Rosalie de Wildt
WW knipoog 21
Vorige week zaten we in de provinciestad Dijon met een grote Franse familie rondom een lange ovalen tafel. Vlak naast ons de oude vader en moeder, die de volgende dag hun oudste dochter ten grave zouden gaan dragen. Iets verderop de jongere zuster van de overledene en haar oudere broer met hun gezinnen.
Links en rechts geflankeerd door de al volwassen kleinzoons en aan het eind van de tafel de nieuwe vriend van de dode vrouw in wiens armen ze plotseling gestorven was. Ik zeg nieuw, omdat de verkering van die twee vijftigers slechts drie maanden geduurd had.
De Bretonse neven en nichten van de oude moeder waren natuurlijk ook van ver gekomen. De tweede vrouw van de zoon droeg een enorme schaal met in saus drijvende gehaktballetjes binnen en de dochter uit háár eerste huwelijk volgde met de schaal dampende couscous. Er werd goed gerouwd en goed gegeten. Foto’s van de betreurde dochter gingen rond en we kozen mee: ja, die komt morgen op de kist!
Daar zat ik dan, 35 jaar nadat mijn huwelijk met hun neef na bijna tien jaar ten einde was gekomen. Een decennium waarvan ik later vaak dacht dat ik het beter had kunnen doen, sneller voor mezelf en de kinderen had moeten kiezen, kortom dat het een van die periodes was geweest dat het leven die niet ten volle geleefd lijkt.
Mijn wangen werden warm gekust, er bleek tot mijn verrassing een kind in Parijs rond te lopen dat naar mij vernoemd was, we zouden morgen vooraan in de kerk zitten en als hele naaste familie ook een witte roos op het graf gaan leggen. Geen twijfel mogelijk: ik was thuis.
Geluk is voor mij deze weken: omarming van een ogenschijnlijk verloren tijd, die met terugwerkende kracht zomaar een gouden gloed kreeg.
De gloed van het er moeiteloos bij horen.