Filosofie van het boeddhisme

Hoofdredactie m.m.v. Greg Suffanti

Boeddhistische en Advaita vedanta perspectieven — De leer van het boeddhismeFilosofie van het boeddhismeOntwikkeling en verspreiding van het boeddhismeA history of Chinese Buddhism  

Het boeddhisme is net als het hindoeïsme een wijsheidstraditie die een weg naar verlossing wijst op basis van praxis en leer omtrent karma, samsara en het ‘niet-zelf’.

Boeddha als een historische figuur, prins Siddhartha Gautama, stamde van een hindoe-familie uit de krijgerskaste. Sommige hindoes geloven dat hij een van de 10 reïncarnaties is van Vishnu, de zorgzame scheppergod. Hindoes geloven in een ziel, atman, terwijl boeddhisten leren dat verlossing ontstaat door het gerealiseerde inzicht dat er geen ziel is, geen zelf. In beide wegen gaat het erom met de diepste werkelijkheid in contact te komen.

Geen duurzaam onafhankelijk zelf

De boeddhistische verlossende kennis betreft geen inzicht omwille van het inzicht, maar om de verlossing van de illusie dat er een duurzaam onafhankelijk zelf zou zijn. Die illusie houdt ons gevangen in de eindeloze cyclus van geboorte en dood (samsara) en het verlossende inzicht resulteert erin dat men vanzelf gaat onthechten.

Let go of the past, let go of the future,
Let go of the present and cross over the ocean of existence (samsara).
With mind fully liberated,
You shall come no more to birth and death.

Buddha[1]

De Upanishads, de vroegste filosofische teksten van de hindoes, lijken van invloed te zijn geweest op de ontwikkeling van het boeddhisme. Hoewel sommige hindoe-leerstellingen in de boeddhistische filosofie worden verworpen, was er steeds sprake van een harmonieuze verhouding tussen beide richtingen.
De hindoeïstische heersers beschermden juist de bouw van boeddhistische tempels en kloosters gedurende vele eeuwen, zonder zelf zich tot het boeddhisme te bekeren. Omgekeerd werd het boeddhisme binnen de hindoe-gemeenschap vaak beschouwd als een vorm van hindoeïsme.

Yoga- en meditatietechnieken

Mediterende boeddhistische monnik[2]

Diverse van oorsprong hindoeïstische yoga- en meditatietechnieken, zijn onder invloed van het boeddhisme verder ontwikkeld. Doel van deze technieken is het verhogen en realiseren van het volledige potentieel van het menselijke bewustzijn. Zo ontstaat er een diepe innerlijke stilte die toegang geeft tot een gebied van zuiver bewustzijn, een bron van niet te vernietigen geluk dat de mens van nature eigen is en tot verlichting leidt.

In feite is het boeddhisme nauwelijks te begrijpen zonder yoga, want juiste concentratie en juiste meditatie zijn immers essentiële onderdelen van het edele achtvoudige pad. Ze dragen bij tot kritisch nadenken, reflecteren, het op basis van eigen analyse en ervaring vaststellen dat de leer de juiste is en het daadwerkelijk verkrijgen van verlossend inzicht. In eerste instantie gaat het erom te focussen op de zintuiglijke lichamelijke prikkels.
Dan komt er een toestand van ontvankelijkheid, het opmerkzaam en waakzaam worden in een stille aandacht. Daarna stijgt men boven het bevattingsvermogen van voelen en denken uit. Daarna komt de onbenoembare leegte, de volledigheidservaring. Door meditatietechnieken toe te passen kan men een mate van rust, zuiverheid en concentratie bereiken, die tot diepe innerlijke inzichten leidt.

De leer van het niet-zelf

Thich Nhat Hanh – true self is non-self [3]

Terwijl het boeddhisme als een van de wereldreligies wordt erkend, geldt yoga vooral als een spirituele discipline en wordt vaak geassocieerd met het hindoeïsme. De nadruk ligt vooral op het loslaten en het onthechten; dit in tegenstelling tot het één worden met het absolute dat in het hindoeïsme wordt nagestreefd. Een van de belangrijkste principes uit het boeddhisme is het concept van afhankelijk bestaan.
Volgens dit principe is alles wat bestaat afhankelijk van een aantal oorzaken en voorwaarden maar uiteindelijk leeg, dat wil zeggen zonder een inherente of onafhankelijke vorm van bestaan. Bewustzijn wordt gezien als een constante flux, zonder substantie. Het bestaat in essentie uit helder inzicht en heeft het vermogen te groeien en zichzelf op te merken. Wat wij vanuit conventies onder de realiteit verstaan, is vanuit boeddhistisch perspectief gezien een verzameling namen en etiketten die we op de ervaring plakken. Zo zijn de dingen die wij ‘dit’ en ‘dat’ noemen — bijvoorbeeld de samenstelling van delen in een vorm die wij als ‘bloem’ terwijl — vanuit een absolute waarheid gezien ‘leeg’ zijn. Ook ‘wij’ en ‘zij’ en ikzelf als persoon zijn het resultaat van dergelijke conditionering.

