Rosalie de Wildt
Lezing HKU op 28 oktober 2010
Als we over iemand zeggen dat hij of zij lui is dan bedoelen we dat meestal niet als een compliment.
“Ledigheid is des duivels oorkussen”,
predikt het Christendom al eeuwen.
Kleine kinderen mogen nog wel uren verdoen met wat wij vaak ‘niets’ noemen, zoals het intensief bestuderen van een mierenhoop of het languit liggen kijken naar de voorbijglijdende wolken. Zodra echter de schoolleeftijd aanbreekt vinden de grote mensen toch dat er geleidelijk aan een eind moet komen aan zinloos gelanterfanter en dus worden we druppelsgewijs aangespoord om te presteren en ons tempo op te voeren.
Om later als we groot zijn af en toe nog even terug te mogen vallen in onze blijkbaar natuurlijke staat, hebben we dan met elkaar het fenomeen vakantie uitgevonden, wat komt van vacant en dus letterlijk lege tijd betekent … tijd dus die meestal niet gevuld is met allerlei verplichtingen die ons nopen ons levensritme op te voeren.
Even op adem komen zeggen we dan, even opladen …
Oblomov
150 jaar geleden beschreef de Russische schrijver Gontsjarov zijn romanfiguur Oblomov, de bekendste vertegenwoordiger van de luiheid in de wereldliteratuur, als het volgt:
‘Zijn liggende houding kwam niet voort uit noodzaak, zoals bij een zieke of bij iemand die slapen wil, het was geen toeval, omdat hij vermoeid was, het was zijn normale houding’.
Als in de roman goedwillende mensen in zijn naaste omgeving Oblomov proberen over te halen van zijn bed op te staan en iets te gaan doen al was het maar naar feestjes of naar de opera te gaan, vindt hij dat allemaal teveel gedoe. Veel liever blijft hij gewoon lekker lui liggen en verklaart zijn voorkeur om niet onnodig op te staan met de woorden:
‘Als ik al die dingen moet gaan doen, wanneer moet ik dan lèven?’.
Vandaag wil ik de luiheid, die volgens Oblomov blijkbaar juist erg nauw met het leven verbonden is, eens in het zonnetje zetten en dat wil ik doen aan de hand van het gedachtegoed van de Franse filosoof Henri Bergson.
Bergson werd geboren in Parijs in 1859, werkte het grootste deel van zijn leven in Parijs en overleed daar ook nu bijna 70 jaar (anno 2024 ruim 80 jaar) geleden. Hij dacht zijn hele leven na over de tijd en wat tijd nu eigenlijk is. En daarbij kwam hij tot de grappige conclusie dat de luiheid die een kind nog mag hebben, luiheid in de betekenis van het volledig kunnen opgaan in wat zich op dat moment van het bestaan ook maar aandient, juist een erg positief vermogen is. Die soort luiheid, volgens Bergson de kunst van het een zijn met de tijd, gaat naar zijn idee hand in hand met creativiteit en inlevingsvermogen.
Als je niets-doen zó opvat heb je het dus over het vermogen om flexibel in te springen op allerlei onverwachte situaties juist vanwege een ongestoorde aandacht en rechtstreekse betrokkenheid met de naaste omgeving.
Proefschrift
Toen Henri Bergson 30 jaar was, schreef hij zijn proefschrift: ‘Essai sur les données immédiates de la conscience’. Een beschouwing over de onmiddellijke ervaring van het bewustzijn.
Wat bedoelde hij met de notie: onmiddellijke ervaring? Onmiddellijk ervaren betekent letterlijk dat iets direct, niet door tussenkomst van iets anders, waargenomen wordt.
Meestal gebruiken we onze ogen of oren om iets te zien of te horen. Of we gebruiken woorden en taal om een gevoel uit te drukken of om iets te beschrijven.
