagerig of verveeld maakt en stemt. Mede om al die positieve in plaats van depressieve gevoelens te ervaren zong men, uit volle borst. Dat besef is na 1960 veelal verloren gegaan, haast ongemerkt, met dat het harmonium bij het oud vuil werd gezet, omdat de televisie in huis kwam en wij ‘moderne’ mensen werden, die consumeren en bekritiseren. Samen zingen rond het harmonium verdween om plaats te maken voor passief vermaak via een stoorzender, die het dagelijks leven van velen is gaan beheersen. Sindsdien is het in menig huis stil geworden doordat er niet meer wordt gezongen. Alsof dat geen wezenlijk verlies is. Sinds wij niet meer zingen zijn wij andere mensen geworden. Of wij er op vooruit zijn gegaan sinds onschuld en de schoonheid van het lied uit ons gefragmenteerde leven zijn verdwenen?

Is zingen een vorm van levenswijsheid? Zingen is een dragende grond van het bestaan. Het bekende lied schenkt je immers die zo hoog nodige rust, ‘durée’ (Bergson), draagvlak, samenhang, levensvreugde, fijne herinneringen en troost, stuk voor stuk belangrijke elementen voor een goed leven, een rijk, gezegend bestaan.

Noten

[1] Bron: Roland Holst (1968) – foto Ron Kroon, Anefo
[2] Bron: Muzikanten in middeleeuwse dracht – foto Mo
[3] Bron: Kerkkoor uit Johannesburg – foto JamieBrown2011

Avatar foto

Na 38 jaar predikant te zijn geweest en na twaalf jaar de Weesper filosofiekring te hebben geleid — die Heidi Muijen in 2016 heeft overgenomen — geniet Wim Lamfers elke dag van een leven vol studie en ontspanning als pensionado in het mooie Susteren.