Het ‘niet-zelf’ – ‘anatman’

De boeddhistische leer van het niet zelfstandig bestaan van een zelf (‘niet-zelf’ ofwel ‘anatman’) onderscheidt deze richting van het hindoeïsme en veel andere religies, zoals het geloof in een eeuwige ziel of de leer van atman in de Vedische wijsheidsleer. Volgens het boeddhisme lijkt het menselijk wezen constant maar dat is schijn; zij bestaat in werkelijkheid uit voortdurende verandering.

De vijf skanda’s

Het zelf bestaat uit een verzameling van tijdelijke elementen, de vijf zogenaamde skanda’s, als tijdelijke configuraties die onderhevig zijn aan geboorte en dood, ziekte en ouderdom.
Zo leert het boeddhisme dat ieder individu bestaat uit een aaneenschakeling van:

  1. Vorm: Materie bestaat uit de vier elementen: aarde, wind, vuur en water.
  2. Gewaarwording: emoties en gevoelens, gezicht, gehoor, smaak, reuk en tastzin, zowel als lichamelijke en geestelijke gevoelens van sympathie en antipathie, onwel- en welbevinden.
  3. Waarneming: denken en mentale processen van cognitie en herkenning van zowel fysieke als geestelijke objecten.
  4. Mentale formaties: predisposities, vooroordelen, gewoonten en systemen en houdingen, zoals een positieve of negatieve instelling, een agressieve of vredelievende geest.
  5. Bewustzijn: onderscheidingsvermogen en opmerkzaamheid.

Vanuit boeddhistisch perspectief beschouwd is het ‘zelf’ daarom veranderlijk en niet permanent: de psychische persoonlijkheid van de mens is een bundeling van veranderlijke bestanddelen, die tijdens het leven bijeen worden gehouden door de levensbegeerten. Gehechtheid is zowel volgens de boeddhistische als hindoeïstische praxis de wortel van menselijke problemen. Die wortels reiken tot in de subtiliteit van zintuiglijke organen, psychische en mentale verlangens. De aanraking met een begeerd object vormt gehechtheid aan het ene en voedt afkeer tot het andere. De constante opeenvolging van sensaties, wisselende gevoelens van haat en begeerte vormen een keten van actie en reactie: het leidt tot een weefsel van illusies en handelen dat karma genoemd word ten ons gevangen houdt in een staat van lijden (samsara).

Het rad van samsara

Tibetaans boeddhistisch levensrad – foto Joke Koppius

Vanwege het gegeven dat allen gevangen zitten in gewoontepatronen, blijven mensen ronddraaien in het ‘rad van samsara’. In het boeddhisme wordt yoga beschouwd als een weg zich vanuit ‘samsara’ te ontwikkelen in de richting van ‘nirvana’. Zowel de sutra’s als de tantra’s geven hier uitleg aan.

Naast meditatie en andere contemplatieve praktijken als een manier om present te zijn en lijden te verminderen, gaat het om het cultiveren van bewustwording en het ontwikkelen van een ethische levenshouding tot leven en werk. Tezamen scheppen deze de juiste omstandigheden in de geest innerlijke vrede en waarlijk geluk te bereiken. De lotus geldt hiervoor als symbool. De boeddha’s die als prachtige standbeelden in de tempels te zien zijn, zitten eveneens in een lotus houding, padmasana.

Het is moeilijk zich van alle illusie te bevrijden, omdat die ook afhankelijk van de persoon is. De middelen om tot inzicht te komen dienen afgestemd te zijn op de persoon, wat de achtergrond vormt van het belang van het vinden van een goede leraar — die de leer kan toesnijden op de individuele leerling — en van het vertrouwen van de leerling in de leraar.

Basisprincipes: de vier ‘zegels’ ofwel universele waarheden

Bijna alle filosofische boeddhistische scholen accepteren de vier volgende basisprincipes als de leer afkomstig van de boeddha.
Deze staan bekend als de vier ‘zegels’ ofwel universele waarheden.

De vier zegels

  • Alle geconditioneerde verschijnselen zijn vergankelijk en onderhevig aan verandering en afbraak.
  • Alle geconditioneerde verschijnselen zijn leeg, bestaan niet op zichzelf (de leer van het niet-zelf)
  • Nirvana is vrij zijn, een staat van stilte en vrede
  • De aard van het bestaan wordt gekenmerkt door lijden. Dit heeft met de verwarring van werkelijkheid en illusie te maken, en is de oorzaak dat de boeddhist problemen ervaart.

