Erik Hoogcarspel
Tijdens deze dagen van algemene medisch noodzakelijke retraite, bleken er opeens in een week twee spijkerbroeken van mij totaal versleten te zijn. Naar de winkel gaan om nieuwe te kopen kon niet, dus dan maar bestellen op internet. Dat moest kunnen dacht ik, denkend aan vroeger toen je iemand gewoon kon vragen om een nieuwe spijkerbroek voor je te kopen. Hetzelfde merk met dezelfde maten paste altijd.
Toen ik op het internet zocht ik naar hetzelfde merk en dezelfde maten, bleek dat er iets was veranderd, het merk had verschillende pasvormen in de aanbieding en het was moeilijk om uit te maken welke de juiste was. Wat ik in mijn maten vond en uiteindelijk bestelde bleken een soort spijkerbroekachtige maillots te zijn, die vrouwen nogal eens dragen om hun vormen goed te laten uitkomen. Dit was niet op de foto’s te zien.
Hier werd eens bevestigd wat mij eerder bij het winkelen ook al was gebleken: de kleine herenmaten zijn gewoon uit het assortiment gehaald. De oude versleten broeken had ik overigens in Thailand gekocht.
Procrustes
Procrustes nodigde voorbijkomende reizigers uit om bij hem te overnachten. Als ze op zijn uitnodiging ingingen, en zich te ruste hadden begeven, kwam Procrustes kijken of zijn gast in het bed paste. Meestal was dat niet zo. Was een gast nu te kort, dan rekte hij zijn ledematen met geweld uit, was hij te lang, dan hakte de gastheer er een stuk van af. Meestal eindigde deze behandeling met de dood, zodat Procrustes de bezittingen van de reiziger kon roven.[1]
We leven in procrustische tijden waarin gelijkheid heilig is geworden. Onderscheid, discriminatie, is zo’n beetje de bron van alle kwaad. We moeten allemaal gelijk zijn. Alle kinderen in een klas, allemaal schaatsen of naar het strand op hetzelfde moment, allemaal dezelfde kleding en dezelfde maten, met wat elastiek in de stof past het toch wel.
Allemaal wonen in dezelfde blokkendozen, allemaal zzp-er worden, allemaal denken dat we eens op een directiezetel zullen belanden, maar toch allemaal vrije individuen.
In openbare bibliotheken zijn alleen nog maar boeken te leen die iedereen leent en boekhandels verkopen alleen boeken die iedereen koopt. Deze censuur is het gevolg van de “onzichtbare hand”, zoals Adam Smith (1723–1790), de vader van de economie het noemde. Als geld verdienen en concurrentie de enige drijfkrachten zijn van de economie, dan worden de incourante producten, een verliespost.
Wat hier opvalt is, dat er een verband is tussen gelijkheid en ongelijkheid. Hoe meer we aan elkaar gelijk worden, hoe meer we naar ongelijkheid gaan streven. We zijn allemaal bang om iedereen te worden. Daarom wordt de markt overspoeld met spullen die in wezen hetzelfde zijn maar wel allemaal een andere versiering hebben.
Bij spijkerbroeken gaat het dan om individuele scheuren en slijtplekken. Dit levert naast keuzestress een dubbele teleurstelling op: het gebruiksgemak en de duurzaamheid worden opgeofferd aan de verschillen en de verschillen zijn alleen in schijn verschillend.
Wil je vandaag de dag echt iets te kiezen hebben dan moet je naar de 2e handswinkel (“vintage” heet dat tegenwoordig in de taal van het massa-snobisme). Omdat we toch allemaal hetzelfde willen, lopen de winkels altijd een seizoen voor, zodat je winterlaarzen moet uitzoeken als de mussen geroosterd uit de dakgoot vallen.
Het gevolg is dat wij allemaal in het uniform lopen dat de kledingindustrie heeft bedacht, terwijl diezelfde kledingindustrie ons bombardeert met advertenties waarin ze verkondigen dat ze juist dat hebben waar we ons hele leven op hebben zitten wachten en wat we nodig hebben om echt individu te zijn.
Het beste bewijs is de etalage van een winkel in gympies (“sneakers” in het snobs). Het is een overdaad van eentonige variatie, variatie die zich beperkt tot de details. Gelijkheid heeft zich vermomd als individualisme.
Gelijk onderwijs
Het echte probleem komt pas als gelijkheid een vanzelfsprekend onderdeel gaat worden van onze cultuur. Een goed voorbeeld is het onderwijs. Niet iedere jongere heeft behoefte aan dezelfde hoeveelheid en dezelfde soort onderwijs. Een loodgieter of een buschauffeur hoeft nu eenmaal niet naar de universiteit, zo iemand heeft het daar ook niet naar haar zin.