Als we bijvoorbeeld een mooi schilderij zien gebruiken we onze ogen om te ervaren wat er te zien valt en onze taal om ons gevoel daarbij met anderen te delen.
Maar het kan ook gebeuren dat je geraakt wordt op een heel ander niveau, ergens in je buik of in je knieholtes of helemaal nergens of misschien wel in je ziel.
In zijn proefschrift doelt Bergson op ervaringen die rechtstreeks ons bewustzijn binnenkomen, nog vóór de tussenkomst van bijvoorbeeld onze zintuigen, onze hersenen of van taal.
We kennen allemaal wel van die momenten waarop we bijvoorbeeld keken naar een warme oranje zonsondergang en dat het leek alsof we een beetje opgingen in alles om ons heen.
En velen van jullie hebben wel de ervaring dat het soms lijkt of iets eerder tot je doordringt dan dat je hersens konden bevatten.
Dan zeggen we achteraf: hoe kwam ik daar nu ineens op? of Wat gebeurde er eigenlijk waardoor ik zo geraakt werd?
Bewustzijn
Het bewuste leven toont zich volgens Bergson op twee manieren: of we hebben een onvertroebelde en onmiddellijke blik op de werkelijkheid, of, helemaal aan de andere kant van het spectrum, we nemen de dingen des levens waar alsof we door een immense caleidoscoop kijken.
Dat laatste, die verbrokkelde blik, die is ons het meest vertrouwd want die hebben we nodig voor het leven van alledag. In onze ‘struggle for life’ zijn we er nu eenmaal aan gewend geraakt onze omgeving in stukken en brokken te hakken en daar de voor ons noodzakelijke zaken uit te pikken. Zonder dat ontwarrende vermogen van ons brein zou het bestaan onmogelijk zijn. Als we niet zouden weten waar de bakker was en hoe laat de winkel open is, is het moeilijk croissantjes kopen.
Maar er zijn ook ervaringen die lijken voort te komen uit een andere werkelijkheid. Het zijn ervaringen van een soort eenheid en tijdloosheid, zoals bijvoorbeeld kan gebeuren als je een eerste blik werpt op een pasgeboren baby of als je een lange wandeling maakt in de bergen of in het bos en je de tijd helemaal vergeet. Dat zijn vaak momenten waarop je je meer in de werkelijkheid voelt dan tijdens de dagelijkse routine. De wereld lijkt veel ruimer en helderder.
Het zijn die andere, niet goed te begrijpen momenten van een transparante werkelijkheid, die Bergson echte of pure tijd noemt. En dan gaat het dus vooral niet om de tijd van de horloges en de klokken, dat is niets meer dan een door de mens bedacht foefje om het leven wat structuur te geven maar om wat Bergson noemt: zuivere of reële tijd.
Hoe kwam Bergson nu tot de gedachte dat onze tijdsopvatting, die van de uren en de minuten, maar een heel klein stukje is van de werkelijkheid?
Dat de klokken niet meer zijn dan een afspraak die mensen met elkaar gemaakt hebben om een beetje meer grip te krijgen op het bestaan.
Op de middelbare school was Bergson erg goed in wiskunde en natuurkunde, maar hij koos uiteindelijk toch voor de filosofie tot verdriet van zijn wiskundeleraar.
Liefhebber en kenner van de wis- en natuurkunde bleef hij wel en toen hij tegen zijn dertigste aan zijn proefschrift schreef, lag het voor de hand dat hij een natuurkundige en tegelijkertijd filosofische vraag opwierp. Zo vroeg hij zich af of het mogelijk is de intensiteit van een ervaring in ons bewustzijn op dezelfde manier te meten zoals we dat in de wetenschap doen bij een natuurkundig verschijnsel.
Stel, bedacht hij, dat we bijvoorbeeld willen meten hoe sterk we het licht van verschillende sterkten uit verschillende bronnen ervaren. Is het dan zo dat de ervaring in ons bewustzijn gelijke tred houdt met de fysische of chemische prikkel van buitenaf?