Soms wordt er van ‘de drie zegels’ gesproken — deze verwijzen naar de eerste drie.
De universele waarheden helpen boeddhisten te herinneren aan lijden en dood, en maakt hen zorgvuldiger in handelen en spreken.

Karma en de universele wet van het handelen

Nāgārjuna in Elista, the capital of Kalmukkië[4]

De leer van karma vormt een belangrijk onderdeel in de grote oosterse religies, zoals het hindoeïsme, boeddhisme en jaïnisme.
De Webster’s Dictionary omschrijft de betekenis van karma als

“the whole ethical consequence of one’s acts considered as fixing one’s lot in the future existence”.

Karma is een Sanskriet woord dat ‘doen’ of ‘handelen’ betekent. Voor de Brahmanen betekent karma rituele handeling. Zowel vanuit boeddhistische als hindoeïstische perspectieven verwijst karma — dat zowel daad als de uitwerking daarvan betekent — naar de wet van oorzaak en gevolg. Karma is de resultante van alle goede en slechte daden en gedachten, die worden beschreven als de ‘vruchten’ of het resultaat van handelen.

Karma is daarom veeleer een kosmische natuurwet dan het uitdelen van beloning en straf door een goddelijke instantie, zoals in sommige westerse interpretaties van dit begrip.
Het actuele leven is het resultaat van handelen in het verleden: het gevolg oogsten wat men heeft gezaaid. Wat mensen hier en nu denken, zeggen en doen is van invloed op toekomstig handelen. Dit wordt beschouwd als de energie die zij zelf creëren, zowel in negatieve als positieve zin. Die energie heeft zelfs impact voorbij de dood en leidt tot wedergeboorte. De manier om zich te zuiveren van negatief karma en bevrijd te worden van de cyclus van geboorte en dood is door het volgen van vier edele waarheden en het achtvoudige pad.

Boeddha omschreef karma als ‘intentie’ die zich zowel fysiek, uitgesproken of in een geestelijke vorm kan manifesteren. Juist de intentie zou het morele karakter van menselijk handelen bepalen als goed, slecht of neutraal, waarbij het accent in de loop van de tijd is verschoven van fysiek handelen tussen mensen in de objectieve werkelijkheid naar een fijnzinnig psychisch proces.

Bruggen tussen oost en west

Duidelijk is dat het begrip karma niet eenduidig is en in de loop van eeuwenlange ontwikkeling in wisselwerking met de sociale context waarin de leer is ontwikkeld, een andere invulling kreeg. De boeddhistische herinterpretatie als een ethisch begrip, kreeg er in de loop van de tijd toch weer ‘metafysische’ betekenislaag bij: het bij ‘de goede of slechte motivatie’ ontstane ‘sediment’ van het oude handelen, resulteert in de idee van een ‘goed of slecht lot’.

Elke uitleg van dit begrip is mede beïnvloed door het referentiekader van de verstaander en de betekenissen die door de vertaling in een andere taal worden opgeroepen, zoals met het westerse woord ‘lot’.

Het is een kunst te proberen de leer van karma niet ‘westers’ of ‘metafysisch’ te verstaan, wat al snel gebeurt wanneer we het invullen vanuit bijvoorbeeld een christelijke opvatting van het lot. Vanuit filosofische levenskunst is er een verband te maken met een stoïcijnse of existentialistische opvatting van het ideaal van ‘meesterschap in het leven’. Uiteindelijk moet eenieder meester worden van zijn eigen lot. Er is geen hogere macht die hier over gaat. Ieder is zelf verantwoordelijk voor de keuzes in het leven. De mens is gedoemd vrij te zijn en zelf te kiezen. Ook door niet (ergens voor) te kiezen, maak je een keuze en ben je daarvoor verantwoordelijk.

Samsara, de kringloop van wedergeboorten

Dazu wiel, de kringloop van wedergeboorten[5]

Het woord ‘samsara’ betekent kringloop. Onwetendheid, dorst (of begeerte) en de drang tot zelfhandhaving zijn bronnen van samsara, de kringloop van wedergeboorten. De boeddhistische leer wijst een weg om daaraan te ontsnappen door het volgen van de vier edele waarheden en het edele achtvoudige pad. Volgens de hindoeïstische leer bezit de mens een eeuwige ziel, die als een tweede kleed (de klassieke metafoor uit de Bhagavad Gita) tevoorschijn komt onder het eerste van het fysieke lichaam, dat de mens aflegt bij het sterven.

De leer van de transmigratie

Het boeddhisme spreekt — in tegenstelling tot de leer van de ziel (atman) in het hindoeïsme — over de leer van de transmigratie. Dit wordt niet gezien als een zielsverhuizing van een permanent zelf van het ene leven naar het volgende.
De Dalai Lama van het Tibetaanse Boeddhisme is in die zin op het verschil tussen incarnatie en reïncarnatie ingegaan. Dat betekent dat er niet van een persoonlijke wedergeboorte wordt uitgegaan. Immers ‘hetzelfde’ individu wordt niet wedergeboren.