Dat betekent echter wel dat een huisarts, die wel naar de universiteit is geweest, het rijk veel meer geld heeft gekost. Volgens de gelijkheidsideologie is dit niet eerlijk.
Sommige mensen pleiten daarom hartstochtelijk voor brede brugklassen of zelfs een middenschool waarbij zoveel mogelijk leerlingen met zoveel mogelijk verschillende onderwijsbehoeften bij elkaar in een grote klas worden gezet.
De meest progressieven willen zelfs alle klassen afschaffen, net zoals in de middeleeuwen het geval was. Deze mensen gruwen van elite scholen, categoriale gymnasia waar slimmerikjes grapjes over de algemene relativiteitstheorie aan elkaar vertellen in het Latijn.
Een kind komt volgens deze ideologie alleen maar tot bloei in het Procrustes-onderwijs, grote klassen waarbij leerlingen met dezelfde interesse elkaar alleen tijdens de pauzes en na schooltijd kunnen opzoeken.
In de klas zitten ze tenminste door elkaar. Dat is goed volgens de gelijkheidsideologen, want dan kunnen de slimmen de dommen helpen en nemen ze eigenschappen van elkaar over. Aan het einde van de schoolperiode zijn hun vaardigheden allemaal van gelijk niveau, die boeken lezen die iedereen leest en die denken wat iedereen denkt. Iedereen heeft dezelfde maat: de middelmaat. Het gevolg daarvan kunnen we in de Nederlandse politiek met eigen ogen aanschouwen.
Ik heb het zelf van dichtbij meegemaakt, de leerboeken werden twee keer zo dik omdat er op drie niveaus uitleg en opgaven in moesten staan en in de klas moest je op drie niveaus uitleggen. Het was echter onvermijdelijk dat de slimmeriken zich stierlijk zaten te vervelen en de minder slimmen voortdurend zaten te tekenen omdat ze wat met hun handen wilden doen.
En om nog maar een mythe door te prikken: kinderen kunnen elkaar heel goed uitleggen hoe je iets moet doen, maar niet hoe je iets moet begrijpen. Dat laatste kun je beter aan experts overlaten, onderwijzers en leraren, die hiervoor hebben geleerd en er bovendien elke dag opnieuw over nadenken.
Rangen en standen
Het is niet verwonderlijk dat het begrip “gelijkheid” in andere culturen geen rol speelt. Blijkbaar heeft men daar wel van de ervaring geleerd.
Voor Confucius waren rangen en standen in de maatschappij noodzakelijk voor een harmonische en goed functionerende samenleving. Een referendum zou volgens hem alleen maar tot grote rampen leiden, want ongeletterde en slecht opgevoede mensen kunnen niet weten wat het beste is voor ieder. Mencius voorspelde rampen als de regering niet uit intellectuelen zou bestaan maar uit handwerkslieden (Mencius 3a4; TTC: 2705).
In de Bhagavad Gīta wordt de totale maatschappelijke ineenstorting gekenmerkt door het zich vermengen van de kasten.
In het oude Griekenland tenslotte werd rechtvaardigheid gedefinieerd “als ieder geven wat hem toekomt”, dus niet iedereen hetzelfde of evenveel geven.
De boeddha heeft het nooit over gelijkheid gehad. Alleen in de theorieën over de tathāgathagarbha of boeddhanatuur, kwam de gelijkheidsgedachte naar voren in de stelling dat iedereen een kiem van boeddhaschap in zich heeft. Dit bleef natuurlijk theorie, het veranderde niets aan het kastesysteem in India of aan de slaven- en eneuchenhouderij in China.
Every little girl
De schijnheiligheid van de gelijkheidsideologie komt duidelijk naar voren in de inaugurale rede van de Amerikaanse vicepresident Kamala Harris. Ze was erg trots op het feit dat zij als eerste niet-blanke vrouw zo’n belangrijke positie had gekregen en zei:
“Because every little girl watching tonight sees that this is a country of possibilities.”
(want ieder klein meisje dat vannacht kijkt ziet dat dit een land met mogelijkheden is).
Natuurlijk wist een cameraman een beeld op te vangen van een klein donker meisje dat tranen in haar ogen had. Heel de wereld was ontroerd en even overtuigd van de superioriteit van de “beschaving” in de V.S.
De waarheid is heel anders zoals iedereen weet. Verreweg het grootste gedeelte van al deze kleine meisjes in de Verenigde Staten zullen in de schoonmaak terecht komen of winkelbediende worden. Daarnaast zullen er een aantal in de zorg belanden of in het onderwijs, waar ze met drie banen tegelijk net de huur kunnen betalen. De kans dat een kind in de V.S. of waar dan ook, stinkend (invloed)rijk wordt, is dus verwaarloosbaar klein. Je hebt meer kans om rijk te worden met magneetvissen.