In de natuurkunde is het natuurlijk redelijk gemakkelijk te meten dat er een kwantitatief verschil is tussen de sterkte van de ene of de andere lichtbron. De ene lichtstraal is bijvoorbeeld 4x zo fel als de andere. En weer een andere lamp schijnt 4x zwakker.
Maar, vroeg Bergson zich af, is het dan ook op dezelfde manier mogelijk te meten wat onze reactie is, onze bewustzijnstoestand, bij het waarnemen en ervaren van die verschillende lichtbronnen?
Sterker nog, kunnen we die reactie eigenlijk wel meten en zo ja, loopt de intensiteit van de reactie dan parallel met de gemeten waarden? Nemen we ook echt vier keer meer sterkte waar als het licht 4x sterker is? En ervaren we die andere lamp ook echt 4x zwakker?
Bergson concludeert dat het volstrekt onmogelijk is om te meten of een 4x sterker licht ook een 4x sterkere intensiteit van onze gewaarwording geeft. Het is als appels met peren vergelijken, aan de ene kant de kwantiteit, het meetbare, en aan de andere kant de kwaliteit, de mate van intensiteit van onze bewustzijnstoestanden dat verschil tussen kwantiteit, dus alles wat je met een liniaal of een weegschaal kan meten en kwaliteit, iets onmeetbaars en ongrijpbaars, was een eyeopener voor hem en werd de centrale gedachte van zijn zo beroemd geworden tijdsfilosofie.
Tijd en werkelijkheid
De centrale gedachte van Bergson was dus dat je op twee manieren naar de werkelijkheid kunt kijken.
Om het onderscheid tussen beide opvattingen van de werkelijkheid duidelijk te maken, geeft Bergson een heldere analyse over de praktische aard van onze gebruikelijke manier van denken. Ons denken, zegt hij, is net als onze indeling van tijd en ruimte, gericht op het handelen. Ons verstand bestuurt wat we doen, hoe we handelen. De hersens staan ten dienste van het handelen en zijn dus een nuttig orgaan waar we niet buiten kunnen omdat het ons simpelweg in leven houdt.
Zo spreekt hij dan ook over de mens als homo faber, ‘de handelende mens’, in plaats van het jullie wel bekende en vaak gebruikte ‘homo sapiens’, de wetende mens.
Waarom vindt hij de constatering dat de werking van de hersens voornamelijk gericht is op het handelen nu zo belangrijk en waarom doet hij zijn leven lang zoveel moeite om het verschil te benadrukken tussen wat er aan onmeetbare werkelijkheid in ons innerlijk gebeurt en wat daarbuiten allemaal aan meetbare gebeurtenissen plaatsvindt?
Hij doet dat omdat hij het verschil tussen het meetbare en het onmeetbare, tussen kwantiteit en kwaliteit van essentieel belang vindt voor het denken over wat tijd eigenlijk is. Want als Bergson spreekt over echte tijd, een tijd die duurt, gaat het om tijd die stroomt, steeds verandert en zich nooit herhaalt. Om die tijd, die zich in eerste instantie binnen ons innerlijk afspeelt, te ontdekken moeten we dus de blik naar binnen richten en ons eigen bewustzijn gadeslaan. En dat is een moeilijke opgave, geeft Bergson meteen toe!
Naar binnen kijken is een hele klus omdat we onze gebruikelijke denkarbeid moeten omdraaien. Niet meer onze blik naar buiten richten, zoals we gewend zijn te doen, maar naar binnen. Niet meer de dingen verbrokkelen, categoriseren en indelen, maar een glimp opvangen van wat er in ons innerlijk aan onafgebroken stromende tijd te beleven is.
Uit ervaring weet je vaak hoe moeilijk het is wat meer over jezelf te weten te komen, terwijl je grappig genoeg jezelf eigenlijk het beste zouden moeten kennen omdat je toch bij jezelf inwoont.