Er zijn in het boeddhisme verschillende opvattingen over wat er na de dood gebeurt. Er zijn twee hoofdrichtingen: Theravada en Mahayana.
In het Theravada boeddhisme blijft men dicht bij de leer van de historische boeddha, die het nirvana beschreef als het uiteindelijke doel.
In het Mahayana boeddhisme is er door de eeuwen heen een visie ontwikkeld dat nirvana om meer dan individuele verlossing gaat, het bereiken van een verlichte samenleving.

Nirvana, verlossing

Gautama Buddha gaat het Nirvana binnen[6]

Nirvana is een Sanskriet woord dat ‘versterven’ of ‘uitdoven’ betekent. Volgens het Theravada boeddhisme gaat het daarbij om de vernietiging van de illusie van het permanent bestaan van een individueel zelf. In het Mahayana boeddhisme gaat het niet om het bereiken van nirvana maar om Boeddhaschap. Dan heeft men ook een verloste staat van zijn bereikt, maar besluit toch wedergeboren te worden teneinde de mensheid te helpen van lijden verlost te worden en het ongeborene en het niet-geconditioneerde bestaan als verlichte samenleving te bereiken.

Het bereiken van een verlichte staat van zijn, als samenleving of als individu, is een zuiveringsproces, door zich te ontdoen van de drie vergiften: gehechtheid, haat en onwetendheid. De boeddhistische filosoof Nagarjuna omschrijft nirvana als een ultieme staat van zijn, voorbij bestaan en niet-bestaan.

Ongedifferentieerde zo-heid

Nirvana, als staat van innerlijke vrede en onthechtheid, wordt ook wel als Acintya, omschreven, het Sanskriet woord voor het onuitsprekelijke en ondenkbare, zijn voorbij denken. Waar dit vanuit boeddhistisch perspectief verwijst naar de gerealiseerde staat van het niet-zelf of ‘leegte’, geloven hindoe-richtingen dat nirvana de vereniging van de ziel (atman) met god (Brahman) is.
Hoewel het woord ‘leegte’ suggereert dat er dan ‘niets’ is, beschrijven boeddhisten deze staat als een gelukzalige staat van zijn; als het bereiken van de ware aard van het zelf en de fenomenen, waar de werkelijkheid als een ongedifferentieerde zo-heid verschijnt.

De leegte wordt daarom ten onrechte geïnterpreteerd als dat er niets zou zijn. De leegte is niet te beschrijven. Hetgeen de boeddhist nastreeft is niet ‘niets’, geen vernietiging.
Integendeel, naarmate hij het nirvana nadert, is hij een ontspannen, gelukkig, vrij en gelijkmoedig mens (vandaar de woordspeling volledig).

  • Gombrich, Richard (1996) Theravada Buddhism. A Social History from Ancient Benares to Modern Colombo,
  • Hoogcarspel, E. (2016) Het Boeddhafenomeen. Leusden: ISVW Uitgevers.
  • Trungpa, Ch. (1990) De Weg van de Krijger. Cothen: Servire uitgevers.
  • Trungpa, Ch. (1996) Ordelijke chaos. Het principe van de mandala. Amsterdam: Uitgeverij Karnan.
  • Wit, H.F. de (1993; 2013) De Verborgen Bloei. Over de psychologische achtergronden van spiritualiteit. Utrecht: Ten Have.
  • Wit, H.F. de (1998; 2016) De lotus en de roos. Boeddhisme in dialoog met psychologie, godsdienst en ethiek. Herziene editie. Utrecht: Ten Have.
  • Wit, H.F. de (2005) De Drie Juwelen. Hoe het pad van de Boeddha op te gaan. Utrecht: Ten Have.
  • Wit, H.F. de (2009) Het open veld van de ervaring. De Boeddha over inzicht, compassie en levensgeluk. Utrecht: Ten Have.
  • Wit, H.F. de (2014) Wijsheid in emotie. Utrecht: Ten Have.
  • Wit, H.F. de (2015; 2017) Boeddhisme voor denkers. Samen met Jeroen Hopster. Utrecht: Ten Have.
Noten

[1] vertaling Greg Suffanti uit het Sanskriet
[2] Bron: boeddhistische mediterende monnik 
[3] Bron: Thich Nhat Hanh-quotes
[4] Bron:  Nāgārjuna
[5] Bron: Dazu Wheel of Reincarnation
[6] Bron: Khmer traditional mural painting depicts Gautama Buddha entering parinirvana, Dharma assembly pavilion, Wat Botum Wattey Reacheveraram, Phnom Penh, Cambodia.

2017-12