Ongelijkheid wordt in onze “cultuur” dus stelselmatig ontkend. Het is zelfs nog erger: als je je “possibilities” niet waar maakt, dan ben je een luie donder omdat je niet het beste uit jezelf hebt gehaald!
Dit is niet veel anders dan in India, waar je het aan jezelf te wijten hebt als je bijvoorbeeld dagelijks het riool in moet duiken om met je handen verstoppingen los te trekken. Dit komt namelijk omdat je van een lage kaste bent en dat komt weer omdat je zelf vroeger slecht karma hebt gemaakt! In India heb je dan nog het vooruitzicht dat dat slechte karma eens uitgewerkt raakt en dat er dan betere tijden zullen uitbreken.
Voor de kinderen in de Verenigde Staten zit dat er niet in: het verschil tussen rijk en arm wordt alleen maar groter. Dit doet “de onzichtbare hand”, die door middel van gelijkheid economische ongelijkheid schept.
Gelijkheid maakt dus niet gelukkig, wat dan wel? Als we dan niet gelijk zijn komt dat doordat we onvergelijkbaar zijn. Vaak wordt vergeten dat je een ander als medemens kunt respecteren buiten alle verschillen in status en bezit om.
Ik herinner me dat ik op een keer in Varanasi in een restaurant zat te eten, terwijl even verderop een jongen van een jaar of 16 de vloer aan het dweilen was. Ik keek hem aan en hij stak zijn hand uit en ik liep naar hem toe en schudde hem de natte hand. Er verscheen een brede glimlach op zijn gezicht.
Gelijkheidsbegeerte
Volgens de Franse filosoof René Girard bestaat de bron van alle kwaad uit de begeertes die ontstaan doordat we anderen nadoen.
Tijdens Chinees nieuwjaar reizen bijvoorbeeld alle Chinezen als het enigszins kan naar hun geboorteplaats. Dat is helemaal niet handig, maar men doet dit omdat iedereen het doet. Als het een paar dagen vriest is iedereen bang om deze gelegenheid te missen zodat er wegen en parkeerplaatsen moeten worden afgesloten omdat het anders te druk wordt. Sinds het begin van de mensheid zijn jongeren altijd opgegroeid zonder met duizenden bij elkaar in een grote ruimte onder oorverdovend lawaai te gaan hossen. Nu dit even niet kan, klagen de jongeren steen en been, het is een levensbehoefte geworden omdat iedereen er aan meedeed.
Trouwens, ook de begeerte naar een spijkerbroek is op imitatie gebaseerd.
De meest verdorven invloed doet zich echter gelden in de financiële wereld. Miljonairs en miljardairs vergaren geld met geen andere drijfveer dan meer te hebben dan iemand anders. Ze halen allerhande half-legale trucs uit om geen belasting te betalen, hoewel ze dat zich best kunnen permitteren. Ze houden hun werknemers in de armoede en vervuilen de natuur, zonder enige wroeging, alleen maar omdat anderen dat ook doen.
De gelijkheidsideologen vergeten dat er een achtergrond van schaarste wordt verondersteld waardoor iedereen wil wat de ander heeft. Alleen door deze achtergrond kan gelijkheid een zeker gevoel van acceptatie van schaarste geven omdat dan iedereen gelijke kansen heeft en er geen jaloezie ontstaat.
Omdat iedereen hetzelfde wil, is de schaarste ook onvermijdelijk. De meerderheid is zo veroordeeld tot ontevredenheid, omdat het gemis en de schaarste altijd onverdiend zijn.
Iemand die uit de toon valt en niet hetzelfde wil als iedereen, heeft geen last van de schaarste. Deze spelbreker van de schaarste wordt alsnog het voorwerp van jaloezie en kan gemakkelijk tot zondebok of heks worden bestempeld. De concurrentie van allen tegen allen is de basis van onze economie, het is daarom een economie van de armoede, een afvalrace in meer dan een betekenis.
De zondebokken zijn vaak de linkse intellectuelen, die niet meedoen, niet hard werken en niet rijk willen worden, de “Gutmenschen”.
Girard laat zien dat deze schaarste tussen de oren zit. Hij is niet zeker niet de eerste, ook de stoïcijnen, de epicuristen en de boeddhisten hebben dit altijd al verkondigd.
Een arme monnik vond een waardevolle edelsteen, hij besloot deze aan de rijkste man van het dorp te geven, in de vaste overtuiging dat die er meer behoefte aan had dan hij.