Onze geest voelt zich in ons innerlijk vaak als een toerist in een vreemd land , gewend als we zijn ons naar buiten te richten en te handelen.
De tijd, zegt Bergson, neemt in onze gedachten meestal een ruimtelijke vorm aan. En net als de centimeters en meters waarin we de ruimte verdelen, verdelen we de tijd in minuten en uren en dagen.
Nu hebben we natuurlijk zo’n ruimtelijke indeling ook gewoon nodig, om controle te houden over de dingen in de alledaagse praktijk. Je moet nu eenmaal weten hoe laat het is om ergens op tijd te kunnen zijn.
Maar, zonder ons daarvan bewust te zijn, passen we dezelfde ruimtevormen ook toe op ons innerlijk leven. Het verstand neemt als het ware afstand van wat er binnen in ons aan levende ervaring continu aan het verschuiven en veranderen is.
Het verstand kan simpelweg ook niet veel meer doen dan het innerlijk leven van buitenaf proberen te begrijpen.
De centrale gedachte, en dit idee zal richtinggevend blijken voor Bergsons hele verdere werk, is dat er in ons innerlijk een levende, een zuivere en werkelijke tijd te vinden is, die weinig te maken heeft met de ons bekende, mechanisch in minuten en uren ingedeelde kloktijd.
Het is de tijd van het leven zelf, een onafgebroken werkelijkheid.
Die tijd noemt Bergson durée of duur.
Durée
Onze bewustzijnstoestanden zijn continu in beweging en volgen elkaar onafgebroken op. Ze zetten zich als het ware in elkaar voort en beïnvloeden elkaar.
Terwijl het steeds van elkaar verschillende bevindingen zijn, stromen ze tegelijkertijd in elkaar over. Je kent het zelf ook wel: Angst verandert in overmoed, verdriet gaat over in rust en loomheid leidt tot verwondering en scheppingskracht.
Voor Bergson openbaart de innerlijke waarneming meer werkelijkheid dan ooit in de uitwendige, hoe scherp en geduldig ook onderzocht, kan worden gekend. Het is de sleutel tot de levensverschijnselen. Sterker nog, hij beschouwt het onderzoeken van de onmiddellijke ervaring in de echte tijd als de meest exacte vorm van wetenschap.
Bergson verwoordde hij zijn gedachten over het bewustzijn als het volgt. Ik citeer:
‘Er moeten dus twee ‘ikken’ zijn, waarvan het ene de uitwendige projectie van het andere is, de ruimtelijke om zo te zeggen, sociale voorstelling ervan.
Het andere ik bereiken we door een verdiept nadenken, dat ons onze innerlijke toestanden als levende wezens doet grijpen, die elkaar doordringen.
Maar de ogenblikken waarop we onszelf zo hervinden zijn zeldzaam; we leven meestal aan de buitenzijde van onszelf, en merken van ons zuivere ‘ik’ alleen een verbleekte schim. Zo verloopt ons bestaan meer in de ruimte dan in de tijd; we leven meer voor de wereld buiten ons, dan voor onszelf; we spreken meer dan we denken; we worden ‘gehandeld’ meer dan dat we zelf handelen.
Vrij handelen, dat is opnieuw bezit nemen van zichzelf, zich terug begeven in de duur.’
Intuïtief denken
Om dichter bij de werkelijke tijd te komen ontwikkelt Bergson een filosofische methode die hij de methode van de intuïtie noemde. Hij heeft lang geaarzeld bij de keuze voor het woord intuïtie, omdat het, ook in zijn tijd al, vaak stond voor iets vaags en zweverigs, terwijl Bergson zijn methode van de intuïtie juist zag, ik noemde het al, als de meest exacte vorm van wetenschap.
Intuïtief denken is, kort gezegd, het vermogen met het ritme van het leven samen te vallen. Het is het vermogen om één te worden, te sympathiseren, zoals Bergson zegt, met de wereld om je heen. Het is denken ‘sub specie durationis’, wat betekent: denken in het licht van de duur.
