Rosalie de Wildt
WW knipoog 14
Toen ik veertien was lagen er een schriftje en een potloodje naast mijn bed om iedere morgen de droom van de afgelopen nacht meteen bij het wakker worden te kunnen vastleggen. Ik moet er stellig van overtuigd geweest zijn dat dat om welke reden dan ook een belangrijke bezigheid was. En dat kwam vast omdat ik gemerkt had dat ons filterende brein snel na het ontwaken al die caleidoscopische beelden en verhalen weer uit lijkt te wissen.
Tegenwoordig schrijf ik mijn nachtelijke avonturen zelden meer op. Toch ontmoet ik in mijn slaap nog steeds allerlei bekende en onbekende mensen en bevind ik mij in de meest uiteenlopende situaties. Erg bijzonder is dat niet. Samen met mij verdromen mensen over de hele wereld misschien wel meer tijd dan dat ze verleven. Meestal zijn die dromen een wonderbaarlijk ratjetoe van willekeurig in elkaar overlopende gebeurtenissen die maar zijdelings leunen op wat het leven overdag bracht.
Zo is mijn ouderlijk huis vaak het decor voor mijn nachtelijke reizen. In de meer lucide dromen dwaal ik door de kamers en zie bijvoorbeeld weer haarscherp het gevlochten ijzeren gordijntje dat achter de pijp van de gaskachel hing en het gat van de schoorsteen aan het zicht ontnam. Soms hoor ik mijzelf zelfs spreken tegen mijn ouders, zusje of ook volstrekt wildvreemde mensen die zich op een of andere manier toegang hadden verschaft tot ons privédomein. Een enkele keer slechts kan ik het chaotische verhaal een beetje sturen omdat de situatie mij goed of juist slecht bevalt.
Grappig is dat als we ‘s nachts al dromen van de dingen die overdag hebben plaatsgevonden het vaak juist de onbeduidendste voorvallen zijn, die de meeste kans hebben om terug te komen. Het ‘ik’ dat droomt lijkt een ‘verstrooider’ ik, een ‘ik’ dat zich even ontspannen mocht.
De verhalen die het best harmoniëren met die ontspanning wellen op, denk ik, uit het ‘zachtere’ denkwerk dat in de droom vrijer en ruimer uit kan waaien.
Wat ons brengt bij de best spannende vraag of we het denken van overdag niet te veel waarde toekennen als er overduidelijk nog zo’n groot gebied in ons bewustzijn braak ligt dat ons iedere nacht weer verrast met glimpen op ogenschijnlijk onbekende, soms angstige of onverwacht kleurrijke vergezichten…
Kortom, naderen we ons volle bewustzijn juist als we dromen?
[1] Bron: Lotje (circa 1964, rotaprint, privé bezit)