Gelijkheid is een illusie
De boeddha heeft het nooit over gelijkheid gehad. Waarom zou hij ook? Als er geen zelf bestaat, dan is er niets dat gelijk of verschillend kan zijn. Gelijkheid is het resultaat van vergelijken en dat doen mensen die in de wereld, samsāra, verwikkeld zijn.
Als je helemaal stopt met vergelijken is elk moment en elke ervaring ongelooflijk fris en interessant. Als het vergelijkende deel van het bewustzijn wordt verlamd door verdovende of psychotrope middelen krijg je er een voorproefje van.
Gelijkheid is bovendien een mooi voorbeeld van de boeddhistische leer van pratītya samutpāda, het afhankelijk ontstaan. Gelijkheid (of ongelijkheid) is namelijk een relatie tussen twee dingen die bovendien van een bewustzijn afhankelijk is. Wat vanuit het ene perspectief gelijk is, is dat niet vanuit een ander.
Om gelijk te zijn (of te hebben) moet je minstens met zijn tweeën zijn en een norm en een getuige hebben. Je bent nooit gelijk zonder meer, maar altijd aan iets anders of een ander. Je kunt ook niet gelijk zijn aan jezelf, want dan zou je nooit kunnen veranderen, aldus de boeddhistische filosoof Nāgārjuna.
Wil de gelijkheid geen mening maar een feit zijn, dan moet dit bevestigd worden vanuit een objectief punt van overzicht buiten mij en de ander om. Net zo goed als ik niet kan weten of ik dezelfde lengte heb als iemand anders zonder te meten, kan ik ook niet weten of ik hetzelfde over iets denk als een ander zonder mijn gedachten en die van de ander te vergelijken vanuit een objectief gezichtspunt.
In een goed gesprek kan ik met de ander samen dit objectieve of intersubjectieve standpunt trouwens wel ontwikkelen. Daarbij is het wel nodig dat er tenminste enkele inzichten zijn die we samen delen en vanwaar we kunnen uitgaan.
Wat de gelijkheidsideologen in hun verblinding vergeten is het menselijk lijden. De boeddha heeft het daar wel veel over gehad en hij was niet de enige. Volgens zijn inzichten wordt dit lijden niet verholpen door iedereen gelijk te maken en door elke hiërarchie af te schaffen.
Als dat het geval was dan was een correctie van de taal, wat Confucius zhèngmíng (正名) noemde, al genoeg voor een collectief nirvāṇa van de gehele taalgemeenschap.
Dat dit niet werkt is in de praktijk gebleken. Het taboe op het woord “neger” heeft in de V.S. niet gezorgd voor betere levensomstandigheden van de “African Americans” en andere niet-witte Amerikanen.
Conclusie
Het geloof in gelijkheid is een noodzakelijke illusie. Je hebt een idee van gelijkheid voor praktische doeleinden nodig, we zouden anders bijvoorbeeld nooit kunnen tellen. Elke gelijkheid verbergt echter een ongelijkheid, het is gebonden aan een bepaald perspectief.
Het veroorzaakt een wildgroei van begrippen, bijvoorbeeld samenzweringstheorieën waarbij het ongelijke, de uitzondering, het nieuwe een soort zondebok wordt.
De elite, het 5G-netwerk, de pandemie, de heks, de jood, de ongelovige, de albino, de buitenlander, er is altijd wel iemand die ongelijk is en dus ongelijk heeft.
Door het absoluut nemen van gelijkheid ontstaat dictatuur van de middelmaat, waardoor een narcistische samenleving of mens ontstaat, die gelijk wordt aan zichzelf, versteent, en niet meer kan en wil meegaan met de stroom van de tijd.
- Beek, Wouter van (1988): Mimese en geweld. Kampen: Kok Agora (111-127)
- Girard, René (1986): De romantische leugen en de romaneske waarheid. Hans Weigand. Kampen: Kok Agora,
- Harris, Kamala: https://www.esquire.com/news-politics/a34608824/kamala-harris-victory-speech-full-transcript/ geraadpleegd op 20-02-2021.
- Li, Chenyang (2012). Equality and Inequality in Confucianism. Dao, 11(3), 295‑313. https://hdl.handle.net/10356/79619
Noten
[1] Zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Procrustes
[2] Bron: Theseus legt Procrustes op zijn eigen bed
[3] Bron: Demonstratie door leerlingen van Middenschool op het Binnenhof in Den Haag (1981)
[4] Bron: Confucius met leerlingen
[5] Bron: https://twitter.com/LiveFreeUS/status/1326936316693508096/photo/1
[6] Bron: René Girard
[7] Bron: Nagarjuna with 84 mahasiddha (detail)
[8] Bron: Nuremberg chronicles ― Strange People ― Umbrella Foot, Nuremberg chronicles ― Strange People ― Headless en Schedel’sche Weltchronik-Large ears