Je er altijd bewust van zijn dat wat bedacht is maar een klein speldenknopje is van een grotere werkelijkheid, die van de stromende tijd. Want hoewel het natuurlijk duidelijk is dat intuïtief denken bij uitstek het gebied is waar analytisch onderzoek blijft steken, onthult het ‘penser en durée’, het denken in duur een veel omvattender werkelijkheid. Het verstand staat niet los van het intuïtief denken maar het is als het ware ingebed in een veel groter denkgebied, het denken in duur, in zuivere tijd.
Kegel (tekenen)
Zo beschrijft Bergson de metafoor van de kegel:
Het bewustzijn is het geheugen, het steeds aangroeiende verleden dat de persoonlijkheid zelf is. Het is een omgekeerde kegel die zich voortdurend verlengt. De punt rust op de stoffelijke wereld, bovenaan, aan de basis, is zuivere waarneming. Het heden verandert onophoudelijk.
Er stromen steeds herinneringen van de basis naar het puntige vlak waar de handelingen moeten plaatsvinden. Maar er stromen ook beelden en indrukken van de punt naar de basis.
Als je je dus een voorstelling probeert te maken van Bergsons blik op het bewustzijn dan zie je een klein deeltje praktische en gespannen werking van het brein en het verstand omgeven door een in toenemende mate diffuser en ontspannen bewustzijn dat het levende in de zuivere werkelijkheid steeds dichter nadert.
Praktijk
En dan nu van de filosofie weer terug naar de praktijk.
Dit verhaal deed een poging om te onderzoeken of een, vaak juist bekritiseerde, eigenschap als luiheid zou kunnen bijdragen aan een beter leiderschap.
Nu zijn we het er allemaal over eens dat luiheid samen gaat met ontspanning en opgaan in wat of wie zich aandient. Of je nu languit op de bank ligt of dat je gewoon wat aan het rommelen bent aan je bureau, als je lui bent ben je duidelijk wat verder verwijderd van de praktische handelende kant van je bewustzijn.
En juist omdat er even lekker niets hoeft te gebeuren, de hersens even niet aan het werk zijn gezet omdat er gehandeld moet worden, merk je vaak een toegenomen helderheid en wat meer ruimte.
Helderheid en ruimte: twee onontbeerlijke eigenschappen voor een effectief management. Helderheid om mogelijkheden te zien die de ratio alleen eenvoudigweg nooit kan bedenken en ruimte om open te kunnen staan voor je omgeving.
Zo’n luie leider, een die de kunst verstaat de tijd de baas te zijn, blijkt vaak een verademing voor het bedrijf. Zo’n levenskunstenaar is vaak een bron van creativiteit en vernieuwing.
Het is ontspannen samenwerken met iemand die de kunst van het actieve luieren verstaat.
Er kan nu eenmaal veel gemakkelijker iets moois opbloeien vanuit vrijheid dan vanuit een rigide keurslijf.
Want, met een knipoog naar de passieve Oblomov: waarachtig luieren en ten volle leven zijn twee keerzijden van dezelfde medaille.
Noten
[1] Bron: Oblomov en Zakhar (1885) ― K.N. Chichagov. illustratie voor de roman ‘Oblomov’
[2] Bron: Proefschrift Essai sur les données immédiates de la conscience (1889) ― Henry Bergson, Leiden University Library
[3] Bron: Caleidoscoop ― foto Ad Meskens, AHHAA, Tartü, Estland
[4] Bron: De man die zijn fortuin verdient (2013) ― foto Sabrina canese
[5] Bron: Henri Bergson (1891) ― Jacques-Émile Blanche
[6] Bron: Kegel ― Bergson, Matter and Memory, Fig. 5, page 211
[7] Bron: Waarachtig luieren en ten volle leven ― foto Dirk De Backer